Gebruiker:80.65.103.177/Nieuw artikel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Nicolaas Plomp (Alphen, 1782Kampen, 11 augustus 1852) was een Nederlands ingenieur en architect.

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Over de loopbaan van Nicolaas Plomp tot 1824 zijn nog maar slechts enkele details te achterhalen. Dit wegens het ontbreken van verschillende registratie-diensten in die tijd. Nicolaas Plomp woonde in 1824 in Princenhage (nu Breda). Hij werd daar toen officieel aangesteld tot opzichter van Rijkswaterstaat in Noord-Brabant voor het arrondissement Breda. Daarbij hield hij zich met water- en wegenbouw bezig alsook met gebouwen. Nicolaas Plomp had in 1824 een officiële aanstelling in Breda gekregen. Toch solliciteerde hij in 1825 op een vacature van stadsarchitect in de aan de monding van de IJssel gelegen Hanzestad Kampen. In zijn sollicitatiebrief vermeldt hij dat hij zich bijzonder op het 'vak der bouwkunde toegelegd' heeft. Hij werd uit 49 gegadigden uitgekozen en in 1826 aangesteld.

Verscheidene bouwwerken in Kampen[bewerken | brontekst bewerken]

Nicolaas Plomp zou ook in de omgeving van Kampen bouwwerkzaamheden verricht hebben. Zo is mogelijk in Doornspijk de Nederlands Hervormde kerk uit 1829 zijn ontwerp. In Wezep wordt de Portierswoning van buitenhuis IJsselvliedt uit 1845 aan hem toegeschreven.[1] Ook in Harderwijk zou hij gewerkt hebben.

In de jaren zeventig werd een architectuur - historisch onderzoek ingesteld naar bouwwerkzaamheden in Kampen in het begin van de negentiende eeuw. De gemeenteraad van Kampen gaf deze opdracht aan Drs. van der Vlis en J.W.J.M. Noldus. Het werd opgedragen aan oud-Burgemeester Drs. S. van Tuinen. Het onderzoek met hun conclusies werd dan ook gepubliceerd als De TUIN VAN EEN STAD-De geschiedenis van de IJsselkade in Kampen. Het werd in 1978 door de firma Kok in Kampen uitgegeven. Tijdens dit onderzoek kwam de rol van Nicolaas Plomp prominent in beeld.

Nicolaas Plomp werd in 1826 direct belast met het aanleggen van strekdammen in het in de monding van de IJssel aan de Zuiderzee gelegen Keteldiep. Daardoor werd dit weer bevaarbaar als belangrijke handelsweg vanaf die Zuiderzee naar Kampen en eventueel verder de IJssel af. Nicolaas Plomp werd daarvoor onderscheiden door Het Koninklijk Instituut voor Wetenschappen en Schone Kunsten. Hij werd zelfs benoemd tot Broeder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Nicolaas Plomp bouwde in Kampen een - nu verdwenen- eenvoudige vismarkthal. Het geheel bestond uit stenen visbanken onder een overkapping op zuilen. Het kwam in opzet geheel overeen met het type dat in veel oud-Hollandse steden voorkwam.[2] Het was eigenlijk een in klassieke vormen vertaalde monumentale marktkraam.[3]

Ook gaf hij de RK OL Vrouwe-of Buitenkerk een toegangsportaal.[4] Aan de Singel, nu Oranjesingel stond een gebouw, de Wasbazenhuizen. Nicolaas Plomp maakte de gevel ervan. Het is afgebroken.[5][6] Er zijn ontwerpen voor de Concertzaal, de huidige Stadsgehoorzaal, van zijn hand.[7] Ook maakte hij een begin met de aanleg van een Plantsoen[8] Het is nu het langwerpige evenwijdig aan de stad liggende Stadspark in Engelse landschapsstijl, met waterpartijen, doorkijkjes en bruggetjes.

