Wim Kok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Jcb (overleg | bijdragen) op 16 apr 2006 om 21:24.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Wim Kok
Wim Kok

Willem (Wim) Kok (29 september 1938) is een Nederlands politicus en van 1994 tot 2002 minister-president van twee opeenvolgende kabinetten-Kok (de zogenaamde 'Paarse' kabinetten, Kok I en Kok II). Kok wordt veelal beschreven als integer en sober.

Levensloop

Vakbondsleider en begin politieke carrière

Wim Kok werd geboren in Bergambacht. Hij behaalde de diploma's MULO-B en HBS-B (Rijks HBS in Gouda, de voorloper van de Goudse Scholengemeenschap Leo Vroman en studeerde vervolgens aan het Nederlands Opleidingsinstituut voor het buitenland Nyenrode. Na zijn militaire dienst was hij korte tijd werkzaam op een handelskantoor.

Wim Kok begon zijn politieke loopbaan als vakbondsman bij de Bouwbond NVV, waarbij hij regelmatig als fanatieke persoon op de televisie verscheen. Hij was later secretaris en voorzitter van het NVV en voorzitter van de FNV. In die tijd was hij vice-voorzitter van de SER en werknemersvoorzitter van de Stichting van de Arbeid, In 1986 werd hij gekozen tot lid van de Tweede Kamer. Als no. 2 op de lijst van de PvdA (achter Joop den Uyl) haalde hij 570.000 voorkeurstemmen. Toen Den Uyl in juli 1986 het fractievoorzitterschap neerlegde, werd Wim Kok fractievoorzitter en oppositieleider.

In 1989 werd hij gekozen tot vice-voorzitter van de Socialistische Internationale.

Minister van Financiën

Van 1989 tot 1994 was hij minister van Financiën in het kabinet-Lubbers III en tevens vice-premier. Kok voerde tijdens dit ministerschap op financiën een stringent ombuigingsbeleid. Hiermee zette hij het beleid van zijn voorgangers voort, dat gericht was op terugdringing van het financieringstekort en stablisering van de collectieve lastendruk. In 1990 had Kok een groot aandeel bij het opstellen van de ombuigingsoperatie ("de Tussenbalans"), waarbij voor een bedrag van 17 miljard gulden aan extra ombuigingen werd afgesproken. De bezuinigingen werden bereikt door vermindering van overheidssubsidies, een huurverhoging van 5,5%, tariefsverhogingen in het openbaar vervoer, verhoging van accijnzen en motorrijtuigenbelasting en door een grote efficiency-operatie. Beperking van het ziekteverzuim moest fl. 1 miljard opleveren. Ook in de gezondheidszorg, bij defensie en in de welzijnssector werd bezuinigd. Een voorgenomen verlaging van de BTW ging niet door.

In 1991 werd Kok vanuit onder meer zijn eigen partij, de PvdA, ernstig bekritiseerd om het voornemen van het kabinet de WAO-regeling drastisch te herzien, om zo een einde te maken aan het toenemend aantal mensen dat een beroep op die regeling deed. Op 28 september 1991 vroeg Kok tijdens een buitengewoon PvdA-congres nadrukkelijk steun voor dit beleid en kreeg (ruim) het gevraagde vertrouwen.

In 1993 bracht Kok wetten tot stand inzake identificatie bij financiële dienstverlening en inzake melding van ongebruikelijke transacties.

Minister-president

Toen na de Tweede Kamer verkiezingen van 1994 het CDA een dramatische nederlaag leed, kwam de weg vrij voor de vorming van een paars kabinet, waarin de vroegere opponenten PvdA en VVD samen met D66 zouden regeren. Ondanks dat de PvdA ook een groot verlies had geleden bij deze verkiezingen (de PvdA verloor 12 zetels en kwam op een evenaring van het toenmalig dieptepunt van 37 zetels), werd Wim Kok minister-president van dit kabinet. Op 11 december 1995 verklaarde hij tijdens de Den Uyl-lezing dat "een werkelijke vernieuwing van de PvdA begint (...) met een definitief afscheid van de socialistische ideologie; met een definitieve verbreking van de ideologische banden met andere nazaten van de traditionele socialistische beweging."

