Gerard Reve

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door 195.7.130.38 (overleg) op 13 mrt 2009 om 16:28. (→‎Hoc Est Corpus)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Sjabloon:Infobox Auteur Gerard Reve, volledige naam Gerard Kornelis van het Reve (Amsterdam, 14 december 1923Zulte (Oost-Vlaanderen), 8 april 2006) was een Nederlandse schrijver en dichter. Met Harry Mulisch en Willem Frederik Hermans wordt hij tot de Grote Drie van de naoorlogse Nederlandse schrijvers gerekend.

Levensloop

Reve werd geboren op 14 december 1923, om half zes in de namiddag, in de Amsterdamse Van Hallstraat nummer 25[1]. Zijn ouders waren Gerard J.M. van het Reve[2], een schrijver en journalist, onder andere schrijvend onder de naam Gerard Vanter, en Janetta Jacoba Doornbusch[3]. Beide ouders waren overtuigde communisten; vader Van het Reve bezocht in 1922 een van de congressen van de Comintern in Moskou[4]. De latere Rusland-kenner en Leidse hoogleraar Karel van het Reve was Gerards oudere broer. Enkele jaren voor de geboorte van Karel, was er al een vroeggestorven baby met dezelfde naam geboren[5]. Van het Reve groeide op in de wijk Betondorp in de Watergraafsmeer. Het gezin Reve woonde er in de loop der tijd op drie verschillende adressen in de Ploegstraat (de toenmalige nummers 50 of 56, 57 en 85 boven)[6]. Hij verhuisde later met zijn ouders naar de Jozef Israëlskade in de Diamantbuurt, waar hij De Avonden zou schrijven en situeren. Na een niet voltooide opleiding aan het Vossius Gymnasium in de jaren 1936-1940 bezocht hij tot 1943 de Grafische School in Amsterdam, waar hij een opleiding tot typograaf volgde. Tot 1947 had hij vervolgens verschillende baantjes, waaronder rechtbankverslaggever voor Het Parool, waar hij Simon Carmiggelt leerde kennen.

Op 9 december 1948 trouwde Reve met de dichteres Hanny Michaelis (1922-2007), een huwelijk dat tot 1959 zou duren. Met zijn huwelijksjaren viel gedeeltelijk de periode samen dat Reve in Engeland verbleef, (van 1952 tot 1957). Hij woonde in Londen, volgde cursussen toneelschrijven en werkte enkele maanden als verpleger in het National Hospital for Nervous Diseases. In deze tijd besloot hij alleen nog in het Engels te schrijven. Een van de aanleidingen was de rel die in Nederland was ontstaan over het in 1951 in een tijdschrift gepubliceerde verhaal Melancholia dat in strijd werd bevonden met 'de openbare orde en goede zeden' omdat in het verhaal gerept werd van masturbatie. Terug in Nederland ging hij in Amsterdam samenwonen met Wim Schuhmacher die in zijn werk figureert als 'Wimie'.

In 1964 verhuisde hij naar het Friese Greonterp waar hij samenwoonde met een nieuwe levenspartner, Willem Bruno van Albada ('Teigetje'), en later tevens met 'Woelrat' (Henk van Manen), die met elkaar getrouwd zijn. Hij noemt zijn huis in Greonterp 'Huize Het Gras'. Na een korte (1971-1974) periode in Veenendaal en Weert te hebben gewoond, vestigde Reve zich in 1974 in Frankrijk waar hij vanaf 1975 samenwoonde met Joop Schafthuizen ('Matroos Vos'). In later jaren verbleven Reve en Schafthuizen afwisselend in Frankrijk en in Nederland, in Schafthuizens woonplaats Schiedam. In 1993 gaven zij de woning in Nederland op en vestigden zich in het Belgische Machelen-aan-de-Leie, in de voormalige doktersvilla van de schoonzoon van de Vlaamse schrijver Stijn Streuvels.

