Geschiedenis van het christendom

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Odilia (overleg | bijdragen) op 24 aug 2005 om 20:03. (→‎Zesde eeuw - oecumenisch concilie van Constantinopel)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Mee bezig Mee bezig
Aan dit artikel of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.

Kerkgeschiedenis heeft als onderzoeksobject de geschiedenis van de christelijke Kerk vanaf Pinksterdag in - wat verondersteld wordt - het jaar 30 na Christus.

Het christendom is de grootste religieuze stroming ter wereld.

Indeling

Naar anologie van de seculiere geschiedenis wordt de geschiedenis van de kerk gewoonlijk ingedeeld in drie perioden:

Periode jaartallen Beginpunt
De oude kerkgeschiedenis 30 - 590 Eerste Pinksterdag
De Middeleeuwen 590 - 1517 Gregorius de Grote wordt paus
De nieuwe kerkgeschiedenis 1517 - heden Maarten Luther maakt zijn 95 stellingen tegen de aflaat bekend

Een andere klassieke indeling, van de hand van Dr. Otto de Jong, wordt gehanteerd in diens boek Geschiedenis der kerk:

  1. de vroege kerk tot 312
  2. de staatskerk (312-1100)
  3. de machtskerk (1100-1500)
  4. de scheurende kerk (1500-1600)
  5. de bevoogde kerk (1600-1775)
  6. de betwijfelde kerk (1775-1914)
  7. de bestreden kerk (1914-heden)

De oude kerkgeschiedenis

De oude kerkgeschiedenis of ook wel de geschiedenis van de vroege Kerk genoemd omvat de eerste 6 eeuwen van onze christelijke jaartelling. In de eerste drie eeuwen zien we de opkomst van de Kerk als feitelijke grootheid.

Eerste eeuw - de apostelen en apostolische vaders

Bestand:Duerer-paulus.jpg
Apostel Paulus

Het christendom heeft zijn wortels in de prediking van Jezus Christus en de "nederdaling van de Heilige Geest" in Jeruzalem. De predikingen van de apostelen liggen aan de basis van het ontstaan van de christelijke Kerk. De volgelingen (discipelen) van de "verrezen Jezus" vormen de eerste kerkgemeenschap. De zendingsreizen van de apostel Paulus, vooral in het Hellinistische deel van het Romeinse rijk, dragen het christendom uit buiten de grenzen van het toenmalige Israël. Paulus en zijn medewerkers (Timothéus, Titus, Lukas, ... ) brengen de Boodschap van "de verrezen Heer" in alle grote steden van het Romeinse rijk. Dit gebeurt onder meer in Antiochië, Efeze, Korinthe, Rome, Alexandrië, ... . Vanuit de steden verspreidt de leer zich naar het platteland.

De eerste eeuw is ook een periode van lokale vervolgingen. In Rome worden de christenen onder Nero bloedig vervolgd. In deze tijd worden Paulus en Petrus ter dood gebracht.

Het christendom groeit echter tegen de verdrukking in. Mede omdat christenen een boodschap van verlossing brengen die de maatschappelijke onderlaag (slaven, armen, ongewenste kinderen, prostituees, enz.) aanspreekt.

In Antiochië (Syrië) aan de Orontes worden de volgelingen, de (discipelen) van de Heere Jezus voor het eerst christenen genoemd. Dit is te lezen in Handelingen 11 vers 26.

Van strategisch belang voor de verspreiding van het Evangelie in de wereld is de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70. Door het wegvallen van Jeruzalem als centrum worden andere steden in de wereld van die tijd belangrijk als kerkgemeenschap.

Uit de eerste eeuw zijn, naast de Handelingen van de Apostelen en de Brieven opgenomen in het Nieuwe Testament, andere belangrijke schriftelijke bronnen beschikbaar. Van Clemens zijn een tweetal brieven bekend. Ook het onderwijs van de Twaalf Apostelen, de Didache, is een belangrijke schriftelijke bron.

