Gebruiker:DennisPeeters/Werkpagina Testpagina/Werkpagina14

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Slag om Stalingrad
Onderdeel van de Tweede Wereldoorlog
Datum 17 juli 19422 februari 1943
Locatie Stalingrad, Sovjet-Unie
Resultaat Sovjet-overwinning
Strijdende partijen
Sovjet-Unie Duitsland
Roemenië
Italië
Hongarije
Kroatië
Leiders en commandanten
Tsjoejkov
Vasilevski
Zjoekov
Timosjenko
Rokossovski
Malinovski
Jeremenko
Hitler
Paulus
Von Manstein
Hoth
Dumitrescu
Constantinescu
Gariboldi
Jany
Viktor Pavičić
Troepensterkte
1,7 miljoen manschappen 850 000 manschappen
Verliezen
750 000 gedood, gewond of krijgsgevangen,
40 000+ burgers gedood.
740 000 gedood of gewond,
110 000 krijgsgevangen
Oostfront (Tweede Wereldoorlog)

Polen · Balkan · Barbarossa · Minsk · Raseiniai · Smolensk (1) · Charkov (1) · Finland · Leningrad · Tichvinoffensief · Moskou · Toropets-Cholmoffensief· Rzjev · Charkov (2) · Stalingrad · Charkov (3) · Koersk · Bagration · Warschau · Laplandoorlog · Wisła-Oderoffensief · Oost-Pruisenoffensief· Pommerenoffensief· Neder-Silezische offensief · Operatie Sonnenwende · Berlijn · Praag

De Slag om Stalingrad (17 juli 1942 - 2 februari 1943), wordt door velen als keerpunt van de Tweede Wereldoorlog beschouwd. Een compleet Duits leger werd aan de rivier de Wolga verslagen door het Rode Leger, dat nog maar enkele maanden eerder nagenoeg overwonnen leek. Stalingrad (het huidige Wolgograd) werd het symbool voor de wederopstanding van het Rode Leger en gaf het Duitse moreel een geweldige klap; in brede lagen van de bevolking drong door dat de oorlog wel eens slecht zou kunnen aflopen voor Duitsland; het naziregime zag voortaan af van 'kanonnen én boter'-propaganda en riep na afloop van de slag het volk op tot een totale oorlog.

De Sovjet-Unie in het tweede oorlogsjaar[bewerken | brontekst bewerken]

De oorlogshandelingen van de winter 1941-1942 hebben op het moreel van de Sovjetbevolking een gunstige uitwerking gehad. Leningrad en Moskou hadden het volgehouden, de Duitse troepen hadden zware verliezen geleden en het Rode Leger was erin geslaagd de vijand op verschillende plaatsen terug te drijven. De stemming in brede kringen, bij wijze van reactie op de doorstane angst en twijfels, neigde nu naar een al te groot optimisme.[1] Men zag over het hoofd dat het Russische tegenoffensief, en dan vooral in de centrale sector, zijn doelen niet had bereikt. De Duitsers hadden zich in hun egelstellingen staande weten te houden en hun aanvalskracht was nog lang niet gebroken. Daarbij kwamen dan nog de hooggespannen verwachtingen die men koesterde ten aanzien van het tweede front, dat in 1942 tot stand zou komen en die niet alleen van geallieerde zijde, maar ook door de eigen propagandamedia op een nauwelijks te verantwoorden manier werden aangewakkerd en op ondubbelzinnige wijze werden opgeschroefd[1].

Propaganda[bewerken | brontekst bewerken]

De Sovjetautoriteiten stonden voor de taak het zelfvertrouwen van de bevolking, in het belang van een maximale oorlogsinspanning, met alle beschikbare middelen te herstellen. Daarbij zijn ongetwijfeld belangrijke successen geboekt. De eerste staatslening, in een socialistische maatschappij beslist geen vanzelfsprekende zaak, leverde in het voorjaar van 1942 tien miljard roebel op.[1] Daarnaast moedigde men van hogerhand acties aan om ten behoeve van de oorlogvoering geld en extra werkkracht beschikbaar te stellen. Voornamelijk op de kolchozen werden geldinzamelingen gehouden voor de 'aankoop' van vliegtuigen en tanks, die dan namens het desbetreffende collectief aan het Rode Leger werden geschonken. Zulke acties werden door de pers in de Sovjet-Unie met veel ijver gepropageerd. In de industriële bedrijven werd in mei 1942 op initiatief van de metaalarbeiders van Koeznetsk een nationale wedstrijd in productiestijging georganiseerd, waaraan ook Siberische kolchozenboerderijen meededen en waarvan de resultaten steeds opnieuw in de publiciteit breedvoerig werden besproken.

