Congo-Kinshasa

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
République démocratique du Congo
Kaart
Basisgegevens
Officiële landstaal Frans (Lingala, Kikongo,[1] Swahili, Tshiluba hebben het statuut van nationale taal)
Hoofdstad Kinshasa
Regeringsvorm Republiek
Staatshoofd President Félix Tshisekedi
Regeringsleider Premier Jean-Michel Sama Lukonde
Religie Christendom (80%)
Oppervlakte 2.344.858 km²[2] (3,3% water)
Inwoners 29.916.800 (1984)[3]
101.780.263 (2020)[4] (43,4/km² (2020))
Bijv. naamwoord Congolees
Inwoneraanduiding Congolees (m./v.)
Congolese (v.)
Overige
Volkslied Debout Congolais
Munteenheid Congolese frank (CDF)
UTC +1 en +2 (geen zomertijd)
Nationale feestdag 30 juni
Web | Code | Tel. .cd | COD | 243
Voorgaande staten
Belgisch-Congo Belgisch-Congo
Zaïre Zaïre
1908-1960
1971-1997
Detailkaart
Kaart van Congo-Kinshasa
Portaal  Portaalpictogram  Landen & Volken

Congo (uitspr.: [ˈkɔŋɣo]), officieel de Democratische Republiek Congo, kortweg DRC (Frans: République démocratique du Congo), is een land in centraal Afrika. Ter onderscheiding van het gelijknamige buurland wordt de naam van de hoofdstad Kinshasa aan de naam van het land toegevoegd als Congo-Kinshasa (uitspr.: [ˌkɔŋɣo kɪnˈʃɑsa]). Van 1885 tot 1908 was het privébezit van koning Leopold II van België en van 1908 tot 1960 een Belgische kolonie. In de periode 1971-1997 werd het land Zaïre genoemd. Congo-Kinshasa heeft een bevolking van ongeveer 105 miljoen en is na Algerije het land met de grootste oppervlakte in Afrika.

Naam[bewerken | brontekst bewerken]

Van 1885 tot 1908 werd het land als quasi-onafhankelijke kolonie van de Association internationale du Congo – eigendom van de Belgische koning Leopold IIOnafhankelijke Congostaat genoemd.[5] Na de overname door België in 1908 kreeg de kolonie de naam Belgisch-Congo.

Bij de onafhankelijkheid in juni 1960, werd de nieuwe republiek omgedoopt tot Republiek Congo. Congo betekent "jager" in het Kongo, een van de oorspronkelijke talen die in het zuidwesten van Congo wordt gesproken en was eveneens de naam van een prekoloniaal koninkrijk. Tot 1966 werd het land aangeduid als Congo-Leopoldstad, ter onderscheiding van buurland Congo (Congo-Brazzaville). Nadat de stad Leopoldstad in 1966 werd herdoopt tot Kinshasa, werd de naam Congo-Kinshasa.

Met de eerste grondwet werd in augustus 1964 Republiek Congo herdoopt tot Democratische Republiek Congo (DRC).[6] Mobutu die in 1965 via een staatsgreep aan de macht kwam, veranderde de naam van de republiek in 1971 echter in Zaïre, wat tevens de naam werd van de Kongo-rivier. Zaïre is een oude Portugese naam voor de rivier.[7][8][9]

Na de machtsgreep van Laurent-Désiré Kabila in 1997, kreeg het land ten slotte de naam "Democratische Republiek van de Congo", afgekort als DR Congo of DRC.[10]

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Prekoloniale periode[bewerken | brontekst bewerken]

Het gebied waar nu de Democratische Republiek Congo is, was 10.000 jaar geleden al bevolkt. Van 2000 v.Chr. tot 500 na Chr. kwamen migratiegolven van Bantoe het land waar nu Congo (de Republiek Congo inbegrepen) is binnen vanuit het noordwesten, waarbij de oorspronkelijke pygmeebevolking naar het zuiden verdreven werd. De etnische diversiteit werd aangevuld met daaropvolgende migraties vanuit Darfoer en Kordofan in Soedan in het noordoosten, en vanuit Oost-Afrika in het oosten. Hierdoor werd de Bantoe-taalfamilie ook de overheersende talengroep.