Tweede eeuw - Polycarpus en Irenaeus

Polycarpus

De Apostolische Vaders bouwen in de tweede eeuw verder op het werk van de apostelen. Het christendom kent een grote uitbreiding in het Romeinse rijk maar wordt ook tegengewerkt en bloedig vervolgd. De heidense tegenstanders verspreiden allerlei laster over de christenen en schuiven de verantwoordelijkheid voor tegenslagen op hen af. Bij misoogst klinkt de oproep: "de christenen voor de leeuwen". In deze eeuw zijn er veel martelaren. Bekend zijn: Ignatius van Antiochië, Polycarpus van Smyrna, Justinus Martyr, Blandina, Perpetua, Felicitas. Vooral in de amfitheaters sterven duizenden christenen de marteldood.

Een van de grote figuren in de jonge kerk is Irenaeus uit Klein-Azië, een leerling van Polycarpus van Smyrna. Apologeten staan op; zij verdedigen het christelijke geloof tegen de heidense aanvallen. Quadrates, Aristides en Justinus Martyr zijn bekende verdedigers van het christelijke geloof.

Binnen de Kerk zelf ontstaat er strijd tegengevolge van het ontstaan van veschillende standpunten en inzichten.

  • De gnostici willen de christelijke leer vermengen met een heidense filosofie;
  • Marcion wil onder invloed van de gnostiek grote delen van de Bijbel afschaffen;
  • Montanus verzet zich tegen de verambtelijking van de vroegchristelijke kerk.

In antwoord op deze dwalingen komt de kerk in deze eeuw tot het opstellen van een geloofsbelijdenis (de apostolische geloofsbelijdenis in 12 artikelen), tot de aanvaarding van de canon (de lijst gezaghebbende boeken van de Bijbel) en tot de instelling van het bisschopsambt.

Derde eeuw - Tertullianus en Origenes

Bestand:Catacombe.JPG
Catacomben

In de derde eeuw kent de Kerk zeer bloedige vervolgingen. Onder keizer Decius moeten alle burgers van het Romeinse rijk aan de staatsgoden offeren. Weigeraars worden gedood. Het conflict tussen het keizerrijk en het christendom neemt enorme proporties aan. De christenen worden vervolgd en de catacomben in gedreven. Velen ondergaan de marteldood. De groei van de Kerk gaat echter verder.

De kerk vindt een machtige verdediger in Tertullianus (160-220), een heidense jurist en advocaat die in 195 tot het christendom overgaat. In het Apologeticum verdedigt Tertullianus de christenen tegen de heidense beschuldigingen. Tertullianus stelt dat het bloed der martelaren het zaad van de Kerk is. Origenes schrijft de eerste christelijke dogmatiek.

Er ontstaan in deze eeuw drie belangrijke centra van het christelijke geloof:

  • In Alexandrië ontstaat een christelijk-wijsgerige theologie. Hier ontstaat de allegorische leeswijze van de Bijbel.
  • In Noord-Afrika staat de tegenstelling tussen zonde en genade in het centrum. Hier is Tertullianus de belangrijkste leermeester van de Kerk. Cyprianus, een leerling van Tertullianus, geeft krachtige geestelijke leiding. Met hem komt het bisschopsambt tot ontwikkeling.

Vanuit deze drie centra ontstaan allerlei bewegingen in de vroegchristelijke Kerk. Er worden vragen gesteld aangaande de goddelijke natuur van Christus. Sommigen (onder andere Paulus van Samosata) geloven niet in de godheid van Christus. Anderen (zoals Praxeas en Sabellius) geloven niet in zijn mens-zijn. De Kerk echter stelt dat Christus waar God en waar mens is.

Ook zijn er invloeden vanuit de heidense omgeving. Het neoplatonisme benadrukt de dualiteit tussen geest en stof. Het manicheïsme probeert de gnosis, oosterse religie en christendom te verenigen. Ook de mithrasverering dringt de kerk binnen. Ondanks deze spanningen blijft de kerk terrein winnen op het heidendom.

