Naar inhoud springen

Islam in Nederland

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Jarune (overleg | bijdragen) op 16 dec 2013 om 23:10. (WPCleaner v1.30 - Link naar doorverwijspagina aangepast. Help mee! - Yunus Emre Moskee (Almelo))
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Opening van de eerste moskee in Nederland
Herkomst moslims in Nederland, 2006, bron: CBS

De islam is één van de wereldreligies die wordt vertegenwoordigd door een deel van de Nederlandse maatschappij. Dit artikel behandelt de islam in Nederland.

Het geloof kwam voor het eerst naar de Lage Landen in de 16e eeuw. Het werd meegebracht door bekeerde Zeeuwse en Hollandse zeelieden en Ottomaanse en Perzische handelaren. Vanaf de 17e eeuw kwamen daarnaast uit Nederlands-Indië ook moslims naar Nederland. Tevens was het Koninkrijk der Nederlanden tussen de val van het Ottomaanse Rijk en de onafhankelijkheid van Indonesië tijdelijk het grootste Islamitische land in de wereld.

In Nederland zelf werd de Islam pas in de 2e helft van de 20e eeuw een stroming van belang. Tot 2004 nam het aantal moslims volgens het CBS toe, daarna nam het licht af tot zo'n 825.000 personen in 2008, zo'n 4,9% van de bevolking. Vier jaar later (2012) bleek de daling gestuit en telde de islamitische bevolking nog steeds circa 825.000 mensen. Daarmee is de islam na het christendom de grootste religie in Nederland. Vooral na de laatste eeuwwisseling zorgt de (vermeende) toenemende invloed van de Islam (islamisering) voor een hevig maatschappelijk debat. Een onderzoek uit maart 2008 van het Historisch Nieuwsblad wijst uit dat meer dan de helft van de Nederlanders de islam een bedreiging vindt van de Nederlandse identiteit.[1]

Geschiedenis

Gerrit Berckheyde, Stadhuis op de Dam (1672). Op de voorgrond is een Turkse man afgebeeld, in gesprek met twee Joodse mannen en een Nederlander.

Al voor de Gouden Eeuw waren er Osmaanse handelaren aanwezig in meerdere Nederlandse handelssteden. In de meeste gevallen ging dit echter om Christelijke of Joodse onderdanen van de sultan. Pas rond het begin van de 17e eeuw kan men met zekerheid spreken van meerdere moslims in Nederland, zoals de Turkse slaven die bij het Beleg van Sluis door Prins Maurits werden bevrijd van het Spaanse leger. Toen gezanten Zeyn-Al-Din Beg (1607, Perzië) en Ömer Aga (1614, Ottomaanse Rijk) naar de Nederlanden kwamen woonden er waarschijnlijk al kleine groepen islamitische handelaren. De islam kende tot het eind van de Gouden Eeuw een kleine bloei in Nederland; recent zijn resten van meerdere vroege 17e-eeuwse moskeeën aangetroffen in Amsterdam.[2]. Enkele decennia later verschijnen echter vele Turkse en Perzische figuranten in Nederlandse schilderijen, te herkennen aan hun klederdracht. Niet alleen islamitische handelaren bezochten de Lage Landen, ook de Turkse wereldreiziger Evliya Çelebi bracht (naar verluidt) in 1663 een bezoek aan Amsterdam en Rotterdam[3]. Tijdens de gouden eeuw nam het contact met moslims toe, door de gezamenlijke oorlog met het Ottomaanse Rijk tegen Spanje, en door contacten van de VOC in Zuidoost Azië. Met het verschuiven van de internationale handel naar Engeland vertrokken de meeste moslims aan het eind van de 17e en het begin van de 18e eeuw naar London.

