Ontwerp voor een geschiedenis van de Qing

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Ontwerp voor een geschiedenis van de Qing
Naam (taalvarianten)
Vereenvoudigd 清史稿
Traditioneel 清史稿
Pinyin Qīng shǐgǎo
Wade-Giles Ch`ing shih-kao

Het Ontwerp van een geschiedenis van de Qing (Qing shigao) is een beschrijving van de geschiedenis van de Qing-dynastie in de stijl van de Vierentwintig Geschiedenissen, de verzameling officiële geschiedenissen van Chinese keizerlijke dynastieën. Het werk is tot stand gekomen in 1928, grotendeels onder leiding van Zhao Erxun (1844-1927) en omvat de periode 1644-1912. Het Ontwerp werd in 1930 verboden door de Nationalistische regering van Chiang Kai-shek. Door de veranderde opvattingen over geschiedschrijving bleven verschillende pogingen om te komen tot een definitieve versie zonder resultaat. Daardoor is het onduidelijk of dit werk wel of niet tot de officiële dynastieke geschiedenissen kan worden gerekend.

Ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]

Zhao Erxun (1844-1927).

In maart 1914 werd door president Yuan Shikai het 'Bureau voor de geschiedenis van de Qing' (Qingshi guan, 清史館) opgericht met als doel een geschiedenis van de Qing-dynastie samen te stellen. Binnen de traditie van de officiële dynastieke geschiedenissen verklaarde Yuan Shikai zich hierdoor tot de legitieme opvolger van de Qing-dynastie. Het Bureau kwam onder leiding te staan van Zhao Erxun. Er werden meer dan honderd medewerkers aangesteld, net als Zhao Erxun ambtenaren-literaten uit de Qing-tijd. Onder hen bevond zich ook Ke Shaomin (1855-1930), samensteller van de Nieuwe Geschiedenis van de Yuan. De benoemingen waren mogelijk beloningen voor de steun van die groep voor het presidentschap van Yuan Shikai (en zijn aspiraties om keizer te worden). De helft van de benoemde medewerkers kwam echter nooit opdagen. Na de plotselinge dood van Yuan Shikai in 1916 kwam het Bureau in financiële problemen. Men kon slechts doorgaan na giften van Wu Peifu (吳佩孚, 1874-1939) en Zhang Zuolin, krijgsheren die rond Peking de macht uitoefenden.

Noch Yuan Shikai, noch de krijgsheren hebben zich op enigerlei wijze bemoeid met de inhoud van de Geschiedenis van de Qing. Hoewel het werk nog niet was voltooid, besloot Zhao Erxin in 1927 toch tot publicatie over te gaan. Hij deed dat in verband met zijn verslechterde gezondheid, de veranderde opvattingen over de traditionele geschiedschrijving, maar vooral vanwege de politieke situatie. Het noordelijk expeditieleger van Chiang Kai-shek stond op het punt Peking in te nemen. Vlak voor zijn dood (september 1927) droeg hij de verantwoordelijkheid voor het publiceren over aan zijn naaste medewerker en vertrouweling Yuan Jinkai (袁金鎧, 1870-1947). Het bureau zelf kwam onder leiding van Ke Shaomin (1850-1933). Het werk werd een Ontwerp voor een geschiedenis van de Qing genoemd. Hiermee werd het voorbeeld van de eerste samenstellers van de Mingshi gevolgd. Ook zij noemden hun werk in eerste instantie een Ontwerp, om zo een officiële (en daarmee mogelijk definitieve) afkeuring te ontwijken.