Tegen de 15e eeuw was de dominante politieke macht in Congo het Koninkrijk Kongo. Dit was een hoger ontwikkelde staat in het zuidwesten van het moderne Congo en het noorden van Angola. Op zijn hoogtepunt strekte het rijk zich uit van de Atlantische Oceaan in het westen tot de rivier de Kwango in het oosten, en van de rivier de Kongo in het noorden tot de rivier de Loje in het zuiden. Het was een koninkrijk, met aan het hoofd de Mwene Kongo (Manikongo) die heerste over de Bakongo vanuit zijn hoofdstad M'banza-Kongo. Het rijk vormde het centrum voor een intensieve handel van grote hoeveelheden ivoor in Centraal-Afrika, en er werd koperwerk, raffiakledij en aardewerk geproduceerd, naast de natuurlijke producten. Deze handelsgoederen zouden, naast de slaven, de ruggengraat vormen van de handel van Kongo met de Europeanen (vooral de Portugezen).

De slavenhandel was een belangrijke factor in de ondergang van het koninkrijk, omdat de Europese slavenhandelaars een groot percentage van de bevolking wegvoerden. Hoewel historische bronnen schaars zijn, is duidelijk dat de Kongo-beschaving geavanceerd was. Zo was er bijvoorbeeld een nauwkeurig systeem van belastingheffing, en een officiële Kongo-taal.

Naast het Kongo-rijk waren er nog andere, kleinere staten verspreid over het land, zoals de pygmeeën en andere stammen, voornamelijk jager-verzamelaars. De oostelijke bevolking werd geteisterd door de Oost-Afrikaanse slavenhandel vanuit Zanzibar, die vooral van Arabische oorsprong was, in tegenstelling tot de Atlantische slavenhandel.

Koloniale periode (1870-1960)[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Onafhankelijke Congostaat, Gruweldaden in Congo-Vrijstaat en Belgisch-Congo voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.
Congolese kinderen die zijn verminkt door het Belgisch koloniaal bewind.

Vanaf de jaren 1870 werd het Congolese binnenland voor het eerst verkend door Europeanen, zoals David Livingstone. De Welsh-Amerikaanse ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley ging naar hem op zoek en bracht het gebied voor het eerst in kaart. Koning Leopold II van België nam hem in dienst om zijn koloniale ambities te realiseren. Vanaf de westkust bezette Stanley het terrein door posten te stichtten voor het Comité d'études du Haut-Congo en de Association internationale du Congo. In 1885 werd het land op de Conferentie van Berlijn toegekend aan Leopold II. Hij regeerde als koning-soeverein over deze Onafhankelijke Congostaat, waar hij een schrikbewind installeerde. De Swahilo-Arabische karavaanhandel in slaven en ivoor werd gewapenderhand overgenomen, waarbij de slavernij grotendeels werd vervangen door dwangarbeid. Financieel hield de verlieslatende kolonie het hoofd boven water dankzij leningen van de Belgische staat. Vanaf 1895 bracht de Congostaat een fortuin op voor de vorst dankzij de export van rubber voor de nieuwe fietsen en auto's. Veel van het geld gebruikte Leopold voor prestigieuze gebouwen in Brussel, Oostende, Tervuren en Antwerpen. De Congolezen werden ondertussen uitgebuit. Tussen 1885 en 1908 stierven miljoenen mensen aan honger, ziekten en geweld.

Dit misbruik werd aan de kaak gesteld in wat de eerste internationale humanitaire campagne is genoemd. Ze werd gedreven door protestantse missionarissen en door de Congo Reform Association van de Britse journalist Edmund Dene Morel. Ook de schrijver Mark Twain en andere prominenten lieten van zich horen. Ondertussen groeide binnen het Belgische parlement en in academische kringen de druk op de koning. Het rapport van de Britse diplomaat Roger Casement leidde tot de oprichting van de commissie-Janssens, die de aanklachten grotendeels bevestigde. Kort daarna zwichtte Leopold onder de druk. Na lange debatten annexeerde België het gebied en nam de kolonie met ingang van 1908 over van de koning. Het Koloniaal Charter legde de wetgevende macht bij de koning mits medeondertekening door de minister van Koloniën. Ter plaatse werd de macht uitgeoefend door de gouverneur-generaal.