Sinds 1947 is de islam weer bemerkbaar aanwezig in Nederland (Er waren in de tussenliggende periode wel moslims actief in Nederland, vooral studenten uit toenmalig Nederlands-Indië in de 19e eeuw). In dat jaar hebben missionarissen van de Ahmadiyya beweging uit Pakistan de islam naar Nederland gebracht. In de daaropvolgende jaren werden de eerste twee moskeeën in Nederland gebouwd: als eerste was dat de nog steeds bestaande Mobarak Moskee van de Ahmadiyya in Den Haag en kort daarop als tweede een nu niet meer bestaande houten barak in het opvangkamp voor Molukse ex-KNIL militairen in Balk. In 1953 kwam de eerste redelijk toegankelijke Nederlandse vertaling van de Koran beschikbaar, gepubliceerd door de Ahmadiyya beweging. In de jaren zestig van de 20e eeuw arriveerden de eerste Turkse en Marokkaanse gastarbeiders, die hun eigen moskeeën stichtten en vrij vroegen op islamitische feestdagen. De Turkse gemeenschap bouwde met de Yunus Enre Moskee in Almelo[4] de derde Moskee van Nederland. Ondanks de lange aanwezigheid van Moslims in Nederland duurde het tot 2005 voordat er een Nederlandse Koran met uitgebreid gedetailleerde kommentaar verscheen (van de hand van Maulana Muhammad Ali), wederom van de Ahmadiyya beweging.

In 1963 kwamen de eerste meldingen van bekeerde autochtone Nederlanders in Nederland zelf binnen, het ging hier om naar schatting 300 Nederlanders. Tegenwoordig zijn er zo'n 15.000 Nederlanders bekeerd tot de Islam [4].

In de jaren '60 werd de gezinshereniging wettelijk geregeld.

In 2006 waren er 47 islamitische basisscholen en twee middelbare scholen (het Islamitisch College Amsterdam sinds 2001 en Islamitische Scholengemeenschap Ibn Ghaldoun in Rotterdam sinds 2000). Uit een onderzoek bleek dat er vraag was naar ten minste honderd basisscholen. Sinds halverwege de jaren negentig van de 20e eeuw bestaan er twee (niet door de overheid erkende) islamitische universiteiten, terwijl er in 2005 minstens vier officieuze islamitische instituten voor hoger onderwijs geteld werden.

Aan het eind van de jaren 1990 werd het integratiedebat gestart onder aanvoering van de VVD-voorman Frits Bolkestein en Paul Scheffer van de PvdA, later gedomineerd door Pim Fortuyn en Geert Wilders.

Sinds 2005 kent Nederland een tweede islamitische zendgemachtigde (de eerste zendt sinds 1993 uit). In 2010 zijn er 453 moskeeën in Nederland [4]. In april 2006 werd de Turkse Mevlana Moskee door Rotterdammers als mooiste gebouw in Rotterdam verkozen.

Aantal moslims in Nederland volgens het CBS[5][6]
Jaar Aantal Jaar Aantal
1996 654.000 2004 944.000
1997 687.000 2005 877.000
1998 724.000 2006 857.000[7]
1999 765.000 2007 837.000
2000 801.000[8] 2008 825.000 [9]
2001 844.000 2009 x
2002 886.000[10] 2010 x
2003 919.000 2011 x

Aantallen

Tot in 2007 verwachtte het CBS dat het aantal moslims in Nederland de grens van 1 miljoen in 2006 zou passeren. Naar schatting waren er eind 2004 in Nederland 944.000 moslims, waarvan 6.000 autochtone Nederlanders. Daarbij werd het aantal allochtone moslims geschat met behulp van het percentage moslims in het land van herkomst. Bij nieuwere schattingen, die op basis van POLS-enquêtes werden opgesteld, kwam het CBS voor 2005 uit op 877.000 moslims en op 837.000 in 2006. Het aantal moslims daalde daarna verder tot zo'n 825.000 in 2008 [11]. Dit is ongeveer 5% van de bevolking. Een miljoen moslims zullen er naar verwachting pas in 2017-2023 zijn.[12] Onder gelijkblijvende omstandigheden zou het aantal moslims in 2050 kunnen uitkomen op circa 8% van de bevolking.[13] Het aantal moslims in Nederland neemt volgens deze onderzoeken dus toe, hoewel dit niet blijkt uit de cijfers van het CBS. Een en ander zou te maken kunnen hebben met de begrippen allochtoon en islamiet. Een toenemend aantal allochtonen uit moslimlanden betekent immers niet noodzakelijk een toenemend aantal islamieten. In welk tempo de moslimgemeenschap zal seculariseren valt moeilijk te voorspellen. Iets meer dan de helft van de moslims in Nederland ziet echter zelden of nooit een moskee van binnen [14]

Marokkaanse moslims vormen sinds 2010 de grootste groep binnen de islamieten in Nederland, met zo'n 355.883 personen, gevolgd door de Turkse moslims met bijna 325.000 personen. Van de groep 'overige niet-westerse allochtonen' vormen de Surinamers met 34.000 personen de grootste groep, daarna volgen de Afghanen met 31.000 en de Irakezen met 27.000.