Een bijzondere activiteit van de schrijver was in 1991 het integrale voorlezen - gedurende tien uur - voor de radio van zijn roman De Avonden.

Sinds 1997 leed Reve aan de ziekte van Alzheimer. Na een hartoperatie in 1998 ging hij erg achteruit. Vanaf december 1999 schreef hij niet meer. Reve verbleef sinds mei 2004 in een verpleeghuis en overleed op zaterdag 8 april 2006 om 20.45 uur op 82-jarige leeftijd in verpleeghuis Sint-Vincentius in Zulte.

Begrafenis

Het graf van Reve
Eerbewijs op het graf van Reve

Gerard Reve is op 15 april 2006 begraven op de Nieuwe Begraafplaats aan de Hoevestraat in Machelen-aan-de-Leie. Voor de teraardebestelling vond een uitvaartdienst[7] plaats in de parochiekerk Sint Michiel Cornelius en Ghislenius[8]. Hierbij sprak pastoor Gabriël Desmaele[9] een homilie uit. Reve had hier een speciale plek voor ogen in een hoek van de begraafplaats, maar werd begraven op het zogenaamde 'ereperk' in het midden van de begraafplaats. In dat perk was in 1982 al een man begraven die was verdronken terwijl hij een kind van de verdrinkingsdood redde. In november 2006 werd het simpele houten kruis dat direct na de begrafenis geplaatst was, vervangen door een marmeren grafmonument met daarop de tekst: Hier rust in vrede Gerard Reve. Op de liggende steen staat U heb ik lief.

Geboortedatum

Zowel Gerard Reve als (de door hem zeer bewonderde) Gustave Flaubert werden op 13 december geboren. Uit bijgeloof werd Flaubert op 12 december en Reve op 14 december geregistreerd in het geboorteregister. Reve had liever ook de 12e als geboortedatum gehad, want nu liep de dood voortdurend hijgend achter hem aan, terwijl Flaubert achter de dood aansjouwde (zie: Album Gerard Reve).

Pseudoniemen

Reve publiceerde De avonden aanvankelijk onder het pseudoniem Simon van het Reve, maar al bij de derde druk werd dit pseudoniem door zijn eigen naam vervangen. Tot 1973 schreef hij als Gerard Kornelis van het Reve. In de loop van dat jaar vereenvoudigde hij zijn naam tot Gerard Reve, en zo is hij definitief bekend gebleven.

Ook gebruikte Reve incidenteel enkele mystificerende pseudoniemen, zoals R.J. Gorré Mooses[10] en het anagram Darger Taveherven.

Literaire werkzaamheden

De Avonden

In 1940 gaf Reve in eigen beheer de dichtbundel Terugkeer uit, hetgeen pas in de jaren '80 bekend werd en in eerste instantie zelfs niet werd geloofd. Toen er een authentiek exemplaar opdook kwam de erkenning dat dit Reves debuut was geweest[11]. Op 1 november 1947 publiceerde Gerard (toen nog schrijvend onder de naam Simon van het Reve) zijn eerste roman die nog steeds geldt als een van de grote klassiekers uit de Nederlandse literatuur. De Avonden (die als ondertitel 'een winterverhaal' meekreeg) beschrijft de laatste tien dagen van 1946 vanuit de beleving van de kantoorklerk Frits van Egters. Het boek was als manuscript al bekroond met de Reina Prinsen Geerligsprijs. Ook nu nog heeft dit relaas van een kleinburgerlijk, zeer benauwend bestaan zonder enige illusie en zonder wezenlijk menselijk contact, niets van zijn beklemming verloren. De naargeestigheid van het boek schokte destijds vele critici. Er werd zelfs gesproken van 'mensonterend proza'. Godfried Bomans besprak de roman in 'Elsevier' onder de kop 'Een schrikbarend boek'. Hij had, zo schreef hij, 'zelden een boek gelezen zo naargeestig, zo zeer van iedere positiviteit verstoken, zo grauw, cynisch en volstrekt negatief.'