Het land werd nu Belgisch-Congo genoemd. De dwangarbeid nam af (maar stopte niet), het bestuur verbeterde en er werd op bepaalde vlakken vooruitgang gerealiseerd. Congolezen konden onderwijs en medische zorgen krijgen, maar binnen een systeem van rassensegregatie. Bovendien werd een politiek gevoerd die de zwarten uitsloot van hoger onderwijs uit vrees voor het emanciperende effect daarvan. De blanke koloniale heersers legden over het algemeen een neerbuigende, paternalistische houding aan de dag ten opzichte van de inheemse bevolking, wat tot ressentimenten aanleiding gaf. Op 9 december 1941 gingen de mijnwerkers, die werkten bij de Union Minière in staking voor betere arbeidsvoorwaarden. Vele stakers werden met salvo's van machinegeweren afgemaakt en in een massagraf gegooid. Deze repressie, die plaatsvond tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd in België steeds verzwegen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog behaalde het Congolese leger overwinningen tegen de Italianen in Ethiopië.

In de jaren 1950 maakte een groep évolués enige opgang. Hun aantal werd door het bestuur in 1958 geschat op 175.000. Het waren Congolezen van wie na controles was vastgesteld dat ze zich de Belgische cultuur voldoende hadden eigen gemaakt. Ze genoten een beter statuut dan de andere Congolezen. In 1954 opende de universiteit Lovanium. In een context van internationale dekolonisatie begonnen steeds meer Congolezen zich vragen te stellen bij het Belgische bewind. Een economische crisis in 1959 droeg ertoe bij dat onlusten uitbraken.

Eerste Republiek (1960-1965)[bewerken | brontekst bewerken]

Congo werd onafhankelijk op 30 juni 1960; België trok zich uiteindelijk terug uit angst voor een onafhankelijkheidsoorlog zoals in Algerije. Patrice-Emery Lumumba (1925-1961) werd eerste minister, Joseph Kasavubu (1913-1969) werd de eerste president van Congo.

Kort na de onafhankelijkheid ontstond er muiterij in het leger, dat nog steeds geleid werd door Belgische officieren. Lumumba verving daarop deze officieren door Congolezen, waarna veel Belgen op de vlucht gingen en de regering in elkaar stortte. De Belgische regering zond troepen om de Belgische burgers te beschermen en Lumumba riep de hulp van de Verenigde Naties in. De VN stuurde troepen (ONUC-missie) om de orde te herstellen, met de steun van de Verenigde Staten, die in Lumumba een communist zagen en die wilden vermijden dat Congo zich tot de Sovjet-Unie zou keren. Op hetzelfde moment scheidde de relatief rijke provincie Katanga zich af en riep haar onafhankelijkheid uit.

President Joseph Kasavubu probeerde Lumumba af te zetten, en Lumumba ontsloeg op zijn beurt Kasavubu als president. Kort daarna werd Lumumba onder huisarrest geplaatst door kolonel Joseph-Désiré Mobutu. Lumumba ontsnapte, maar werd opnieuw opgepakt en in januari 1961 naar zijn vijanden in Katanga gevlogen, in opdracht van de Belgische minister voor Afrikaanse zaken. Daar werd Lumumba vermoord in onopgehelderde omstandigheden. Zijn lichaam zou opgelost zijn in zwavelzuur en werd nooit gevonden.

De CIA had Mobutu geholpen en was blij dat ze de door de Sovjet-Unie gesteunde Lumumba kwijt waren. Mobutu kreeg hierdoor meer macht en werd beschuldigd een Amerikaanse stroman te zijn. Een Belgische parlementaire onderzoekscommissie concludeerde begin jaren 2000 onder andere dat België een "morele verantwoordelijkheid" droeg bij de moord op Lumumba.[11] Minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel gaf daarop in 2002 toe dat sommige regeringsleden en andere Belgen duidelijk verantwoordelijk waren voor evenementen die leidden tot de dood van Lumumba.[12]

Tweede Republiek (1965-1997)[bewerken | brontekst bewerken]

Vlag van het toenmalige Zaïre (1971-1997)

Na vijf jaar van onstabiliteit en wanorde zette Mobutu, nu luitenant-generaal, Kasavubu af in 1965. Hij installeerde een eenpartijstaat en riep zichzelf uit tot staatshoofd. Af en toe waren er verkiezingen waarbij hij de enige kandidaat was. Er ontstond een periode van relatieve vrede en stabiliteit, maar het regime werd regelmatig beschuldigd van mensenrechtenschendingen, onderdrukking en ongebreidelde corruptie. Het persoonlijke bezit van Mobutu werd in 1984 geschat op 4 miljard dollar, ongeveer even groot als de nationale schuld van Congo.