Neo-Gotische kapel IJsselmuiden[bewerken | brontekst bewerken]

Een van zijn werken was de kapel op de Algemenen Begraafplaats. Die ligt bij het aan de overkant van de IJssel bij Kampen behorende IJsselmuiden. Deze was een zuiver neo-gotische centraalbouw. Naar het zich laat aanzien het eerste voorbeeld(1828) in Nederland van een vrijstaand kerkelijk gebouw dat volledig in deze stijl was opgetrokken. Het is rond 1870 afgebroken.[9]

Bouwen in de stijl van het classicisme[bewerken | brontekst bewerken]

De meeste van zijn werken echter bouwde hij in de bouwstijl van het classicisme. Deze is gebaseerd op Griekse door Romeinen overgenomen bouwwerken. Ze hebben stijlkenmerken als een vorm van een fronton zoals aan Griekse tempels. Het gebruik van de pilaar of zuil speelde een grote rol -meestal als zuilenportiek- of de platte pilaar, ook wel pilaster genoemd. Ook proportioneel juiste verhoudingen waren een belangrijk onderdeel. Het was de Italiaanse laat-renaissance architect Andrea Palladio(1508-1580) die in die stijl in Veneto -het platteland bij Venetië- en nieuw soort buitenhuis of villa ontwikkelde. Ook bouwde en verbouwde hij in die stijl in Vicenza en Venetië zelf. Hij was het die vanaf zijn derde Villa Gazotti als eerste in Veneto een fronton op een 'woonhuis' zette en er pilasters op aanbracht. Zijn latere villa's kregen zuilen. Zo gaf hij het traditionele 'woonhuis' de allure van een kleine tempel.

Palladio gaf een voorbeeldboek uit, I quattro libri dell'architettura(1570). Hierin gaf hij classicistische bouwtips, toonde in Rome bestudeerde oudheden en zelf ontworpen gebouwen. Dit boek zou over de hele wereld als een der belangrijkste inspiratiebronnen dienen. De ideeën daarin werden wereldwijd eeuwenlang door velen nagevolgd. Hierin beschreef hij ook de zogenoemde bouworde, ook wel pilarenorden of pilasterorden genoemd. Deze werd het hoofdthema van de renaissance-architect. Er waren vijf verschillende pilaarvormen met hun eigen voorgeschreven kenmerkende versieringen zoals aan het hoofdeind, Kapiteel genoemd. Deze zouden op een hiërarchische manier aan een gebouw moeten worden aangebracht. Dit hetzij per verdieping of anders, hetgeen echter niet altijd zo gedaan werd. De schikking van laag naar hoog zou moeten zijn: Toscaanse orde, Dorische orde, Ionische orde, Korinthische orde en Composiete orde.[10]

Zijn navolger Vincenzo Scamozzi(1548-1616) draaide later de volgorde van de laatste twee om. Hij beschreef ze in 1615 in zijn voorbeeldboek. Dit werd daarna veelvuldig gehanteerd. Men gaf overal in en bij stad en dorp gebouwen als rechtbanken, stadhuizen, kerken, stations, buitenhuizen en regeringsgebouwen één of meerdere kenmerken van de classicistische bouwstijl. Het is in 2008 verschenen als De grondgedachte van de universele bouwkunst. Klassieke zuilenorden.

Het classicisme in de tijd van Nicolaas Plomp wordt wel als 'neo-classicisme' aangeduid.


Het voormalige Stadhuis

Het voormalige Stadhuis ligt in de Oudestraat in Kampen. Het heeft een aan de zuidelijke aangrenzende laatgotische stadhuisdeel met stadswijnkelder en schepenkapel. Het werd in de 17e en 18e eeuw een aantal keren verbouwd. Tenslotte werd het in 1830-'35 onder leiding van Nicolaas Plomp veranderd in een neoclassicistisch gebouw. De muren werden witgepleisterd en kregen schijnvoegen. Dit om dure natuursteenblokken te suggereren. Daardoor kreeg een gebouw toch een zekere uitstraling. Ook kreeg het een omlopend schilddak, nieuwe ramen en een torentje. Achtzijdige torentjes waren een voor Nicolaas Plomp typerend kenmerk. De ingang kreeg een zuilenportiek met pilaren en pilasters met kapitelen van de Composiete orde. Dit is een van de hoogste in de pilarenorden, passend voor een bestuursgebouw. Het kreeg ook een balkon en omlijste balkondeur. In 1953 heeft men de ramen verwijderd en er een complete verdieping op gezet.[11] Tezamen met het oude stadhuis herbergt het nu het Stedelijk Museum.

