Naar inhoud springen

Natuurbrand: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Wijzigingen door 83.85.149.96 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Robberd77
Regel 56: Regel 56:


=== Gespecialiseerde flora en fauna ===
=== Gespecialiseerde flora en fauna ===
In verschillende ecosystemen, die voldoende droog zijn en voldoende biomassa opbouwen, komen van nature regelmatig natuurbranden voor. Sommige soorten [[Eucalyptus]]bomen in Australië zijn voor de voortplanting aangewezen op bosbranden. De vruchten van de boom openen zich pas na de grote hitte van vuur en laten dan de zaden vallen. De boom zelf is licht ontvlambaar door de vele etherische oliën die hij produceert en onder de boom ligt gewoonlijk veel oud blad en ook grote takken. Zelfs als de boom verbrandt, overleven gewoonlijk zijn wortels de grote hitte. Parasieten, [[koala]]'s en andere planten zijn zo in het nadeel. Het [[fynbos]] dat uitsluitend te vinden is in de Zuid-Afrikaanse Kaap provincies is een ander voorbeeld, maar hier gaat het om een extreem soortenrijke [[ecoregio]]. De planten hebben verschillende overlevingsstategieën om de branden te overleven. Verschillende daar voorkomende [[Asteraceae]] (''[[Helipterum]]'' en ''[[Phaenocoma]]''), [[Bruniaceae]] (''[[Berzelia]]'', ''[[Brunia]]'' en ''[[Nebelia]]''), [[Cupressaceae]] (''[[Widdringtonia]]''), [[Ericaceae]] (''[[Erica sessiliflora]]''), en [[Proteaceae]] (''[[Aulax]]'', ''[[Leucadendron]]'' en ''[[Protea]]'') houden hun zaden decennia lang in leven in verhoutte bloeiwijzes, die open gaan onder invloed van grote hitte, waarna de zaden wegwaaien. Alle ''[[Leucospermum]]'' soorten produceren vruchten die ongeveer twee maanden na de bloei op de grond vallen. Deze vruchten hebben een zogenoemd [[mierenbroodje]], en worden door de locale mierensoorten eerst meegenomen naar hun ondergrondse nest, om vervolgens het het mierenbroodje op te op te eten. Doordat het overblijvende zaad glad en hard is en te groot voor de mieren om tussen hun kaken te passen, blijven de zaden begraven. Wanneer de vegetatie is verbrand, kiemen de zaden in reactie op chemische stoffen die bij de brand zijn ontstaan den door het sijpelende regenwater door de zaden wordt opgenomen, en door de toegenomen verschillen in dag- en nachttemperatuur. Daar waar de periode tussen de opvolgende branden te klein is om de planten volwassen te laten worden, komen vooral soorten voor, die weer uitlopen vanuit de ondergrondse delen of waarvan de stam beschermd wordt door een dikke, kurkachtige bast.<ref>{{cite journal|first= W.J.|last= Bond|year= 1985|title= Canopy-stored seed reserves (serotiny) in Cape Proteaceae|journal= Suid-Afrikaanse Tydskrif vir Plantkunde|volume= 51|issue= 3|pages= 181-186|url= https://core.ac.uk/download/pdf/82397051.pdf}}</ref><ref>{{cite book|first1= R.M.|last1= Cowling|first2= S.M.|last2= Pierce|first3= W.D.|last3= Stock|first4= M.|last4= Cocks|year= 1994|chapter= Why are there so many myrmecochorous species in the Cape fynbos?|title= Plant-Animal Interactions in Mediterranean-Type Ecosystems|editors= M. Arianoutsou and R.H. Groves|url= https://link.springer.com/chapter/10.1007/978-94-011-0908-6_15}}</ref>
[[Eucalyptus]]bomen in Australië zijn voor de voortplanting aangewezen op bosbranden. De zaden van de boom openen zich pas in de grote hitte van vuur. De boom zelf is licht ontvlambaar door de vele etherische oliën die hij produceert en onder de boom ligt gewoonlijk veel oud blad en ook grote takken. Zelfs als de boom verbrandt, overleven gewoonlijk zijn wortels de grote hitte. Parasieten, [[koala]]'s en andere planten zijn zo in het nadeel.


