Gebruiker:DogecoinLover/Congocrisis

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie


Congocrisis
Onderdeel van Koude Oorlog
Belgische paracommando's bereiden zich voor op een gijzelaarsreddingsoperatie, november 1964
Datum Juni 1960 tot november 1966
Locatie Republiek Congo
Resultaat Congo opgericht als een onafhankelijke, unitaire staat onder dictator Mobutu
Strijdende partijen
Vlag van Congo-Leopoldstad (1960-1963) Congo-Leopoldstad

Vlag van Verenigde Naties ONUC
Vlag van Cuba Cuba

Vlag van België België
Vlag van Staat Katanga Staat Katanga

Vlag van Zuid-Kasai Zuid-Kasai

Vlag van Zaïre Zaïre
Leiders en commandanten
Vlag van Congo-Leopoldstad (1960-1963) Joseph Kasavubu

Vlag van Congo-Leopoldstad (1960-1963) Patrice Lumumba
Vlag van Congo-Leopoldstad (1960-1963) Pierre Mulele
Vlag van Congo-Leopoldstad (1960-1963) Antoine Gizenga
Vlag van Verenigde Naties Jonas Wærn
Vlag van Verenigde Naties Johnson Aguiyi-Ironsi
Vlag van Cuba Che Guevara

Vlag van Staat Katanga Moïse Tshombe

Vlag van Zuid-Kasai Albert Kalonji

Vlag van Zaïre Mobutu

De Congocrisis ( Frans: Crise congolaise) was een periode dat gekenmerkt werd door politieke onrust en conflicten in de Republiek Congo (tegenwoordig de Democratische Republiek Congo )[1] tussen 1960 en 1965. De crisis begon vrijwel onmiddellijk nadat Congo onafhankelijk werd van België en eindigde onofficieel met het hele land dat onder de heerschappij van Joseph-Désiré Mobutu was . Bestaande uit een reeks burgeroorlogen, diende het ook als proxy-conflict in de Koude Oorlog, waarin de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten de tegengestelde facties steunden. Ongeveer 100.000 mensen zouden het leven gelaten hebben tijdens de crisis.

Het einde van de koloniale overheersing werd geëist door een nationalistische beweging in Belgisch-Congo: dit leidde tot de onafhankelijkheid van het land op 30 juni 1960. Er waren echter maar minimale voorbereidingen getroffen door de Belgische regering. Vele problemen bleven onopgelost, zoals federalisme, tribalisme en etnisch nationalisme. In de eerste week van juli brak er een muiterij uit in het leger en later ontstond er geweld tussen de zwarte en blanke burgers van Congo. België stuurde daarna zijn troepen om de vluchtende blanken te beschermen. Ondertussen scheidden Katanga en South Kasai zich af van Congo. Te midden van de aanhouden onrust en geweld zetten de Verenigde Naties vredeshandhavers in, maar VN-secretaris-generaal Dag Hammarskjöld weigerde deze troepen te gebruiken om de centrale regering in Léopoldville te helpen door de secessionisten te bestrijden. de charismatische leider van de grootste nationalistische factie, premier Patrice Lumumba, reageerde daarop door hulp te vragen aan de Sovjet-Unie, die meteen militaire adviseurs en andere steun stuurde

Door de betrokkenheid van de Sovjets werd de Congolese regering verdeeld, dit leidde tot een impasse tussen Lumumba en president Joseph Kasa-Vubu. Deze impasse werd gebroken door een staatsgreep van Mobutu, die controle had over het leger. Hij verdreef de Sovjetadviseurs en stichtte een nieuwe regering onder zijn controle. Lumumba werd gevangengenomen en vervolgens geëxecuteerd in 1961. onder leiding van Antoine Gizenga werd een rivaliserende regering van de "Vrije Republiek Congo" in de oostelijke stad Stanleyville opgericht door aanhangers van Lumbaba . Het werd gesteund door de Sovjets maar werd begin 1962 verpletterd. nadat Hammarskjöld eind 1961 bij een vliegtuigongeluk om het leven kwam, nam de VN een agressievere houding aan tegenover de separatisten. Met de steun van VN-troepen versloeg Léopoldville begin 1963 uiteindelijk de afscheidingsbewegingen in Katanga en Zuid-Kasai.