Vierde eeuw - christendom staatsgodsdienst

Bestand:Athanasius.JPG
Athanasius

De vierde eeuw is ongetwijfeld een hoogtepunt in de geschiedenis van de christelijke Kerk. Tijdens de regering van Constantijn de Grote wordt door het edict van Milaan godsdienstvrijheid toegestaan en komt een einde aan de christenvervolgingen. Onder keizer Theodosius I wordt het christendom in 380 staatsgodsdienst. Daarna wordt het heidendom verboden.

Ook is de vierde eeuw de tijd van grote oecumenische concilies waar belangrijke besluiten worden genomen over de leer. In 325 wordt het concilie van Nicea bijeengeroepen en in 381 dat van Constantinopel. Tevens spreekt de kerk zich uit over de ware leer. Arius ontkende de godheid van Christus. Athanasius zet zijn stempel op het theologisch denken en levert een belangrijke bijdrage tot de bestrijding van arianisme en de formulering van de leer van de Triniteit. Deze leer wordt vastgelegd in de Geloofsbelijdenis van Nicea. Uitgesproken wordt dat God één is in Wezen en drie in Personen. De Christenheid belijdt de drie-ene God. Dit wordt een vaststaand, blijvend geloofspunt voor de Kerk.

In deze eeuw breidt de Kerk zich uit naar Perzië, Armenië en Noord-Europa.

Naast Athanasius zijn de drie grote Cappadociërs (Basilius de Grote, Gregorius van Nazianze en Gregorius van Nyssa) belangrijke theologen in deze periode. Hun werk geeft de Kerk een duidelijke formulering van de Triniteit.

Vijfde eeuw - Augustinus en de eerste kerkelijke schisma's

Bestand:Augustine of Hippo.jpeg
Augustinus van Hippo

De vijfde eeuw wordt beheerst door de definitieve ondergang van het West-Romeinse Rijk. In 410 wordt Rome door Alarik geplunderd en veroverd. In 476 volgt de definitieve ondergang van het rijk.

In de Kerk ontstaan verschillende scholen en centra voor theologie. In het Westen oefenen Carthago, Hippo (Augustinus) en Rome invloed uit. In het Oosten zijn Alexandrië en Antiochie (Klein Azië) belangrijke centra.

Naar aanleiding van de plundering van Rome (410) schrijft Augustinus zijn grote werk De Stad Gods. Hij behoort tot één van de aller grootste geesten van de Christelijke Kerk en van de westerse cultuur. Hij drukt een onuitwisbaar stempel op de Christelijke Kerk.De Stad Gods is zijn belangrijkste werk. Augustinus verdedigt er het christendom tegenover heidense beschuldigingen en geeft een visie op Kerk en Staat die eeuwen lang anderen heeft geïnspireerd. De vijfde eeuw is de eeuw van Augustinus.

De vierde eeuw werd, wat de leer betreft, beheerst door de vragen rond de Drie-eenheid van God. In de vijfde eeuw draait het vooral om de Christologie. De grote vraag is hoe verhouden de twee naturen, de goddelijke en de menselijke natuur van Christus zich tot elkaar. Op het concilie van Efeze in 431 en op het concilie van Chalcedon in 451 worden hierover grote uitspraken gedaan. Christus is de Zoon van God. In Hem zijn de goddelijke en menselijke natuur - op een voor ons onbegrijpelijke wijze - verenigd. De uitspraken van Efeze worden niet geaccepteerd door de volgelingen van Nestorius. Dit leidt tot de afscheiding van de Nestoriaanse Kerk. De uitspraken van Chalcedon lijken aanvankelijk gezaghebbend voor heel de Christenheid. Toch tekenen de verschillen tussen Oost en West zich langzamerhand af. Na Calchedon voltrekt zich een nieuw kerkelijke schisma waarbij een oosters deel van de Kerk de zogenaamde Oriëntaals-orthodoxe Kerken de nieuwe dogma's over de dubbele natuur van Jezus weigeren te aanvaarden. In 1054 zal een nog groter schisma met de overige oosterse kerken (Oosters-orthodoxe Kerken) volgen.