In het eerste paarse kabinet werd het beleid met betrekking tot overheidsfinanciën, dat onder verantwoordelijkheid van Kok in het derde kabinet Lubbers al was gevoerd, doorgezet. Het kabinet van Kok voerde een succesvol werkgelegenheidsbeleid (met name door het beleid van loonmatiging) en wist de overheidsfinanciën verder te saneren. Financiële meevallers werden gebruikt om de staatsschuld te verminderen, maar werden ook aan burgers en bedrijven teruggegeven in de vorm van lastenverlichtingen. Hierdoor groeide de Nederlandse economie in recordtempo.

Kok speelde tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie, januari-juni 1997, een belangrijke rol bij de totstandkoming van het Verdrag van Amsterdam. Dit op 2 oktober 1997 ondertekende verdrag versterkte de bevoegdheden van de Europese Unie op terreinen als justitie, het vrije verkeer van personen, buitenlands beleid en gezondheidszorg. Het Europees Parlement kreeg meer wetgevende bevoegdheden.

Bij de Tweede-Kamerverkiezingen 1998 werd de PvdA beloond voor het beleid van het kabinet en wist de partij zich te herstellen tot 45 zetels. Al voor de verkiezingen was het eigenlijk wel duidelijk dat het paarse kabinet zou doorregeren en dat gebeurde ook na een voor huidige begrippen zeer korte informatie- en formatieperiode. Aanvankelijk ging het ook het tweede paarse kabinet voor de wind. De economische groei zette onverminderd door en de regering kreeg miljardenmeevallers. Er ontstond zelfs een overschot op de overheidsbegroting. Nationaal en internationaal kreeg Kok veel waardering voor het Nederlandse economische beleid en het begrip "poldermodel" werd internationaal bekend.

Op 18 mei 1999 viel echter bijna zijn tweede Paarse kabinet, toen tijdens de Nacht van Wiegel een wetsvoorstel aangaande referenda in de Eerste Kamer sneuvelde doordat VVD Eerste Kamerlid Hans Wiegel tegenstemde. D66 stapte hierop uit het kabinet. Na een geslaagde lijmpoging kon Kok toch met dit kabinet verder regeren.

Naast het economische beleid lagen belangrijke beleidspunten van Koks kabinetten vooral op immaterieel gebied. Zo werd euthanasie verder geliberaliseerd en werd het homohuwelijk ingevoerd. Verder werden op economisch gebied liberaliseringen doorgevoerd (energiesector, winkeltijden, vestigingseisen).

De sterke economische groei leidde echter aan het eind van de 20e eeuw tot een oververhitting van de economie. Door de sterke groei van het aantal banen ontstond er krapte op de arbeidsmarkt. Dit leidde tot personeelskorten in ondermeer de zorg en het onderwijs. De problemen in de zorg leidden tot wachtlijsten. Door de krapte op de arbeidsmarkt stegen de lonen veel harder, wat een streep haalde door het jaren gevoerde beleid van loonmatiging en ook in het onderwijs ontstonden problemen. Doordat het kabinet ook nog lastenverlichtingen doorvoerde, steeg de koopkracht van de Nederlanders. Dit leidde tot relatief hoge inflatie. Hierdoor verslechterde de concurrentiepositie van Nederland en werd Nederland extra zwaar getroffen door de recessie begin 21e eeuw. Achteraf gezien verweten veel critici het kabinet Kok dat ze de recessie versterkt hebben door grote lastenverlichtingen door te voeren in een periode van hoogconjunctuur en door politiek moeilijke besluiten over onder meer saneringen in de gezondheidszorg en de WOA steeds uit te stellen (en uiteindelijk aan een volgend kabinet over te laten).