De larven van de kever [[Melanophila acuminata]] leven uitsluitend in de bast van [[Pinus|dennen]] die door brand werden beschadigd. De volwassen dieren kunnen bosbranden van grote afstand waarnemen door de geur van brandend hars en vliegen ernaartoe om hun eieren te leggen.
De larven van de kever [[Melanophila acuminata]] leven uitsluitend in de bast van [[Pinus|dennen]] die door brand werden beschadigd. De volwassen dieren kunnen bosbranden van grote afstand waarnemen door de geur van brandend hars en vliegen ernaartoe om hun eieren te leggen.

Versie van 16 jul 2018 13:05

Bosbrand op de Veluwe (1976)
Bosbrand
Bosbrand met brandwolk in het dal van de Gila in Arizona
Bosbranden in de omgeving van Canberra beïnvloeden de kwaliteit van het leven (2003)

Men spreekt van een natuurbrand als een natuurgebied, zoals een bosgebied, heidegebied, duingebied of veengebied (gedeeltelijk) in brand staat. Bosbrand is de bekendste vorm van natuurbrand omdat het de heftigste en meest zichtbare vorm is.

Omstandigheden

In de Verenigde Staten wordt op borden aangegeven hoe groot het gevaar op natuurbrand is.
Dit geldt ook voor Nieuw-Zeeland.

Voor een natuurbrand ontstaat moet zijn voldaan aan vier voorwaarden: een ontstekingsbron, voldoende hoge temperatuur, zuurstof en brandstof. De aanwezigheid van water remt de temperatuurstijging door verdamping van het aanwezige water en bemoeilijkt het verbrandingsproces.

Brandstof

Er is brandstof, omdat er veel brandbaar materiaal in de vorm van bomen of struiken aanwezig is. Bovendien kan wanneer het lang niet heeft geregend de brandstof erg makkelijk vlam vatten. Op de grond liggen vaak rottende takken en laag struikgewas die ook alle zeer brandbaar zijn.

Zelfs in de grond is vaak voldoende brandstof en zuurstof aanwezig om een bosbrand zich ondergronds te laten verplaatsen, al zal dit minder heftig zijn dan een bovengrondse brand.

Zuurstof

Er is zuurstof, omdat de brandstof niet allemaal opeengepakt zit, maar voldoende ruimte laat voor de toevoer van zuurstof. Nog meer zuurstof is er wanneer de brand wordt aangewakkerd door een sterke wind, zoals de mistral in Zuid-Frankrijk.

Wanneer een bosbrand voldoende heftig is kan de zuurstoftoevoer nog worden versterkt doordat de hete verbrandingsgassen opstijgen, en koudere, zuurstofrijke lucht uit de omgeving kan worden aangezogen. Bij een grote natuurbrand is de wind die door dit effect wordt gegenereerd van stormkracht.

Een voldoende hoge temperatuur

Een voldoende hoge temperatuur kan door de schaal van een natuurbrand en de energie die bij de brand zelf vrijkomt eenvoudig worden gegarandeerd.

In een heftige bosbrand is de stralingswarmte van de brand op tientallen meters afstand al voldoende om nieuwe bomen te ontsteken. Op deze manier kan een brand grote greppels oversteken die zijn gemaakt om de brand te stuiten.