Tevens wordt de vijfde eeuw beheerst door de vraagstukken over "de genade". Pelagius ontkent de erfzonde en belijdt dat de mens door eigen werken verlost kan worden. Augustinus bestrijdt Pelagius. Op de Synode van Carthago (418) wordt de leer van Pelagius als ketterij veroordeeld.

De Christelijke Kerk breidt zich in de vijfde eeuw uit naar Engeland en Ierland (eiland der heiligen). Vanuit Ierland wordt later het Noorden van West-Europa gekerstend.

Zesde eeuw - oecumenisch concilie van Constantinopel

De zesde eeuw draagt een donker karakter. Het wegvallen van het West-Romeinse rijk en de volksverhuizingen van de germaanse stammen hebben ook hun invloed op de geschiedenis van de Kerk. De christelijke leer wordt verder vastgelegd tijdens het Concilie van Constantinopel II (553).

Benedictus van Nursia sticht het klooster van Monte Cassino. Hieruit ontstaan de Benedictijnen. De kloosters zijn in de komende eeuwen belangrijke plaatsen ninnen het christendom.

De Synode van Arausio (Oranje) veroordeelt in 529 het semi-pelagianisme en onderstreept de visie van Augustinus op de vrije wil en de genade. De mens is onbekwaam tot enig goed en kan zich tot de genade van God niet voorbereiden. Uit deze eeuw stamt ook de geloofsbelijdenis van Athanasius.

Columbanus trekt naar de Vogezen. Vanuit Ierland en Engeland wordt het vaste land van Europa gekerstend. Van belang is dat aan het begin van de zesde eeuw Clovis de heerser der Franken in Reims wordt gedoopt. Het Frankische Rijk sluit zich daarmee aan bij het christendom.

Deze eeuw betekent ook overwinning van de Chalcedonensische orthodoxie in de Kerk. De belijdenis van Chalcedon - dat Jezus voluit de Zoon van God is - wordt het gemeenschappelijk erfgoed voor de hele Christenheid.

De vroege kerkgeschiedenis neemt een einde met begin van het Pausschap van Gregorius de Grote in 590.

Zie ook: paulicianen

De Middeleeuwen

Zevende eeuw - Opkomst islam

De zevende eeuw begint met het Pontificaat van Gregorius de Grote. Gregorius is de eigenlijke stichter van de kerkelijke staat. Een en ander wordt in 756 geformaliseerd. De Paus wordt naast geestelijk heerser ook wereldlijk heerser van de kerkelijke staat. De basis voor de kerkelijke staat ligt in de zogenoemde Donatio Constantini, een opvatting dat Constantijn de Grote aan de Paus de wereldlijke heerschappij over Rome, Italië en de westerlijke provincies geschonken zou hebben. Bij Gregorius begint ook de hiërarchie die later zo typerend is voor de Rooms-katholieke Kerk. Ook ontstaat in deze eeuw de Gregoriaanse liturgie. Ingrijpend is de opkomst van de islam. Stichter hiervan is Mohammed (570-632). Aan het einde van de zevende eeuw beheerst de islam het hele zuidelijke gedeelte van de Middelandse zee. Deze bloeiende gebieden (Chartago, Hippo waar Augustinus leefde en werkte, etc) gaan voor het christendom verloren. Daarentegen bloeit de kerk op in Engeland en Ierland. Er is zelfs spraken van een Keltische kerk die vooral veel zendelingen voor het christendom heeft voorgebracht. De germaanse volkeren komen langzamerhand allen tot het Christelijke geloof. In 680 wordt het zesde oecumenische concilie gehouden. De orthodoxe leer wordt op dit concilie bevestigd en uitgewerkt. In de lage landen treden de zendelingen Willibrord en Bonifatius aan het einde van deze eeuw en aan het begin van de achtste eeuw op.