De Communistische Partij ging aan de slag om leden te werven en haar macht opnieuw op te bouwen. De tegenslagen in de zomer van 1941 hadden het gezag van de partij soms tot het nulpunt doen dalen en het leek erop dat zij haar leidende rol, althans tijdelijk, niet zou kunnen waarmaken. Om haar greep op de bevolking weer te versterken, opende de Communistische Partij begin 1942 een grote wervingscampagne. De wervingscampagne bleek een groot succes. Het leverde ruim 1,3 miljoen extra leden op.[2] Tijdens deze wervingscampagne werd de nadruk gelegd op het werven van nieuwe aanhangers onder de officieren en manschappen van het Rode Leger en de Rode Vloot. Uit beide onderdelen van de krijgsmacht kwamen ongeveer 430.000 nieuwe leden.[2]

Oorlog en reorganisatie[bewerken | brontekst bewerken]

Het was voor het optimistisch gestemde volk in de Sovjet-Unie een pijnlijke verrassing toen in het voorjaar bleek dat de Duitsers hun aanvalskracht in de winter niet hadden verloren. Bovendien kon men constateren dat het Rode Leger de ernstige gebreken, die in het eerste jaar ook al aan het licht waren gekomen, nog niet te boven was. Toen Erich von Manstein met zijn leger in het voorjaar een offensief richting het schiereiland Kertsj lanceerde, werden de gebreken van het Rode Leger bloot gelegd. Ze werden al snel teruggedreven door de Duitsers en moesten erg veel oorlogsmateriaal achterlaten. Het onderzoek naar deze 'ramp' bracht ernstige tekortkomingen aan het licht en de verantwoordelijke leiders werden onmiddellijk ontslagen.

Eind mei werd het publiek gealarmeerd door verontrustende berichten uit de frontsector bij Charkov, waar zelfs het officiële Tass-bericht 70.000 man als vermist opgaf.[2] De Duitsers wisten op verscheidene plaatsen diep door de vijandelijke linies te breken. De angstvallige pogingen van de Sovjetleiding om de ware omvang van de 'rampen' voor het eigen publiek te verbergen, hadden psychologisch een averechtse uitwerking. Zelfs nu nog bleven de regeringskringen en de pers de mening toegedaan dat er van Duitse zijde geen grootse offensieve acties in de Blitzkrieg stijl meer te verwachten waren. Mogelijk heeft de teleurstelling, ontstaan door het feit dat het tweede front in Europa was uitgebleven, de autoriteiten ertoe verleid een ietwat geforceerd zelfvertrouwen aan de dag te leggen.

Toen op 28 juni 1942 in de Koersk-Voronezj sector een nieuw Duits offensief losbarstte, bleek dat de bevolking wederom was voorgelogen. De krachten van de Wehrmacht waren weliswaar niet meer toereikend genoeg om het hele oostelijke front in beweging te brengen, maar een geconcentreerde aanval in het zuiden kon zij zich nog wel permitteren. Snel genoeg werd duidelijk dat de Blitzkrieg van het voorafgaande jaar met al zijn verschrikkingen nog niet over was.

