Mosasaurus

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Wilson44691 (overleg | bijdragen) op 28 aug 2010 om 16:57. (→‎Ontdekkingsgeschiedenis)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Mosasaurus
Fossiel voorkomen: Boven-Krijt
Mosasaurus
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (dieren)
Stam:Chordata (chordadieren)
Klasse:Reptilia (reptielen)
Orde:Squamata (schubreptielen)
Onderorde:Lacertilia (hagedissen)
Infraorde:Anguimorpha
Familie:Mosasauridae (maashagedissen) †
Geslacht
Mosasaurus
Conybeare, 1822
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Mosasaurus op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Mosasaurus, ook wel Maashagedis genoemd, is een geslacht uit de Mosasauridae, een groep uitgestorven sauriërs die in zee leefde. Mosasaurus heeft zijn naam te danken aan de rivier de Maas (Latijn: Mosa) die aan de voet van de Sint Pietersberg stroomt. Mosasaurus leefde in het Maastrichtien, het laatste deel van het Krijt, 71,3 tot 65,4 miljoen jaar geleden.

Ontdekkingsgeschiedenis

TM 7424
Mosasaurus hoffmanni

In de ondergrondse mergelgroeven van de Sint Pietersberg ten zuiden van Maastricht werden in de loop der eeuwen steeds fossielen aangetroffen. De eerste overblijfselen van Mosasaurus waarover wij nu nog gegevens hebben, werden gevonden in 1764. Het betreft onder meer een schedel met bovenkaak en twee onderkaken, in 1766 verzameld door luitenant Jean Baptiste Drouin. Ze werden in 1790 beschreven door Martinus van Marum, de eerste directeur van het Teylers Museum te Haarlem.[1] Ze werden door Van Marum verworven en bevinden zich nog steeds in het museum (TM 7424). De meeste bekendheid geniet de vondst, vermoedelijk gedaan tussen 1770 en 1774, van een vrij complete schedel, waarvan de achterkant echter grotendeels ontbrak, met onderkaken.

De schedel van Godding

De schedel werd toegevoegd aan de verzameling van de kanunnik Theodorus Joannes Godding. Ook andere verzamelaars wisten mosasaurusresten te verwerven, zoals de chirurgijn Johann Leonard Hoffmann. De laatste publiceerde erover en dit leidde later tot het onjuiste verhaal dat hij ook eigenaar van de schedel zou zijn geweest.

De fossielen baarden groot opzien omdat men moeite had ze onder te brengen bij groepen dieren die tegenwoordig nog voorkomen. Mosasaurus droeg zo, net als de in 1784 gevonden en nog veel vreemdere Pterodactylus, bij aan het langzaam ontstaan van de hypothese dat dieren binnen een natuurlijk verloop zouden kunnen uitsterven, indertijd een ongebruikelijke en radicale gedachte. Men begreep wel dat soorten door de jacht uitgeroeid konden worden, maar dat was een speciaal menselijk ingrijpen in de natuurlijke orde.

De pterygoïde tanden die niet bij krokodillen voorkomen

Hoffmann dacht nog dat het een krokodil betrof. Professor Petrus Camper gaf in 1786 aan dat er problemen waren met deze interpretatie: krokodillen hebben geen extra (pterygoïde) tanden in het verhemelte, het botoppervlak is te glad en verder bevinden zich in de rest van de afzetting voornamelijk fossiele zeedieren — en krokodillen leven in rivieren. Camper veronderstelde daarom dat het om een onbekende soort potvis ging, de resten van een Physeteris incogniti ex Monte S. Petri.[2] Die waren ook groot, hadden spitse tanden en gladde botten en leefden in zee. Weliswaar heeft de potvis, als walvisachtige, evenmin tanden in het verhemelte, maar Camper wees erop dat sommige vissen dat wel hebben. Zo'n verband leggen tussen vissen en walvissen is naar huidige begrippen hoogst eigenaardig, maar wordt begrijpelijker als we bedenken dat Camper niet uitging van evolutie: het fossiel zou in zijn denkwijze een "tussenvorm" kunnen zijn tussen de archetypen van walvissen en vissen, zonder dat dit enige echte bloedverwantschap impliceerde.

In 1794 werd Maastricht door de Franse revolutionaire troepen ingenomen. Geoloog Barthélemy Faujas de Saint-Fond begeleidde het leger samen met représentant du peuple (politiek commissaris) Freicine welke die campagne een ware plundertocht hield om kunstschatten in beslag te nemen en naar Frankrijk af te voeren. Toen het fossiel uit het huis van Godding buiten Maastricht ergens in de vesting in veiligheid gebracht bleek te zijn, loofde Freicine een extra rantsoen van zeshonderd flessen goede wijn uit aan de eenheid die het fossiel kon opsporen — zo voorkwam men dat het tijdens de plundering beschadigd zou raken of verduisterd werd. Een dozijn grenadiers kwam al snel de beloning opeisen, het fossiel met zich meebrengend. Faujas de Saint-Fond beweerde ook dat de eigenaar een flinke schadeloosstelling kreeg maar daar is geen ondersteunend bewijs voor. Vermoedelijk werd het als oorlogsbuit begin 1795 overgebracht naar Parijs. Daar werd het per decreet van de revolutionaire regering meteen tot nationaal erfgoed verklaard en ondergebracht in het nieuwe Muséum national d'Histoire naturelle, waar het nog steeds te bewonderen valt.