Achtste eeuw - Karolingische Renaissance

De achtste eeuw wordt staatkundig beheerst door de figuur van Karel de Grote (768-814). Vanuit het hof van Karel gaan belangrijke impulsen uit voor theologie (hoftheoloog Alcuinus), onderwijs en kunst. De kloosterscholen zijn brandpunten van beschaving en cultuur. Er ontstaat in de kerk een strijd over de beelden. De kerk in het Oosten aanvaardt de beelden. De kerk in het westen verwerpt de beelden. In 787 vindt het laatste oecumenische concilie plaats. Op dit concilie wordt onder meer vastgelegd het Filioque, een onderdeel uit de geloofsleer dat de Heilige Geest uitgaat van de Vader en van de Zoon. De kerk in het oosten verwerpt deze leeruitspraak. Ook op andere onderdelen komt verschil tussen Oost en West naar voren. Ook wordt er in deze tijd gestreden over de leer van de predestinatie. Godschalk de Saks, een monnik, formuleert de leer van de dubbele predestinatie. De monniken en de kloosters vervullen in deze eeuw een belangrijke rol bij de bewaring en verspreiding van het Christelijke geloof. Karel de Grote zag zichzelf als heerser over kerk en staat. Tegen zijn wil kroont de Paus hem in 800 tot keizer. De Paus wil daarmee zijn heerschappij over de wereldlijke vorst tonen. Bij zijn dood kroont Karel zelf zijn zoon tot zijn opvolger. In de latere eeuwen is de strijd tussen wereldlijke macht en kerkelijke macht een belangrijke bron voor spanningen. De investituurstrijd gaat over deze problematiek. Bonifatius de apostel der Duitsers, wordt in 754 bij Dokkum vermoord. In de kloosters wordt veel studie gemaakt van de Bijbel en van de zeven vrije kunsten. Latijn is de voertaal in de kerk en aan het hof van Karel de Grote. Vooral in de bouwkunst komt er een eigen karolingische kunst. In deze tijd ontstaat de gedachte dat kerken gebouwd moeten worden uit steen.In Aken laat Karel de Grote een paleiskapel bouwen. In het oosten schrijft de Griekse kerkvader, onder bescherming van de islamitische kalief van Damascus, Johannes Damascenus zijn dogmatische hoofdwerk en sluit daarmee de dogmatische ontwikkeling in het oosten af.

Negende eeuw - Pseudo-isidorische decretalen

In de negende eeuw (ongeveer 850) duiken de zogenoemde Pseudo-isidorische decretalen op. Deze decretalen, een vervalsing, hadden als inhoud dat de macht van de priester gaat boven de macht van de vorst. De macht van de priester culmineert uiteindelijk in de macht van de Paus. De Paus staat dus boven de vorst. Vooral de krachtige Paus Nicolaas I (858-867) heeft handig gebruik gemaakt van deze decretalen. Onder andere tegen Hincmar van Reims, Lotharius II en Photius heeft Nicolaas I ervan gebruikt gemaakt. De kerk breidt zich in deze periode verder uit naar de noordelijke delen van West Europa. De kerstening van Denemarken en Zweden mislukt echter. Er ontstaat strijd over de leer rond het Heilig Avondmaal. Paschasius Radbertus komt met de gedachte dat brood en wijn wezenlijk veranderen in het lichaam van Christus. Deze gedachte wordt later in de Rooms-katholieke kerk aanvaard als de transsubstantiatieleer. De spanningen tussen het Oosten en het Westen lopen in deze eeuw verder op. De kerk in het oosten aanvaard in 843, op gezag van keizerin Theodora, de beelden in de kerk. De kerk in het oosten verwerpt anderzijds een aantal zaken zoals: het vasten op zaterdag, het verplichte priestercelibaat en het filioque. In deze eeuw verbreidt Johannes Scotus Erigena een neo-platonische mystiek.