De oude Stadsherberg stond aan de overkant van de IJssel en verhuisde. Het werd de -nu verdwenen- Buitensociëteit. Het kreeg en grootscheepse verbouwing door Nicolaas Plomp. De onderzoekers concluderen dat aan de voorgevel ervan 'duidelijk Palladiaanse invloeden te bespeuren' waren.[12]

Religieuze bouwwerken[bewerken | brontekst bewerken]

De Hervormde Broederkerk[bewerken | brontekst bewerken]

Omstreeks 1840-'45 heeft men naar de ontwerpen van Nicolaas Plomp de westgevel van de Hervormde Broederkerk uit 1470-1490 beklampt. Het kreeg een dakruiter en de zijbeuk werd gerestaureerd. Ook werd er een torentje op gezet en een tochtportaal gemaakt. Het interieur werd vernieuwd. De preekstoel, het doophek-dat een Engels aandoend ornament bezit- en de ramen kregen gotische kenmerken. In de loop van de 19e eeuw kreeg men in de protestantse kerken waardering voor de opstelling van kerkbanken in de vorm van een compleet ovaal en rond amfitheater rond de kansel.[13] Dit in Romeins amfitheatertrant...Opmerkenswaard is dat Palladio een kleine overdekte toneelzaal in amfitheatertrant in Vicenza ontwierp, het Teatro Olimpico. Dit wordt bezien als oudste(1580-1585) nog bestaande overdekte theater uit de Renaissance. Het is voorloper van latere theaterbouw zoals de eerste Stadsschouwburg Amsterdam(1637).[14] Nicolaas Plomp gaf het interieur dan ook een als een amfitheater lopend gesloten hekwerk met banken tegenover de binnenwand.[15]

In kleinere kerken was zo'n opstelling niet te realiseren en ook niet nodig. In zo'n geval volstond Nicolaas Plomp met een subtiele buiging van de banken naar de kansel toe. Ook gaf hij dan de zijdelen van de bankenblokken een minimale golving.[16]

De Lutherse Kerk[bewerken | brontekst bewerken]

Na hernieuwde godsdienstvrijheid kregen in 1824 Waterstaatsbouwkundigen de supervisie over kerkbouw. Deze was vaak in de populaire classicistische stijl. Ze worden dan ook wel als Waterstaatskerk aangeduid. Nicolaas Plomp ontwierp in 1843 de Lutherse Kerk aan de Burgwal. Het heeft een imposante classicistische porticus van enorme zuilen van de Dorische orde. Deze is een van de eenvoudigste orden, passend voor een verder ook eenvoudige kerkzaal. Het wordt bekroond door een fronton. Daardoor lijkt het op een kleine tempel. Ook hier hebben de banken een subtiele buiging en de zijdelen van de bankenblokken een minimale golving.[17] Hier weer gotische stijlvormen voor elementen in de façade zoals spitsboogvensters. Deze kerk is volgens de onderzoekers gebouwd in een tijd dat de werken van Nicolaas Plomp 'tot een artistiek hoogtepunt' kwamen.[18]

De synagoge[bewerken | brontekst bewerken]

Nicolaas Plomp ontwierp in 1847 een nieuw synagoge aan de IJsselkade. Het werd een gebouw gelegen tussen twee straten. Eén gevel lag aan de IJsselkade. Op andere gebouwen aan de kade afgestemd zou hier de hoofdingang moeten komen. Deze gevel ligt echter aan het oosten. Volgens joodse traditie zou in het interieur aan deze oostelijke wand een replica van de Heilige Ark moeten worden geplaatst. Deze lag zo gericht naar Jeruzalem. Nicolaas Plomp loste dit op door aan een steegje aan een zijkant de ingang te situeren. Maar aan de gevel aan de IJsselkade plaatste hij een nooit gebruikte schijndeur. Hij gaf die nepingang wel allure.

Zo kreeg het halfzuilen(plat tegen de gevel geplaatste half-ronde zuilen). Ook heeft het geheel over de verdieping doorlopend, Kolossale orde genoemde, pilasters. Beide hebben kapitelen in de eenvoudige Dorische orde. Het hoofdgestel van de deuromlijsting wordt herhaald in de pilasters en kroonlijst. Daarbij treedt waarbij een verdubbeling van de pilasters op. Hierdoor wordt een zwaarder accent aan de gevel geschonken, terwijl tevens een optimale vlakverdeling is bereikt. Een fronton zorgt voor een waardige afsluiting. Volgens de onderzoekers is 'aan de synagoge heel duidelijk gedemonstreerd hoezeer de toepassing van een klassieke pilaarorde waardigheid verleent aan een gebouw.' Volgens hen 'kan men ook hier in het geheel een navolging zien van scheppingen der grote bouwmeesters in de renaissance, overgeleverd in voorbeeldboeken.'[19]

