Grafkelder van Oranje-Nassau
Grafkelder van Oranje-Nassau
| ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
De nieuwe kelder met rechts de grote kist van koning Willem I
| ||||
Plaats | Nieuwe Kerk, Delft | |||
Monumentale status | Rijksmonument | |||
Monumentnummer | 11872 | |||
Architectuur en landschap | ||||
Aanleg | 1614-1623, 1821-1822 | |||
Aantal graven | 46 | |||
Diversen | ||||
Eigenaar | Nederlandse koninklijke familie[bron?] | |||
Toegankelijkheid | Niet vrij toegankelijk | |||
|



De Koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk in de Nederlandse plaats Delft is sinds de bijzetting van prins Willem van Oranje de laatste rustplaats voor leden van het Huis Oranje-Nassau. De grafkelder bestaat uit twee gedeelten. De oudste grafkelder bevindt zich direct onder het grafmonument van Willem van Oranje in het koor van de kerk. De grafkelder die in 1822 in gebruik werd genomen, bevindt zich achter de oude grafkelder.
Sinds de bijzetting van Willem van Oranje begin zeventiende eeuw rusten bijna alle leden van het Huis van Oranje-Nassau met hun echtgenoten in deze grafkelder. Ook zijn twee kinderen van prinses Carolina van Oranje-Nassau, gehuwd met de vorst van Nassau-Weilburg, hier bijgezet. Alle prinsessen uit het Huis Oranje-Nassau die in andere vorstenhuizen zijn gehuwd, zijn niet in Delft bijgezet met uitzondering van de prinsessen Catharina Belgica en Louise.
Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]
De in 1584 in Delft vermoorde Willem van Oranje kon niet worden bijgezet in het familiegraf van de Nassaus in de Grote Kerk in Breda, omdat deze stad in Spaanse handen was. Er werd voor gekozen om het gebalsemde lichaam in een geïmproviseerd monument, een met stof bespannen katafalk, in het koor van de Nieuwe Kerk in Delft te plaatsen.
Pas in 1609 besloten de Staten-Generaal om een praalgraf voor de "Vader des vaderlands" op te richten. Omdat er geen gevolg werd gegeven aan dit besluit drong de weduwe van de prins, Louise de Coligny, in 1614 aan op het bouwen van een passend graf. De Staten gaven nu aan Hendrick de Keyser opdracht om een monument "als soodanighen Prince waerdig is" te bouwen. Onder dit monument werd een kelder uitgegraven waarin de prins op een onbekend gebleven tijdstip is bijgezet.
Het hart van de prins werd door zijn weduwe in een loden kistje bewaard. In 2001 werd tijdens de restauratie van het monument een loden kistje gevonden dat onder het liggende marmeren beeld van Willem van Oranje was verborgen. Het kistje werd ongeopend in het monument teruggeplaatst.
Het monument werd na de dood van De Keyser door diens zoon Pieter de Keyser afgemaakt en in 1623 voltooid. Louise de Coligny heeft het monument niet voltooid gezien. Ze werd in 1621 in de kelder bijgezet. Daar werden in de daaropvolgende eeuw ook de stadhouders en hun familieleden bijgezet. De ingang van de kelder lag vóór het monument en is ook nu nog aanwezig.
De stadhouders van Groningen en Friesland werden bijgezet in de grafkelder van de Friese Nassaus te Leeuwarden. Koning-stadhouder Willem III en zijn echtgenote, koningin Maria II werden in de Westminster Abbey in Londen begraven.
In het dynastieke besef van de Oranjes waren het monument en de kelder van groot belang.[bron?] Men breidde de te klein geworden kelder in 1752 uit. Daarbij werden de houten kisten vervangen of omhuld door nieuwe loden kisten.
De kelder werd tijdens de Franse Revolutie niet geplunderd, in tegenstelling tot die van de Nassaus in Leeuwarden en de kelders van de Franse koningen. De verdreven Oranjes begroeven hun doden in de jaren tussen 1795 en 1813 in hun ballingsoorden. De in of bij Berlijn, in Braunschweig of Padua begraven prinsen en prinsessen zijn in de 19e en 20e eeuw, op een na[bron?], allen naar Delft overgebracht.
