Singelberg

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Singelberg.

De Singelberg ("grachtheuvel", een soort motte) te Beveren is de oudste versterking van het land van Beveren en dus nauw verbonden met het ontstaan van de gemeente. Hedendaags is enkel nog de braakliggende heuvel overgebleven waarop de burcht was gebouwd. In 1975 werd de Singelberg als landschap beschermd.

De Singelberg dient te worden onderscheiden van het gelijknamige, moderne kantorencomplex Burcht Singelberg aan de Ketenislaan in Kallo waar de hoofdzetel van de in de Waaslandhaven gelegen Katoen Natie gevestigd is.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Ontstaan in de twaalfde eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

De Singelberg, thans een braakliggende, acht meter hoge, aarden heuvel gelegen in het noordwesten van Beveren op ca. 2,5 km van de Markt, is het enige restant en symbool van de historische plaats waar de heerlijkheid van het land van Beveren, de voorloper van de huidige gemeente Beveren, ooit is ontstaan. De oorspronkelijke benaming van de Singelberg is Beverenbroeck, een watertoponiem dat verwijst naar het moerassige broekland rondom de aarden heuvel. Om het graafschap Vlaanderen te beschermen tegen de invallen van de Noormannen gaven de graven van Vlaanderen de plaatselijke vazallen de opdracht om ringwalburchten te bouwen in de buurt van de Schelde. Zo ook in het strategisch gelegen land van Beveren, waar de lokale leenman, hoogstwaarschijnlijk Diederik I (1110-1174), de eerste heer van Beveren en zoon van Wolfgerus van Amstel,[1] in de eerste helft van de twaalfde eeuw, naast een eerder opgerichte ringwalversterking (het latere neerhof), een zes meter hoge motte of burchtheuvel liet aanleggen. Daarop werd een primitieve houten, met leem bewerkte, donjon op een natuurstenen fundering gebouwd. Nadat de burcht in 1158 werd platgebrand door troepen van de Vlaamse graaf omdat Diederik I de zijde van de rivaliserende graaf van Holland had gekozen, liet zijn zoon Diederik II (1150-1195), als nieuwe heer van Beveren, vanaf 1168 het motteplateau ophogen en uitbreiden naar het noorden en tevens voorzien van een bescheiden zaalgebouw. Rond 1192 liet Diederik II de zaal op de Singelberg ombouwen tot een prestigieus, met een singel (gracht) omgeven, versterkt kasteel of waterburcht. In 1196 nam hij, opnieuw op goede voet met de Vlaamse graaf en benoemd tot burggraaf van Diksmuide, definitief zijn intrede in het kasteel.[2]

Veertiende eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Na hevige familiale twisten betreffende de erfopvolgingsstrijd tussen enkele van de elf kinderen van Diederik IV van Beveren waarvan een zelfs escaleerde tot een belegering van de burcht in september 1310, op dat moment in het bezit van de adellijke vrouwe (dame) van Beveren Isabella van Lotharingen (1250-1308), door haar oom Jan van Beveren, werd de heerlijkheid op 4 september 1335 toch verkocht aan de Vlaamse graaf Lodewijk II van Nevers. Het kasteel (en het omliggende land van Beveren) zou voortaan geleid worden door een kastelein in eigendom en onder het gezag van de graaf van Vlaanderen die ook de titel heer van Beveren overnam.

Familie Vijd[bewerken | brontekst bewerken]

Rond 1360 werd in de waterburcht Joos Vijd geboren, de latere notabele Gentse poorter en opdrachtgever van het beroemde schilderij Het Lam Gods van de gebroeders van Eyck dat bestemd was voor de familiekapel in de Sint-Janskerk (de huidige Sint-Baafskathedraal) in Gent. Zijn vader Clays (Ook Clais of Nicolay) Vijd, een vooraanstaande telg van de invloedrijke, elitaire familie Vijd, verbleef er op dat moment als burchtheer in naam van de Vlaamse graaf Lodewijk van Male en was als moermeester belast met het toezicht op de lucratieve vervening (turfontginning) en turfhandel in de noordelijke moerassen van het Land van Beveren. Om de controle over de Schelde tussen Antwerpen en Mechelen te behouden gaf de graaf tijdens de Gentse Opstand (1379-1385) zijn trouwe en gewaardeerde baljuw de opdracht om de Singelberg versterken met soldaten en geschut. Wanneer de Bourgondische hertog Filips de Stoute in 1390 echter de graaf-gemaal van Vlaanderen (mede-regent) werd, liet die meteen de domaniale rekenboeken van de grafelijke vertegenwoordigers controleren. Toen bleek dat Clais Vijd zich jarenlang frauduleus had verrijkt, werd hij uit zijn functies ontheven en gedwongen de Singelberg en het land van Beveren te verlaten. Vijd en zijn eega Amelberga Van der Elst verhuisden daarna naar Gent waar hij een vermogend koopman in turf, laken en ijzer werd. Na de aankoop van de heerlijkheid van Pamel en Ledeberg werd Clais Vijd in 1379 in de (erfelijke) adelstand verheven.[3]