In deze illustratie door G.R. Levillaire, doet de Saint-Fond het voorkomen alsof Hoffmann de schedel opgroef

In 1799 publiceerde Faujas de Saint-Fond zijn Histoire naturelle de la montagne de Saint-Pierre de Maëstricht [Tome 2] en nam daarin een relaas op over de vondstomstandigheden. Het fossiel zou in 1770 vijfhonderd passen van de hoofdingang gevonden zijn waarna Hoffmann de opgraving begeleid zou hebben. Godding zou daarna als eigenaar van de grond met succes de vondst in rechte hebben opgeëist waarbij de in het ongelijk gestelde Hoffmann zelfs nog de gerechtskosten zou hebben moeten betalen. Weinig van dit verhaal kan echter, zoals Peggy Rompen aantoonde,[3] door bronnenonderzoek bevestigd worden: Godding was de oorspronkelijke eigenaar, Hoffmanns gedetailleerde collectiebeschrijvingen vermelden de schedel dan ook niet en er is ook geen spoor in de archieven te vinden van enige rechtszaak. Waarschijnlijk heeft Faujas de Saint-Fond Hoffman als slachtoffer voorgesteld om zijn eigen roof van het fossiel in een beter licht te plaatsen — zoals de Nederlandse vertaler van het werk in een noot al meteen opmerkte!

Faujas de Saint-Fond ging er nog vanuit dat het dier een krokodil betrof. Hoewel de anatoom Georges Cuvier, de eerste die het begrip extinction, "uitsterven", introduceerde, ook aan het Parijse museum was verbonden, had die voorlopig geen tijd om het fossiel nader te bestuderen. In 1799 was de zoon van Petrus Camper, Adriaan Gilles Camper, de eerste die de vondst correct identificeerde als die van een reusachtige hagedis; hij berichtte hierover in een brief aan Cuvier.[4] In 1808 viel Cuvier hem in een publicatie bij, ook wat betreft Campers determinering als een varaan.

In 1854 concludeerde Hermann Schlegel dat Mosasaurus vinnen had in plaats van poten.

Naamgeving

Ondertussen had het wezen nog steeds geen officiële naam gekregen. Men duidde het in het Frans aan met le Grand Animal de Maëstricht, "het Grote Dier van Maastricht". Pas in 1822 zou William Conybeare een geslacht Mosasaurus benoemen, naar het Latijnse woord voor "maas": mosa; het holotype was MNHNP AC 9648, de Parijse schedel. In 1829 maakte Gideon Mantell de soortnaam compleet door ook de soortaanduiding hoffmannii toe te voegen, die Hoffmann eert als vermeende ontdekker van het fossiel. Deze soortaanduiding ging uit van een gelatiniseerde naam "Hoffmannius"; tegenwoordig is het gebruikelijk de verbeterde vorm hoffmanni te gebruiken.

In de 19e eeuw was het eerst gebruikelijk om iedere mosasauriër bij Mosasaurus onder te brengen en voor bijna elke vondst een aparte soort te benoemen; zo ontstond een veelvoud aan soorten. Achteraf bleken de meeste daarvan niet valide te zijn of werden in een apart geslacht ondergebracht. Dit proces lijkt de laatste jaren naar de situatie te leiden dat Mosasaurus hoffmanni als enige soort overblijft.

Verdere vondsten in Limburg

In de dagbouwgroeve 't Rooth te Bemelen (gemeente Margraten) werd in 1956 een waardevol fragment gevonden.

In 1998 werd in de ENCI-groeve ook een grote gedeeltelijke schedel met een stuk ruggengraat ontdekt en overgebracht naar het Natuurhistorisch Museum te Maastricht. Het kreeg de naam Bèr toegekend. Het gaat hier echter niet om Mosasaurus maar om een nieuwe soort uit het geslacht Prognathodon: P. saturator. De grootste ooit gevonden versteende kaken van de maashagedis zijn te zien in het steenkoolmuseum in Valkenburg.

Beschrijving

Mosasaurus hoffmanni

Mosasaurus had net als de andere mosasauriërs een langgerekt maar stevig lichaam met ongeveer 46 wervels in de rug dat overging in een lange staart (tachtig wervels) met een vin en zijdelings vier langgerekte zijvinnen met extra phalanges. Het dier bewoog zich voort met behulp van zijdelingse bewegingen van de staart en stuurde met de zijvinnen. Mosasaurus was een soort die tamelijk afgeleid in bouw was en vrij groot. De schedel en onderkaak waren erg stevig, zonder de beweeglijkheid die meer basale mosasauriërs kenmerkte, die meer een typische lichte hagedissenschedel hadden. De tanden in de kaken waren krachtig en in staat om botten te breken en vlees te scheuren; Mosasaurus was dus niet meer genoodzaakt om de prooi in zijn geheel naar binnen te werken en de tanden in het verhemelte waren dan ook gereduceerd. Deze bouw wijst op een specialisatie in het aanvallen van grotere prooidieren die aan het zeeoppervlak zwommen. Hierop duiden ook de kenmerken van de zintuigen: de schedelopening tussen de wandbeenderen voor het parietaaloog ("derde oog" bovenin de kop) was het kleinste voor alle bekende mosasauriërs; de oogkassen waren groot en de geurlobben klein. Het dier joeg dus op het zicht.

Soorten

Maastrichts Krijt

Overige

Noten

  1. M. van Marum, ‘Beschrijving der beenderen van den kop van eenen visch,…’, Verhandelingen Teylers Tweede Genootschap 9 (1790), p. 383-389
  2. P. Camper, "Conjectures relative to the petrifactions found in St. Peter’s Mountain near Maestricht", Philosophical Transactions, 76: 443-456
  3. P. Rompen, 1995, Mosasaurus hoffmanni: De lotgevallen van een type-exemplaar
  4. A.G. Camper, 1800, "Lettre de A.G. Camper à G. Cuvier sur les ossemens fossiles de la montagne de St. Pierre, à Maëstricht", Journal de Physique 51 (1800) p. 278-291
Zie de categorie Mosasaurus van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.