In 1813 trof de soevereine vorst Willem I na het vertrek van de Fransen de kelder en het monument ongeschonden aan. Alleen de wapenborden en de vaandels die in het koor hingen, waren vernield.
In 1819 werd prinses Louise als eerste Oranje na de verheffing tot koningshuis in Delft bijgezet. Toen Wilhelmina van Pruisen, de weduwe van stadhouder Willem V, in 1820 overleed was de kelder vol en moest zij in een grafkelder onder de kerk in Apeldoorn worden bijgezet.
Koning Willem I liet daarom in 1820 een tweede grafkelder bouwen achter de reeds bestaande kelder. Omdat hier de graven lagen van het Delftse Gasthuis, werden deze aangekocht en geruimd. De ruime kelder met zeven grafnissen ligt iets hoger dan de oude kelder. Daarom is het achterste deel van het koor ook opgehoogd. In 1822 was de kelder gereed en kon het lichaam van Wilhelmina van Pruisen vanuit Apeldoorn worden overgebracht.
Bij deze uitbreiding werd ook de toegang tot de grafkelder verplaatst. Vanaf 1821 kwam men de grafkelder binnen vanuit de linkerzijde van het praalgraf. Bij de uitvaarten van de Oranjes in de 19e eeuw werden de kisten met een "mechaniek", een lift, naar beneden gebracht. Tegenwoordig wordt deze ingang als dienstingang gebruikt.
Op 1 januari 1829 werd het koninklijk besluit van 22 augustus 1827 van kracht, waardoor begraven in kerken om hygiënische redenen werd verboden. In de Wet op de lijkbezorging werd voor het Koninklijk Huis een uitzondering gemaakt. De leden van het Koninklijk Huis mochten worden gebalsemd en in een kerk worden bijgezet. Ook in de huidige wet staat vermeld dat deze niet van toepassing is op de lijkbezorging van leden van het Koninklijk Huis.[1]
In de 19e eeuw speelden de dood en rouwrituelen een grote rol. De kisten werden prachtig uitgevoerd en waren, ook omdat vorsten begraven werden in meerdere kisten, van lood, eikenhout en mahonie die in elkaar pasten, zo zwaar dat ooggetuigen bij de begrafenis van koning Willem III spraken van een onwaardig tafereel omdat de kist als een "pianokrat" verstouwd en geduwd werd.[2]
De Oranjes bezochten hun doden in de kelder geregeld. Het verst daarin ging de zenuwzieke prins Alexander die zijn broers en moeder op hun verjaardagen en sterfdagen opzocht in de kelder. De kist van zijn gebalsemde broer prins Willem liet hij zelfs op wieltjes plaatsen zodat hij zijn dode broer door het glazen deksel kon zien.[bron?] Alexander liet ook zilveren grafkransen op de kisten plaatsen. Koningin-moeder Emma bezocht de grafkelder geregeld om bloemen te leggen.
De kelders zijn nooit opengesteld voor het publiek.[bron?] De koninklijke familie bewaart daarbij een diep stilzwijgen over de kelders, zodat daar, anders dan in andere landen, ook geen wetenschappelijk onderzoek kan worden gedaan. In 1890 daalde een Franse journalist in de kelder af, voordat Willem III werd bijgezet, en maakte een tekening van het gewelf met de kisten. Te zien zijn onder meer de koorden waarmee de kisten werden verzegeld en de vele kransen en bloemen. Op de tekening zijn ook drie kleine kistjes te zien waarin zich misschien de ingewanden van de gebalsemde Oranjes of doodgeboren kinderen bevinden. De kisten liggen duidelijk in andere nissen dan nu het geval is. In datzelfde jaar maakte Victor de Stuers een potloodtekening van de oude grafkelder.