Oorspronkelijke versie en twee noordoostelijke versies[bewerken | brontekst bewerken]

De feitelijke eindcorrectie kwam in de lente van 1928 in handen van Jinliang (金梁, 1878-1962), een assistent van Yuan Jinkai en aanhanger van de Mandsjoe-monarchie. Hij bracht op eigen gezag wijzigingen aan in de drukproeven. Er werden nieuwe biografieën toegevoegd. In die van Kang Youwei (康有為, 1858-1927) werd zijn loyaliteit aan de Guangxu-keizer benadrukt. Zhang Biao (張彪, 1860-1927) was commandant van de achtste divisie in Wuchang aan het begin van de Xinhairevolutie van 1911 en Zhang Xun (張勛, 1854-1923) was de generaal die in 1917 had geprobeerd het keizerrijk onder Puyi te herstellen. De biografie van Zhang Wei (张彪, 1860-1927), gouverneur van Jiangxi werd verwijderd. Verder werd het werk aangevuld met kritische annotaties (jiaokanji, 校勘記) van zijn eigen hand. Het aantal juan werd teruggebracht van 536 naar 529. Dit aangepaste werk staat bekend als de Eerste versie van buiten de hoofdstad (guanwai yici ben, 關外一次本, letterlijk Eerste versie van buiten de passen). Aan een tweede aangepaste versie werden biografieën toegevoegd van Chen Hongju (陳黌舉, eind 19e eeuw) en de literaten Zhu Yun (朱筠, 1729-1781) en Weng Fanggang (翁方綱, 1733-1818), terwijl de biografie van Zhang Biao weer werd verwijderd. Toen de wijzigingen werden ontdekt waren er inmiddels 400 van de 1100 gedrukte reeksen van de versie van Jinliang in Mantsjoerije verspreid en kwamen zo onder meer in Japan terecht. De achtergebleven series werden weer gecorrigeerd en zo kon de oorspronkelijke reeks alsnog worden uitgegeven. Dit gebeurde net voor Peking in juni 1928 werd ingenomen door de Nationalistische troepen. Deze versie staat bekend als de hoofdstedelijke versie (關內本, guannei ben, letterlijk Versie van binnen de passen).

Verbod[bewerken | brontekst bewerken]

Na de inname van Peking werd in juni 1928 het beheer van het Historisch Bureau overgenomen door het Nationaal Paleis Museum, dat in 1925 was opgericht en onder leiding stond van Yi Peiji (易培基, 1880-1937). Hij adviseerde de regering om over te gaan tot een verbod op het werk. Als formele reden gaf hij aan dat er negentien fouten in het Ontwerp waren aangetroffen. Zijn advies werd in 1930 door Chiang Kai-shek overgenomen. De belangrijkste reden voor dat verbod waren echter niet de fouten, maar was de anti-Republikeinse stellingname die in het Ontwerp was verwerkt. Dit gold vooral voor de hoofdstukken die de overgang van keizerrijk naar republiek beschreven. Zo werden voor de Xinhairevolutie van 1911 termen gebruikt als mouluan (謀亂, 'rellen om zo complotten te kunnen smeden') of zuoluan (作亂, 'het op touw zetten van een gewapende rebellie'). De republikeinse kalender was bewust vermeden. Dit werd door de republikeinse regering hoog opgenomen. Door de invoering van een nieuwe kalender en daarbij uit te gaan van de datum van de machtsovername (1 januari 1912), gaf de republikeinse regering aan dat zij zich beschouwde als legitieme opvolger van de Qing-dynastie. Doordat de samenstellers van het Ontwerp die kalender ontweken, bleef die erkenning uit. De samenstellers waren aanhangers van de in 1902 begonnen Nieuwe politiek (Xinzheng, 新政). Daarbij werden weliswaar hervormingen voorgesteld, maar bleef de in het keizerrijk gewortelde Chinese culturele traditie voorop staan. De samenstellers beschouwden de onverwachte revolutie van 1911 als een gevaar voor die hervormingspolitiek. Toen Yuan Shikai begin 1912 de macht van Sun Yat-sen overnam, leek de revolutie beëindigd en niet meer te zijn dan een tussenfase. De wens van Yuan Shikai om keizer te worden versterkte het idee van herstel van de tradities. Daarentegen bleven de nationalisten de revolutie van 1911 zien als het begin van hun machtsovername. Kritiek op de revolutie betekende volgens hen dan ook kritiek op de legitieme, nationalistische regering. Die stelde dat de medewerkers van het Bureau in dienst van de Republiek waren en zich juist loyaal moesten opstellen ten opzichte van hun regering. Het in 1930 afgekondigde verbod op publicatie is overigens formeel nooit herroepen.