Vanuit bezorgdheid omtrent Reves geestelijke gezondheid sprak Bomans de hoop uit dat de schrijver 'zijn door God gegeven talent' (dat hij onmiskenbaar aanwezig achtte) in de toekomst zou gebruiken voor een boek dat 'niet alleen psychologisch interessant, doch ook van algemeen menselijk belang is'.

Simon Vestdijk wees daarentegen op de groteske en bevrijdende humor in de roman. Met hem herkenden enkele andere critici in het verhaal van de jonge Frits de stem van een generatie, die verdoofd en zonder geloof uit de oorlog was gekomen. Reve schreef De Avonden in een zakelijke, registrerende stijl waarin de kleinste details uitvoerig uit de doeken worden gedaan. Het plechtstatige taalgebruik van Frits van Egters zorgt daarbij voor komische effecten.

In de jaren zestig verschoof de aandacht binnen de receptie van de roman richting de psychologie van het hoofdpersonage. De seksuele passages kwamen centraal te staan, en daarnaast de dromen van Frits van Egters.

Het boek werd in 1989 als De Avonden verfilmd door Rudolf van den Berg. Dick Matena bewerkte De Avonden, met integrale tekst, vanaf 2001 tot een stripverhaal dat eerst in de Nederlandse krant Het Parool verscheen en in 2003-2004 ook in boekvorm werd uitgegeven. Hij ontving er in 2003 de Bronzen Adhemar voor.

Het exemplaar van "De Avonden", dat Reve in 1947 van zijn uitgever kreeg naar aanleiding van de Reina Prinsen Geerligs Prijs en is gebonden in een halfperkamenten band, is het duurste antiquarische boek van de moderne Nederlandse letterkunde. Reve zelf heeft het in 1964 voor 'grof geld' (naar verluidt fl. 400) aan uitgever-bibliofiel Johan Polak 'afgestaan'. In 2006 werd het voor 25.000 euro verkocht en door de anonieme koper in permanente bruikleen gegeven aan het Gerard Reve Museum.

De laatste alinea van De avonden wordt vaak de mooiste uit de Nederlandse literatuur van de twintigste eeuw genoemd:

Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. 'Het is gezien,' mompelde hij, 'het is niet onopgemerkt gebleven.' Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.

Werther Nieland

De eerder genoemde techniek, door Reve zelf wel eens 'noteren zonder te interpreteren' genoemd, is ook terug te vinden in Werther Nieland (1949) en in het al voor 1947 in een tijdschrift verschenen De ondergang van de familie Boslowits. In beide novellen wordt de belevingswereld van een kind tegenover de 'onbegrijpelijke' wereld van de volwassenen gezet. De elfjarige Elmer in Werther Nieland krijgt geen greep op de werkelijkheid die hem omringt. Hij vermoedt dat er een verband bestaat tussen allerlei afzonderlijke gebeurtenissen, maar omdat hij nog onvoldoende van de wereld begrijpt, neemt dat verband in zijn beleving de proporties van iets geheims en toverachtigs aan. Een van de dingen die hij niet begrijpt, is het ongewone gedrag van Werther Nielands moeder. Om zich te weer te stellen tegen het onbegrepene, houdt hij zich bezig met het oprichten van geheime clubs en het uitvoeren van zelfbedachte rituelen, waarmee vaak het doden van dieren gepaard gaat. Reve zelf vond Werther Nieland beter dan De Avonden.