Toen in 2001 bekend werd dat de vader van de aanstaande bruid van kroonprins Willem-Alexander in de regering van Argentijnse dicatator Videla had gezeten, dreigde een politieke crisis. Kok schakelde onder andere Minister van Staat Max van der Stoel in bij onderhandelingen met de aanstaande schoonvader van de prins van Oranje. Jorge Zorreguieta besloot uiteindelijk, vanwege de commotie die in Nederland was ontstaan, niet aanwezig te bij de huwelijksplechtigheid van zijn dochter. Kok kreeg van vriend en vijand veel waardering voor de wijze waarop hij de kwestie-Zorreguieta had opgelost.

Op 29 augustus 2001 maakte Kok bekend dat hij na de verkiezingen van 2002 zou terugtreden als politiek leider van de PvdA. In zijn ogen zou Ad Melkert zijn opvolger moeten worden. Het PvdA-congres wees Melkert op 15 december 2001 aan als lijsttrekker en als politieke leider van de PvdA.

In het laatste jaar van Koks regeerperiode ontstond een steeds grotere anti-paarse stemming. Deze stemming werd niet in de minste plaats gevoed door Pim Fortuyn, die rond die tijd snel opkwam. In Fortuyns boek De puinhopen van acht jaar Paars, uitte hij forse kritiek op de kabinetten Kok. Naast de eerder genoemde lange wachtlijsten in de zorg en problemen in het onderwijs, kregen de Paarse Kabinetten vooral de schuld van het snel groeidende gevoel van onveiligheid dat in Nederland ontstond (dat flink werd aangewakkerd door de terroristische aanslagen op 11 september 2001). Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2002 werd de PvdA weggevaagd en Koks beoogde opvolger trad af als politieke leider van de PvdA.

Op 16 april 2002 diende Kok zijn ontslag in. Op die wijze nam hij de politieke verantwoordelijkheid voor de mislukte, door Nederlandse militairen uitgevoerde, VN-missie in de enclave Srebrenica. In 1995 werd die enclave door de Bosnische Serviërs ingenomen, waarna de mannelijke bevolking, bestaande uit 7000 personen, werd weggevoerd en vermoord. Directe aanleiding voor de ontslagaanvrage waren de bevindingen van een door het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) uitgevoerd onderzoek naar de gang van zaken tussen het moment van uitzenden van de missie in 1993 en de afhandeling van de affaire in 1998 (zie de Perssamenvatting van het Srebrenica-rapport van het NIOD). De overige ministers zagen in het besluit van Kok reden ook hun ontslag in te dienen. Zo viel het kabinet vlak voor de verkiezingen. Tot de beëdiging van het kabinet-Balkenende I op 22 juli 2002 regeerde Kok als demissionair minister-president. In juni 2002 bracht Kok samen met minister Herfkens een bezoek aan Bosnië om nabestaanden van de massamoord in Srebrenica te ontmoeten. Kok wilde daarmee jegens hen een verzoenend gebaar maken.

Carrière na de politiek

Na de beëdiging van het kabinet-Balkenende I trad Kok, zoals hij een jaar eerder al had aangekondigd, terug uit de Nederlandse politiek. Na enkele maanden in de anonimiteit geleefd te hebben, aanvaarde Kok in 2003 enkele commissariaten, bij de ING Bank, TPG Post, Shell en de KLM. Deze commissariaten leidden tot enige opschudding en verontwaardiging, omdat Kok tijdens zijn bewind meerdere malen had afgegeven op bestuurders van grote bedrijven en hun "ordinaire zakkenvullers" had genoemd. Naast zijn commissariaten vervult Kok enkele Europese adviesfuncties.