Onder deze omstandigheden bleken de Sovjettroepen het met zoveel moeite herstelde moreel op slag weer te verliezen. Bij Rostov, de stad waar eind 1941 de overwinningsroes was begonnen, brak in juli 1942 bij het naderen van de Duitsers grote paniek uit. Deze paniek heerste zowel onder de soldaten als onder de burgerlijke en militaire leiding, die tot de nodige onaangename gevolgen zou leiden. Talrijke manschappen, officieren en zelfs een paar generaals werden wegens lafheid en ongehoorzaamheid geëxecuteerd en in de bevelvoering over de betrokken eenheden vonden vele mutaties plaats.[2] Intussen werd de terugtocht voortgezet. Pas in de Kaukasus en bij Stalingrad zou de vijandelijke opmars worden opgevangen. De bevolking van de door de Duitsers bezette streken, die getuige was geweest van het debacle, is waarschijnlijk daardoor gekomen tot een vriendelijke houding tegenover de Duitse bezetter. De collaboratie onder de Don- en Koebankozakken en onder verscheidene kleine volksgemeenschappen in Noord-Kaukasië had Stalin diep verontrust. Hij zag in dat er alles aan moest worden gedaan om het weerstandsvermogen van het leger en de natie te versterken. Om het officierskorps nauwer aan het Sovjetbewind te binden, verwezenlijkte men in oktober 1942 de eenheid van bevelvoering in het Rode Leger. De politieke commissarissen, die veelal als hinderlijke pottenkijkers werden gezien, kregen een officiersaanstelling en werden feitelijk de ondergeschikten van de commandant.[2] Bovendien herstelde men de vroegere militaire rangen, onderscheidingstekens en voorrechten, terwijl het prestige van de officieren ook door de invoering van nieuwe ordes en onderscheidingen werd verhoogd. Men herstelde zelfs de garde- en Kozakkenregimenten.

Het doelbewust aanknopen bij het nationale Russische verleden werd benadrukt door de vervanging van de Internationale door een nieuw volkslied, Sojoez neroesjimyj, met een uitgesproken Sovjetpatriottische tekst. Ondertussen werden ook de politie en de veiligheidsdienst grondig gereorganiseerd. Zaken betreffende verraad, spionage en aanverwante delicten werden toegewezen aan het nieuwe Departement van Staatsveiligheid (NKGB) en zijn direct gevreesde afdeling Smersj.[2] Het belangrijkste voor het herstel van het aangeslagen moreel was echter een groots opgezette propagandacampagne om de bevolking in nationale en anti-Duitse geest te (her)opvoeden.

Duits zomeroffensief in 1942[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Fall Blau voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Na de Duitse aanval op de Sovjet-Unie in 1941 en het tegenoffensief van het Rode Leger in de winter van datzelfde jaar, besloot Hitler om in de zomer van 1942 een nieuw offensief te beginnen tegen de Sovjet-Unie. Op 5 april 1942 gaf Hitler in instructie 41 aan dat de Sovjet-Unie in één campagne verslagen moest worden. Hiertoe moesten de legers in het zuiden worden vernietigd en tegelijkertijd moest de rest van het land worden afgesneden van de oliebronnen in de Kaukasus. Ten noorden van de Stalingrad moesten de Duitse troepen de Wolga oversteken en niet in de stad zelf, waarmee het Rode Leger verlamd en een prooi voor de Wehrmacht zou zijn.

De berekeningen van Hitler werden gedomineerd door het olievraagstuk. Door de beperkte hoeveelheid beschikbare olie, konden de Duitsers zich geen tweede operatie veroorloven met de omvang van Operatie Barbarossa. Een uitputtingsoorlog tegen de geallieerden was bij voorbaat al een verloren strijd. De afhankelijkheid van de olievelden van Ploiesti was erg groot en Hitler besefte dat het van levensbelang was dat de olievelden in de Kaukasus bereikt werden. Hitler wilde allereerst de olievelden van Majkop en Grozny bereiken, waar tien procent van de olie werd geproduceerd. Een stuk verder op de route lag Bakoe, waar maarliefst tachtig procent van de sovjetolie werd geproduceerd. Het belang van deze operatie liet Hitler de volgende uitspraak doen:

"Wenn ich das Öl von Maikop und Grosny nicht bekomme, dann muß ich den Krieg liquidieren"

— Adolf Hitler op 1 juni 1942

Situatie van Stalingrad[bewerken | brontekst bewerken]