Tot 2007 hadden ongeveer 12.000 Nederlanders zich bekeerd tot de islam.[15] Naar schatting bekeren zich jaarlijks 500 Nederlanders tot de islam. Momenteel zijn er nog weinig mogelijkheden voor deze nieuwe moslims. In de moskee verstaat men vaak niet waar het over gaat aangezien de preek vaak in het Arabisch of het Turks is. Naast de problemen in de moskee weet men vaak niet hoe er gebeden moet worden en ondervindt men vaak problemen in eigen omgeving. Familie en vrienden begrijpen hun keuze niet altijd. Bekeerlingen zijn vaak 'zoekers' die hun heil eerder zochten bij andere religies. Ook lijken de strenge regels van het geloof en de vastigheid die de islam biedt, aantrekkingskracht uit te oefenen op Nederlanders die zich bekeren.[16]

Maatschappelijke discussie

Klompen, gebedsmatje en een fez

In de jaren zeventig en tachtig neemt het aantal moslims in Nederland sterk toe. Van kritiek op de multiculturele samenleving is nog nauwelijks sprake. Hans Janmaat van de Centrumpartij (later Centrum Democraten) is de enige politicus die forse kritiek uit op de multiculturele samenleving. Het leidt bij de verkiezingen in 1982 tot een zetel in de Tweede Kamer en een (bijna) totaal politiek en maatschappelijk isolement van zijn partij. Halverwege de jaren tachtig verdampt de electorale steun alweer: bij de verkiezingen in 1986 raakt Janmaat zijn zetel kwijt. De aandacht voor de islam binnen het Nederlandse minderhedendiscours neemt pas toe nadat de Iraanse leider Ayatollah Khomeiny in 1989 een fatwa uitspreekt over de Brits-Pakistaanse schrijver Salman Rushdie. De schrijver moet volgens de geestelijk leider worden vermoord, omdat zijn boek The Satanic Verses beledigend zou zijn voor de islam. In het voorjaar van datzelfde jaar gaan in diverse Europese steden moslims de straat op om eensgezind de fatwa tegen Rushdie te steunen. De demonstraties worden breed uitgemeten in de westerse media. Het idee dat moslimimmigranten een bedreiging vormen voor vrijheid en democratie in westerse landen neemt vanaf dat moment toe. Een belangrijke ommekeer in de maatschappelijke en politieke discussie over de islam in Nederland vindt plaats in 1992, als VVD-voorman Frits Bolkestein in zijn bekend geworden Luzernrede onomwonden stelt dat het islamitische geloof en de westerse waarden onverenigbaar zijn. Bolkestein baseert zijn standpunten onder meer op de theorie van Francis Fukuyama, die in zijn boek The end of history and the last man (1992) stelt dat de opkomst van het moslimfundamentalisme te wijten is aan de mislukte assimilatie van westers geïnspireerde vernieuwingen. Fukuyama's ideeën vinden in de jaren negentig brede weerklank. Internationale gebeurtenissen, zoals de Golfoorlog van 1990-1991, de Algerijnse Burgeroorlog, de oorlog in Bosnië en de bomaanslag op het World Trade Center in 1993, beheersen begin jaren negentig de (internationale) media en leiden wereldwijd tot het ontstaan van een kritischer houding ten opzichte van de islam. Ondanks de toenemende kritiek op islamitische migranten vanaf begin jaren negentig, besteden media nog niet buitensporig veel aandacht aan de islam. De berichtgeving lijkt slechts af en toe aan te zwellen. Dit gebeurt vooral na specifieke incidenten, zoals de aanslag op de Mevlana-moskee in Amersfoort in januari 1992 [17] of de uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling, die in 1995 oordeelde dat een verbod op het dragen van hoofddoekjes op de werkvloer discriminerend is [18]. De media-aandacht voor de islam lijkt vanaf 1997 structureler te worden, als Pim Fortuyn zijn veelbesproken boek Tegen de islamisering van onze cultuur uitbrengt. De vermeende onverenigbaarheid van de islamitische en westerse waarden wordt hierin aantrekkelijker verwoord dan in de dagen van Janmaat en nadrukkelijker dan bij Bolkestein wordt de moslim als the other getypeerd. Zo beschrijft Fortuyn drie essentiële verschillen tussen het verlichte Westen en het islamitische fundamentalisme: de scheiding van kerk en staat, de omgang tussen mannen en vrouwen en de omgang met kinderen en jonge mensen. De moslim wordt telkens tegenover de westerling geplaatst, als the other: hij is degene die kerk en staat niet scheidt, die vrouwen ziet als minderwaardig aan mannen en die kinderen streng opvoedt en indoctrineert. Er mogen in het politieke en maatschappelijke debat geen misverstanden bestaan over onze essentiële waarden, schrijft Fortuyn in zijn boek. Tot eind jaren negentig wordt kritiek op moslims in Nederland nog vooral gezien als iets wat rechts, (neo-)conservatief, populistisch of nationalistisch is. Deze dan nog dominante opvatting geldt later als politiek correct.