Tiende eeuw - Cluniacenzen

In de tiende eeuw beginnen de zogenoemde ‘’hoge Middeleeuwen’’ (910-1294). De kerk breidt zich in deze periode verder uit in Oost-Europa en Rusland. De tiende eeuw wordt een saeculum obscurum (een duistere eeuw) genoemd. In tachtig jaar tijd volgen 24 pausen elkaar op. Paus Johannes XII, die op 17-jarige leeftijd Paus wordt, leidt een zeer zedeloos leven. Ook is er strijd over een aantal ernstige misstanden. In de eerste plaats is er sprake van simonie; de gedachte dat kerkelijke ambten voor geld te koop zijn. In de tweede plaats is er strijd over de investituur; de vraag wie er bisschoppen aanstelt. Is dat een taak van de kerk of van de burgerlijke overheid. Tenslotte is zijn er vragen over het priesterhuwelijk. Enkele krachtige vorsten (Otto I de Grote en Hendrik III)grijpen in de zaken van de kerk. Hendrik III zet driemaal een Paus af. In deze eeuw ontstaat vanuit de kloosters hervorming en opleving. In Cluny ten noorden van Lyon sticht abt Berno de orde van de Cluniacensers. Het doel van de Cluniacensers is hervorming van het vervallen kloosterleven. De tweede abt van Cluny, Odo (abt van: 927-941) , verscherpt de regels voor de orde. Vrij spoedig werd het klooster van Cluny bekend. De congregatie telde al spoedig 2000 kloosters. De grote Paus Gregorius VII (1073-1085) is uit de orde van Cluny voortgekomen.

Elfde eeuw - Het Grote Schisma en Paus Gregorius VII

De elfde eeuw valt in de hoge Middeleeuwen. Deze periode wordt vooral beheerst door de investituur, de vraag wie aanstelt in een kerkelijk ambt: de paus of de keizer. Hendrik III (1039-1056) is een krachtige hervormer uit het Frankische huis. Het pausdom en de kerk staat circa tien jaren onder zijn invloed. Hij benoemde rond 1050 alle pausen. Hij zette ze ook naar eigen inzicht af. In 1059 komt er een kentering. Het conclaaf van kardinalen kiest uit haar midden een paus. Aan het einde van de elfde eeuw valt het pontificaat van Gregorius VII. Gregorius is een krachtige paus. Hij verbiedt de lekeninvestituur en komt daardoor in botsing met Hendrik IV. Gregorius spreekt de ban uit over Hendrik IV. Hendrik gaat naar Canossa en verkrijgt op 25-27 januari 1077 van Gregorius absolutie. Op 16 juli 1054 voltrekt zich het grote schisma tussen de kerk van het oosten en de kerk van het westen. Er zijn verschillende oorzaken voor dit schisma.

  • theologische verschillen. In het oosten staat de vleeswording van het Woord en de opstanding centraal in de theologie. In het westen valt de nadruk op het kruis en de verzoening.
  • het filioque. Het filioque betekent ‘’en van de Zoon’’. De kerk in het westen belijdt dat de Heilige geest uitgaat van de Vader en van de Zoon. De kerk in het oosten belijdt alleen de uitgang van de Heilige Geest van de Vader.
  • rivaliteit. De paus van Rome en de patriarch van Constantinopel betwisten elkaar het oppergezag in de kerk. De kerk van het westen steunt de paus van Rome. De kerk in het oosten steunt de patriarch van Constantinopel.
  • de plaats van de beelden. In het oosten vervullen beelden een duidelijke rol in de eredienst. De kerk van het westen is daar in de elfde eeuw terughoudend in.
  • de taal van de kerk. De kerktaal in het westen is Latijn. De kerktaal in het oosten is Grieks.

Op 16 juli 1054 voltrekt zich een scheuring, het grote Schisma, doordat de paus van Rome een ban uitspreekt over de patriarch van Constantinopel. Oost en West zijn vanaf nu gescheiden. Pogingen tot hereniging hebben geen resultaat.

In de elfde eeuw worden verschillende kathedralen en kerken gebouwd. Onder andere de dom in Spiers, Mainz en Worms. Verder wordt ook gebouwd de Lebuinuskerk in Deventer en de Sint Servaarskerk in Maastricht.