Later werk

Na deze vroege werken en een daaropvolgende periode waarin hij allerlei verschillende genres en mogelijkheden uitprobeert (inclusief een uitstapje naar het schrijven in het Engels), draagt Reves reis naar Edinburgh in 1962 bij tot zijn keuze voor de brief als een voor hem bij uitstek geschikt genre. In 1963 verschijnt het eerste van Reves vele brievenboeken: Op weg naar het Einde, in 1966 gevolgd door Nader tot U. Op het persoonlijke vlak heeft Reve dan al een ingrijpende ontwikkeling doorgemaakt: tijdens het verblijf in Engeland en Schotland komt hij, aldus Reve-kenner Jos Paardekooper, 'tot de conclusie dat hij altijd voor God op de vlucht is geweest'. Op zijn bekering tot het christendom volgt in 1966 zijn toetreden tot de rooms-katholieke Kerk. In de eerste helft van de jaren zestig begint hij ook in het reine te komen met zijn homoseksuele fantasieën waarin religie, dood en erotiek sterk met elkaar verbonden zijn. Duidelijkheid over deze persoonlijke ontwikkeling bieden de Brieven aan Wimie uit deze periode, in 1980 gepubliceerd, en de Brieven aan Josine M. (geschreven tussen 1959 en 1975) die in 1981 werden uitgebracht en waarvan in 1994 een aanzienlijk uitgebreide heruitgave verscheen.

Romans met een sterk autobiografisch karakter waarin Reve ook teruggrijpt op gebeurtenissen uit het verleden zijn Oud en eenzaam uit 1978 (waarin zijn verblijf in Londen en de communistische jeugdkampen die hij als kind bezocht een belangrijke rol spelen) en Moeder en zoon uit 1980. Deze laatste roman is het relaas van zijn ontwikkelingsgang tot het katholicisme en van zijn liefde voor de minnaar die als 'Matroos Vos' (ook wel: 'Matroos Vosch') in zijn werk een plaats krijgt.

Het Boek Van Violet En Dood

Moeder en zoon werd eerder aangekondigd als Het boek van het violet en de dood, de definitieve roman die alle andere romans overbodig zal maken, waarvan in Reves werk regelmatig sprake is. Het eerste hoofdstuk van Moeder en zoon verscheen kort voor de publicatie van deze roman als dummy onder deze steeds weer aangekondigde titel. In 1996 verscheen de reeds zo lang in het vooruitzicht gestelde roman dan toch, onder de iets gewijzigde titel Het Boek Van Violet En Dood. De rode draad in de roman is het overlijden na een verkeersongeluk van de 27-jarige zoon van de buurvrouw van de schrijver in Frankrijk. Tijdens de begrafenis van het slachtoffer dwalen de gedachten van de verteller-schrijver voortdurend af. Hij denkt aan andere jongens en mannen rond wie hij erotische fantasieën heeft gesponnen, maar die de dood inmiddels tot zich heeft genomen. Verder mijmert hij over de troost die het katholieke geloof biedt en tussen de bedrijven door vereffent hij, vaak zeer komisch, nog een aantal rekeningen. De schrijvers Rudy Kousbroek, Remco Campert, Renate Rubinstein en Maarten Biesheuvel zijn enkele van de slachtoffers. Bovendien 'onthult' Reve in dit boek dat hij de zoon zou zijn van een Noorse zee-officier en dat zijn bekende broer Karel van het Reve slechts een halfbroer is.

Rumoer en erkenning

Persoon en werk van Reve hebben regelmatig aanleiding gegeven tot grotere en kleinere rellen. Zo moest de auteur in 1966 (het jaar van zijn toetreding tot de rooms-katholieke Kerk) voor de rechtbank in Amsterdam verschijnen na een aanklacht wegens godslastering. Deze had betrekking op een passage in Nader tot U waarin Reve beschrijft hoe hij gemeenschap heeft met een als ezel geïncarneerde God. Uiteindelijk werd Reve in 1968 vrijgesproken. In 1969 baarde Reve opzien door bij de uitreiking van de hem toegekende P.C. Hooft-prijs minister Marga Klompé, die hem de prijs overhandigde, te kussen. In die tijd was een dergelijke omgang met bewindspersonen nog hoogst ongebruikelijk. Tot enig rumoer leidde ook de weigering van de CPNB (Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek; de organisator van de Boekenweek) om het door Reve als Boekenweekgeschenk geschreven De vierde man te accepteren.