Plannen tot aanpassing[bewerken | brontekst bewerken]

Wu Zongci (1878-1951)

De Nationalistische regering kon verspreiding van het Ontwerp niet verhinderen. Door het verbod nam de vraag naar het werk en daarmee de prijs juist toe. Toen ook exemplaren werden gesmokkeld naar gebieden die in handen waren van de Nationalistische regering moest die wel reageren op die openlijke overtreding van het publicatieverbod. In 1934 werd Wu Zongci (吳宗慈, 1878-1951) aangesteld om het oorspronkelijke Ontwerp aan te passen. Zijn voorstellen werden besproken met Fu Sinian (傅斯年, 1896-1950), toen directeur van het Historisch Instituut van de Academia Sinica. Die gaf de voorkeur aan het samenstellen van een volledig nieuwe Geschiedenis van de Qing, maar zag in dat dit door de politieke situatie van dat moment onmogelijk was. Daarom adviseerde hij in 1935 de regering om het verbod op publicatie in te trekken, op voorwaarde dat eerst de aanvullingen van Wu Zongci in het boek moesten worden verwerkt. Op zijn voorstel is nooit meer gereageerd. De nationalistische regering kreeg te maken met problemen van geheel andere proporties, zoals de burgeroorlog met de communisten en de oorlog met Japan. De voorstellen van Wu Zongci kwamen terecht in de archieven van de ministerraad (Uitvoerende yuan) en zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan.

Positie binnen de canon[bewerken | brontekst bewerken]

Het Ontwerp wordt niet gerekend tot de canon van de 24 officiële dynastieke geschiedenissen. Hiervoor bestaan verschillende redenen:

  • Er was geen politieke autoriteit meer die, vergelijkbaar met het keizerlijk hof, een geschiedeniswerk tot officiële en definitieve beschrijving van de voorafgaande regering kon verklaren.
Liang Qichao (1873-1929).
  • De opzet van het werk kwam niet meer overeen met de opvattingen over geschiedschrijving. Liang Qichao (1873-1929) vatte die kritiek in zijn Nieuwe Geschiedschrijving (Xin Shixue, 新史學, 1902) in vier punten samen: er bestond niets buiten het keizerlijk hof, er werd slechts over individuen geschreven en niet over de maatschappij als geheel, er werden geen verbanden met het heden gelegd en er werden slechts feiten weergegeven in plaats van idealen. Geschiedschrijving moest de bewoners van een land inspireren, zij moesten betrokken worden bij de gebeurtenissen. Ook mocht niet meer worden geschreven in het wenyan, de verstarde, ambtelijke schrijftaal, die voor de meeste mensen onbegrijpelijk was geworden. Overigens had Liang geen kritiek op de traditionele vorm van de dynastieke geschiedenissen, de jizhuanti, een combinatie van annalen, verhandelingen en biografieën. In zijn Bespreking van de vorm van de geschiedenis van de Qing (Qingshi shangli, 清史商例) deed hij een voorstel voor zesentwintig verhandelingen, die de geschiedenis van de Qing steeds vanuit een ander gezichtspunt bekeken. Zijn voorstel werd echter niet overgenomen door de samenstellers van het Ontwerp, waardoor het werk in de ogen van Liang een geschiedenis bleef die door en voor ambtenaren was geschreven.
Zhang Binglin (1869-1936)
  • Het ontwerp was gebaseerd op documenten uit de Qing-dynastie. Die waren door het ambtelijk bureau voor de geschiedschrijving (Qing guoshiguan, 清國史館, Staatsbureau van de Qing voor de geschiedschrijving) reeds voorbewerkt. De historicus Zhang Binglin (章炳麟, 1869-1936) stelde dat er op die manier door de Qing een bewuste vertekening van het verleden was gemaakt die door de samenstellers van het Ontwerp was overgenomen. Zo werden de systematische censuur door de Qing en de literaire zuiveringen onder met name de Qianlong-keizer (1735-1796) niet vermeld. Voor Zhang was dan ook elke poging om het Ontwerp te herzien op basis van uitsluitend de ambtelijke stukken van de Qing bij voorbaat gedoemd te mislukken.
  • In tegenstelling tot de oudere officiële dynastieke geschiedenissen kunnen de bronnen waarop het Ontwerp was gebaseerd nog steeds worden geraadpleegd. Dit maakt het Ontwerp als historische bron voor de studie van de Qing minder belangrijk. Wel geeft het Ontwerp een beeld van de kijk die de laatste generatie ambtenaren-literaten uit het keizerrijk op het eigen verleden had.