In een poging om de Afrikaanse bewustwording uit te dragen, hernoemde Mobutu als culturele dekolonisatie het land en de rivier naar Zaïre, en zichzelf Mobutu Sese Seko. Hij nationaliseerde in 1973 in één klap alle buitenlandse bedrijven (de zaïrisering), en kleine bedrijven in handen van buitenlanders werden verplicht een Zaïrees aan het hoofd te zetten. Drie jaar later was hij verplicht dit besluit terug te draaien.

In mei 1978 landden 1500 Belgische paracommando’s op de luchthaven Kamina om 2000 Belgen te evacueren. Deze dreigden het slachtoffer te worden van geweld tussen het Zaïrese leger en opstandelingen in Katanga.

In januari 1983 bezocht de Israëlische minister van defensie Ariël Sharon Zaïre. Hij sloot een overeenkomst met de regering daar dat Israël wapens en andere militaire hulp ging leveren. Israëlische militaire adviseurs gingen de Zaïrese strijdkrachten reorganiseren. Volgens hem was deze stap goed voor Israëls wapenexport en invloed in Afrika.[13]

Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie bekoelden de relaties tussen Mobutu en de Verenigde Staten. Hij was niet langer nodig als een bondgenoot in de Koude Oorlog en de oppositie in Zaïre begon zich te roeren.

Op 24 april 1990 beloofde Mobutu de overgang naar een meerpartijenstelsel en riep de Derde Republiek uit. De daaropvolgende jaren raakte de oppositie er echter van overtuigd, dat echte democratie alleen mogelijk zou zijn door de verwijdering van Mobutu.[5]

Derde Republiek (1997-heden)[bewerken | brontekst bewerken]

Talen in Congo

Sinds 1994 werd Congo getroffen door etnische onlusten en burgeroorlog, mede door de instroom van vluchtelingen uit Rwanda en Burundi.

Laurent-Désiré Kabila (1997-2001)[bewerken | brontekst bewerken]

Op 18 mei 1997 trokken de soldaten van de Alliantie van Democratische Krachten onder leiding van de Luba Laurent-Désiré Kabila de Zaïrese hoofdstad Kinshasa binnen, waar zij als bevrijders werden binnengehaald. Meer dan 3000 kilometer hadden zij gelopen sinds zij eind oktober 1996 aan hun overwinningstocht begonnen. Twee dagen later riep Kabila zichzelf uit tot president van Congo-Kinshasa. Daarmee kwam een eind aan het jarenlange bewind van dictator Mobutu Sese Seko, maar niet aan de strubbelingen. De burgeroorlog in Congo verergerde in 1998 toen rebellen met steun van Rwanda en Oeganda Congo vanuit het oosten binnenvielen en probeerden Laurent Kabila ten val te brengen. Twee van de bekendste rebellengroepen zijn de Beweging voor Congolese Bevrijding (MLC, door Oeganda gesteund), en de Congolese Unie voor Democratie (RCD, door Rwanda geholpen). Het conflict groeide uit tot de eerste Afrikaanse Wereldoorlog. Op 16 januari 2001 werd president Kabila vermoord door een lijfwacht tijdens een mislukte staatsgreep op hem. Zoon Joseph nam de fakkel over.

Joseph Kabila (2001-2019)[bewerken | brontekst bewerken]

Joseph Kabila, zoon van Laurent-Désiré, volgde zijn vader op. Rond de moord op zijn vader speelde lange tijd een rechtszaak. In december 2002 werd in Pretoria, onder druk van onder meer Zuid-Afrika en België een akkoord gesloten tussen de partij van Kabila, de rebellengroepen en de politieke oppositie. Deze afspraken leidden tot het vormen van een overgangsregering onder leiding van Joseph Kabila, waarin zowel de voormalige rebellen en de politieke oppositie ook posten kregen toegewezen. Enkel de grootste oppositiepartij, de UDPS onder leiding van Étienne Tshisekedi, is niet akkoord gegaan met de voorwaarden. Verder werd afgesproken dat er democratische verkiezingen zouden worden gehouden.