Een nieuwe stroming ontstaat binnen het Nederlandse minderhedendiscours, waarin het taboe op het niet mogen spreken over minderheden wordt doorbroken. Deze stroming wordt door filosofe Baukje Prins (2004) nieuw realisme genoemd. Een doorbraak hiervoor komt in 2000, als NRC Handelsblad het geruchtmakende opinieartikel Het Multiculturele Drama van publicist en prominent PvdA-lid Paul Scheffer publiceert. Hierin stelt hij onomwonden dat de integratie van immigranten mislukt is, doordat de verschillen tussen de islam en de westerse samenleving te groot zijn. Scheffers multiculturele drama wordt een gevleugelde term. Het artikel in NRC Handelsblad betekent een belangrijke ommekeer in het denken over de multiculturele samenleving: voortaan wordt islamkritiek ook geaccepteerd in linkse en meer progressieve kringen.

De aanslagen op 11 september 2001 wakkeren het islamdebat wereldwijd verder aan. Ook in Nederland nam de berichtgeving over de islam exponentieel toe. De islam wordt hierbij steeds nadrukkelijker in verband gebracht met geweld en terrorisme. De islam wordt in de media - nadrukkelijker dan voorheen - vanuit een conflictframe benaderd, een frame waarin de onverenigbaarheid van islamitische en westerse waarden centraal staat. In Nederland wordt de kritiek steeds harder. Twee exponenten van die kritiek zijn Pim Fortuyn en Theo van Gogh. Zo noemt Fortuyn de islam een achterlijke cultuur [19]. Harde islamkritiek komt ook van columnist en rechtsgeleerde Afshin Ellian, die geregeld het woord islamofascisme gebruikt. Volgens de uit Iran afkomstige Ellian is de politieke islam een totalitaire beweging die geenszins mag worden verward met het gewone despotisme of met tirannie [20]. In april 2004 bracht de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid een rapport uit over de islam in Nederland. De WRR constateerde dat de discussie over islam vrijwel uitsluitend op basis van negatieve aspecten gevoerd werd.[21] Ze bracht daarom een aantal democratische ontwikkelingen in de islamitische wereld naar voren en formuleerde beleidsvoorstellen om daar op constructieve wijze invloed op uit te oefenen. Een aantal Nederlandse politici wezen het resoluut van de hand omdat het niet objectief zou zijn. Enkele parlementsleden riepen de regering op om de WRR op te heffen omdat dit instituut haar boekje te buiten zou zijn gegaan.

Eveneens in 2004 maakt Theo van Gogh met toenmalig VVD-politica Ayaan Hirsi Ali de film Submission, een verhaal over de vrouwenonderdrukking in de islamitische wereld. In november van dat jaar wordt Van Gogh vermoord door de geradicaliseerde moslim Mohammed Bouyeri, die contacten heeft met de radicale Hofstadgroep. De moord doet een schokgolf door Nederland gaan en zet de verhouding tussen moslims en niet-moslims verder op scherp. Na de moord op Van Gogh is het lang onrustig in Nederland. De discussie over de vrijheid van meningsuiting verscherpt en er volgt een korte, maar hevige opleving van gewelddadige aanslagen. Islamitische scholen in onder meer Eindhoven en Uden worden kort na de moord in brand gestoken. In een rapport van de Europese Commissie tegen racisme en intolerantie legt men een causale relatie tussen de slechte positie van moslims in Nederland en de berichtgeving. De Commissie stelt dat moslims in Nederland onderworpen zijn aan stereotyperend, stigmatiserend en soms ronduit racistisch politiek taalgebruik, vooringenomen mediaberichtgeving en buitenproportionele aandacht voor veiligheids- en ander beleid.