In de elfde eeuw ontwikkelt de kerk ook een instrument om te straffen. Er zijn drie mogelijke straffen:

Twaalfde eeuw - De Kruistochten

(wordt vervolgd wvr)

Zie ook

Zie ook: curie - Arnold van Brescia - Bedelorden - Investituur -

De nieuwe kerkgeschiedenis

In de Nieuwe Tijd treden mannen als Maarten Luther en Johannes Calvijn op. In de allernieuwste tijd zien we mensen als Karl Barth een belangrijk stempel zetten op de geschiedenis van de kerk.

Zie ook: Boerenopstand - Loci communes - Godsdienstgesprekken - Gereformeerd

Huidige situatie

Binnen de christelijke kerk, die in de eerste eeuwen van de jaartelling één geheel vormde, zijn in de loop van de geschiedenis een drietal grote stromingen ontstaan.

Men onderscheidt:

  • De Orthodoxe Kerken of het zogenaamde Oosterse christendom met enerzijds de Oriëntaals-orthodoxe Kerken en anderzijds de Oosters-orthodoxe Kerken. Geografisch is de oorsprong van deze Kerken te situeren wat de eerste groep betreft in Armenië, Syrië en Noord-Afrika en wat de tweede groep betreft in Zuid-Oost- en Oost-Europa en Rusland. Tengevolge van de emigratie uit deze landen hebben deze Kerken thans wereldwijd locale afdelingen. De Oriëntaals-orthodoxe Kerken zijn ontstaan na de schisma's in de vijfde eeuw en de Oosters-orthodoxe Kerken na het schisma van 1054.
  • De Rooms-katholieke Kerk was oorspronkelijk de Kerk van West-Europa. Ze werd vóór het schisma van 1054 Westerse Kerk genoemd. Ze heeft zich in de loop der tijd over de hele aardbol verspreid. Het centrum is Rome.
  • De Protestantse Kerken zijn ontstaan, in de loop van de zestiende eeuw, ten gevolge van de afscheiding van bepaalde groepen christenen die oorspronkelijk tot de Rooms-katholieke Kerk behoorden. Luther en zijn volgelingen keerden zich in 1517 af van de Kerk van Rome. Een groot aantal protestantse Kerken zijn daarna ontstaan. Er zijn thans anglicanen, lutheranen, gereformeerden, baptisten, doopsgezinden, .... Onder deze groep valt ook de Katholiek Apostolische Kerk die alleen nog in naam bestaat. (Zie aldaar.) Protestantse Kerken vindt men vooral in West-Europa en Noord-Amerika.

Het christendom is met ruim 2,2 miljard aanhangers de grootste religieuze stroming in de wereld en beleeft na een periode van betrekkelijke stagnatie in de tweede helft van de vorige eeuw weer een periode van groei. Naast de nog steeds groeiende Rooms-Katholieke kerk is er een enorme toename van gelovigen binnen de protestantse Kerken, dit speciaal in 'gesloten' gebieden zoals islamitisch Afrika, Katholiek Zuid-amerika en communistisch China. Ook in de derde wereld en rond de Stille Oceaan groeit de christelijke kerk enorm.

Kerkhistorici

Binnen het Nederlandse taalgebied wordt het vak kerkgeschiedenis gedoceerd aan de theologische faculteiten. Belangrijke kerkhistorici zijn: Prof.Dr.P.Nissen, Dr. H. Berkhof, Dr. O. de Jong, Dr. G.P. van Itterzon.

Evaluatie van de kerkgeschiedenis

In de tweeduizend jaar van hun bestaan hebben de christelijke Kerken te maken gehad met vele stromingen, schisma's, hervormingsbewegingen en - om een kerkelijke term te gebruiken - ketterijen.

Sommigen zien in de kerkgeschiedenis de vervulling van de bijbelse belofte van het werk van de Heilige Geest. "Hij zal de Kerk leiden."

Anderen zien de kerkgeschiedenis als een gewoon proces van historische (ver)wording.

De kerkgeschiedenis wordt aldus op verschillende niveau's geëvalueerd.

Kerkhistorische lijsten

Zie ook

synodes - concilies - Rooms-Katholieke kerk