Basisvoedsel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Basisvoedsel of voedselgewassen zijn de dominante voedingsmiddelen die de basis vormen van een traditioneel voedingspatroon.

Er worden minstens twaalf[1] en mogelijk meer dan twintig[2][3] genencentra onderscheiden en elk centrum lijkt in ieder geval ten minste één gras- en één peulvruchtsoort te hebben gedomesticeerd, om zo te beschikken over een zetmeel- en een eiwitbron. Zo werden in de Vruchtbare Sikkel tarwe, gerst, erwten en linzen gedomesticeerd en in Oost-Azië rijst en sojabonen. In elk van de belangrijkste centra is een andere grassoort gedomesticeerd, zoals tarwe, gerst, mais, sorgo en rijst. Deze voeden tegenwoordig de meerderheid van de menselijke bevolking, ruim de helft van de benodigde calorieën en proteïne die de mens uit planten haalt, komt van slechts drie gewassen, mais, rijst en tarwe.

Soorten basisvoedsel[bewerken | brontekst bewerken]

Wat voor voedingsmiddelen dit zijn varieert per regio, maar het betreft meestal zetmeel- of inulinerijke voedingsmiddelen van plantaardige oorsprong die veel energie kunnen leveren en die kunnen worden opgeslagen voor gebruik door het hele jaar. Hoewel het veel energie kan leveren, bevat stapelvoedsel geen gevarieerde hoeveelheid aan nutriënten, waardoor andere voedingsmiddelen aan de dagelijks voeding moeten worden toegevoegd om ondervoeding te voorkomen.

De meeste soorten basisvoedsel worden gegeten in de vorm van granen, zoals tarwe, maïs en rijst of in de vorm van zetmeelrijke knolgewassen zoals aardappel, zoete aardappel, cassave en taro. Andere soorten zijn onder andere peulvruchten, echte sagopalm, en vruchten zoals broodvrucht en bakbanaan.

Rijst wordt het meest gegeten in de vorm van gekookte granen, maar de meeste andere granen worden verwerkt tot meel, wat wordt gebruikt voor het maken van brood, pasta’s, pap en polenta. Vermalen wortelgroentes kunnen worden gebruikt om papachtige gerechten te bereiden zoals poi en fufu. Peulvruchten (met name kikkererwten) en zetmeelrijke knolgewassen kunnen ook tot meel worden verwerkt.

Maaltijden[bewerken | brontekst bewerken]

Basisvoedsel vormt de basis van een maaltijd. Voor de broodmaaltijd is dit brood en voor de hoofdmaaltijd een andere soort goedkoop te produceren zetmeelbron. In Nederland is dit traditioneel gezien de aardappel, maar de laatste decennia zijn er ook andere zetmeelbronnen populair geworden.

Producten die vaak de basis vormen voor warme maaltijden zijn aardappelen, rijst, gekookte tarwe en noedels. Broodsoorten zijn tarwebrood, roggebrood en rijstwafel. Vlees en groente vormen meestal een ander belangrijk deel van een hoofdmaaltijd. Elke cultuur legt daarin haar eigen typische accenten.

Vegetariërs laten alles waar vlees in zit uit hun basisvoedsel weg.

Trivia[bewerken | brontekst bewerken]

In Nederland wordt een maaltijd meestal aangeduid met de groentesoort, terwijl dat in de meeste andere eetculturen de vleessoort is.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Galerij[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Meyer (2012)
  2. Purugganan (2009)
  3. Fuller (2014)