Ter gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina werd een grote verbouwing uitgevoerd. Men dacht aan een grote trap vóór het monument. Uiteindelijk werd het een steen van enkele tonnen zwaar van arduin met het opschrift
RESURRECTIONEM EXSPECTAT GUILELMUS PRIMUS PATER PATRIAE |
Latijn voor: "Hier verwacht Willem I, Vader des Vaderlands, de wederopstanding".
In de Tweede Wereldoorlog werd de kelder in 1945 beschadigd toen de stookolie voor de gemalen rond het laaggelegen en natte Delft opraakte. Het stijgende grondwater richtte in de kelder schade aan.[3] Tijdens de restauraties van de Nieuwe Kerk rond 2013 werd ook de koninklijke grafkelder gerestaureerd.
Uitbreiding grafkelder[bewerken | brontekst bewerken]
Met de bijzettingen van prins Claus (2002), prinses Juliana en prins Bernhard (beiden 2004) werd bijna de maximale capaciteit bereikt. In 2013 werd besloten tot een uitbreiding. Die houdt in dat er een nieuwe kelder aangebracht wordt in de zuidelijke kooromgang. De grafkelder wordt verbonden aan de bestaande voorhal (daterend uit 1925). Daarnaast krijgt de grafkelder een nieuwe secundaire ingang aan de buitenzijde. Hiermee wordt een directe toegang gecreëerd. In totaal wordt ruimte gecreëerd voor ruim twintig bijzettingen.[4]
In eerste instantie werd een rijksbijdrage gereserveerd van twee miljoen euro. In 2021 nam het Rijk de kosten over die door de eigenaar van de kerk, de Protestantse gemeente van Delft, waren ingecalculeerd. Volgens het Rijk had de eigenaar financieel geen ruimte meer om in de kosten bij te dragen omdat de restauratiekosten van de kerk zelf te veel waren gestegen. Daarmee kwam de rijksbijdrage uit op 3,6 miljoen euro. De koninklijke familie zegde daarnaast driehonderdduizend euro toe.[5] Een jaar later waren er voor het Rijk opnieuw tegenvallers ter waarde van enkele tonnen euro. De koninklijke familie droeg daarnaast een ton euro extra bij.
De bijzettingen in de late 19e en in de 20e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]
- In 1896 werd, na lang zoeken, het gebeente van prins Willem George Frederik vanuit een klooster in Padua naar Delft gebracht. De prins was daar, omdat hij niet katholiek was, heimelijk onder een bergruimte begraven en het graf onder zijn grafsteen in de kloostergang bleek leeg te zijn.
- In 1911 werd het vergeten en verwaarloosde graf van prinses Paulina van Oranje-Nassau op het landgoed Freienwalde nabij Berlijn teruggevonden. De eigenaar van het landgoed, de Duitse industrieel Walther Rathenau, nam contact met koningin Wilhelmina op en de resten van de kleine prinses werden naar Delft overgebracht.
- In 1958 werd stadhouder Willem V, na meer dan 150 jaar in Braunschweig te hebben gerust, in de kelder bijgezet. Ook een zilveren vaas met het hart van de prins werd naar Delft gebracht. De urnen met zijn ingewanden bleven in Duitsland achter. Prinses Wilhelmina weigerde de herbegrafenis van Willem V bij te wonen. Desgevraagd zei Wilhelmina "niet achter de kist van een sufferd aan te willen lopen."[6]
- Prinses Wilhelmina overleed op 28 november 1962 en werd op 8 december dat jaar ongebalsemd in de grafkelder bijgezet. Thijs Booy, secretaris van de prinses, schrijft in zijn herinneringen dat hij na de plechtigheid in de door de marechaussee bewaakte kelder afdaalde om daar, samen met de minister van Justitie, de kist te verzegelen met het zegel van de koningin en het grootzegel van het koninkrijk.
Bijzettingen 21e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]
Prins Claus[bewerken | brontekst bewerken]
Claus van Amsberg, de echtgenoot van koningin Beatrix, overleed op 6 oktober 2002 en werd op 15 oktober bijgezet in de grafkelder. Terwijl de overleden prins naar zijn laatste rustplaats werd gebracht was het stuk Agnus Dei van Mozart te horen. Voorgangers in de uitvaartdienst waren ds. Carel ter Linden, hervormd predikant, en pastor Huub Oosterhuis, dichter en theoloog.