Met Katanga en Zuid-Kasaï terug onder de controle van de overheid, werd er een verzoenende compromisgrondwet aangenomen en de verbannen Katangese leider, Moïse Tshombe, werd teruggeroepen om een interim-regering te leiden terwijl nieuwe verkiezingen werden georganiseerd. voordat deze echter konden plaatsvinden, kwamen Maoïstisch geïnspireerde militanten die zichzelf de "Simba's" noemden in opstand ten oosten van het land. De Simba's hadden de controle over een heel groot deel van het territorium van Congo en riepen een communistische "Volksrepubliek Congo" uit in Kisangani. Troepen van de overheid namen geleidelijk aan gebied in en in november 1964, nam de België en de Verenigde Staten militaire actie in Kisangani om gijzelaars te redden uit gevangenschap van de Simba's. De Simba's werden verslagen en vielen niet veel later uiteen. Na de verkiezingen in maart 1965 kwam er een nieuwe politieke impasse tussen Tshombe en Kasavubu, wat de regering bijna lamlegde. in november 1965 pleegde Mobutu een tweede staatsgreep en nam weer de persoonlijke controle van het land over. Onder Mobutu's gezag transformeerde Congo (hernoemd naar Zaïre in 1971) tot een dictatuur dat zou duren tot zijn afzetting 1997

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

Belgische besturing[bewerken | brontekst bewerken]

Belgisch Congo, tegenwoordig de Democratische Republiek Congo, gemarkeerd op een kaart van Afrika

De koloniale overheersing van België in Congo begon in de late 19e eeuw. Koning Leopold II van België, die gefrustreerd was met het gebrek van België aan internationale kracht en prestige, probeerde om de Belgische overheid over te halen om een koloniale uitbreiding van België in het grotendeels onontgonnen Kongobekken. De ambivalentie van de Belgische regering over het idee zorgde ervoor dat Leopold uiteindelijk de kolonie op zichzelf zou stichten. Met de steun van andere Westerse landen, die Leopold zagen als een bufferstaat tussen rivaliserende koloniale machten. Leopold bereikte internationale erkenning van zijn persoonlijke kolonie, de Onafhankelijke Congostaat, in 1885[2]. Op het einde van de eeuw echter, had het geweld van de Congostaat tegen de oorspronkelijke Congolezen en het meedogenloze systeem van economische winning geleid tot intense diplomatische druk op België om officieel de controle over te nemen van het land, wat België dan ook heeft gedaan in 1908, wat Belgisch-Congo creëerde.[3]

De Belgische overheersing in Congo was gebaseerd op de "koloniale drie-eenheid" (trinité coloniale) van staats-, missionaire en particuliere bedrijfsbelangen . [4] Het privilege van Belgische commerciële belangen betekende dat kapitaal soms terug vloeide naar Congo en dat individuele regio's gespecialiseerd werden . Bij tal van gelegenheden raakten de belangen van de overheid en de particuliere onderneming nauw met elkaar verbonden en hielp de staat bedrijven met het opheffen van stakingen en het tegengaan van andere inspanningen van de inheemse bevolking om hun lot te verbeteren. [4] Het land was opgesplitst in nestelende, hiërarchisch georganiseerde administratieve onderverdelingen en liep uniform volgens een vaststaand "eigen beleid" ( politique indigène ) - in tegenstelling tot de Britten en de Fransen, die over het algemeen de voorkeur gaven aan het systeem van indirecte heerschappij waarbij traditionele leiders werden behouden in gezagsposities onder koloniaal toezicht. Er was ook een hoge mate van rassenscheiding . Grote aantallen blanke immigranten die na het einde van de Tweede Wereldoorlog naar Congo verhuisden, kwamen uit het hele sociale spectrum, maar werden niettemin altijd als superieur aan zwarten behandeld. [4]