In 2001 ontstond opnieuw rumoer, nu omdat koning Albert weigerde de Prijs der Nederlandse Letteren uit te reiken aan Gerard Reve, omdat diens levenspartner Joop Schafthuizen werd verdacht van kindermisbruik en het bezit van kinderporno. De prijs werd uiteindelijk door een ambtenaar van de Nederlandse Taalunie uitgereikt.

Waardering

Gerard Reve wordt gerekend tot de Grote Drie van de Nederlandse naoorlogse literatuur. Zijn werk wordt nog steeds veel gelezen en besproken. Het leidt bovendien nogal eens tot discussies. De waardering in de literaire kritiek heeft golfbewegingen gekend, waarbij De avonden, Nader tot U, De taal der liefde, Oud en eenzaam, Moeder en zoon en het recentere Bezorgde ouders (over een schrijver die aan de vooravond van Kerstmis gekweld wordt door angsten en homo-erotische fantasieën) tot de hoogtepunten worden gerekend, evenals de brievenboeken Brieven aan Wimie 1959-1963 en Brieven aan Josine M. 1959-1975. Tot de dieptepunten worden onder andere de romans Een circusjongen en Wolf en het brievenboek Brieven aan Bernard S. gerekend. In een nawoord bij een herdruk van Werther Nieland in 1970, schreef Reve dat hij er na voltooiing in 1949 slechts een "heel geringe dunk" van had. Sindsdien werd de novelle hem echter steeds dierbaarder en beschouwde hij het "thans als een misschien nooit door mij te overtreffen hoogtepunt in mijn werk".

In de talloze studies en artikelen die over Reve geschreven zijn, werd de auteur bij de meest uiteenlopende literaire stromingen ingedeeld. Op grond van zijn eerste werken werd hij wel getypeerd als naturalist en nihilist, op grond van later verschenen werken ook wel als romanticus met mystieke en decadente trekjes. Zelf noemt Reve zich in zijn God & de Kunst, Toespraak in het Muiderslot (uitgesproken bij de uitreiking van de P.C. Hooft-prijs 1968 en gepubliceerd in Vier Pleidooien) een 'romantisch-decadent prozaschrijver en dichter'.

Het rumoer ten spijt is Reve wel degelijk officiële erkenning ten deel gevallen. In 1974 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau waarna in 1993, op zijn zeventigste verjaardag, een bevordering volgde tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. Ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag werd tevens een tentoonstelling over zijn leven en werk samengesteld die gedurende drie jaar in Nederlandse bibliotheken te zien was. In 1998, op zijn vijfenzeventigste verjaardag, werd hij benoemd tot Commandeur in de orde van de Nederlandse Leeuw.

Motieven

'Revistische' seksfantasieën (over 'schone jongens' die niet zelden pijn moeten lijden) en religie (waarbij met name de verering voor Maria - 'De koningin der levenden' en de 'Moeder van de dood' - een belangrijke rol speelt) worden de bepalende thema's in de romans en brieven die in de jaren zeventig verschijnen: De taal der liefde, Lieve jongens en Ik had hem lief. De kale zakelijke manier van schrijven uit het vroege werk is in deze boeken vervangen door een stijl vol tegenstellingen: pathetisch en plechtig, tegenover triviaal, plat en spottend. De 'droomjongen', of de 'meedogenloze jongen' waarvan in Reves werk zo vaak sprake is, keert ook terug in later werk zoals De stille vriend (1984).

Hoc Est Corpus

Anekdote van Theo Uittenbogaard (oktober 1966):

"Bovenin het grauw verlichte trappenhuis van een tragisch flatgebouw in een westelijke tuinstad wacht de Volksschrijver mij op. Ik mag hem voor de radio interviewen naar aanleiding van het feit dat hij ontslagen is van rechtsvervolging in een proces, tegen hem aangespannen op instigatie van de fractievoorzitter van de Staatkundig Gereformeerde Partij ir. C.N.van Dis, wegens 'smalende godslastering op een voor godsdienstige gevoelens krenkende wijze', alleen omdat hij zich God had voorgesteld als een lief grijs ezeltje, dat hij, voorzichtig, van achteren zou willen bezitten. De Officier van Justitie mr. J.J.Abspoel had daar begrip voor.