Op 30 juli 2006 hield Congo de eerste ronde van haar eerste echte verkiezingen sinds de onafhankelijkheid in 1960. Joseph Kabila kreeg 45% van de stemmen, en zijn voornaamste opponent Jean-Pierre Bemba kreeg 20%. Dit leidde tot twee dagen van straatgevechten in de hoofdstad tussen beide fracties. Hierbij kwamen 16 mensen om het leven voordat de politie en MONUC, de VN-missie, de controle over Kinshasa herstelden.

De tweede ronde van de verkiezingen werd gehouden op 29 oktober 2006. Opnieuw was er onrust: vernielde stembureaus in het oosten en verbrande stembrieven in het noorden. Toch waren de verkiezingen een succes. Zowel Kabila als Bemba verzekerden dat ze de uitslag zouden eerbiedigen, maar toch protesteerden de aanhangers van Bemba tegen de beslissing van het hooggerechtshof, dat de overwinning van Kabila bevestigde (58% tegen 42%). De rust keerde pas terug nadat Bemba zijn nederlaag aanvaard had en beloofd had de rol van democratische oppositieleider op zich te nemen. Op 22 maart 2007 braken in Kinshasa opnieuw gevechten uit tussen het regeringsleger en de privémilitie van Bemba. Bemba moest vluchten naar de ambassade van Zuid-Afrika.

De taak die Kabila te wachten stond, was echter niet eenvoudig, aangezien Congo (ook nu nog[(sinds) wanneer?]) geteisterd wordt door rebellengroepen, die opstanden ontketenen, mensen ontvoeren, vrouwen verkrachten en zelfs hele dorpen in brand steken.

In december 2016 had Joseph Kabila er twee termijnen opzitten. Grondwettelijk gezien zou hij geen derde termijn kunnen aanvatten.[14] De presidentsverkiezingen, gepland voor november 2016, werden uitgesteld tot april 2018,[15] en opnieuw tot uiteindelijk 30 december 2018. Volgens waarnemers van de katholieke kerk, hierin bevestigd door gegevens van de Financial Times, was Martin Fayulu de duidelijke winnaar,[16] hoewel de officiële kiescommissie Félix Tshisekedi uitriep tot winnaar.

Félix Tshisekedi (2019-heden)[bewerken | brontekst bewerken]

Op 24 januari 2019 legde de Luba Félix Tshisekedi de zoon van Étienne Tshisekedi de eed af als nieuwe president, na betwiste verkiezingen, die volgens waarnemers waren gewonnen door Martin Fayulu. In december 2021 ontsloeg Tshisekedi het voltallige bestuur van Gécamines, nadat uit het onderzoeksrapport Congo Hold-up was gebleken dat onder voorzitter Yuma miljoenen dollars waren verdwenen in de richting van de clan-Kabila.

Tijdens een officieel bezoek in juni 2022 gaf koning Filip een kostbaar Kakuungu-masker terug aan Congo, en drukte hij nogmaals zijn spijt uit ten aanzien van het Congolese volk: "Sommige Belgen die naar Congo gingen, gaven het beste van zichzelf en hielden van het land en de Congolezen, maar het systeem was onderdrukkend en stoelde op paternalisme, discriminatie en racisme".[17]

Bij de presidentsverkiezingen van 20 december 2023 werd Tshisekedi herverkozen. De Congolese bisschoppen waren echter van oordeel “dat de onregelmatigheden en incidenten door hun omvang en reikwijdte de verkiezingen van 20 december 2023 tot een electorale ramp maken”.[18] De oppositie noemde de verkiezingen “frauduleus”.[19]

Burgeroorlogen en conflicten[bewerken | brontekst bewerken]

Eerste Congolese burgeroorlog (1996-1997)[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Eerste Congolese Burgeroorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Eerste Congolese Burgeroorlog was een combinatie van een burgeroorlog en een internationaal militair conflict dat zich hoofdzakelijk afspeelde in Zaïre, dat tegenwoordig de Democratische Republiek Congo is. De impact van het conflict strekte zich uit naar naburige landen zoals Soedan en Oeganda. Het hoogtepunt van de crisis werd bereikt toen buitenlandse troepen intervenieerden en de zittende Zaïrese president, Mobutu Sese Seko, werd vervangen door Laurent-Désiré Kabila, de leider van de rebellen. De regering onder leiding van Kabila bleek echter instabiel en kwam al snel in conflict met vroegere bondgenoten, wat uiteindelijk de weg vrijmaakte voor de Tweede Congolese Burgeroorlog die plaatsvond tussen 1998 en 2003.