Tijdens de jaren 40 en 50 onderging Congo een onvoorzien niveau van Verstedelijking en de koloniale administratie begon verscheidene programma's die het gebied tot een "modelkolonie" om te vormen[5]. Een van de resultaten van de maatregelen was de ontwikkeling van een nieuwe middenklasse in geëuropeaniseerde Afrikaanse "évolués in de steden"[6]. In het begin van de jaren 50 had Congo een Loonarbeidskracht dat 2 keer zo groot was dan elke andere kolonie.[7] Congo's grote aantal aan natuurlijke grondstoffen, zoals uranium--veel van het uranium dat gebruikt werd in het nucleaire programma van de VS. tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam uit Congo-- leidde tot grote interesse in de regio van en de Sovjet-Unie, en de Verenigde Staten als de Koude Oorlog zich verder ontwikkelde.[8]

Politiek en radicalisatie[bewerken | brontekst bewerken]

The leider van ABAKO Joseph Kasavubu, wie later de eerste president van het onafhankelijke Congo geworden is

Een Afrikaanse vrijheidsbeweging ontwikkelde zich in Belgisch-Congo tijdens jaren 50, voornamelijk bij de évolués. De beweging was verdeeld in een aantal partijen en groepen die heel breed verdeeld waren op ethnisch en geopolitiek vlak en waren ook tegen elkaar.[9] The grootste, de Mouvement National Congolais (MNC), was een eenheidsfront gericht op het bereiken van onafhankelijkheid in "een redelijke" tijd. [10]Het was gemaakt rond een charter doe onder meer ondertekend is door Patrice Lumumba, Cyrille Adoula en Joseph Iléo, maar anderen beschuldigden de partij ervan te gematigd te zijn[11]. Lumumba werd een leidende figuur binnen de MNC, en op het einde van 1959 beweerde de partij 58.000 leden te tellen.[12]

De grootste rivaal van de MNC was de Alliance des Bakongos (ABAKO),[a] geleid door Joseph Kasavubu, hij pleitte voor een radicalere ideologie dan de MNC. Die ideologie bestaat voornamelijk uit het idee van onafhankelijkheid en de stimulering van regionale identiteit.[13] ABAKO's houding was meer etnisch nationalistisch dan die van de MNC; het vond dat een onafhankelijk Congo door de Bacongo zou geleid moeten worden omdat zij de erfgenamen van de pre-koloniale Koninkrijk Kongo zijn.[14] de Confédération des Associations Tribales du Katanga (CONAKAT), een loyalistische partij geleid door Moïse Tshombe, was de derde grootse organisatie; het pleitte voor federalisme en representeerde voornamelijk de zuidelijke provincie Katanga. Deze werden bijgezet door een aantal kleinere partijen die opkwamen terwijl de nationalistische beweging zich ontwikkelde, inclusief de Parti Solidaire Africain (PSA), en andere partijen die de interesses van kleinere etnische minderheden representeerden zoals de Alliance des Bayanzi (ABAZI).[15]

Ook al was het de grootste van de Afrikaanse nationalistische partijen, had de MNC vele verschillende facties binnen de partij die andere houdingen hadden tegenover een aantal problemen. Het werd meer en meer gepolariseerd tussen de gematigde évolués en de meer radicale kant met meer leden.[16] Een radicale groep geleid door Iléo en Albert Kalonji scheidde zich af in juli 1959, maar faalde om massaal leden over te halen. De dissidente groep werd gekend als de MNC-Kalonji (MNC-K), terwijl de meerderheid van de groep de MNC-Lumumba (MNC-L) werd. De splitsing verdeelde de steunbasis van de partij in diegenen die met Lumumba wouden blijven, hoofdzakelijk in de Kisanganiregio in het noordoosten, en diegenen die de MNC-K steunden, die populairder waren in de zuidelijke stad van Elisabethstad en onder de Luba.[17]

