Gebruiker:Solitaire Wandelaar/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Machado de Assis
Machado de Assis op 57-jarige leeftijd (c. 1896), inkleuring 2019.
Algemene informatie
Bijnaam De tovenaar van Cosme Velho ("O bruxo o Cosme Velho")
Volledige naam Joaquim Maria Machado de Assis
Pseudoniem(en) M., M.A., Eleazar, Job, Manassés, Marco Aurélio, Max, Máximo, Otto, Próspero, Victor de Paula, Lara, Lélio, A., B.B., F., J., J.B., J.J., O.O., S., X., en Z.Z.Z.[1]
Ook bekend als Machado de Assis
Geboren 21 juni 1839
Geboorteplaats Rio de Janeiro
Overleden 29 september 1908
Overlijdensplaats Rio de Janeiro
Land Vlag van Brazilië Brazilië
Beroep Auteur · Dichter · Vertaler · Journalist · Pamflettist · Ambtenaar · Literair criticus · Theatercriticus · Corrector
Handtekening Handtekening
Werk
Jaren actief 18541908
Genre
Stroming
Invloeden
Bekende werken Posthume herinneringen van Brás Cubas (1881)
Quincas Borba (1891)
Dom Casmurro (1899)
Ezau en Jacob (1904)
De Psychiater (1881)
Onderscheidingen Orde van de Roos (1867)
Dbnl-profiel
Website
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

To do[bewerken | brontekst bewerken]

Algemeen[bewerken | brontekst bewerken]

Machado:
  • referentie probleem oplossen: aantal pagina's in ref krijgen, zonder elke keer nieuwe ref aan te moeten maken
  • Susan Sontag link in inleiding
  • Gekrulde aanhalingstekens vervangen door rechte
  • Werk sectie uitbreiden: Kortverhalen
  • Werk sectie uitbreiden: Romans
  • Werk sectie uitbreiden: Poëzie?
  • Biografie
  • Inleiding uitbreiden
  • Foto's toevoegen

Leopardi:
  • Werk sectie uitbreiden: Zibaldone
  • Werk sectie uitbreiden: Operette Morali
  • Biografie sectie uitbreiden: Iris Origo
  • Inleiding uitbreiden
  • Invloeden toevoegen: Moschos, Werther, Pensieri di amor…
  • Ungaretti: "Linfinito"

"L'infinito"[bewerken | brontekst bewerken]

L'infinito

Sempre caro mi fu quest’ermo colle,
E questa siepe, che da tanta parte
Dell’ultimo orizzonte il guardo esclude.
Ma sedendo e mirando, interminati
Spazi di là da quella, e sovrumani
Silenzi, e profondissima quiete
Io nel pensier mi fingo; ove per poco
Il cor non si spaura. E come il vento
Odo stormir tra queste piante, io quello
Infinito silenzio a questa voce
Vo comparando: e mi sovvien l’eterno,
E le morte stagioni, e la presente
E viva, e il suon di lei. Così tra questa
Immensità s’annega il pensier mio:
E il naufragar m’è dolce in questo mare.

De oneindigheid

Steeds was mij deze eenzame heuvel lief
en deze heg, die aan zoveel zijden
de verre horizon aan ’t oog onttrekt.
Telkens als ik hier zit, stel ik me erachter
onmetelijke ruimten voor, en stilten
die ’t menselijk begrip te boven gaan,
en peilloos diepe rust; waarbij ik soms
bijna verstijf van angst. En als ik dan
de wind door deze takken heen hoor waaien,
dan vergelijk ik die immense stilte
met dit geruis: ik denk aan de eeuwigheid,
aan de afgestorven jaren, en aan dit
dat leeft, en aan ’t geluid ervan. En zo
verdrinkt mijn geest in eindeloze diepten,
en zoet is ’t mij in deze zee te zinken.

(vertaling Frans van Dooren)

Analyse van "L'infinito"[bewerken | brontekst bewerken]

Fotoportret van Giacomo Leopardi
Fotoportret van Giacomo Leopardi.