Ondanks alle bezwaren is het werk toch opgenomen in de prestigieuze reeks officiële dynastieke geschiedenissen, die in de Volksrepubliek is uitgegeven door Zhonghua (Zhonghua shuju, 中華書局). Die opname geldt ook voor het voor computers toegankelijk gemaakte Chinese Text Retrieval System (Scripta Sinica) van de Academia Sinica te Taipei (Taiwan). Dit in tegenstelling tot de eveneens aan het begin van de 20e eeuw verschenen Nieuwe Geschiedenis van de Yuan, een particulier initiatief om de officiële dynastieke geschiedenis van de Yuan-dynastie te herzien.

Samenstelling[bewerken | brontekst bewerken]

De Qing Shigao bevat 529 juan. Zhao Erxun volgde de structuur van de Hanshu:

dynastieke
geschiedenis
benji
(annalen)
zhi
(verhandelingen)
biao
(tabellen)
liezhuan
(biografieën)
Totaal aantal
juan
Qing Shigao 25 135 53 316 529

Annalen[bewerken | brontekst bewerken]

Benji (本紀, annalen), 25 juan. Keizerlijke biografieën in strikt annalistische vorm die een chronologisch overzicht bieden van de belangrijkste gebeurtenissen, bezien vanuit het keizerlijke hof. De keizers staan vermeld onder hun tempelnaam, met uitzondering van de laatste keizer. Bij gebrek aan een tempelnaam staat hij staat vermeld onder zijn regeerdevies.

Nr Titel Vertaling Opmerkingen
1 Taizu benji (太祖本紀) annalen van Taizu Nurhaci, 1616-1626.
2-3 Taizong benji (太宗本紀) annalen van Taizong Hong Taiji, 1626-1643.
4-5 Shizu benji (世祖本紀) annalen van Shizu Shunzhi, 1643-1661.
6-8 Shengzu benji (聖祖本紀) annalen van Shengzu Kangxi, 1661-1722.
9 Shizong benji (世宗本紀) annalen van Shizong Yongzheng, 1722-1735.
10-15 Gaozong benji (高宗本紀) annalen van Gaozong Qianlong, 1735-1795.
16 Renzong benji (仁宗本紀) annalen van Renzong Jiaqing, 1795-1820.
17-19 Xuanzong benji (宣宗本紀) annalen van Xuanzong Daoguang, 1820-1850.
20 Wenzong benji (文宗本紀) annalen van Wenzong Xianfeng, 1850-1861.
21-22 Muzong benji (穆宗本紀) annalen van Muzong Tongzhi, 1861-1875.
23-24 Dezong benji (德宗本紀) annalen van Dezong Guangxu, 1875-1908.
25 Xuantong huangdi benji (宣統皇帝本紀) annalen van de Xuantong-keizer Puyi, 1908-1912.

Verhandelingen[bewerken | brontekst bewerken]

Zhi (志, verhandelingen), 135 juan. Elk van de zestien verhandelingen beschrijft een gebied van staatsbemoeienis.