De flat is spartaans ingericht, in de keuken beweegt een leptosome jongeman. Een lichte teleurstelling; ik had mij Teigetje altijd wat meer des tijgers voorgesteld.

De band loopt. Het interview verloopt zoals verhoopt. "Als Moeder van God, kan Maria -in mythische zin- niets anders zijn dan de Heilige Maagd", allitereert de schrijver, desgevraagd, "Maar natuurlijk heeft Zij zich als mens, misdragen met de melkboer. Daar heb ik helemaal geen moeite mee". Ik vermoed dat ook deze zin zal sneuvelen in de montage, daar mijn opdrachtgever de Nederlands Christelijke Radio Vereniging is, die ik al met moeite had overtuigd van het historische karakter van een proces-wegens-godslastering en dat de NCRV dat, en de aanstichter ervan -hoewel een Neo-katholiek-, niet kon en mocht negeren in zijn uitzendingen. Na het interview nodigt de schrijver mij spontaan uit voor de maaltijd. Het gebodene reflecteert zowel zijn notoire gierigheid, als zijn culinaire kwaliteit; glazige aardappelen, andijvie, waarin zand knarst, en zure rode wijn.

Op mijn verzoek declameert de schrijver na afloop van de maaltijd sonoor zijn Gedicht voor dokter Trimbos  : "'Goedkope wijn, masturbatie, bioscoop', schrijft Céline. De wijn is op, en bioscopen zijn hier niet. Het bestaan wordt wel eenzijdig". Ik neem mij voor hierachter een Toccata van Bach te laten losbarsten, in een uitvoering van de organist Feike Asma, om het nog erger te maken.

Na nog meer wijn, die steeds lekkerder begint te smaken, buigt de schrijver vertrouwelijk over tafel en vertelt: " Nu ging ik afgelopen zondag naar de Heilige Mis in zo'n lelijke katholieke kerk hier in de buurt. En ik dring me zo'n beetje naar voren bij de Heilige Communie. Ik kniel. Ik steek m'n tong uit en ik krijg zo'n ouweltje in m'n mond. Ik sla een kruis. Scharrel snel naar buiten. In de auto. Ik hol de trap hier op. Naar de badkamer. Vul een glas water en schraap die ouwel van m'n gehemelte. Ik laat de hostie in het glas water zakken. -Net een kwakje in het bad.- En zeg tegen Teigetje: "Kijk es: Dit nu, is het Lichaam van Christus !"".