Ontstaan van een bosbrand

Een bosbrand kan ontstaan als er lokaal een hoge temperatuur ontstaat; voldoende om een brandhaard te krijgen. Dit kan wanneer er:

Een aantal van deze oorzaken zijn natuurlijk: bosbranden bestaan dan ook al zolang er bossen zijn. Wanneer een bos niet door de mens wordt verstoord, zal er een evenwicht ontstaan waarin regelmatig kleine bosbranden woeden die het kreupelhout uitdunnen en vanzelf uitgaan zonder dat er grote schade aan de bomen wordt berokkend. Sinds de mens echter de bossen "helpt" door deze kleine branden te blussen, komen er echter steeds grotere, niet meer te stuiten branden voor. Hierdoor kan zich namelijk heel veel brandbaar materiaal ophopen, wat een ware vuurzee kan veroorzaken.

Om de risico's in te schatten wordt in verschillende landen een natuurbrandindex toegepast. Deze index calculeert het risico op grond van een aantal gegevens.

Vormen van natuurbrand

Grondvuur
Kroonvuur tijdens een experiment

Grondvuur

Grondvuur is een brand in de humuslaag op de grond en woedt grotendeels onder de grond. De voortplanting van deze vorm van brand gaat vrij traag maar de brandbestrijding is zeer moeilijk omdat de vuurhaard moeilijk bereikbaar is. Grondvuur komt niet alleen in bossen voor maar ook in heidegebieden.

Loopvuur

Loopvuur is een brand in de onderste vegetatielaag in het bos. Het gaat dan om de laag dood of afgevallen materiaal en gras, dunne takken en struiken laag boven de grond. Loopvuur kan zich in verschillende richtingen verspreiden, in principe met name met de wind mee. Loopvuur kan zich ontwikkelen tot kroonvuur maar is met een redelijke kans van slagen te bestrijden voordat het kroonvuur wordt.

Kroonvuur

Kroonvuur is het verschijnsel dat de kronen van de bomen vlam vatten en elkaar aansteken. Dit verschijnsel komt voornamelijk voor bij naaldbomen maar kan ook bij loofbomen ontstaan onder bepaalde omstandigheden. Kroonvuur kan zich met wind razendsnel verspreiden omdat er veel zuurstof bij de brandbare dennennaalden en bladeren kan komen. Zeker wanneer er wind waait en/of de brand zich op een heuvel naar boven beweegt kunnen zeer grote snelheden tot wel 60 km/u worden bereikt. Het is dus goed mogelijk, zelfs voor ervaren brandweerlieden, om door een bosbrand te worden verrast of er zelfs door te worden ingesloten. Kroonvuur is nauwelijks te blussen vanwege de hevigheid van de verbranding.

Voor- en nadelen van natuurbranden

Natuurbranden kunnen op de lange termijn nuttig zijn voor het voortbestaan van het bos. Door een bosbrand komt een volgegroeid deel van het bos weer vrij. De voedingsstoffen die opgeslagen waren in dood hout komen via de as weer terug in de bodem. Op de open plek zullen al snel nieuwe planten en bomen opschieten.

Sommige soorten bomen kunnen een bosbrand goed doorstaan. Voor de voortplanting van sommige bomen is het zelfs noodzakelijk dat de zaden deels verbrand worden, bijvoorbeeld de mammoetboom of reuzensequoia. Deze boom heeft een zeer dikke bast en een hoge kruin, zodat het vuur de belangrijkste delen van de boom niet kan aantasten. Het snel blussen en voorkomen van bosbranden in het Sequoiagebied schijnt ertoe geleid te hebben dat er vrijwel geen nieuwe Sequoia's meer opgroeien. Bovendien zijn de zeer sterke bosbranden die af en toe toch oplaaien wel in staat om de oude bomen dodelijk te beschadigen.