Nr Titel Vertaling Opmerkingen
26-39 tianwen zhi (天文志) verhandelingen over astronomie
40-44 zaiyi zhi (災異志) verhandelingen over vreemde natuurverschijnselen voorheen verhandelingen over de vijf elementen
45-53 shixian zhi (時憲志) verhandelingen over de kalender aanwijsbare invloed van de Jezuïeten
54-81 dili zhi (地理志) verhandelingen over politieke geografie
82-93 li zhi (禮志) verhandelingen over (hof)rituelen
94-101 yue zhi (樂志) verhandelingen over (hof)muziek
102-105 yufu zhi (輿服志) verhandelingen over vervoersmiddelen en hofkleding
106-113 xuanju zhi (選舉志) verhandelingen over keuze en benoeming van hoffunctionarissen ambtenarenexamens
114-119 zhiguan zhi (職官志) verhandelingen over staatsambten
120-125 shihuo zhi (食貨志) verhandelingen over voedsel en gebruiksartikelen
126-129 hequ zhi (河渠志) verhandelingen over waterwerken
130-141 bing zhi (兵志) verhandelingen over militaire zaken
142-144 xingfa zhi (刑法志) verhandelingen over strafwetgeving
145-148 yiwen zhi (藝文志) verhandelingen over de bibliotheek bibliografie van de keizerlijke bibliotheek
149-152 jiaotong zhi (交通志) verhandelingen over verbindingen verkeer en communicatie
153-160 bangjiao zhi (邦交志) verhandelingen over diplomatieke betrekkingen juan 159 behandelt onder meer de betrekkingen met Nederland en met België

Tabellen[bewerken | brontekst bewerken]

Biao (表, tabellen), 53 juan. Tabellarische overzichten van belangrijke personen.

Nr Titel Vertaling Opmerkingen
161-165 huangzi shibiao (皇子世表) tabellen met keizerlijke prinsen
166 gongzhu biao (公主表) tabellen met prinsessen
167 waiqi biao (外戚表) tabellen met familieleden van keizerinnen
168-173 zhuchen fengjue shibiao (諸臣封爵世表) tabellen met in de adelstand verheven functionarissen
174-175 daxueshi nianbiao (大學士年表) chronologisch overzicht van leden van de Academie
176-177 junji dachen nianbiao (軍機大臣年表) chronologisch overzicht van leden van de Staatsraad
178-196 buyuan dachen nianbiao (部院大臣年表) chronologisch overzicht van ministers
197-208 jiangchen nianbiao (疆臣年表) chronologische overzichten van grensfunctionarissen bedoeld zijn: gouverneurs-generaal, provinciale gouverneurs en commandanten van grensgebieden
209-211 fanbu shibiao (藩部世表) tabellen met in de adelstand verheven inheemse hoofden
212-213 jiaopin nianbiao (交聘年表) chronologische overzichten met naar het buitenland gezonden ambassadeurs

Exemplarische overleveringen[bewerken | brontekst bewerken]

Zhuan (傳, exemplarische overleveringen, vaak aangeduid als biografieën), 316 juan. Biografieën van belangrijke personen. De biografie beperkte zich tot het beschrijven van gebeurtenissen die het exemplarische karakter van de betreffende persoon duidelijk moesten maken. In een hoofdstuk kunnen ook twee of meer personen worden behandeld, als zij tot hetzelfde type persoon behoren. De laatste hoofdstukken beschrijven de betrekkingen tussen China en de verschillende buurvolkeren.

Nr Titel Vertaling Opmerkingen
214 houfei liezhuan (后妃列傳) biografieën van keizerlijke gemalinnen
215-221 zhuwang liezhuan (諸王列傳) biografieën van keizerlijke prinsen
222-473 talrijke individuele biografieën
474-475 (geen gemeenschappelijke benaming aangegeven) biografieën van opstandelingen
476-479 xunli liezhuan (循吏列傳) biografieën van welwillende beambten
480-483 rulin liezhuan (儒林列傳) biografieën van Confucianistische geleerden
484-486 wenyuan liezhuan (文苑列傳) biografieën van literaten
487-496 zhongyi liezhuan (忠義列傳) biografieën van personen die loyaliteit hebben getoond
497-499 xiaoyi liezhuan (孝義列傳) biografieën van personen die kinderlijke piëteit hebben getoond
500-501 yiyi liezhuan (遺逸列傳) biografieën van personen die in afzondering hebben geleefd
502-505 yishu liezhuan (藝術列傳) biografieën van voorspellers
506-507 chouren liezhuan (疇人傳) biografieën van erfelijke astronomen
508-511 lienü zhuan (列女傳) biografieën van voortreffelijke vrouwen
512-517 tusi liezhuan (土司列傳) biografieën van inheemse stamhoofden
518-525 fanbu zhuan (藩部傳) collectieve biografieën van Mongoolse, Tibetaanse en Centraal-aziatische volkeren
526-529 shuguo zhuan (屬國傳) collectieve biografieën van de vazalstaten