Tweede Congolese burgeroorlog (1998-2003)[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Tweede Congolese Burgeroorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Tweede Congolese Burgeroorlog ving aan in augustus 1998 in de Democratische Republiek Congo, iets meer dan een jaar na de Eerste Congolese Burgeroorlog. Deze nieuwe oorlog raakte verstrikt in vergelijkbare problematieken als zijn voorganger. Na verloop van tijd werden strijdende partijen uit verschillende hoeken van het Afrikaanse continent erbij betrokken. De oorlog werd officieel tot een einde gebracht in juli 2003, toen de Overgangsregering van de Democratische Republiek Congo aan de macht kwam. Ondanks de ondertekening van een vredesakkoord in 2002, bleef het geweld zich voorzetten in talrijke regio's van het land, met name in het oosten. Vijandelijkheden blijven voortduren, zoals bij de aanhoudende rebellie van het Verzetsleger van de Heer en de conflicten in de regio's Kivu en Ituri. Gedurende de oorlog raakten negen Afrikaanse landen en ongeveer vijfentwintig gewapende groeperingen betrokken bij het conflict.

Ituri-conflict (1999-2003)[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Ituri-conflict voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Bij dit etnisch conflict tussen de Lendu en de Hema kwamen meer dan 50.000 mensen om het leven, en werden meer dan 500.000 mensen op de vlucht gedreven. In 2003 werd de Frans-Europese militaire missie EUFOR Artemis naar het gebied gestuurd om tussenbeide te komen.

Rebellie van Nkunda (2004-2009)[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Laurent Nkunda voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Reeds na het einde van de Tweede Congolese Burgeroorlog begon Nkunda een rebellie tegen de regering van Joseph Kabila. In augustus 2008 ontstond er een conflict in Kivu rond 'generaal' Laurent Nkunda, rebellenleider van het Congrès national pour la défense du peuple (CNDP). Hij wilde oorspronkelijk de Tutsi's, en later de volledige Congolese bevolking beschermen tegen de volgens hem corrupte overheid. Om zijn bewering duidelijk te maken trok hij met zijn rebellenleger op naar Goma, hoofdstad van Noord-Kivu, overmeesterde hij de stad en hield er enkele dagen stand. Het Congolese leger, FARDC, dat over bijzonder weinig middelen beschikt, kon geen weerstand bieden tegen zijn getrainde entourage. Op 22 januari 2009 werd een eind gemaakt aan de rol van het CNDP. Nadat de partij reeds verzwakt was door een afscheuring van enkele kopstukken, werd ook de leider, Nkunda, opgepakt in Rwanda.

In december 2008 waren Congo en Rwanda, met andere woorden Kabila en Kagame, overeengekomen om samen in Oost-Congo jacht te maken op de Rwandese Hutu-rebellen. Ook deze rebellen zaaiden onrust in Oost-Congo, door verkrachtingen, plunderingen en moorden. Volgens experts was dit een tactische zet van Rwanda, aangezien zijn reputatie een ferme deuk had gekregen na het VN-rapport van december 2008. Daarin stond immers te lezen dat Rwanda directe steun verleend had aan Laurent Nkunda en zijn leger. Door nu samen te werken met Congo konden de plooien ietwat gladgestreken worden. De beide regeringslegers hebben gedurende een korte periode jacht gemaakt op de rebellen. Deze actie was echter zonder al te veel resultaat. Slechts 20% van de Huturebellen vluchtten, anderen verscholen zich in de wouden. De bevolking had sterk te lijden onder de gevechten.

Opstanden van Huturebellen (1994-2010)[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Democratische Strijdkrachten voor de Bevrijding van Rwanda voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Na de Rwandese Genocide groepeerden uit Rwanda gevluchte Huturebellen zich in 2000 tot een rebellenbeweging, aanvankelijk met steun van de regering in Kinshasa, maar later tegen de regering.