Gespecialiseerde flora en fauna

In verschillende ecosystemen, die voldoende droog zijn en voldoende biomassa opbouwen, komen van nature regelmatig natuurbranden voor. Sommige soorten Eucalyptusbomen in Australië zijn voor de voortplanting aangewezen op bosbranden. De vruchten van de boom openen zich pas na de grote hitte van vuur en laten dan de zaden vallen. De boom zelf is licht ontvlambaar door de vele etherische oliën die hij produceert en onder de boom ligt gewoonlijk veel oud blad en ook grote takken. Zelfs als de boom verbrandt, overleven gewoonlijk zijn wortels de grote hitte. Parasieten, koala's en andere planten zijn zo in het nadeel. Het fynbos dat uitsluitend te vinden is in de Zuid-Afrikaanse Kaap provincies is een ander voorbeeld, maar hier gaat het om een extreem soortenrijke ecoregio. De planten hebben verschillende overlevingsstategieën om de branden te overleven. Verschillende daar voorkomende Asteraceae (Helipterum en Phaenocoma), Bruniaceae (Berzelia, Brunia en Nebelia), Cupressaceae (Widdringtonia), Ericaceae (Erica sessiliflora), en Proteaceae (Aulax, Leucadendron en Protea) houden hun zaden decennia lang in leven in verhoutte bloeiwijzes, die open gaan onder invloed van grote hitte, waarna de zaden wegwaaien. Alle Leucospermum soorten produceren vruchten die ongeveer twee maanden na de bloei op de grond vallen. Deze vruchten hebben een zogenoemd mierenbroodje, en worden door de locale mierensoorten eerst meegenomen naar hun ondergrondse nest, om vervolgens het het mierenbroodje op te op te eten. Doordat het overblijvende zaad glad en hard is en te groot voor de mieren om tussen hun kaken te passen, blijven de zaden begraven. Wanneer de vegetatie is verbrand, kiemen de zaden in reactie op chemische stoffen die bij de brand zijn ontstaan den door het sijpelende regenwater door de zaden wordt opgenomen, en door de toegenomen verschillen in dag- en nachttemperatuur. Daar waar de periode tussen de opvolgende branden te klein is om de planten volwassen te laten worden, komen vooral soorten voor, die weer uitlopen vanuit de ondergrondse delen of waarvan de stam beschermd wordt door een dikke, kurkachtige bast.[1][2]

De larven van de kever Melanophila acuminata leven uitsluitend in de bast van dennen die door brand werden beschadigd. De volwassen dieren kunnen bosbranden van grote afstand waarnemen door de geur van brandend hars en vliegen ernaartoe om hun eieren te leggen.

Ecosystemen lijden onder klimaatverandering

Als de bosbranden echter te hevig zijn of te lang aanhouden, of wanneer de brand wordt gevolgd door ongewone droogteperiodes, dan kan het voortbestaan van het ecosysteem in gevaar komen. En precies die situatie komt meer en meer voor als gevolg van de klimaatverandering. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat dit vooral voorkomt sedert het begin van de 21e eeuw: afgebrande bosgebieden evolueren dan vaker naar graslanden of struikgewas, of de samenstelling van het bosareaal verandert.[3]

Statistieken afgebrand bosareaal

Afgebrand bos (hectare)[4]
Periode Frankrijk Griekenland Italië Portugal Spanje Totaal
1980–1989 39.157 52.417 148.485 74.486 244.788 559.333
1990–1999 22.695 44.108 108.890 102.203 161.323 439.219
2000–2004 32.078 36.610 76.764 189.532 129.106 464.090
Totaal 93.930 133.135 334.139 366.221 535.217 1.462.642

Natuurbranden en klimaatverandering

Naar aanleiding van de fatale bosbranden in Portugal in juni 2017, kwam in de media de vraag op over het verband met de klimaatverandering. Volgens Ricardo Garcia Herrera, hoogleraar Fysica van de Atmosfeer aan de universiteit van Madrid, duren de zomers elk jaar een dag langer, omdat de hitte reeds in juni aanvangt, wellicht als gevolg van de opwarming van de Atlantische Oceaan.[5] Klimaatonderzoeker Guido van der Werf van de Vrije Universiteit Amsterdam bevestigt het verband, en wijst ook op de toegenomen bosbranden in noordelijke gebieden zoals Canada en Alaska.[6]

Zie ook

Externe links

Zie de categorie Bosbrand van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.