In de jaren na de moord op Van Gogh doet politicus Geert Wilders steeds meer van zich spreken. Hij heeft inmiddels zijn eigen Partij voor de Vrijheid (PVV) opgericht en manifesteert zich steeds nadrukkelijker als keiharde islamcriticus. Volgens Wilders is er in de media en in de politiek geen sprake van racisme, maar van angst voor de islam. In De Volkskrant zegt Wilders; Wij mogen nooit als dhimmi’s zwijgend toekijken terwijl onze vrijheid en beschaving door de islamisering van onze cultuur steeds verder worden afgebroken. En dat een nog niet vertoonde film van ongeveer tien minuten volgens sommigen tot economische boycots, rellen en andere ellendige zaken zou kunnen leiden, zegt alles over het wezen van de islam. [22] Ook de paniekerige reacties op de anti-koran film Fitna in 2008 door politici zeggen volgens Wilders alles over het wezen van de islam. Uiteindelijk zou het uitbrengen van de film in Nederland weinig heftige reacties teweegbrengen. In de jaren erna zou Wilders’ PVV bij de Europese, gemeentelijke en landelijke verkiezingen overwinning op overwinning boeken; een indicatie dat zijn anti-islamstandpunten door een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking worden gedeeld.

Moslimfundamentalisme in Nederland

In november 2004 kreeg Nederland voor het eerst te maken met moslimterrorisme in eigen land. Op 2 november van dat jaar schoot de Nederlandse Marokkaan Mohammed Bouyeri regisseur en columnist Theo van Gogh dood en stak een mes met een op de Koran gebaseerde dreigbrief aan parlementslid Ayaan Hirsi Ali in zijn buik. In de periode rond de aanslag deed de AIVD onderzoek naar mogelijk terrorisme in Nederland, waaronder de zogenaamde Hofstadgroep.

Op 10 november 2004 kunnen een tweetal van terrorisme verdachten in een huis in Den Haag waar ze zich hebben verschanst door de politie worden aangehouden. Duizenden mensen in de wijk moeten hiervoor gedurende ca. 24 uur hun woning ontruimen. Hierbij vallen enige schoten en wordt er door de verdachten een granaat afgeworpen; er zijn enkele gewonden. De arrestanten werden tot de zgn. Hofstadgroep gerekend; zie aldaar voor de tijdlijn van deze groep.

Op 1 december 2006 wordt Samir Azzouz veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf, na drie keer gearresteerd te zijn op voorbereiding van een terroristische aanslag; bij de twee eerste arrestaties werd het bewijsmateriaal door de rechtbank onvoldoende gevonden.

Op 1 januari 2008 werden in Rotterdam een drietal mannen aangehouden, een uit Soedan en twee uit Marokko, op verdenking van het voorbereiden van een aanslag op nieuwjaarvierders op het Hofplein in Rotterdam.

Andere thema's

Nederlandse moslims staan minder vaak organen af dan andere gelovigen. Van die bevolkingsgroep is slechts 27 procent bereid organen af te staan tegenover 61 procent van de niet-religieuzen en 55 procent van de gereformeerden.[23] In 2006 werd er door het Contactorgaan Moslims en Overheid een symposium georganiseerd, 'Islam en orgaandonatie in Nederland', waarin met religieuze leiders en vooraanstaande moslimgeleerden een verklaring werd opgesteld hoe er omgegaan diende te worden met orgaandonatie. De kern van deze verklaring luidt dat er, indien wordt voldaan aan een aantal eisen, vanuit de islam geen belemmeringen bestaan voor orgaandonatie[24].

Relatief weinig moslima's werken in de zorg.[25][26] Tijdens de studiekeuze speelt angst voor vooroordelen van familie en toekomstige echtgenoot een grote rol. Status, intieme handelingen bij patiënten, nachtdiensten en het gevoel niet begrepen te worden door autochtone collega's worden ook genoemd als mogelijke redenen.

Zie ook