Toen het Duitse zomeroffensief eind juli haar hoogtepunt bereikte, doemde voor de oostwaarts oprukkende troepen de stad Stalingrad op. Generaal von Bock had als doel deze stad in te nemen, omdat de verovering van Stalingrad voor Hitler om verschillende redenen van groot belang was. Het was een belangrijke industriestad aan de oever van de Wolga en een belangrijke transportroute vanaf de Kaspische Zee naar Noord-Rusland, waar vrij veel oorlogsmateriaal werd geproduceerd. Wanneer de Duitsers deze stad konden innemen, zou de oorlogsproductie aan Sovjetzijde drastisch worden verlaagd, terwijl de Duitsers er een industriestad bij kregen. Bovendien zou de inname van Stalingrad de linkerflank van de Duitse legers in de Kaukasus afdekken en de Sovjettroepen ten zuiden van de Wolga afsnijden van de rest van het land. Stalin had deze stad naar zichzelf laten noemen. Voor beide partijen stonden er dus grote strategische en propagandistische belangen op het spel. Zowel Stalin als Hitler wilden tegen elke prijs deze stad in handen houden of krijgen, waardoor er uiteindelijk een grote strijd losbarstte.

De Sovjetverdediging[bewerken | brontekst bewerken]

Duitse opmars naar de stad[bewerken | brontekst bewerken]

Op 19 augustus werd het bevel gegeven om Stalingrad aan te vallen en twee dagen later werd de Don overgestoken. Op 23 augustus lieten de Duitsers de Don definitief achter zich en rukten ze over de Steppe op naar Stalingrad. Er werd tot aan de stad weinig weerstand geboden. Aan het einde van de middag was een Duits speerpunt doorgedrongen tot in de buitenwijken van de stad. Zij zagen een enorme vloot van Heinkel 111 en Junkers 88 bommenwerpers overvliegen in de richting van Stalingrad. De Slag om Stalingrad was begonnen.

Duitse aanval[bewerken | brontekst bewerken]

Nadat de Duitsers de Don waren overgestoken, ging Legergroep B, onder leiding van .................., moest oprukken naar Stalingrad.

Alexandr Lopatin, bevelhebber van het 62e leger, trok zich steeds verder terug, ondanks de nadrukkelijke orders van Stalin dat dit verboden was. Lotapin leidde het leger tijdens verwoede gevechten ten westen van Stalingrad, maar kon het tij niet keren. Op 3 september werd hij uit zijn functie ontheven en ruim een week later - op 12 september - werd Vasily Tsjoeikov aangesteld als zijn opvolger. De nieuwe bevelhebber kwam al snel tot de conclusie dat de situatie waarin hij terecht was gekomen beroer was: het leger omvatte bij het begin van de Duitse aanval circa vierenvijftigduizend man, negenhonderd kanonnen en ongeveer honderd tanks.[3] Toch was Tsjoeikov de mening toegedaan dat hij succes kon boeken. Hij had de Duitse tactische strijdwijze nauwkeurig bestudeerd en kwam tot de conclusie dat die tactiek in een stad moeilijk te hanteren was. Hij besefte dat hij de opeenvolgende, gecoördineerde Duitse aanvallen moest onderbreken met enkele felle tegenstoten.

In de aanloop naar de bestorming van de stad, had de Luftwaffe al een zwaar bombardement uitgevoerd, waarmee de Duitsers trachtten het moreel van de verdedigers aan te tasten. Echter, door het zware bombardement was de stad in een grote puinhoop veranderd, iets dat de militaire operaties in de stad voor het grotendeels gemechaniseerde leger aanzienlijk bemoeilijkte.

Eerste Duitse aanval (14-26 sept)[bewerken | brontekst bewerken]

Op 14 september openden de Duitsers de eerste grote aanval op Stalingrad. De troepen van de Wehrmacht rukt op over een breed front en tracht de stad stormenderhand in te nemen. Over een front van 643 kilometer[3] lengte staan de twee Duitse legers - het 6e Leger en 4e Pantseleger - tegenover de negen sovjetlegers van het Zuidoost- en Stalingradfront. Het 62e Leger - behorend tot het Zuidoostfront - werd in het centrum van de stad geplaatst.