Maï-Maï – Kata Katanga (2011-2013)[bewerken | brontekst bewerken]

Een nieuwe, dreigende secessie van Katanga begon met een opstand in 2011, onder leiding van Gédéon Kyungu Mutanga.[20] Vanaf 2013 luwde het geweld.[21] In 2015 werd de militie omgevormd tot een politieke beweging, en in oktober 2016 werd de beweging ontwapend.[20]

M23 en aanverwante groepen (2012-heden)[bewerken | brontekst bewerken]

Zie M23-beweging voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 2012 ontstond, deels vanuit het Congrès National pour la Défense du Peuple (CNDP), een rebellie die zich “Mouvement du 23-Mars” noemde, en mogelijk onder leiding stond van de internationaal gezochte Bosco Ntaganda. De groep verzwakte door grote onenigheid in 2013, maar zou in 2022 toch weer de kop hebben opgestoken.[22]

Andere conflicten[bewerken | brontekst bewerken]

Nog andere conflicten teisterden het land:

  • 2004-2007: Rasta-militie teistert delen van Oost-Congo[23]
  • 2009: conflict rond de stad Dongo aan de Ubangi-rivier in Noordwest-Congo[24]
  • 2013: een opstand in Noord-Katanga, van de Twa, een traditioneel pygmeeënvolk dat vaak werd onderdrukt en uitgebuit.
  • 2016: Kamwina Nsapu-rebellie in de Kasaï[25][26]

Het land gaat ook gebukt onder herhaaldelijke muiterijen in het leger, dat lijdt onder een chronisch gebrek aan uitrusting en discipline.

Rol van de Verenigde Naties[bewerken | brontekst bewerken]

Zie MONUSCO voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Verenigde Naties speelden meermaals een beslissende rol in de recente Congolese geschiedenis. Na een eerdere missie in 1960-1964 (ONUC) werd in 1999 besloten tot de VN-vredesmissies van MONUSCO (aanvankelijk MONUC). Mede in samenwerking met het Congolese leger werd ingegrepen om de vrede te herstellen en democratische verkiezingen mogelijk te maken. De missie werd echter verweten niet effectief te zijn tussengekomen om ernstige misdaden door rebellenbewegingen te verhinderen, en in juli 2022 kwam het tot bloedige protesten tegen MONUSCO. In een toespraak tot de Algemene Vergadering van de VN vroeg de Congolese president Tshisekedi om een versnelde terugtrekking van Monusco, dat “er niet in geslaagd is de opstanden en gewapende conflicten het hoofd te bieden, noch de burgerbevolking te beschermen”.[27]

In 2008-2009 werkte een onderzoeksteam van tientallen Congolese en internationale mensenrechtenexperts in opdracht van de VN aan een diepgaand rapport over de zwaarste schendingen van de mensenrechten in Congo. Het DRC Mapping Exercise Report documenteerde in detail een aanzienlijk aantal moordpartijen, verkrachtingen en andere misdaden tegen de menselijkheid in de periode 1993-2003, bedreven door milities en militairen van Congolese, Rwandese, Burundese en Oegandese origine. Het rapport werd in 2009 voorgelegd aan Navanethem Pillay, toen Hoge Commissaris voor de Mensenrechten.[28] Een ontwerp van het eindrapport werd op 26 augustus 2010 gelekt naar de Franse krant Le Monde, wat tot hevige controverses leidde omdat Rwandese militairen en hun lokale bondgenoten mogelijk genocide hadden gepleegd tegen etnische Hutu burgers die het land ontvluchtten uit angst voor represailles.[29]

De documentaire L'Empire du Silence van Thierry Michel illustreert de episode.[30] Een ouder, maar nog ruimer overzicht biedt de documentaire The Congo Tribunal van Milo Rau uit 2015.[31]

Seksueel geweld in Oost-Congo[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Seksueel geweld in conflictgebieden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Seksueel geweld is in recente conflicten een steeds vaker voorkomende ramp voor de burgerbevolking, en meestal, maar niet alleen, voor de vrouwen. Tijdens de vele conflicten verwierf vooral Oost-Congo, en meer bepaald Butembo,[32] de trieste eer het verkrachtingscentrum van de wereld genoemd te worden.[33]

Humanitaire werkers die het leed helpen verlichten, zoals dokter Denis Mukwege, ontvangen steun en waardering uit het buitenland,[32][34] maar worden in eigen land tegengewerkt[35] en lopen er zelfs gevaar voor eigen leven.[36]

