Kongonaphon

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Kongonaphon
Status: Uitgestorven
Fossiel voorkomen: Midden- tot Laat-Trias
Kongonaphon kely
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Onderklasse:Diapsida
Infraklasse:Archosauromorpha
Familie:Lagerpetidae
Geslacht
Kongonaphon
Kammerer et al., 2020
Typesoort
Kongonaphon kely
Kongonaphon kely
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

Kongonaphon[1] is een geslacht van uitgestorven reptielen uit de Avemetatarsalia, behorende tot de Lagerpetidae, dat tijdens het Midden- tot Laat-Trias leefde in het gebied van het huidige Madagaskar.

Vondst en naamgeving[bewerken | brontekst bewerken]

In 1998 werd in het Morondavabekken in het zuidwesten van Madagaskar door John Flynn een skelet gevonden van een klein reptiel. De vondst werd in 2019 gemeld in de wetenschappelijke literatuur.

In 2020 werd de typesoort Kongonaphon kely benoemd en beschreven door Christian F. Kammerer, Sterling J. Nesbitt, John J. Flynn, Lovasoa Ranivoharimanana en André R. Wyss. De geslachtsnaam is een combinatie van het Malagasi kongona, 'tor', en het Oudgrieks φoνeύς, phoneus, 'doder', een verwijzing naar de levenswijze als insectivoor. De soortaanduiding kely betekent 'klein' in het Malagasi, een verwijzing naar de geringe lichaamsomvang.

Het holotype UA 10618 is gevonden in een laag zandsteen van de Isalo II-lagen die dateren uit het Ladinien-Carnien, ongeveer 237 miljoen jaar oud. het bestaat uit een gedeeltelijk skelet met schedel. Bewaard zijn gebleven: een rechterbovenkaaksbeen, een middelste staartwervel, de mogelijke onderzijde van een opperarmbeen, een rechterdijbeen, de bovenkanten van beide scheenbeenderen, de bovenkant van een kuitbeen, mogelijke stukken van de middenvoet, een tweede middenvoetsbeen, een eerste kootje van de tweede teen, nog een kootje en niet gedetermineerde botfragmenten. Het betreft een volwassen dier.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Grootte en onderscheidende kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Het holotype moet een klein dier geweest zijn van een kwart meter lang. In 2020 werd de heuphoogte geschat op tien centimeter op basis van een geschatte lengte van het dijbeen van vier centimeter.

De beschrijvers stelden formeel geen enkele autapomorfie ofwel unieke afgeleide eigenschap vast. Impliciet onderscheiden de kegelvormige tanden zich echter van die van alle bekende nauwe verwanten. Er is een unieke combinatie van kenmerken. Het dijbeen draagt een scherpe lemmetvormige vierde trochanter, uitsteeksel voor de pees van de retractorspier van de staart. De vierde trochanter is naar binnen gebogen en mist een uitholling op het buitenvlak. De uitholling naast de vierde trochanter wordt doorsneden door een richel. De schacht van het dijbeen is lichtgebouwd, langwerpig en gebogen. Het onderste uiteinde van het dijbeen is niet sterk verbreed. Er is een relatief grote afstand tussen de dijbeenkop en de vierde trochanter.

Skelet[bewerken | brontekst bewerken]

Het bovenkaaksbeen lijkt aan de voorzijde wat verwijd te zijn, wat wellicht duidt op een verbrede snuitpunt. Het draagt minstens zes tanden. Die zijn kegelvormig en missen kartelingen. Ze zijn gelijk in grootte. De tanden zijn verweerd door putjes, als bij dieren die zulke tanden gebruiken om harder voedsel te kraken. Ze zijn wellicht afgeknot door slijtage. De tanden zijn relatief groot en staan dicht op elkaar.

De staartwervel is langwerpig en overdwars afgeplat met een hol gebogen onderkant. Het opperarmbeen lijkt relatief kort te zijn geweest. Vermoedelijk was Kongonaphon een tweevoeter. Bij het dijbeen vormen hals en kop bovenaan de haak die typisch is voor lagerpetiden. Het dijbeen heeft een kleine trochanter anterior, een mogelijk teken dat het holotype volwassen was. De teenkootjes zijn sterk ingesnoerd en hebben krachtige onderste gewrichtsknobbels.

Fylogenie[bewerken | brontekst bewerken]

Kongonaphon werd in 2020 in de Lagerpetidae geplaatst in een polytomie of 'kam' met andere lagerpetiden. De kladistische analyse vond de Lagerpetidae basaal in de Dinosauromorpha, dus aan de basis van de tak die naar de dinosauriërs leidt. Echter, als het taxon Scleromochlus in de analyse werd meegenomen, leverde deze bij sommige statistische bewerkingen een positie in de Pterosauromorpha op, dus de tak die naar de pterosauriërs leidt. Dat baarde in 2020 veel opzien want de vroege evolutie van de Pterosauromorpha is nog zeer slecht bekend.

Dit is de stamboom zonder Scleromochlus:

Avemetatarsalia 

Aphanosauria


Ornithodira 

Pterosauria


Dinosauromorpha 
Lagerpetidae

Kongonaphon



PVSJ 883



Ixalerpeton



Lagerpeton



Dromomeron



Dinosauriformes 

Lagosuchus


Dracohors 

Silesauridae



Dinosauria







En dit is de stamboom met Scleromochlus:

Avemetatarsalia 

Aphanosauria


Ornithodira 
Pterosauromorpha 


Scleromochlus



Pterosauria



Lagerpetidae 

Kongonaphon



PVSJ 883



Ixalerpeton



Lagerpeton



Dromomeron




Dinosauromorpha / Dinosauriformes 

Lagosuchus


 Dracohors 

Silesauridae



Dinosauria






Kongonaphon is de meest basale archosauriër die uit Madagaskar bekend is. Het is ook de eerste lagerpetide die buiten Noord- of Zuid-Amerika gevonden is.

Levenswijze[bewerken | brontekst bewerken]

Onderzoek naar de botstructuur wees op een hoge groeisnelheid in de jeugd en een vrij lage groeisnelheid op het moment van overlijden. De hoge aanvankelijke groei wijst op warmbloedigheid en in persberichten werd sterk beklemtoond dat Kongonaphon wel een vacht zou kunnen hebben gehad om warm te blijven. Het is zeker dat sommige dinosauriërs warmbloedig zijn, namelijk de huidige vogels, en warmbloedigheid is de heersende hypothese aangaande de stofwisseling van pterosauriërs. De groeivertraging wijst erop dat het dier volwassen was maar een zekere toeneming in grootte was nog mogelijk.

De kegelvormige tanden zouden geschikt kunnen zijn geweest om geleedpotigen te grijpen en hun pantser te kraken. Ze vormen een voldoende energierijke voedselbron om warmbloedigheid mogelijk te maken.

De lichaamsomvang van Kongonaphon wijst erop dat de basale Ornithodira in lengte halveerden ten opzichte van basale Avemetatarsalia. Dat kan samenhangen met het gaan bezetten van de niche van insecteneter. Deze miniaturisering kan ook de ontwikkeling van tweevoetigheid bevorderd hebben. Daarbij kan het geleid hebben tot de evolutie van een vacht want kleinere dieren kunnen slechter hun lichaamswarmte vasthouden. De pterosauromorfen halveerden nog eens in lengte, wellicht een voorwaarde voor een vliegende levenswijze.