Brief van Paulus aan de Filippenzen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Corhoogerwerf1 (overleg | bijdragen) op 10 apr 2020 om 23:23. (→‎Externe links)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Filippenzen
Filippenzen 3:10–17 en 4:2–8 in Papyrus 16 (3e eeuw).
Auteur Paulus en Timoteüs
Tijd 61 – 62 vanuit Rome
Taal Grieks
Categorie brief van Paulus
Hoofdstukken 4
Vorige boek Efeziërs
Volgende boek Kolossenzen

De brief van Paulus aan de Filippenzen (vaak kortweg Filippenzen genoemd) is een van de boeken in het Nieuwe Testament van de Bijbel. Het is een brief van Paulus aan de gemeente in Filippi. De brief werd geschreven in het Koinè-Grieks.

Datering

De brief werd door Paulus geschreven terwijl hij in banden, dat is in gevangenschap, verkeerde. (1:7-13). De plaats waar hij gevangen zit kan dan Caesarea of Rome zijn. Dit laatste is waarschijnlijker. Allereerst is Καισαρος οικιας (4:22) meer van toepassing op Rome dan op Caesarea. Hoewel πραιτοριω (1:13) niet noodzakelijk de hoofdstad aanduidt, is het hier wel meer op van toepassing. Maar de hele toon van de brief wekt de indruk dat Paulus verwacht dat er spoedig een beslissing in zijn zaak zal worden genomen. In Caesarea was daar geen sprake van.

De datering van de brief komt daarmee waarschijnlijk op 62 of eind 61 en is daarmee waarschijnlijk qua datering de tweede brief van Paulus die in het Nieuwe Testament is opgenomen.

Aanleiding

De Filippenzen hadden Epafroditus als afgezant naar Paulus gezonden met giften ter ondersteuning van de apostel. Bij zijn terugkeer stuurde Paulus deze brief mee.

De gemeente

Ruïnes van Filippi.

De gemeente in Filippi was de eerste christelijke Kerk in Europa.[1] Haar ontstaan wordt beschreven in Handelingen 16:9-40. Er bestond een bijzondere band tussen de christelijke Filippenzen en Paulus. Van alle gemeenten waren zij de enige gemeente die Paulus ondersteunden met hun gaven, iets waarvan hij dankbaar getuigt (Hand 20:33-35; 2 Kor. 11:7-12; 2 Thess. 3:8).

De financiële vrijgevigheid van de Filippenzen komt uitdrukkelijk naar voren (4:15). Dit was een algemeen kenmerk van de Macedonische gemeenten, het blijkt ook uit 2 Kor. 8 en 9. Het is daarbij opmerkelijk dat de Macedonische bekeerlingen over het algemeen arm waren (2 Kor 8:2). Ook vandaag de dag is, volgens Moules commentaar op de brief aan de Filippenzen, de vrijgevigheid van arme christenen vaak groter dan die van rijke.

Inhoud

De inhoud van deze brief geeft een interessant doorkijkje in de situatie van de gemeente in Rome. Paulus' gevangenschap is geen belemmering voor de verspreiding van het evangelie. Het evangelie verspreidde zich steeds verder onder de Romeinse soldaten, met wie Paulus in voortdurend contact stond. Het is duidelijk dat het christendom zich op dat moment in Rome snel uitbreidde.

De leerstellige delen van de brief hebben een nauwe relatie met de brief van Paulus aan de Efeziërs. Vergelijk bijvoorbeeld Fil. 3:20 met Efeze 2:12,19. In beide wordt de Kerk voorgesteld als staat, waarvan de gelovigen burgers zijn.
In zowel Filip 2:5-11 als Efez 1:17-23 en Kol. 1:15-20 wordt in vrijwel vergelijkbare bewoordingen ingegaan op de heerlijkheid van Christus.

Euodia en Syntyche

In 4:2 dringt Paulus erop aan dat Euodia en Syntyche hun meningsverschillen bijleggen. Hij vraagt zijn trouwe metgezel (het is niet helemaal duidelijk, maar waarschijnlijk bedoelt hij hiermee Epafroditus, die in die tijd bij hem was), hen daar bij te helpen. De twee vrouwen hebben immers met hem meegestreden in de prediking van het Evangelie. De tekst is een van de aanwijzingen, dat vrouwen in de vroege Kerk verantwoordelijkheid droegen en mogelijk in sommige gemeenten preekten.

Zie ook

Externe links

Zie de categorie Epistle to the Philippians van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.