Prinses Juliana[bewerken | brontekst bewerken]
Prinses Juliana overleed op 20 maart 2004 en werd op 30 maart bijgezet. De uitvaartliturgie werd geleid door ds. W. Hudig-Semeijns de Vries van Doesburgh, remonstrants predikante. Op het moment dat de kist met het stoffelijk hulsel van de prinses afdaalde in de crypt waren de klanken te horen van Peer Gynt Suite No.1, Op. 46: I. Morning Mood van Edward Grieg. Sedert de bijzetting wordt zij officieel weer betiteld als 'koningin Juliana'.[7]
Prins Bernhard[bewerken | brontekst bewerken]
Prins Bernhard overleed op 1 december 2004 en werd op 11 december 2004 bijgezet. De rouwdienst werd voorgegaan door ds. Carel ter Linden, emeritus-predikant van de Kloosterkerk te Den Haag.
Op het moment dat de kist met het stoffelijk overschot van de prins de kerk werd ingedragen vlogen drie F-16's en een Spitfire over, waarbij een zogenaamde flypast-manoeuvre in de missingmanformatie werd uitgevoerd. Op het moment van de bijzetting waren de klassieke stukken Abide With Me en Requiem Op.48: III. Sanctus te horen.
Wet op de Lijkbezorging[bewerken | brontekst bewerken]
Leden van het Koninklijk Huis vallen niet onder de Wet op de Lijkbezorging die sinds 1991 in werking is. Door deze ontheffing is het voor deze leden wettelijk toegestaan om bijgezet te mogen worden onder de Nieuwe Kerk te Delft. Begraven in een kerk of een ander gebouw, dat niet uitsluitend bestemd is voor begraven is in Nederland voor gewone stervelingen verboden.[8] Daarnaast worden overleden leden van het Koninklijk Huis over het algemeen later bijgezet dan de wet verplicht stelt. Ook worden leden bijgezet in een kist bekleed met lood, zodat deze in de toekomst niet zal vergaan. Het besluit op de lijkbezorging stelt vast dat lijkbezorging normaal gesproken alleen mag plaatsvinden in een ecologische kist, zoals hout of riet.[9] Omdat ook prinses Juliana in een loden kist is bijgezet, konden de kleinkinderen van de prinses vanwege het gewicht de kist niet naar de grafkelder dragen, zoals zij dit graag wilden.[10] Tot slot worden de lichamen van leden van het Koninklijk Huis gebalsemd. Dit gebeurt vrij snel na het overlijden. Het bloed wordt uit het lichaam verwijderd en vervangen door een speciale stof die ervoor zorgt dat het lichaam niet op een natuurlijke manier ontbindt. Niet alle gestorven leden zijn gebalsemd. Zo is van koningin Wilhelmina en prins Bernhard bekend dat zij niet gebalsemd wensten te worden. Prinses Juliana en prins Claus hebben een simpele vorm van balseming ondergaan.[11] Balseming is voor andere mensen verboden, tenzij de duur om het lichaam intact te houden niet langer dan tien dagen is.[12] In uitzonderlijke gevallen kan ontheffing worden verleend.
Prins Friso[bewerken | brontekst bewerken]
Dat prins Friso niet in Delft is bijgezet heeft niet direct te maken met het verlies van zijn lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Naast dat leden van het Koninklijk Huis ontheffing hebben van deze wet, kan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten aanzien van andere bloed- en aanverwanten van de Koning ontheffing verlenen van bepalingen aan deze wet.[13] Dit betekent ook dat prinses Irene theoretisch gezien nog steeds in Delft bijgezet kan worden. Waarom prins Friso en prinses Christina niet in Delft zijn bijgezet is door de koninklijke familie niet bekendgemaakt.