Enorme protesten barstten los in Léopoldville, de Congolese hoofdstad, op 4 januari 1959 nadat een politiek protest in geweld uitbarstte. De lokale Gendarmerie, de Force Publique genaamd, gebruikte geweld tegen de relschoppers--minstens 49 mensen zijn gestorven, en het totaal aantal slachtoffers kan opgelopen zijn tot 500.[18] The nationalistische partij zijn invloed breidde zich voor de eerste keer buiten de grote steden uit, en de nationalistische protesten en rellen gebeurden regelmatig over de loop van het volgende jaar, wat vele zwarte mensen overhaalde van buiten de évoluésklasse om zich bij de onafhankelijkheidsbeweging aan te sluiten. Vele zwarten begonnen de limieten van het koloniale systeem op te zoeken door te weigeren om belastingen te betalen of door het niet nauw te nemen met de koloniale regels. Het merendeel van het leiderschap van de ABAKO werd gearresteerd, wat de MNC in een voordelige positie liet.[19]

Deze ontwikkelingen leidde tot de blankengemeenschap dat radicaliseerde. Sommige blanken planden een staatsgreep als er een zwarte meerderheid aan de macht kwam.[18] Wanneer de openbare orde begon te verdwijnen, vormden blanke burgers militante groepen die gekend kwamen te staan als de Corps de Voluntaires Européens ("Europees vrijwilligerskorps") om de wijken te bewaken. Deze milities vielen regelmatig zwarten aan.[20]

Onafhankelijkheid[bewerken | brontekst bewerken]

In de nasleep van de rellen in Léopoldville meldde de Belgische parlementaire werkgroepen in een rapport over de toekomst van Congo dat er sterke vraag was naar "interne autonomie".[12]August de Schryver, minister van de Kolonies, riep een belangrijke Ronde Tafel Conferentie in Brussel bijeen in januari 1960, samen met de leiders van de grootste Congolese partijen. [21] Lumumba, die gearresteerd was voor de rellen in Stanleyville, werd vrijgelaten naar aanloop van de conferentie en leidde de MNC-L delegatie.[22] De Belgische overheid hoopte op een periode van ten minste 30 jaar voor onafhankelijkheid, maar de Congolese druk tijdens de conferentie leidde tot 30 juni 1960 als datum.[21]Problemen als Federalisme, Etnisch nationalisme en de toekomst van de rol van België in Congolese zaken bleven onopgelost omdat de afgevaardigden geen overeenkomst konden bereiken.[23]

Patrice Lumumba, leider van de MNC-L en eerste minister, gefotografeerd in Brussel bij de conferentie van 1960

De belgen begonnen met een campagne tegen Lumumba, die zij wilde marginaliseren; zij beschuldigden hem ervan een communistische en, in de hoop om een versnippering van de nationalistische beweging, ondersteund rivaal, etnische-gebaseerd partijen, zoals CONAKAT.[24] Veel Belgen hopen dat een onafhankelijke Congo zou deel uitmaken van een federatie, zoals de franse Gemeenschap of het Britse Gemenebest van Naties, en dat in de buurt van economische en politieke vereniging met België zou blijven.[24] de onafhankelijkheid benaderd, de Belgische overheid georganiseerd Congolese verkiezingen in Mei 1960. Dit resulteerde in een MNC relatieve meerderheid.[24]

Zoals gepland was, is op 30 juni 1960 de proclamatie van de onafhankelijke Republiek van de Congo, en het einde van de koloniale overheersing gebeurd. In een ceremonie op het Palais de la Nation in Léopoldville, gaf Koning Boudewijn een speech waarin hij het einde van de koloniale overheersing in Congo als het hoogtepunt van de Belgische "beschavingsmissie", begonnen door Leopold II.[24] Na de speech van de koning, gaf Lumumba een niet-geplande toespraak waarin hij kolonialisme aanviel en beschreef hij de onafhankelijkheid als het ultieme succes van de nationalistische beweging.[24] Hoewel Lumumba zijn toespraak werd geprezen door figuren zoals Malcolm X, had het bijna geleid tot een diplomatiek incident met België; ook sommige Congolese politici zagen het als onnodig provocerend.[24] Niettemin, de onafhankelijkheid werd gevierd over heel Congo.[24]