Op 10 december 2002 werd Wim Kok benoemd tot Ridder Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau. Op 11 april 2003 werd Wim Kok op voordracht van de ministerraad bij Koninklijk Besluit benoemd tot Minister van Staat. Minister van Staat is een eretitel die in uitzonderlijke gevallen wordt toegekend aan politici of staatslieden (al is het niet ongebruikelijk dat voormalige premiers tot Minister van Staat worden benoemd)

Op 2 september 2003 kreeg Kok een eredoctoraat van de Universiteit Nyenrode vanwege de "voorbeeldige wijze waarop hij als premier en als minister van Financiën een financieel en sociaal-economisch beleid heeft gevoerd". Karel van Miert, oud-president van Nyenrode en oud-eurocommissaris, reikte de onderscheiding uit.

Op 14 september 2003 werd Kok geïnstalleerd als Baron van Ooit door Het Land van Ooit. Kok was de vijftiende Anderlander die deze titel kreeg.

Functies

Kok is lid van de International commission on missing persons for former Yugoslavia ICMP. Hij was voorzitter van de werkgroep ingesteld door de Europese Commissie voor het uitbrengen van een advies over de uitbreiding van de Europese Unie. Hij is daarna benoemd tot voorzitter van de werkgroep die een advies voorbereidt over de Europese werkgelegenheid. Hij bekleedt enige commissariaten.

Overzicht functies (tot 2003):

  • vice-voorzitter S.E.R. (Sociaal-Economische Raad), van 1972 tot 1986
  • werknemersvoorzitter Stichting van de Arbeid
  • lid Bankraad, vanaf mei 1973
  • voorzitter Europees verbond van vakverenigingen, van 1979 tot 1979
  • president Raad van Commissarissen "De Centrale" verzekeringsmaatschappij te Den Haag
  • voorzitter Europees Verbond van Vakverenigingen, van 1979 tot 1979
  • vice-voorzitter Bankraad
  • gastdocent Institute of Social Studies
  • adviseur Europese Commissie
  • lid F.N.V. Raad van Advies inzake arbeid en technologie
  • informateur, van 6 juli 1994 tot 29 juli 1994
  • kabinetsformateur, van 29 juli 1994 tot 22 augustus 1994
  • informateur; samen met Gerrit Zalm en Els Borst, van 14 mei 1998 tot 20 juli 1998
  • kabinetsformateur, van 20 juli 1998 tot 3 augustus 1998
  • lid bestuur I.C.M.P. (Internationale Commissie voor vermiste personen in voormalig Joegoslavië), vanaf 2002
  • adviseur Europese Commissie over de uitbreiding van de Europese Unie
  • lid Raad van Toezicht Rijksmuseum te Amsterdam, vanaf januari 2003
  • voorzitter Raad van Toezicht Stichting AGO (dagbesteding voor mensen met een (verstandelijke) beperking in de regio Amsterdam), vanaf maart 2003
  • voorzitter werkgroep over hervormingen van de Europese arbeidsmarkten, vanaf maart 2003
  • lid Raad van Commissarissen ING Bank, vanaf 15 april 2003
  • lid Raad van Commissarissen TPG Post, vanaf april 2003
  • lid Raad van Commissarissen Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij, Royal Dutch Shell, vanaf 1 juli 2003
  • lid Raad van Commissarissen Koninklijke Luchtvaart Maatschappij KLM, vanaf juni 2003
  • lid Raad van Toezicht Nederlands Kanker Instituut/Antonie van Leeuwenhoek-Ziekenhuis, vanaf 22 september 2003
Voorganger:
H.O.C.R. Ruding
Minister van Financiën
1989-1994
Opvolger:
G. Zalm
Voorganger:
R.F.M. Lubbers
Minister-president
1994-2002
Opvolger:
J.P. Balkenende
Voorganger:
R.F.M. Lubbers
Minister van Algemene Zaken
1994-2002
Opvolger:
J.P. Balkenende

[bron?]


noicon
noicon
Door op de afspeelknop te klikken kunt u dit artikel beluisteren. Na het opnemen kan het artikel gewijzigd zijn, waardoor de tekst van de opname wellicht verouderd is. Zie verder info over deze opname of download de opname direct. (Meer info over gesproken Wikipedia)