Geheimhouding[bewerken | brontekst bewerken]
Rondom de bijzetting van leden van het Koninklijk Huis zijn vele rituelen en tradities. De kelder wordt door de koninklijke familie als een privédomein gezien en, anders dan in Spanje, België en Oostenrijk, is de kelder steeds gesloten en heerst er rond de kelder veel geheimzinnigheid.[14] Zo dook in de publiciteit rond de uitvaart van prins Claus een eerder onbekende kleine kist op die rechtsachter in de nieuwe kelder staat. Wat deze kist bevat is onduidelijk. Mogelijk gaat het om de doodgeboren zoon van koningin Wilhelmina en prins Hendrik.
De burgemeester van Delft, sleutelbewaarder van de kelder, opent de grafkelder alleen in bijzijn van twee medewerkers van de AIVD en twee marechaussees.[14] De burgemeester gebruikt daarbij de kleine dienstingang naast het monument. Alleen beëdigd personeel mag werkzaamheden in de grafkelder uitvoeren. De toegangssteen wordt alleen verwijderd voor bijzettingen van leden van het Koninklijk Huis.
Overzicht van de personen die in de kelders zijn bijgezet[bewerken | brontekst bewerken]
In opdracht van koningin Beatrix vond een grote herschikking van de kisten plaats. De nieuwe plaatsen van de kisten zijn te vinden op de plattegrond van de Nieuwe Kerk te Delft.[15]
Hieronder de situatie direct na de bijzetting van prins Bernhard. De herschikking heeft hoogstwaarschijnlijk hierna plaatsgevonden.[16]
Naam | Geboortedatum | Datum overlijden | Datum bijzetting |
---|---|---|---|
1. ![]() |
24-04-1533 | 10-07-1584 | 03-08-1584 |
2. ![]() |
23-09-1555 | 13-11-1620 | 24-05-1621 |
3. ![]() |
13-11-1567 | 23-04-1625 | 16-09-1625 |
4. Elisabeth, dochter van prins Frederik Hendrik | 04-08-1630 | 04-08-1630 | 18-08-1630 |
5. ![]() |
28-04-1632 | 17-05-1642 | 17-06-1642 |
6. ![]() |
29-01-1584 | 14-03-1647 | 10-05-1647 |
7. ![]() |
03-07-1578 | 12-04-1648 | 05-05-1648 |
8. ![]() |
31-08-1602 | 08-09-1675 | 21-12-1675 |
9. ![]() |
27-05-1626 | 06-11-1650 | 08-03-1651 |
10. Doodgeboren dochter van prins Willem IV | 19-12-1736 | 19-12-1736 | 22-12-1736 |
11. ![]() |
01-09-1711 | 22-10-1751 | 04-02-1752 |
12. ![]() |
02-11-1709 | 12-01-1759 | 23-02-1759 |
13. George, zoon van Karel Christiaan van Nassau-Weilburg | 18-12-1760 | 27-05-1762 | 01-06-1762 |
14. Doodgeboren dochter van Karel Christiaan van Nassau-Weilburg | 15-10-1767 | 15-10-1767 | 24-10-1767 |
15. Naamloze zoon van prins Willem V | 23-03-1769 | 24-03-1769 | 28-03-1769 |
16. ![]() |
15-02-1774 | 06-01-1799 | 03-07-1896 |
17. ![]() |
01-03-1800 | 22-12-1806 | 07-04-1911 |
18. ![]() |
08-03-1748 | 09-04-1806 | 29-04-1958 |
19. ![]() |
28-11-1770 | 15-10-1819 | 28-10-1819 |
20. ![]() |
07-08-1751 | 09-06-1820 | 27-11-1822 |
21. Ernst Casimir, zoon van koning Willem II | 21-05-1822 | 22-10-1822 | 11-05-1860 |
22. Willem, zoon van prins Frederik | 06-07-1833 | 01-11-1834 | 05-11-1834 |
23. ![]() |
18-11-1774 | 12-10-1837 | 26-10-1837 |
24. ![]() |
24-08-1772 | 12-12-1843 | 02-01-1844 |