De Doopsgezinde Kerk[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf was 1832 was de Doopsgezinde Kerk in het bezit van de oorspronkelijke kapel van het St. Anna- of Cellezustersklooster aan de Broederweg. Deze was van middeleeuwse oorsprong. In 1846 verbouwde Nicolaas Plomp deze in neoclassicistische trant. Hij maakte de huidige ingang met houten omlijsting.[20][21][22] Deze classicistische ingangspartij heeft een fronton en pilasters met kapitelen van de Ionische orde. In de pilarenorden neemt deze de middelste plaats in. Ook hier ia het bankenplan in amfitheatervorm uitgevoerd: hier de uiterst subtiele buiging van de banken naar de kansel toe en een even geraffineerde golving van de zijden van de bankenblokken. Het oorspronkelijke bankenplan is in de meeste kerken in de loop der tijd veranderd. Daardoor was dit geheel intact gebleven bankenplan van Nicolaas Plomp in deze kapel een een waardevol cultuurhistorische bezit.[23]

Bouwwerken ten behoeve van garnizoenplaats[bewerken | brontekst bewerken]

In 1851-1853 kwam de Generaal van Heutzskazerne tot stand naar ontwerp van Niciolaas Plomp en zijn assistent P. Bondam in eenvoudige neoclassicistische vormen. Daarbij werden enkele voormalige kazernegebouwen uit 1830 en 1842 verbouwd en uitgebreid. Er komt nu een cultuurcluster in. Ook het Militair Hospitaal Infermerie werd in 1853 gebouwd voor soldaten van het in Kampen gelegerde instructiebataljon naar plannen van Nicolaas Plomp en P. Bondam. Het wordt nu voor huisvesting gebruikt. Het Militair Instructiegebouw of de Hoofdcursus aan de Koornmarkt is een gebouwencomplex met aan de achterzijde twee dwarsvleugels. Het werd vanaf 1828 voor verschillende onderwijstakken gebruikt. De in 1877 te Kampen gevestigde hoofdcusrus voor legerofficieren kreeg van 1883 tot 1923 de beschikking over het gebouw. Later werd het uitgebreid, waarna het werd gebruikt door de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken(synodaal). Nicolaas Plomp werkte nog aan het gehele westelijke gedeelte, dat later sterk gewijzigd werd.[24] Het heeft een chique vroeg neoclassicistische gevel met symmetrie en pilaters met kapitelen in de Dorische orde en Composiete orde. Het heeft de uitstraling van een kleine tempel.

Bouwwerken aan de IJsselkade[bewerken | brontekst bewerken]

Kampen heeft een langgerekt rivierfront. Een bebouwing van pakhuizen en fraaie woningen die samen de welvaart van de stad weerspiegelden was dus het idee. Nicolaas Plomp zou daarop toe zien.

Alhoewel er in de loop der tijd veel veranderd is maakten de huisnummers 10, 15a, 15 en 15A deel uit van de oorspronkelijke aanleg in de tijd van Nicolaas Plomp(1837-1847).[25] Zo is de deuromlijsting van nummer 10 een stereotype voorbeeld van de stijl van een klassiek hoofdgestel op pilasters. Deze geeft den deuromlijsting cachet. Dit element komt steeds terug aan alle huizen op de IJsselkade. Het huisnummer 15a, de huisnummers 34-36 , de nu gesloopte Stadskoepel en de huisnummers 59 en 60 vertegenwoordigen een huistype dat volgens de onderzoekers zijn oorsprong vond in, zoals zij dat hier noemen, 'de Italiaanse villa-architectuur'. Als zij hier later naar terugverwijzen specificeren zij dat als 'Palladiaanse villa'. Als algemene karakteristiek hiervan gold dat alleen de middenpartij ervan was voorzien van een verdieping. Over de gehele breedte werd het afgesloten met een fronton. Behalve op nummer 59 was de ingang voorzien van een zuilenportiek waarboven een balkon. Het ademde een sfeer van deftigheid en beschaafde luxe die kenmerkend moet zijn geweest voor de rijkste bewoners van de IJsselkade. Nummer 15 werd na Plomps dood verbouwd door zijn assistent P. Bondam, die ook nummer 60 ontwierp(1852).