Middels een aanval van het 51e Korps, onder leiding van luitenant-generaal Von Seydlitz-Kurbach, opende het 6e Leger het offensief. De aanval werd om half zeven 's morgens begonnen, waarbij de oprukkende tanks steun kregen van de Luftwaffe en de artillerie. Tsjoeikov was op hetzelfde moment van plan om enkele tegenaanvallen uit te voeren, om enkele tactische posities terug te winnen. De commandant van het 62e Leger werd verrast door de aanval van 51e Korps, dat in het noorden en het centrum van de stad wist te penetreren. Door aan te vallen met twee speerpunten, lieten de Duitsers blijken dat ze van plan waren om de sovjettroepen te omsingelen en in een zogenaamde Kesselschlacht te vernietigen. De aanval op het centrum werd uitgevoerd door de 71e, 76e en 295e infanteriedivisie, terwijl in Noord-Stalingrad de 100e en 389e Infanteriedivisie, samen met de 60e gemotoriseerde en de 16e Pantserdivisie optrokken.

Ten zuiden van de Tsaritsa, de rivier die de stad in tweeën splitste, viel het Duitse 4e Pantserleger aan. In het dat deel van Stalingrad was het 64e Leger onder leiding van Mikhail Sjoemilov gevestigd. De 24e pantserdivisie viel samen met de 94e Infanteriedivisie via de voorstad Minina het zuiden van Stalingrad aanvielen. Vanuit het zuidoosten rukten de 14e Pantserdivisie samen met de 29e gemotoriseerde divisie via het district Jelsjanka op naar de Wolga.

Het 51e Korps werd tevens belast met de zware taak om de heuvel Mamajev Koergan, de Tataarse grafheuvel in Stalingrad waar Tsjoeikov zijn hoofdkwartier had gevestigd, te veroveren. Vanaf de heuvel had men een goed overzicht over de stad en de Wolga, waardoor artilleriebeschietingen effectiever konden worden uitgevoerd. Tsjoeikov had zijn commandopost bovenop de Mamajev Koergan gevestigd en moest die al halverwege de middag verlaten. De commandant van het 62e Leger moest op de vlucht slaan voor de gestaag oprukkende Duitse troepen, die via de Mamajev Koergan en het station Stralingrad-1 - dat constant wisselde van partij - naar de Wolga oprukte. Tsjoeikov dreigde de grip op zijn troepen te verliezen en zette haastig zijn hoofdkwartier op in de 'Tsaritsynbunker'. Deze bunker - die tien meter onder de grond lag - was gelegen op aan de noordoever van de Tsaritsyn. Vanuit zijn nieuwe hoofdkwartier kreeg Tsjoeikov het overzicht op de slag terug en besefte dat als de Duitsers de Wolga en de aanlegsteigers wisten te bereiken en tegelijkertijd het 62e Leger konden isoleren, de stad zo goed als verloren was. Om de opmars van de Duitsers tegen te gaan, zette Tjoeikov zijn laatste reserves in. Van de negentien tanks werd een bataljon - negen tanks - naar het front in het centrum gestuurd. Tsjoeikov vormde aanvalsgroepen uit zijn stafofficieren en bewakers van het hoofdkwartier. Zes tanks en de eerste aanvalsgroep kregen opdracht om de weg naar de aanlegsteiger af te sluiten, terwijl drie tanks, ondersteund met tweede aanvalsgroep enkele strategische gebouwen moesten heroveren, vanwaaruit de Duitsers de Wolga bestookten. De Duitse opmars naar de aanlegsteiger werd gestopt en Tsjoeikov kreeg in de avond van 14 september om versterkingen in de vorm van de 13e Gardedivisie, die onder leiding stond van Aleksandr Rodimstev. De tienduizend man tellende divisie kreeg de opdracht om het gebied rondom de aanlegsteiger veilig te stellen, de Mamajev Koergan te heroveren en het station Stalingrad-1 definitief in te nemen. De 13e Gardedivisie trok direct na aankomst op naar de getelde doelen. Hoewel de doelen te ambitieus bleken te zijn, wisten de troepen toch enkele goede posities in te nemen, met name bij het station.

