Gebruiker:Mjjb73/Kladblok/Studiolo van Isabella d'Este

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Andrea Mantegna, Mars en Venus, 1497, Louvre, Parijs.
Andrea Mantegna, Minerva, 1502, Louvre, Parijs.
Pietro Perugino, Strijd tussen Liefde en Kuisheid, 1503-1505, Louvre, Parijs.
Lorenzo Costa, Kroning van een Dame, 1505-1506, Louvre, Parijs.
Lorenzo Costa, Comos, 1511, Louvre, Parijs.

De studiolo van Isabella d’Este was een speciaal ingerichte privé ruimte, in het Hertogelijk paleis in de stad Mantua, Italië. De ruimte was eerst gevestigd op de piano nobile van het kasteel van San Giorgio te Mantua, waarna deze in 1523 verhuisde naar de appartementen van het Corte Vecchia. Isabella was de enige Italiaanse edelvrouw die er een dergelijke studiolo op nahield, hetgeen haar faam als gecultiveerde dame van de Italiaanse renaissance onderstreepte. In plaats van zich te buiten te gaan aan een uitbundige levensstijl, gaf zij eerder blijk van intellectuele en artistieke interesses.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De eerste studiolo[bewerken | brontekst bewerken]

Isabella werd geboren te Ferrara en volgde onderwijs bij enkele van de meest vooraanstaande humanisten van die tijd. Ze trouwde in 1490 op zestienjarige leeftijd met Francesco II Gonzaga en vestigde zich in Mantua op 12 februari van datzelfde jaar. Isabella nam haar intrek in de appartementen op de piano nobile van het kasteel van San Giorgio, vlakbij de Camera degli Sposi, die zich in de noordoostelijke toren van het kasteel bevindt. Niet lang daarna liet ze twee kleine schaars verlichte ruimten van haar appartement inrichten voor privégebruik: de ‘studiolo’, gelegen in het torentje van San Niccolò, en, onder de studiolo, de ‘grotta’: een ruimte voorzien van een tongewelf, die bereikbaar was via een trap en een met marmer gedecoreerd portaal. Isabella is waarschijnlijk op het idee gekomen doordat ze de Studiolo di Belfiore van haar oom Leonello d'Este kende, en door de speciale vriendschap met haar schoonzus Elisabetta Gonzaga, die getrouwd was met Guidobaldo da Montefeltro. Een vriendschap die onstaan was nadat Elisabetta haar de studiolo’s van Urbino e Gubbio had laten zien.

Isabella trok zich terug in de studiolo om er zich te wijden aan haar hobby’s, de literatuur, studie en correspondentie. Bovendien verzamelde ze daar de meest kostbare stukken van haar collecties die aanvankelijk alleen uit archeologische voorwerpen bestonden, en die later ook werden uitgebreid met eigentijdse voorwerpen. Leidraad daarbij vormde de vergelijking tussen het 'Antieke' en het ‘Moderne’, die in die tijd het denken op artistiek gebied domineerde. Ze zag zichzelf graag als iemand die inspireerde tot poëzie, muziek en kunst, zozeer zelfs dat men haar de bijnaam ‘Tiende Muze’ gaf. De Muzen kwamen dan ook overvloedig voor in de studiolo, zowel in het doek van Mantegna, de Parnaso, als in de reliëfdecoraties in het portaal dat toegang gaf tot de grotta.

In de grotta bevond zich de collectie voorwerpen uit de klassieke oudheid. Voor de studiolo werd vanaf 1492 een serie schilderijen gemaakt waarvoor Isabella opdracht gaf aan de beroemdste kunstenaars van die tijd. De doeken beelden mythologische thema’s en allegoriën uit die ontleend werden aan de literatuur, waarbij Isabella enige verheerlijking van zichzelf en haar familie niet uit de weg ging. Ze liet zich bij het project leiden door haar adviseurs, met name Paride da Ceresara.

Isabella zou voor het project een wedstrijd hebben uitgeschreven waarbij verschillende kunstenaars werden uitgenodigd om een schilderij te maken. De werken moesten allemaal dezelfde afmeting hebben, op canvas zijn uitgevoerd, dezelfde lichtval vertonen en de figuren op de voorgrond moesten van gelijke grootte zijn. Deze voorwaarden waren allesbehalve makkelijk over te brengen aan de verschillende kunstenaars, vooral aan diegenen die buiten Mantua werkten. Daarnaast verschilden de meetinstrumenten per stad en bovendien veroorzaakte Isabella zelf verwarring door regelmatig de opgegeven specificaties te veranderen of te herroepen, terwijl ze zich ook minstens eenmaal vergiste met betrekking tot de lichtval. Verder waren niet alle kunstenaars even bekend met mythologische thema’s en allegoriën, of nogal geremd in vergelijking met Mantegna, die de serie al begonnen was en er juist in excelleerde. Tekenend voor de situatie was het geval van Giovanni Bellini die, ook al was hij qua themakeuze vrij, uiteindelijk toch de handdoek in de ring gooide omdat hij niet gewend was gebonden te zijn aan zulke gedetailleerde eisen. Maar ook Pietro Perugino, met zijn Strijd tussen Liefde en Kuisheid, ondervond problemen.