Vijftiende eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Niettegenstaande het door Filips De Stoute gevoerde pacificatiebeleid ten aanzien van Engeland (exporteur van wol) en de Vlaamse steden (lakennijverheid) begon de hertog in deze fase van de Honderdjarige Oorlog toch met de militaire uitbouw van het graafschap Vlaanderen. Van groot belang daarbij was de controle over de waterwegen in casu de Schelde als voornaamste transportroute van niet enkel burgers, soldaten of wapens maar ook van mogelijke, op wraak beluste opstandelingen die vanuit Gent naar Zeeland, Holland of Brabant waren gevlucht. Daarom liet Filips De Stoute tijdens de grote bouwcampagne van 1395 tot 1402 zowel het vervallen kasteel als de motte ingrijpend herstellen, uitbreiden en versterken. Het kasteel kreeg diepere funderingen, dikkere ringmuren, bredere grachten en drie nieuwe torens. Na 1410 tot diep in de 15de eeuw werden nog restauratie- en verfraaiingswerken uitgevoerd waardoor de waterburcht een opener en meer residentieel karakter kreeg, zonder evenwel zijn militaire functie te verliezen. Daarvan getuigen de afbeeldingen van 1468 en 1602, en een beschrijving in Antonius SanderusFlandria Illustrata. Het geheel vormde rond de binnenplaats een gesloten polygonaal blok dat door de torens werd geaccentueerd. Vooral het grote poortgebouw met donjon valt op.

Zestiende eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog in de Nederlanden leden deze gewesten onder het oorlogsgeweld. Zo richtten in 1576 de Spaanse troepen zware verwoestingen aan in Beveren, Haasdonk en Burcht. In oktober van hetzelfde jaar werden bijna alle huizen van Beveren door een brand verwoest. In 1578 veroverden de Geuzen de burcht van Singelberg, maar in 1583 werden ze terug verdreven door de Spanjaarden.

In 1582 werd het Fort Liefkenshoek (Kallo) door de Antwerpenaren gebouwd om de Spaanse veldheer Alexander Farnese, hertog van Parma, en zijn troepen tegen te houden. De Antwerpse burgemeester Filips van Marnix van Sint-Aldegonde liet in 1583 de polders van het Waasland om strategische redenen onder water zetten, de zgn. inundatie. Mede daardoor liep in 1584 het Land van Saeftinghe definitief onder water. Nog in dat jaar vestigde de hertog van Parma z'n hoofdkwartier op de Singelberg, nam fort Liefkenshoek in en liet tegen de Antwerpenaren een schipbrug over de Schelde aanleggen. Uiteindelijk tekende Marnix van Sint-Aldegonde na het Beleg van Antwerpen (1584-1585) op 17 augustus 1585 in het kasteel op de Singelberg de Acte van Reconciliatie of historische overgave van de stad Antwerpen aan Alexander Farnese.

Gezien de aanhoudende oorlogstoestand wordt het kasteel herhaaldelijk gebruikt als logeerplaats voor soldaten. Mede daardoor raakt het kasteel stilaan in verval. In 1622 kwamen de hertogen van Arenberg in het bezit van het land van Beveren. In 1629 spreekt men voor de eerste maal over de ruïne van het kasteel. In 1652 werd het sterk vervallen kasteel afgebroken. Stenen en ander afbraakmateriaal van het kasteel werden verkocht en gebruikt om een gedeelte van de kerken van Beveren en Kallo op te richten. Ook bij de uitbreiding van de kerk van Verrebroek werd zandsteen gebruikt, afkomstig van het kasteel.

Heden[bewerken | brontekst bewerken]

Op initiatief van de Nationale Dienst voor Opgravingen werden er in 1974 onder leiding van Johnny De Meulemeester (1946-2009) opgravingen aangevat. Tijdens de campagnes van 1975 en 1977 werd het onderzoek op de motte afgerond, op het voorhof werd gewerkt in 1976 en 1977. De site werd bij Koninklijk Besluit van 22 oktober 1975 beschermd als cultuurhistorisch landschap door toenmalig minister van Cultuur Rika De Backer.[4] Volgens het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Beveren van juni 2006 is de Singelberg een structuurbepalend landschapselement, met andere woorden een positief gewaardeerde blikvanger dat een belangrijk referentiepunt vormt in de structuur of oriëntering van het in casu (gesloten) coulisselandschap van het Land van Waas.[5]

In 2020 krijgt de Singelberg af te rekenen met een overpopulatie konijnen die door hun holen de heuvel dreigen te ondermijnen. Door hun graafwerk en bodemerosie komt de fundering van een toren aan de achterzijde bloot te leggen. Op advies van het Vlaams agentschap Onroerend Erfgoed besliste de gemeente Beveren in samenwerking met de plaatselijke wildbeheerseenheid om de konijnen uit hun holen te jagen, af te schieten en een lage omheining te plaatsen.[6]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]