Politiek gezien had de nieuwe staat een semi-presidentiële grondwet, bekend als de Loi Fondamentale, waarin de uitvoerende macht werd gedeeld tussen de President en de Premier, dat gebeurde in een systeem dat bekend staat als bicephalisme.[25] Kasa-Vubu werd uitgeroepen tot president en Lumumba als eerste Minister van de Republiek van de Congo.[24] Ondanks de bezwaren van de CONAKAT en anderen, was de grondwet voornamelijk gecentraliseerd om de macht te concentreren in de centrale regering in Léopoldville, en kapte geen belangrijke bevoegdheden af op provinciaal niveau.[24]

Het begin van de crisis[bewerken | brontekst bewerken]

Force Publique muiterij, raciaal geweld en Belgische interventie[bewerken | brontekst bewerken]

Ondanks de verklaring van onafhankelijkheid, hadden noch de Belgische, noch de Congolese overheid de bedoeling koloniale sociale order meteen te beëindigen. De Belgische overheid hoopte dat de blanken hun positie voor onbepaalde tijd zouden kunnen behouden.[26] Congo-Brazzaville was nog steeds afhankelijk van koloniale instituties zoals de Force Publique om van dag tot dag te kunnen functioneren. En blanke technische experts, aangeduid door de Belgen, werden behouden door gebrek aan voldoende gekwalificeerde Congolese vervangers (deels het resultaat van de koloniale beperkingen betreffende hoger onderwijs). [26] Vele Congolezen hadden verondersteld dat onafhankelijkheid merkbare en onmiddellijke sociale veranderingen zou brengen, het behoud van blanken in belangrijke posities werd dus alom verafschuwd.

Onafhankelijkheid brengt veranderingen voor politici en burgers. Maar voor u, zal niet niets veranderen... geen van uw nieuwe meesters kan de structuur van een leger veranderen dat, doorheen de geschiedenis, het meest georganiseerd, het meest overwinnend in Afrika was. De politici hebben tegen u gelogen.

— Uittreksel van de toespraak van Émile Janssenss voor de Force Publique op 5 juli 1960.[27]

Luitenant-Generaal Émile Janssens, de Belgische commandant van de Force Publique, weigerde om de onafhankelijkheid van Congo als verandering te zien in de aard van het gezag.[27] De dag na de onafhankelijkheidsfestiviteiten, verzamelde hij onderofficieren van Léopoldville garnizoen en zei tegen hun dat alles onder zijn commando hetzelfde zou blijven, hij vatte zijn punt samen door "Voor Onafhankelijkheid = Na Onafhankelijkheid" te schrijven op een krijtbord. Deze boodschap maakte hem immens impopulair bij de rangen en standen--veel van de mannen verwachtten snelle promoties en een loonsverhoging samen met de onafhankelijkheid.[27] Op 5 juli 1960, pleegden verschillende eenheden muiterij tegen de blanke officieren op Camp Hardy nabij Thysstad. De opstand spreidde de volgende dag naar Léopoldville en later naar garnizoenen over het hele land.[28]

In plaats van Belgische troepen in te zetten tegen de muiterij zoals Janssens had gewenst, ontsloeg Lumumba hem en wijzigde de naam van de Force Publique naar de Armée Nationale Congolaise (ANC). Alle zwarte soldaten werden met tenminste één rang gepromoveerd.[29] Victor Lundula was direct van sergeant-majoor tot generaal-majoor gepromoveerd, zo verving hij Janssens.[28] Tegelijkertijd werd Mobutu Sese Seko, een ex-sergeant-majoor en naaste medewerker van Lumumba, Lumumba's plaatsvervanger als stafchef in het leger.[30] De overheid probeerde de opstand tegen te stoppen--Lumumba en Kasa-Vubu kwamen persoonlijk tussenbeide in Léopoldville en Thysville en haalden de muiters over om de wapens neer te leggen-- Maar in het merendeel van het land nam de muiterij toe. Blanke officieren en burgers werden aangevallen, eigendommen van blanken werden geplunderd en blanke vrouwen werden verkracht.[28] De Belgische overheid maakte zich grote zorgen over de situatie, zeker wanneer blanke burgers als vluchteling naar andere buurlanden gingen.[31] De internationale pers toonde zich geschokt door de plotselinge ineenstorting in Congo-Brazzaville, aangezien het wereldbeeld van de Congolese situatie voor de onafhankelijkheid --grotendeels door Belgische propaganda--er een was van vrede, stabiliteit en een sterke controle door de autoriteiten.