De studiolo en de grotta werden al snel een bezienswaardigheid voor hoogwaardigheidsbekleders die de stad bezochten. Echter moest men wel voorzorgsmaatregelen nemen, want de vertrekken waren klein en zelfs de hoogste gasten konden de verleiding niet altijd weerstaan: na een bezichtiging door de escorte van de hertog van Bourbon, in 1509, misten enkele waardevolle zilverstukken.

Antonio da Correggio, Allegorie van de Deugd, 1531, Louvre, Parijs.
Antonio da Correggio, Allegorie van de Ondeugd, 1531, Louvre, Parijs.

De tweede studiolo en het appartement van de Grotta[bewerken | brontekst bewerken]

Na de dood van haar man verhuisde Isabella tussen 1519 en 1522 naar een nieuw appartement in de Corte Vecchia vleugel, die was gerealiseerd door de architect Battista da Covo. Voor deze gelegenheid werd de oude studiolo ontmanteld en heropgebouwd in een ander vertrek. Deze keer bevonden beide ruimtes zich op de begane grond en men kwam nu via een directe doorgang in de studiolo in de “Nuova Grotta”, de meest gewijde ruimte. Het marmeren portaal dat de studiolo van de Grotta scheidt werd uitgevoerd door de beeldhouwer Tullio Lombardo, tussen 1522 en 1524. Het toegangsportaal van de studiolo, met 4 ronde bas-reliëfs in veelkleurig marmer, is het werk van Giancristoforo Romano.

De nieuwe Grotta werd gedecoreerd met de intarsia van de voormalige studiolo die daar in 1506 was aangebracht door Paolo en Antonio della Mola. Er bestaat nog een inventarislijst uit 1542 die een idee geeft van de uiteindelijke uitstalling van de objecten, hetgeen geresulteerd moet hebben in een druk beeld, dat echter in overeenstemming was met de regels van de symmetrie en de harmonie van het aangebrachte decor.

Het appartement beschikte ook over een “geheime" tuin (hortus conclusus) die in 1522 was gerealiseerd en verfraaid was met ionische zuilen.

Verspreiding kunstwerken[bewerken | brontekst bewerken]

Nadat de studiolo na de dood van de marchesa in onbruik was geraakt werden de schilderijen in 1605 naar een ander deel van het paleis verplaatst. Omstreeks 1627 werden de doeken door Carlo I di Gonzaga-Nevers, Isabella's achterkleinkind, geschonken aan kardinaal de Richelieu in Parijs, waarna ze terechtkwamen in de koninklijke collecties van Lodewijk XIV. Na de Franse Revolutie verhuisden ze naar het net opgerichte Louvre. De overige delen van de verzameling werden verkocht en zijn zodoende verspreid over meerdere musea.

Collecties[bewerken | brontekst bewerken]

Schilderijen[bewerken | brontekst bewerken]

Jaar Titel Schilder
1497 Mars en Venus Andrea Mantegna
1502 Minerva
1503-1505 Strijd tussen Liefde en Kuisheid Pietro Perugino
1505-1506 Kroning van een Dame Lorenzo Costa
1511 Comos
1531 Allegorie van de Deugd Antonio da Correggio
Allegorie van de Ondeugd

De decoratie van de eerste studiolo begon in 1497 met de Mars en Venus door Andrea Mantegna, waarna hij in 1502 de Minerva schilderde. Ook heeft hij er 2 op bronsreliëfs lijkende schilderingen aangebracht, die nog aanwezig waren in 1542 maar daarna verdwenen zijn.

Het decoratie-programma werd vervolgd met werken van op dat moment in Italië actieve schilders met het meeste aanzien, zoals de Strijd tussen Liefde en Kuisheid van Perugino (1503-1505), dat echter niet geheel op goedkeuring van de marchesa kon rekenen. Daarna werden er 2 panelen van Lorenzo Costa il Vecchio aan de collectie toegevoegd: Kroning van een Dame en Comos, waarbij de laatste was gebaseerd op een incompleet ontwerp van Mantegna die was gestorven in 1506. Isabella is er echter nooit in geslaagd werken te laten maken door Giovanni Bellini, die de opdracht teruggaf in 1501, noch door Giorgione, die te vroeg stierf, noch door Leonardo da Vinci, ondanks herhaalde verzoeken. Botticelli had zich wel bereid getoond om voor de studiolo te schilderen, maar op aanraden van Giancristoforo Romano en Lorenzo da Pavia koos Isabella voor Perugino.

Na de verhuizing naar de Corte Vecchia werden er rond 1531 nog 2 allegoriën van de hand van Antonio da Correggio aan de collectie toegevoegd: de Allegorie van de Deugd en die van de Ondeugd.