De Duitsers lanceerden in de morgen van 15 september een nieuw offensief. Het trachtte de Mamajev Koergan helemaal in te nemen en via het station Stalingrad-1 door te breken naar de aanlegsteiger. De 71e Infanteriedivisie moest het station innemen en stuitte daar op hevige weerstand van de 13e Gardedivisie. De strijd golfde de hele dag op en neer, maar bij het invallen van de duisternis waren het de sovjets die het station in handen hadden. Op de Mamajev Koergan woedde eveneens een hevige strijd tussen de Duitse 295e Infanteriedivisie en troepen van het Rode Leger. Uiteindelijk wisten de Duitsers het grootste deel van de heuvel in te nemen, met het gevolg dat ze een goed zich over de stad hadden. Lang van de overwinning konden de Duitsers echter niet genieten, want een dag later heroverden de sovjets het noordelijk deel van de Mamajev Koergan. De Duitsers wisten hun goede positie echter te consolideren en de positie van de 13e Gardedivisie en daarmee ook die van het 62e Leger begon te wankelen. De commandopost van Tsjoejkov was ondertussen te gevaarlijk geworden om nog in te verblijven, aangezien de Duitsers deze constant onder vuur hielden. De legerstaf stak de rivier over om verder noordelijk weer naar de westelijke oever terug te keren. Hij vestigde zijn hoofdkwartier onder een paar olietanks, welke 500 meter ten zuidoosten van de kanonnenfabriek lagen.

Op 18 september opende de Luftwaffe de dag met de gebruikelijke aanval. Tegelijkertijd opende restanten van de 112e en 42e Infanteriedivisie wederom een aanval op de Mamajev Koergan. Om acht uur 's morgens verdween - tot opluchting en verbazing van Tsjoeikov - de Luftwaffe van het toneel. De Duitse luchtmacht moest ondersteuning bieden bij een door het Stalingradfront geplaatste aanval tussen de Don en Wolga. Dit verschafte de Russische troepen in Stalingrad voor korte tijd wat meer lucht. De aanval was tactisch gezien geen succes en het Rode Leger leed gevoelige verliezen. Om 18:00 uur kreeg Tsjoeikov echter het bevel om de aanval van het Stalingradfront te ondersteunen. Ter ondersteuning van het offensief besloot Tsjoeikov om de Mamajev Koergan nogmaals aan te vallen, maar de 112e divisie kon de top ervan niet veroveren. De 13e Gardedivisie was nog altijd in gevecht bij het station Stalingrad-1 en kon derhalve niet worden ingezet voor het offensief. Sterker nog, het treinstation moest langzaam worden opgegeven aan de Duitsers. De 13e Gardedivisie nam nieuwe posities in op slechts 270 meter van de centrale aanlegsteiger.[4]

Met het veroveren van het treinstation op 19 september, kwam er een einde aan de langdurige en bloedige strijd om het gebouw. De Duitse 71e Infanteriedivisie rukte verder op naar de Wolga en op 21 september kon het de aanlegsteiger onder vuur nemen. De Duitse eenheid had als opdracht de 13e Gardedivisie in zijn geheel te vernietigen om zo het 62e Leger in het centrum en noorden te isoleren. De 284e Siberische divisie kwam de gardedivisie versterken, maar het station en de aanlegsteiger moesten, al dan niet tijdelijk, worden opgegeven. De situatie ten noorden van de Tsaritsa was tijdelijk gestabiliseerd, maar ten zuiden van de rivier was een Duitse overwinning op handen. Toen op 22 september de posities in de graansilo - de laatste sterke vesting van de sovjets ten zuiden van de Tsaritsa - moesten worden opgegeven, hadden de Duitsers het bijna het hele zuiden van de stad onder controle. Op 26 september werden - onder vuur van de Duitsers - de laatste troepen van het Rode Leger ten zuiden van de Tsaritsa geëvacueerd.[5]