Force Publique soldaten in Léopoldville, 1960

Lumumba's houding bleek voor vele Belgen een rechtvaardiging te zijn voor hun eerdere bezorgdheid over zijn radicalisme.[29] Op 9 juli zette België zonder toestemming van de Congolese staat parachutisten in Kabalo en elders in om gevluchte blanke burgers te beschermen.[32] De Belgische interventie verdeelde Lumumba en Kasa-Vubu; terwijl Kasa-Vubu de Belgische operatie aanvaardde[31], klaagde Lumumba deze aan en riep om "alle Congolezen om onze republiek te verdedigen tegen degenen die haar bedreigen"[32]. Op verzoek van Lumumba werden blanke burgers uit de havenstad Matadi op 11 juli door de Belgische marine geëvacueerd. Belgische schepen bombardeerden vervolgens de stad; minstens 19 burgers kwamen om het leven. Deze actie leidde tot nieuwe aanvallen op blanken in het hele land, terwijl Belgische troepen andere steden, waaronder Léopoldville, binnenvielen en in botsing kwamen met Congolese troepen.[31] De Belgische regering kondigde vervolgens aan dat ze de Belgische bureaucraten weer in de metropool zouden opnemen, wat een uittocht van de meeste van de 10.000 Europese ambtenaren van Congo zou veroorzaken en het bestuur in wanorde zou achterlaten.[33] Door de wanorde die zich over het hele land verspreidde waren de meeste ministeries van de regering niet in staat om te functioneren.[34]

Afscheidingen Katanga en Zuid-Kasaï[bewerken | brontekst bewerken]

Vlag van separatistische staat Katanga, onafhankelijk verklaard in 1960

Op 11 juli 1960 verklaarde Moïse Tshombe, de leider van CONAKAT, dat Congo's zuidelijke provincie Katanga onafhankelijk was als de Staat van Katanga, met Élisabethville als hoofdstad en zichzelf als president.[35] Het mineraalrijke gebied dat traditioneel economisch dichter verwant was met de kopergordel van buurlstaat Noord-Rhodesië (dat toen deel uitmaakte van de Centraal Afrikaanse Federatie) dan met de rest van Congo.[35] Door het economische belang was het door de Belgen apart geregistreerd van de rest van het land.[36] bovendien beweerde CONAKAT dat de Katangese mensen etnisch verschillend waren dan de rest van de Congolezen. De afscheiding was deels gemotiveerd door de Katangese separatisten hun verlangen om meer van de rijkdom die gegeneerd werd door de mijnbouw te houden en die niet delen met de rest van Congo.[37] Een andere belangrijke factor was wat CONAKAT als de desintegratie van de openbare orde in Midden- en Noordoost-Congo beschouwde. Wanneer hij Katanga's afscheiding aankondigde, zei Tshombe "We scheiden ons van de chaos."[38]

De president van separatistisch Katanga, Moïse Tshombe

De grote mijnbouwonderneming in Katanga, de Union Minière du Haut Katanga (UMHK), was tijdens de laatste dagen van de Belgische overheersing begonnen met de ondersteuning van CONAKAT, te midden van de vrees dat de MNC zou proberen de activa van de onderneming na de onafhankelijkheid te nationaliseren. UMHK was grotendeels in handen van de Société Générale de Belgique, een prominente Brusselse holding die nauwe banden had met de Belgische overheid. Aangemoedigd door de UMHK heeft de Belgische regering militaire steun verleend aan Katanga en haar ambtenaren in de regio opdracht gegeven om op hun post te blijven.[39] Tshombe rekruteerde ook huurlingen, voornamelijk blanken uit Zuid-Afrika en Rhodesië, om de troepen van Katangese aan te vullen en te leiden.[40] Hoewel gesteund door de Belgen, heeft Katanga nooit formele diplomatieke erkenning gekregen van welk land dan ook.[41] De Katangese afscheiding benadrukte de "fundamentele zwakte" van de centrale regering in Léopoldville, die de belangrijkste pleitbezorger van een verenigde staat was geweest.[39]