Kunst uit de oudheid[bewerken | brontekst bewerken]

Wat betreft de kunst uit de oudheid werd Isabella’s passie alleen getemperd door het constante gebrek aan geld en het pauselijk verbod om antiquiteiten uit Rome te exporteren. Dankzij haar samenwerking met Fra' Sabba da Castiglione, die ridder was van de Orde van Malta, kon Isabella Griekse originelen kopen op Naxos en Rhodos, naast fragmenten van het Mausoleum van Halicarnassus in het huidige Bodrum. In de Grotta was, waarschijnlijk vanwege de verhalende uitbeelding, een reliëf afkomstig van een sarcofaag aangebracht dat Hermes' zoektocht naar Persephone in de onderwereld weergeeft. Isabella hield er in de belangrijkste Italiaanse steden agenten op na die haar regelmatig inlichtten over buitenkansen, zoals de veiling in 1506 van de collecties van Michele Vianello in Venetië, alwaar ze een kostbare antieke albasten vaas liet kopen.

Als verzamelaar gaf Isabella bij het aankoopen weinig blijk van scrupules. Zo nam ze bewust enkele albasten hoofden aan die waren geplunderd uit het Palazzo Bentivoglio in Bologna. Ook deed ze op oneerlijke manier zaken met de oude en zieke Mantegna, omdat ze persé een buste van Faustina, waaraan Mantegna persoonlijk zeer veel waarde hechtte, in haar bezit wilde krijgen, daarbij misbruik makend van de omstandigheid dat hij schulden had. Al in 1498 had ze de kunstenaar gedwongen haar een Romeinse vrouwelijke buste te verkopen, niet om zijn intrinsieke historisch-artistieke waarde, maar omdat men zei dat deze op haar leek. Ze vertoonde zelfs hebzuchtige trekjes toen ze te weten kwam dat Gian Galeazzo Sforza, toen hij op sterven lag, haar via zijn testament een deel van zijn collecties had nagelaten, waarop Isabella ogenblikkelijk afgevaardigden naar Milaan stuurde om het deel in bezit te nemen, nog vóórdat de hertog was overleden.

De Gonzaga Camee (15,7 x 11,8cm), Hermitage Museum, St. Petersburg.

Sculpturen en overig[bewerken | brontekst bewerken]

Van de moderne beeldhouwwerken sprak de Cupido van Michelangelo erg tot de verbeelding. Isabella was er dan ook zeer aan gehecht, hoewel ze eerder, in 1496, een aanbod om het te kopen had afgeslagen omdat ze het een ‘imitatie’ van het Antieke vond. Toen ze echter te weten kwam dat het gemaakt was door de beroemdste in leven zijnde beeldhouwer, wilde ze het absoluut hebben. Isabella had het beeld gekregen van Cesare Borgia nadat deze Guidobaldo da Montefeltro, de hertog van Urbino, aan wie het werk eerst toebehoorde, van de troon had gestoten.[1] Nadat deze weer aan de macht was gekomen weigerde Isabella het terug te geven, ondanks dat de hertog de echtgenoot van haar schoonzus Elisabetta Gonzaga was.[2] De Cupido was opgesteld tegenover een antiek exemplaar dat toegeschreven wordt aan Praxiteles, zodat men het moderne beeldhouwwerk, dat in klassieke stijl was uitgevoerd, met het antieke exemplaar kon vergelijken. Ook enkele kleine bronzen van Pier Jacopo Alari Bonacolsi, die reproducties van beroemde werken uit de klassieke beeldhouwkunst maakte, waren bijzonder, zoals de Herakles en Antaios, dat zich tegenwoordig in het Kunsthistorisches Museum te Wenen bevindt.

Isabella’s verzameling bestond verder nog uit medailles, cameeën, waaronder het beroemde Gonzaga exemplaar, (gegraveerde) edelstenen, antieke munten, busten, vazen van Agaat en Japis, basreliëfs, intarsia werken en tenslotte curiositeiten waaraan de marchesa persoonlijk gehecht was.

De vloer van de studiolo was voorzien van veelkleurige majolicategels uit de werkplaats van Antonio de Fedeli in Pesaro, die door Isabella's echtgenoot Francesco II Gonzaga waren aangekocht voor de residentie in Marmirolo en waarvan hij het overschot aan zijn echtgenote had gegeven. Tegenwoordig bevinden de tegels zich in talloze musea over de hele wereld.

Tegels uit de werkplaats van Antonio de Fedeli, Pesaro , 1492-1494, Victoria and Albert Museum, Londen.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • (it) Baldini, Umberto: L'opera completa di Michelangelo scultore, Milano, Rizzoli, 1973, pp. 90-91.
  • (it) Berzaghi, Renato: Il palazzo Ducale di Mantova, Electa, Milano, 1992.
  • (en) Campbell, Stephen: The cabinet of eros: Renaissance mythological painting and the studiolo of Isabella d'Este, Yale University Press, 2006.
  • Fletcher, Jennifer: Isabella d'Este, mecenate e collezionista, in Mantegna a Mantova 1460-1506 a cura di Mauro Lucco, catalogo della mostra, Skira Milano, 2006.

[[Categorie:Kunstverzameling]] [[Categorie:Renaissance]]