25. ![]() |
22-08-1836 | 23-01-1846 | 28-01-1846 |
26. ![]() |
02-08-1818 | 20-02-1848 | 21-04-1848 |
27. ![]() |
06-12-1792 | 17-03-1849 | 04-04-1849 |
28. ![]() |
15-09-1843 | 04-06-1850 | 10-06-1850 |
29. ![]() |
18-01-1795 | 01-03-1865 | 17-03-1865 |
30. ![]() |
01-02-1808 | 06-12-1870 | 21-12-1870 |
31. ![]() |
20-05-1830 | 01-05-1872 | 17-05-1872 |
32. ![]() |
17-06-1818 | 03-06-1877 | 20-06-1877 |
33. ![]() |
13-06-1820 | 13-01-1879 | 25-01-1879 |
34. ![]() |
04-09-1840 | 11-06-1879 | 26-06-1879 |
35. ![]() |
28-02-1797 | 08-09-1881 | 23-09-1881 |
36. ![]() |
25-08-1851 | 21-06-1884 | 17-07-1884 |
37. ![]() |
19-02-1817 | 23-11-1890 | 04-12-1890 |
38. ![]() |
02-08-1858 | 20-03-1934 | 27-03-1934 |
39. ![]() |
19-04-1876 | 03-07-1934 | 11-07-1934 |
40. ![]() |
31-08-1880 | 28-11-1962 | 08-12-1962 |
41. ![]() |
06-09-1926 | 06-10-2002 | 15-10-2002 |
42. ![]() |
30-04-1909 | 20-03-2004 | 30-03-2004 |
43. ![]() |
29-06-1911 | 01-12-2004 | 11-12-2004 |
Verder bevinden zich nog drie stoffelijke overschotten in de grafkelder:
Naam | Geboortedatum | Datum overlijden | Datum bijzetting |
---|---|---|---|
1. Henriëtte Amalia, dochter van prins Frederik Hendrik | 26-10-1628 | ??-12-1628 | onbekend |
2. Hendrik Lodewijk, zoon van prins Frederik Hendrik | 30-11-1639 | 29-12-1639 | onbekend |
3. Lodewijk, prins van Bohemen, zoon van voormalig keurvorst Frederik V van de Palts | 31-08-1623 | 24-12-1624 | 27-05-1625 |
Op 27 mei 1625 werd in het begraafboek van de Nieuwe Kerk vermeld: "Een kint van de Coninck van Bohemen". De winterkoning wist zijn residentie in Heidelberg en zijn koninkrijk Bohemen in vijandelijke handen. Daarom werd de als zuigeling aan de pest gestorven Louis van de Palts, prins van Bohemen (Den Haag, 31 augustus 1623 - Den Haag, 24 december 1624) in de kelder van zijn overgrootvader bijgezet.[17] Het was de derde bijzetting in wat nu de "oude kelder" wordt genoemd. De kist met het lichaam van de in april van 1625 gestorven Maurits werd pas in september van datzelfde jaar bijgezet.
Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]
- Raak, Cees van (2003) Vorstelijk begraven en gedenken. Funeraire geschiedenis van het huis Oranje-Nassau, Uitgeverij Thoth
- Emirentia van Heuven-van Nes, Anne-Marieke van Schaik & Marieke E. Spliethoff (red.), Monumenten voor Nassau en Oranje, Rotterdam, 2004.
Externe links[bewerken | brontekst bewerken]
Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]
- Praalgraf van Engelbrecht I van Nassau
- Praalgraf van Engelbrecht II van Nassau
- Grafkelder van de Friesche Nassaus in Leeuwarden
- Grafkelder van Nassau-Bergen in Bergen
- Grafkelder van Nassau-Dillenburg in Dillenburg
- Grafkelder van Nassau-Hadamar in Hadamar
- Grafkelder van Nassau-Idstein in Idstein
- Grafkelder van Nassau-LaLecq in Ouderkerk aan den IJssel
- Grafkelder van Nassau-Siegen in Siegen
- Grafkelder van Nassau-Usingen in Usingen
Bronnen, noten en/of referenties
|