In feite kwam hiermee een einde aan het eerste deel van de slag om Stalingrad. De Duitsers hadden niet de snelle overwinning behaald waarop ze hadden gehoopt. Echter, duidelijk was dat de Wehrmacht een tactische overwinning had geboekt. Het 4e Pantserleger stond aan de Wolga tussen de Tsaritsa en de voorstad Koeprosnoje, de centrale aanlegsteiger was binnen schootsafstand, terwijl de Luftwaffe de Wolga regelmatig bestookte. In het centrum was het station ingenomen en was het Rode Leger van de top van de Mamejev Koergan verdreven, hoewel de Duitsers deze zelf niet hadden veroverd. In feite was alleen het noorden van Stalingrad - het industriegebied - nog in handen van de sovjets.<
Ondanks de tactische overwinning en het optimisme aan Duitse zijde, was er ook een keerzijde. Er waren zware verliezen geleden, mede door het feit dat men vasthield aan een vorm van Blitzkrieg, maar dan in de omgeving van een stad. Die tactiek kostte een behoorlijk aantal levens. Bovendien spraken de Duitsers nog altijd in termen van divisies en korpsen, terwijl het in de chaos van de stad flexibiliteit nodig was. Het lag dan ook meer voor de hand om op bataljonsniveau beslissingen te nemen, zoals het Rode Leger inmiddels steeds meer ging toepassen.[6]

Tweede Duitse aanval (27 september - 7 oktober)[bewerken | brontekst bewerken]

Op 27 september bij zonsopkomst openden de Duitsers een groot offensief dat de beslissing in Stalingrad teweeg moest brengen. Paulus dacht dat hij met een groot offensief de in het nauw gedreven sovjettroepen op de knieën kon dwingen en daarmee de langdurige man tegen man gevechten kon voorkomen. Zijn leger, getraind voor een bewegingsoorlog, had moeite met de omstandigheden in Stalingrad. Dit kwam mede door het feit dat de tanks niet goed gebruikt konden worden in de met puin bedekte straten. Eind september was het ook herfstachtig weer geworden. Paulus besefte maar al te goed dat hij geen tijd te verliezen had. Nadat de strijd in het zuiden in Duits voordeel beslist leek, hergroepeerde hij zijn leger voor een allesbeslissende aanval op het industriële hart van de stad.

Hitler begon zich ondertussen steeds meer met de strijd in Stalingrad te bemoeien. Dit resulteerde op 24 september al in het ontslag van Franz Halder, Chef van de Generale Staf van de grondtroepen. Die uitte meerdere malen zijn kritiek op de tactiek van Hitler, omdat deze de flanken ernstig verzwakte ten bate van de strijd in de stad zelf. Hitler was zijn kritiek beu en verving Halder door Kurt Zeitzler.
Stalin daarentegen gaf zijn officieren steeds meer ruimte om te handelen naar eigen goeddunken. Hij nam steeds meer adviezen van hoge officieren als Zjoekov en Vasilevski over.

Derde Duitse aanval (14-29 okt)[bewerken | brontekst bewerken]

De omsingeling van het Duitse 6e Leger[bewerken | brontekst bewerken]

Operatie Uranus[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Operatie Uranus voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De omsingeling[bewerken | brontekst bewerken]

De luchtbrug[bewerken | brontekst bewerken]

Operatie Wintergewitter[bewerken | brontekst bewerken]

Vernietiging van het 6e Leger[bewerken | brontekst bewerken]

Operatie Ring[bewerken | brontekst bewerken]

Overgave[bewerken | brontekst bewerken]

Laatste volhouders in de stad[bewerken | brontekst bewerken]

In de noordelijke Kessel, waar het 11e Pantserkorps met zes zwaar gehavende divisies gelegerd was, werd nog steeds gevochten. Op 1 februari gaf Hitler Strecker het bevel om de Kessel te behouden tot de laatste man. De Sovjets waren woedend vanwege het feit dat de Duitsers hier weerbarstig bléven weigeren om te capituleren. Rokossovsky liet daarop de artillerie van zijn Don Front het Duitse Korps met een enorme beschieting vernietigen. Op 2 februari om 08:40 stuurde Strecker een allerlaatste boodschap naar Hitler:

“Het XI. Armeekorps en haar divisies hebben tot de laatste man gevochten tegen een enorme overmacht. Lang leve Duitsland.”

Er zijn bronnen die melden dat Hitler Strecker nog had bevorderd tot kolonel-generaal. Het is echter niet duidelijk of Strecker deze boodschap nog ontvangen heeft. Omstreeks 10:00 uur capituleerden ook de troepen van Strecker met ruim 33.000 man.