Minder dan een maand na de afscheiding van Katanga, op 8 augustus, verklaarde een deel van de regio Kasaï, iets ten noorden van Katanga, zich ook autonoom ten opzichte van de centrale regering als de mijnbouwstaat Zuid-Kasaï (Sud-Kasaï), gevestigd rond de stad Bakwanga.[39] Zuid-Kasai was veel kleiner dan Katanga, maar was ook een mijngebied. Het werd grotendeels bevolkt door de etnische groep Luba, en de president, Albert Kalonji, beweerde dat de afscheiding grotendeels werd aangewakkerd door de vervolging van de Baluba in de rest van Congo.[39] De regering van Zuid-Kasaï werd gesteund door Forminière, een andere Belgische mijnbouwonderneming, die van de nieuwe staat concessies ontving in ruil voor financiële steun. [39] Zonder controle over Katanga en Zuid-Kasaï werd de centrale overheid beroofd van ongeveer 40 procent van haar inkomsten.[33]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

[[Categorie:Oorlog van Zweden]] [[Categorie:Oorlog van Ierland]] [[Categorie:Oorlog van India]] [[Categorie:Oorlog van Cuba]] [[Categorie:Oorlog van België]] [[Categorie:Oorlog in Afrika]] [[Categorie:Burgeroorlog in Afrika]] [[Categorie:Kabinetscrisis]]

  1. In most Bantu languages, the prefix ba- (or wa-) is added to a human noun to form a plural. As such, Bakongo refers collectively to members of the Kongo ethnic group.
  1. Niet te verwarren met Congo-Brazzaville, dat vroeger Frans-Congo werd genoemd, met als hoofdstad Brazzaville. De naam van de staat is veranderd naar de Democratische Republiek Congo in augustus 1964
  2. Pakenham 1992, pp. 253–55.
  3. Pakenham 1992, pp. 588–89.
  4. a b c Turner 2007.
  5. Freund (1984), [The making of contemporary Africa : the development of African society since 1800 The making of contemporary Africa : the development of African society since 1800], pp. 198-199.
  6. Freund 1998, pp. 198–99.
  7. Freund 1998, p. 198.
  8. Borstelmann 1993, pp. 92–93.
  9. Freund 1998, p. 199.
  10. Zeilig 2008, p. 64.
  11. Zeilig 2008, pp. 64–65.
  12. a b Zeilig 2008, p. 76.
  13. Zeilig 2008, pp. 65–66.
  14. Zeilig 2008, p. 66.
  15. Zeilig 2008, p. 74.
  16. Zeilig 2008, pp. 82–83.
  17. Zeilig 2008, pp. 83–85.
  18. a b Zeilig 2008, p. 70.
  19. Zeilig 2008, pp. 70–73.
  20. Zeilig 2008, p. 79.
  21. a b Zeilig 2008, p. 88.
  22. Zeilig 2008, p. 87.
  23. Zeilig 2008, pp. 89–91.
  24. a b c d e f g h i Zeilig 2008.
  25. EISA 2002a.
  26. a b Zeilig 2008, p. 102.
  27. a b c Zeilig 2008, p. 103.
  28. a b c Gondola 2002, p. 118.
  29. a b Zeilig 2008, p. 104.
  30. Renton, Seddon & Zeilig 2007, p. 113.
  31. a b c Gondola 2002, p. 119.
  32. a b Zeilig 2008, p. 105.
  33. a b Young 1966, p. 35.
  34. Young 2015, p. 334.
  35. a b Nugent 2004, p. 85.
  36. Turner 2007, p. 28.
  37. Nugent 2004, pp. 85–86.
  38. Struelens 1978, p. 48.
  39. a b c d e Nugent 2004, p. 86.
  40. Mockler 1986, p. 117.
  41. Nugent 2004, p. 97.