Bibliografie

  • Terugkeer (1940; poëzie)
  • De Avonden (1947; roman)
  • Werther Nieland (1949; novelle)
  • De ondergang van de familie Boslowits (1950; novelle)
  • The Acrobat and Other Stories (1956; verhalen)
  • Moorlandshuis (1960; toneel, nooit gepubliceerd of uitgevoerd)
  • Tien vrolijke verhalen (1961; verhalen)
  • Commissaris Fennedy (1962; toneel)
  • Vier Wintervertellingen (1963; verhalen)
  • Op weg naar het einde (1963; roman)
  • Zes Gedichten (1965; poëzie)
  • Gezicht op Kerstmis en andere geestelijke liederen (1965)
  • Nader tot U (1966; roman)
  • Veertien etsen van Frans Lodewijk Pannekoek voor arbeiders verklaard (1967)
  • A Prison Song in Prose (1968)
  • Uit de Kunst. Brieven aan Simon Carmiggelt. (1970; brieven)
  • Vier Pleidooien (1971; toespraken)
  • De Taal der Liefde (1972; roman)
  • Onze Vrienden (1972)
  • Credo (1973)
  • Lieve Jongens (1973; roman)
  • Lekker Kerstbrood (1973)
  • Het Zingend Hart (1973)
  • Het Lieve Leven (1974; brieven)
  • Rietsuiker (1974)
  • Een Circusjongen (1975; roman)
  • Ik had hem lief (1975; brieven)
  • Brieven aan kandidaat-katholiek A. (1976; brieven)
  • Drie toespraken (1976; toespraken)
  • Oud en Eenzaam (1978; roman)
  • Een eigen huis (1979; verhalen, gedichten, toespraken)
  • Scheppend Kunstenaar (1979)
  • Moeder en Zoon (1980; roman)
  • Brieven aan Wimie (1980; brieven)
  • De Vierde Man (1981; roman)
  • Drie woorden (1981)
  • Brieven aan Josine M., 1959-1975 (1981; brieven)
  • Brieven aan Bernard S. (1981; brieven)
  • Brieven aan Simon C. (1982; brieven)
  • Zeergeleerde Vrouwe (1982; brieven)
  • Album Gerard Reve (1983; fotobiografie)
  • Wolf (1983; roman)
  • Brieven aan Wim B. (1983; brieven)
  • Brieven aan Frans P. (1984; brieven)
  • De stille vriend (1984; novelle)
  • Schoon schip, 1945-1984 (1984; verhalen, gedichten, artikelen)
  • Brieven aan geschoolde arbeiders (1985; brieven)
  • Roomse heisa (1985; essays)
  • Brieven aan Ludo P., 1962-1980 (1986; brieven)
  • Klein gebrek geen bezwaar. Een keuze uit zijn brieven. (1986; brieven)
  • Verzamelde Gedichten (1987; poëzie)
  • Het geheim van Louis Couperus (1987; rede)
  • Zelf schrijver worden (1987; toespraken)
  • Bezorgde Ouders (1988; roman)
  • Brieven aan mijn lijfarts (1991; brieven)
  • Ik had hem lief (1992; roman)
  • Brieven van een aardappeleter (1993; brieven)
  • Op zoek (1995; novelle)
  • Zondagmorgen zonder Zorgen (1995; korte stukken en brieven)
  • Het boek van violet en dood (1996; roman)
  • Ik bak ze bruiner (1996; sprookjes, met tekeningen van Theo van den Boogaard)
  • Brieven aan Matroos Vosch, 1975-1992 (1997; brieven)
  • Thom Hoffman: 23 Brieven aan Frits van Egters over het maken van De avonden. & Gerard Reve: 7 Brieven aan Thom Hoffman (1997; brieven)
  • Met niks begonnen. Correspondentie met Willem Nijholt (1997; brieven)
  • Het hijgend hert (1998; roman)
  • Gezicht op Kerstmis en andere geestelijke liederen (1998)
  • Zalig Pasen (2001)
  • Brieven aan Bram P. (2003; brieven)
  • Gerard Reve - Geert van Oorschot. Briefwisseling 1951-1987 (2005; brieven)
  • Moedig Voorwaarts - Brieven aan Bert en Netty de Groot 1974-1997 (2007; brieven)
  • Verscheur deze brief. Ik vertel veel te veel- Correspondentie met Willem Frederik Hermans 1948-1987 (2007 (1 september); brieven)

Museum

Eind oktober 2007 opende Joop Schafthuizen het gratis toegankelijke Amsterdamse Gerard Reve Museum dat via tijdelijke tentoonstellingen licht werpt op het leven en werk van de overleden schrijver. Het museum is gehuisvest in de hoofdvestiging van de Openbare Bibliotheek in Amsterdam, op het Oosterdokseiland en toont proefdrukken, foto's en affiches van 's schrijvers boeken. Verder zijn er persoonlijke zaken van de schrijver te zien zoals de kroontjespen waarmee hij altijd schreef en zijn leesbril. Een vitrine toont relikwieën, zoals plukjes haar en een verstandskies door de schrijver van een certificaat van echtheid voorzien. De collectie is grotendeels bijeengebracht door 'algemeen apostel' [Peter van Bergen], een jarenlange vertrouweling van Reve.

Bron en externe links