Op 3 februari waren er echter nog steeds kleine gevechten gaande. Kleine groepjes soldaten probeerden uit te breken of het waren gevechten van soldaten die nog geen flauw idee hadden van de Duitse overgave. Later die dag werd het stil in Stalingrad. De Slag om Stalingrad was ten einde gekomen. Op 4 februari, de dag na de slag, maakte het OKW de nederlaag bekend: “Sie starben, damit Deutschland lebe.” (Nederlands: “Zij stierven, opdat Duitsland moge leven.”). Met de nederlaag bij Stalingrad begon het tij voor de asmogendheden echter te keren.

Krijgsgevangenschap[bewerken | brontekst bewerken]

Gevolgen[bewerken | brontekst bewerken]

De balans[bewerken | brontekst bewerken]

Stalingrad[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Wolgograd voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Al in maart, één maand na de slag, werd er begonnen met de wederopbouw van de stad. Duizenden mensen, waaronder Duitse krijgsgevangenen, gingen aan de slag om de stad weer zo snel mogelijk erbovenop te krijgen. Desondanks duurde het tot 1975 alvorens de stad weer volledig was herbouwd.

Op 1 mei 1945 kreeg de stad de eervolle titel 'Heldenstad'. In totaal kregen twaalf steden deze titel. Ook schonk Koning George VI van Groot-Brittannië een juwelen zwaard aan de inwoners van Stalingrad als dank voor de dapperheid die ze hadden getoond. Op de Mamajev Kurgan, de Tataarse grafheuvel in de stad, werd een groot standbeeld gebouwd ter nagedachtenis aan de gevechten om Stalingrad, genaamd 'Moeder Moederland' ('Rodina Mat'), ook wel 'Het Moederland Roept' genoemd.

Nadat Stalin in 1953 was overleden, kwam Nikita Chroesjtsjov, voormalig commissaris bij Stalingrad, aan de leiding. Hij hernoemde de stad op 10 november 1961 naar Wolgograd, als onderdeel van de destalinisatie. Veel mensen wilden, en willen, dat de naam weer wordt hersteld naar Stalingrad, omdat deze slag zo'n belangrijk onderdeel van de geschiedenis van de stad en land was geweest en deze nooit vergeten mocht worden.

Tijdens de 20e herdenking van de overwinning in de 'Grote Patriottische Oorlog', op 8 mei 1965, werd de Heldenstad Wolgograd onderscheiden met de Leninorde en de Medaille van de Gouden Ster.

Media[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Slag om Stalingrad in de media voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Slag om Stalingrad, een doorslaggevend gevecht in de Tweede Wereldoorlog en wellicht het meest bloedige gevecht in de geschiedenis van de mensheid, is erg populair bij media als films en computergames. Ook zijn er vele boeken over geschreven en zijn er zelfs enkele liedjes over geschreven.
De Slag om Stalingrad is vanwege zijn grote omvang en de populariteit in de media uitgegroeid tot één van de bekendste veldslagen die ooit heeft plaatsgevonden en het staat symbool voor het keerpunt aan het oostfront.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Naslagwerken[bewerken | brontekst bewerken]

  • David L. Robbins: De rattenoorlog, Uitgeverij Meulenhoff, 2002
  • Stephen Walsh: De Hel van Stalingrad, Zuid-Nederlandse Uitgeverij N.V., 2003
  • Geoffrey Jukes: Stalingrad, Standaard Uitgeverij Antwerpen, 1972
  • Derek Lambert: Sluipschutters in Stalingrad, Phoenix, 1986
  • R. Seth: Slag om Stalingrad, Uitgeverij het Spectrum, 2006
  • J.N. Ross: Het geheim van Stalingrad, A.W. Bruna Uitgevers, 2007
  • Antony Beevor: Stalingrad, Olympus non-fictie, 2001.
  • J. Bauwens, P. Terlouw en H. Ebeling: Stalingrad: Het Graf (Serie: Dossier 1940-1945), Uitgeverij de Goudvink
  • S. Walsh: De slag om Stalingrad, Uitgeverij Deltas, 2000

Fictie met historische feiten (romans)[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]