Chinese tekst[bewerken | brontekst bewerken]

  • 趙爾巽, 清史稿 (536卷), 北京 (中華書局), 1977 (Zhao Erxun, Qing Shigao (536 juan), Beijing (Zhonghua shu ju), 1977), 48 delen, 14.740 pp. ISBN 7101007503.
De 'Zhonghua' uitgave van de dynastieke geschiedenissen is de meest gebruikte uitgave. De teksten zijn voorzien van leestekens, ingedeeld in paragrafen en geschreven in traditionele karakters. Deze uitgave berust op de (tweede) noordoostelijke versie.

Voorstellen tot herziening vanuit Taiwan[bewerken | brontekst bewerken]

1960[bewerken | brontekst bewerken]

In 1960 werd op Taiwan een project gestart om een nieuwe 'Geschiedenis van de Qing' samen te stellen, 'vanuit het standpunt van de Republiek China'. De verantwoordelijkheid lag nu niet bij de Academia Sinica, maar bij het Onderzoeksinstituut van het Ministerie van Defensie (Research Institute of National Defence, 国防研究院). Dat was in 1959 opgericht en stond onder persoonlijke leiding van president Chiang Kai-shek. Hij wilde met een herziening meer glans geven aan de viering van de vijftigste verjaardag van de revolutie van 10 oktober 1911. Men kwam echter niet verder dan vijf aanvullingen op het bestaande 'Ontwerp':

  • Annalen van de Zuidelijke Ming. Na de val van Peking in 1644 bleven in totaal zes pretendenten zich zien als rechtmatige Ming-keizer. De laatste van hen werd in 1662 door de Mantsjoes terechtgesteld.
  • Biografieën van Ming loyalisten.
  • Biografische schets van Zheng Chenggong ('Koxinga'), de generaal in dienst van de Ming die de Qing bestreed en in 1662 Taiwan op de Vereenigde Oostindische Compagnie had veroverd.
  • Biografische schets van Hong Xiuquan, de leider van de Taiping-opstand.
  • Biografieën van 'Nationalistische revolutionairen'.

Zhang Qiyun (張其昀, 1901-1985), de directeur van het 'Comité tot samenstelling', schreef in zijn voorwoord dat men in de herziene versie van de geschiedenis van de Qin-dynastie de bronnen van de dynastie wilde behouden. Daarom werden geen grote wijzigingen in het oorspronkelijke 'Ontwerp' aangebracht.

1978[bewerken | brontekst bewerken]

In 1978 deden Huang Jilu (黃季陸, 1899-1985), directeur van de Academia Historica te Taipei, Jiang Fucong (蔣復璁, 1899-1990), directeur van het Nationaal Paleismuseum en de historicus Qian Mu (錢穆, 1895-1990) een voorstel om het bestaande 'Ontwerp' te annoteren. Daarbij kon gebruik worden gemaakt van de archieven van het 'Bureau voor de geschiedenis van de Qing', die sinds 1949 in het Nationaal Paleismuseum te Taipei lagen. Op basis van dit voorstel verschenen tussen 1986 en 1991 de 'Aanvullingen en annotaties op het Ontwerp voor een geschiedenis van de Qing' (Qingshigao jiaozhu, 清史稿校註).