Leopardi's bekendste idylle werd vermoedelijk geschreven in Recanati, ergens tussen de lente en herfst van 1819.[7]:419 Een idylle is een uitgebreide lyrische tekst met een bucolische, pastorale setting, die zijn oorsprong vindt in de oudheid, oorspronkelijk werden idylles begeleid door een fluit.[7]:419 De eerste sporen van de idylle zijn terug te vinden in Homeros, maar de eerste complete idyllen zijn die van Theocritus, die de jonge Leopardi tevens sterk beviel.[7]:419 Deze dichtvorm kent een lange geschiedenis, de idylle werd overgenomen en geïmiteerd door Romeinse dichters zoals Vergilius (zie de Eclogae soms ook onder de titel Bucolica) en later door dichters uit de Renaissance zoals Dante (Eclogae), Jacopo Sannazaro (Arcadia), Tasso (Aminta), enzovoort.[7]:419 Leopardi gebruikte de dichtvorm echter om de "simpliciteit en de directheid van Griekse lyriek" te verwerven.[7]:419 Hiermee liep hij voor op dichters als Ezra Pound en Hilda Doolittle die hetzelfde trachtten te bereiken, in deze zin kunnen Leopardi's idyllen gezien worden als de eerste moderne gedichten in het Italiaans.[7]:419

Volgens de schrijver Mario Andrea Rigoni is de structuur van deze idylle "helder en gemakkelijk te definiëren".[7]:420 Rigoni bespreekt een visuele en een auditieve gewaarwording; de visuele gewaarwording vinden we terug in de verzen: 'de heg, die aan zoveel zijden / de verre horizon aan ’t oog onttrekt' en dit "wekt de verbeelding op van ruimtelijke oneindigheid en haar 'peilloos diepe rust' "; terwijl een daaropvolgende auditieve gewaarwording: 'En als ik dan / de wind door deze takken heen hoor waaien', vergeleken met de 'stilten die ’t menselijk begrip te boven gaan', wekt de verbeelding op van "temporele oneindigheid".[7]:420 Deze temporele oneindigheid zien we ook terug in het contrast tussen 'de afgestorven jaren, en aan dit / dat leeft, en aan ’t geluid ervan'.[7]:420 In deze tweeledige, oceanische immensiteit van de ruimtelijke en temporele oneindigheid is het namens het gedicht 'zoet te zinken'.[7]:420 "Hier is echter geen sprake van een overgave aan een theologische oneindigheid", zegt Rigoni, "noch aan een sacrale belevenis".[7]:420 Er zijn talrijke aantekeningen in de Zibaldone, zich strekkend over een verloop van 1820 tot 1827, die getuigen van Leopardi's polemiek tegen "elke metafysische interpretatie", waarvan de meest belangrijke — ook al kwam die na de datum waarop de idylle gecomponeerd werd — ontkent dat oneindigheid bestaat voor zover het in strijd is met het principium individuationis, dat elke vorm van bestaan beheerst.[7]:420 Al wat bestaat is noodzakelijkerwijs een individuele entiteit, gekenmerkt en onderscheiden door een omtrek en een afbakening, d.w.z. eindig.[7]:420 Een oneindig individu of een individuele oneindigheid is een filosofische absurditeit, een contradictio in terminis: zonder afbakening verdwijnt alles in de absolute Onbepaaldheid, in het niets, wat het enige is dat oneindig blijkt te zijn."[7]:420 In de Zibaldone op 2 mei 1826 schrijft Leopardi hierover het volgende: "Het lijkt erop dat alleen wat niet bestaat, de negatie van het zijn, het niets, zonder grenzen kan zijn, en dat het oneindige in wezen hetzelfde wordt als niets. Het lijkt er vooral op dat de individualiteit van het bestaan van nature een of andere beperking inhoudt, zodanig dat het oneindige geen individualiteit toelaat en deze twee begrippen met elkaar in tegenspraak zijn; daarom kan men geen individuele entiteit veronderstellen die geen grenzen heeft."[8]:Z 1478 Rigoni: "Maar in een latere verduidelijking zal Leopardi deze "hypostatisering" van het oneindige zelf als niets verwerpen, door het een louter mentaal en linguïstisch bestaan toe te kennen (cfr. Zibaldone 4181-82, 4 juni 1826).[7]:421 Het oneindige wordt gereduceerd tot de verbeelding van wat niet gezien wordt of van de niettemin zeer reële grenzen waarvan men niets weet, d.w.z. het onbepaalde, een sleutelbegrip in zijn theorie van het genot en in Leopardi's poëtica."[7]:420 Zibaldone 472, 4 januari 1821: "Niet alleen het cognitieve vermogen, of dat van de liefde, maar ook het verbeeldingsvermogen is niet in staat tot het oneindige, of tot het oneindige weten, maar alleen tot het onbepaalde, en tot het onbepaald bedenken. Iets verrukt ons omdat de ziel, die haar grenzen niet ziet, de indruk krijgt van een soort oneindigheid, en het onbepaalde verwart met het oneindige…"[8]:Z 472