Naast de synagoge staan drie huizen onder één kap, de huisnummers 34-36. Ook dat vertegenwoordigt het type dat volgens de onderzoekers terugging op, zoals zij dat ook hier noemen, 'de Italiaanse villa'. Ook deze valt onder de latere verwijzing waar zij dit specificeren als 'Palladiaanse villa'. Dit huis ademde een buitengewoon on-Nederlandse sfeer. Het was een ruim bemeten dubbel herenhuis. De oorspronkelijke gevel had in het midden een portiek met vier zuilen. Deze besloeg de gehele breedte van de hoger opgaande middenpartij. Het bepaalde voor een belangrijk deel het aangezicht van dit huizenblok. Aan de twee flankerend gebouwen is nu nog de oorspronkelijke opzet te zien.

In 1844 werd grond op de IJsselkade naast de Koornmarktpoort toegewezen voor een gebouw waar katoen verwekt zou worden. Later werden er sigaren in vervaardigd. Het werd voor werkgelegenheid gesubsidieerd door de gemeente. Ook dit soort gebouwen moest een goede uitstraling hebben. Daarom werd de eis gesteld dat Nicolaas Plomp erop zou toezien dat het net als de naastgelegen huizen twee verdiepingen hoog zou worden. Alhoewel de opdrachtgever aan het middendeel één zijvleugel genoeg vond, stond men erop dat het er twee zouden worden. De voorgevel bestond uit een breed muurvlak. Het was verdeeld in vijf vakken. Die waren van elkaar gescheiden door een kolossale orde. Later kwam er een ambachtsschool in. Nu zijn er de appartementen huisnummers 2-8 in gevestigd.

De gevelcompositie van het renaissancistische gebouw heeft echter grotendeels dezelfde verhoudingen als voorheen. Het heeft nog steeds die opzet van een hoog opstaande middenpartij met twee zijvleugels. Die strekken zich symmetrisch links en rechts daarvan als armen uit. Alhoewel de onderzoekers er nu hier niet naar verwijzen is er- de etage wegdenkend- een overeenkomst met Palladio's Villa Emo, Villa Badoer en Villa Barbaro te bespeuren. Het is onder andere versierd met pilasters van de Ionische orde.

In 1846 ontwierp Nicolaas Plomp een Stadskoepel aan de IJsselkade als 'ontspanningsruimte voor de burgerij'. Terugwijzend verscheen hier volgens de onderzoekers 'voor de derde maal' een type gebouw dat terug ging op, zoals zij dat hier nu specifiek noemen, 'de Palladiaanse villa'. (Huisnummer 60 zou in 1852 gebouwd worden). Het had een hoog opgaande middenpartij met een balkon, zuilen en een rijkere decoratie dan voor burgerhuizen gebruikelijk was. In het fronton zat een rond venster. In 1856 vond het telegraafkantoor er onderdak. Vijftig jaar later werd het vervangen door een postkantoor.

De huisnummers 38-44 aan de IJsselkade waren oorspronkelijk zeven door Nicolaas Plomp gebouwde pakhuizen. Hij had een voorstel voor een gevel mét en een gevel zónder een pilasterorde. De gemeenteraad koos voor de gevel mét een pilasterorde. Het zou de individuele afdelingen ervan markeren en bijdragen aan de verlevendigheid van de gevel. Deze zou tevens door consequente doorvoering de visuele eenheid versterken en de gevel verrijken. De indeling van de zeven panden van de tegenwoordige huizen gaat nog terug op de oude situatie.

Ondanks dat er in de loop der tijd veel is verdwenen of veranderd is toch de eenheid in het IJsselfront van Kampen redelijk bewaard gebleven.

Overlijden[bewerken | brontekst bewerken]

Nicolaas Plomp stierf plotseling op 11 augustus 1852 op 70-jarige leeftijd. In het Kamper Nieuwsblad luidde het: 'het verlies van een burger van een standvastig karakter met edele inborst, Stads-Architect, welke post hij met onvermoeiden ijver bekleedde...zijn groote werken zijn zoveel blijvende gedenktekens van zijne ervarenheid en goede smaak'[26]

In 1572 was reeds de eerste verplaatsbare muziektent gerealiseerd. Nicolaas Plomp ontwierp ter ere van het 300-jarig Briels ontzet een muziekkoepel. Na zijn dood werd deze in 1872 op een plein naast de Stadsgehoorzaal gezet en is daar nog steeds aanwezig.[27]