1988[bewerken | brontekst bewerken]

In 1988 deed de Academia Historica op Taiwan een voorstel om te komen tot een 'definitieve versie van de geschiedenis van de Qing'. Echter, ook nu bleef het eindresultaat beperkt tot een aanpassing van het bestaande 'Ontwerp'. Onder leiding van Zhuang Jifa (莊吉發, *1936) werd in 1994 de herziening van het onderdeel benji voltooid. Die verscheen onder de titel Qingshi lunji (淸史論集).

Voorstellen tot herziening vanuit de Volksrepubliek[bewerken | brontekst bewerken]

Tussen 1961 en 2001[bewerken | brontekst bewerken]

In 1961 gaf minister-president Zhou Enlai opdracht aan de historicus Wu Han (1909-1969) om te komen tot een nieuwe Geschiedenis van de Qing. In 1965 werd een redactioneel comité samengesteld, maar een onderzoeksinstituut kon pas in 1978, na de Culturele Revolutie worden geopend. Met instemming van Deng Xiaoping werden fondsen beschikbaar gesteld binnen het zesde vijfjarenplan. Dit leidde tussen 1985 en 2000 tot de publicatie van de 12-delige Qingshi biannian (清史编年, Chronologisch overzicht van de geschiedenis van de Qing) en tussen 1984 en 2001 van 1240 biografieën in de Qingdai renwuzhuan gao (清代人物传稿, 2 series, elk 10 delen) . Toen bleken de fondsen te zijn uitgeput.

Vanaf 2003[bewerken | brontekst bewerken]

In 2003 werd, met instemming van Jiang Zemin vijfhonderd miljoen yuan beschikbaar gesteld om in de volgende tien jaar een volledig nieuwe Geschiedenis van de Qing samen te stellen. Er werd een organisatiecomité gevormd voor het Guojia qingshi zuanxiu gongcheng xiangmu (国家清史装修工程项目, Nationaal project voor de samenstelling van de Geschiedenis van de Qing) onder leiding van het enig overgebleven lid van het 1965 redactioneel comité Dai Yi (戴逸, *1926) van de Volksuniversiteit van China (Renmin University of China).

De structuur van het geplande werk lijkt op die van het oorspronkelijke werk, de annalen worden echter tongji (通纪) genoemd, de verhandelingen dianzhi (典志), de biografieën zhuanji (傳纪) en de historische tabellen shibiao (史表). Er is een nieuw, vijfde onderdeel toegevoegd, kaarten en grafieken (tulu, 图籙). Inhoudelijk zullen de verschillen echter groot zijn. Er is gewerkt binnen de kaders van het historisch materialisme, de marxistische benadering van de geschiedschrijving. Zo zijn er 3.200 biografieën opgenomen (waaronder 250 vrouwen), die niet alleen naar hun betekenis voor de Qing, maar ook naar huidige maatstaven zullen worden beoordeeld. Vorderingen worden vermeld op een eigen website (zhonghua wenshi wang, 中华文史网, http://www.qinghistory.cn/). Het concept werd eind 2015 voltooid, maar publicatie bleef uit, hoewel Dai Yi zich in een interview (dat op 21 april 2020 werd gepubliceerd in Chinese Social Sciences Today) nog uitsprak over de voortgang van het project.

Geraadpleegde iteratuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Hsi-yuan Chen, 'Last chapter unfinished. The making of the official Qing History and the crisis of Traditional Chinese Historiography', in: Historiography East and West, 2 (2004), pp. 173–204. Klik hier voor een pdf-bestand van het artikel.
  • Ma Zhao, 'Writing History during a Prosperous Age? The New Qing History Project' in: Late Imperial China 29 (2008), pp. 120-145. Klik hier voor een samenvatting.
  • Wilkinson, Endymion, Chinese History. A New Manual, Cambridge Mass. (Harvard University Press) 2018, 5th ed., (Harvard-Yenching Institute Monograph Series, 52), ISBN 978-0-9988883-0-9, p. 930.

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Werken van of over dit onderwerp zijn te vinden op de pagina 清史稿 (Qing Shigao - Ontwerp voor een geschiedenis van de Qing) op Wikisource.