Franco D'Intino, in Metafisica della rilettura (Leopardi e Coleridge) (1999), schrijft het volgende over "L'infinito": "Leopardi's poëtica van het onbepaalde komt in feite juist voort uit de verwerping van het geziene (dat zich beperkt tot de erkenning van het reële) en uit die verbreding van de horizon, voorbij de grenzen van het zichtbare waarover Coleridge spreekt."[7]:421 De "romantische locus" bij uitstek van Leopardi's poëtica is die waarin "op de plaats van het zicht de verbeelding aan het werk gaat en het fantastische haar plaats inneemt. De ziel verbeeldt zich wat ze niet ziet, wat die boom, die heg, die toren, voor haar verbergt, en gaat dwalen in een denkbeeldige ruimte, en bedenkt voor zichzelf dingen die ze niet zou kunnen als haar zicht zich overal zou uitstrekken, omdat het reële het denkbeeldige zou uitsluiten.'"[8]:Z 171

Uitzicht vanop de "eenzame heuvel" in Recanati, zoals omschreven in het bekende gedicht L'infinito.
Uitzicht vanop de "eenzame heuvel" in Recanati, zoals omschreven in het bekende gedicht L'infinito.

Volgens Giuseppe Ungaretti (1950) is "Linfinito" "een idylle die zowel qua toon als qua titel ironisch is. De idylle van oneindigheid is in feite een voorstelling van het eindige."[7]:421 Daarentegen haalt Rigoni aan dat "In de onmiddellijkheid van de psychologische ervaring en de poëtische uitdrukking hiervan is het natuurlijk dat de illusie van het verlies van grenzen als werkelijkheid wordt beleefd en dus de kenmerken vertoont die eigen zijn aan extase, met de onvermijdelijke vermenging van angst en genot: dit alleen bepaalt uiteindelijk de betekenis van het gedicht, evenals de diepe emotie die het in de ziel van de lezer teweegbrengt."[7]:421-22

"Ermo colle" ("de eenzame heuvel") verwijst naar Monte Tabor, niet ver voorbij de Porta di Monte Morello van Recanati, in de buurt van Palazzo Leopardi. De uitdrukking is ontleend aan klassieke Italiaanse schrijvers als Galeazzo di Tarsia.[7]:422 Nicola Gardini ziet in de eerste regel van het gedicht een afgeleide van Leopardi's vertaling van de idyllen van Moschos (Oudgrieks dichter) en van Theocritus en brengt de "colle" in verband met de heuvel van Antela in "All'Italia"; hij noemt "L'infinito" "een moderne versie van de pastorale … die, door tijdelijke opschorting en utopische ontwijking, het individu redt van wanhoop, en een soort gratie verleent voor historisch verval."[7]:422

Wikiquote heeft een of meer citaten van of over Solitaire Wandelaar/Kladblok.
Zie de categorie Giacomo Leopardi van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.