Geografie[bewerken | brontekst bewerken]

Livingstonewatervallen dicht bij Kinshasa

Congo ligt in het centraal westelijk deel van Sub-Saharisch Afrika. Het wordt doorsneden door de evenaar: een derde ligt ten noorden van de evenaar en twee derden ten zuiden. Er zijn veel tropische oerwouden aanwezig met een grote planten- en dierenpopulatie. In wijzerzin vanaf het westen grenst het aan Angola, de Republiek Congo, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Zuid-Soedan, Oeganda, Rwanda, Burundi, Tanzania, het Tanganyikameer en Zambia. Het land heeft tevens een klein stukje kuststrook.

Congo omvat het grootste deel van het stroomgebied van de rivier de Kongo, dat bijna een miljoen vierkante kilometer bestrijkt en waarbinnen de Livingstonewatervallen zich bevinden. De hoogste berg van het land is Mount Stanley, die 5.109 meter hoog is.

Belangrijke steden[bewerken | brontekst bewerken]

Tussen haakjes staan de Nederlandstalige namen uit de Belgische koloniale periode.

Meren en rivieren[bewerken | brontekst bewerken]

  • Grootste meer (in oppervlakte en volume) én het meer met de meeste vissen: Tanganyikameer
  • Andere grote meren: het Albertmeer, het Edwardmeer en het Kivumeer. Deze meren bevinden zich allemaal aan de oostgrens van Congo-Kinshasa.
  • het land telt meer dan 100 rivieren, die bijna alle behoren tot het bekken van de Kongostroom.

Vegetatie[bewerken | brontekst bewerken]

In Congo-Kinshasa komen er drie soorten vegetatie voor:

Natuurgebieden[bewerken | brontekst bewerken]

Het land omvatte in 2022 een vijftigtal beschermde natuurgebieden, waaronder het wereldberoemde Nationaal Park Virunga en het Okapiwildpark. Het Congolees Instituut voor Natuurbehoud is de officiële Congolese instantie voor natuurbehoud.

Bestuurlijke indeling[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Provincies van Congo-Kinshasa voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Na juni 2015[bewerken | brontekst bewerken]

In 2006 werd een wet aangenomen waardoor de indeling werd gewijzigd naar 25 provincies en 1 stadsprovincie. Deze indeling is sinds juni 2015 actief.[37][38] Het is eveneens de indeling die voor een administratieve fusie die in 1966 werd doorgevoerd van kracht was. De provincies zijn ingedeeld in gemeenten (commune), steden (ville) en territoria (territoire). De territoria zijn verder ingedeeld in hoofdmanschappen (chefferie) en sectoren (secteur).

Huidige provincies (het nummer komt overeen met de lijst)
Huidige provincie Oppervlakte (km²) Hoofdstad Voormalige provincie
1. Kinshasa (stadsprovincie) 9965 Kinshasa Kinshasa
2. Centraal-Kongo 53920 Matadi Neder-Congo
3. Kwango 89974 Kenge Bandundu
4. Kwilu 78219 Kikwit Bandundu
5. Mai-Ndombe 127465 Inongo Bandundu
6. Kasaï 95631 Luebo West-Kasaï
7. Centraal-Kasaï 60958 Kananga West-Kasaï
8. Oost-Kasaï 9481 Mbuji-Mayi Oost-Kasaï
9. Lomami 56426 Kabinda Oost-Kasaï
10. Sankuru 104331 Lodja Oost-Kasaï
11. Maniema 132520 Kindu Maniema
12. Zuid-Kivu 65070 Bukavu Zuid-Kivu
13. Noord-Kivu 59483 Goma Noord-Kivu
14. Ituri 65658 Bunia Orientale
15. Opper-Uele 89683 Isiro Orientale
16. Tshopo 199567 Kisangani Orientale
17. Neder-Uele 148331 Buta Orientale
18. Noord-Ubangi 56644 Gbadolite Evenaarsprovincie
19. Mongala 58141 Lisala Evenaarsprovincie
20. Zuid-Ubangi 51648 Gemena Evenaarsprovincie
21. Evenaarsprovincie 103902 Mbandaka Evenaarsprovincie
22. Tshuapa 132957 Boende Evenaarsprovincie
23. Tanganyika 134940 Kalemie Katanga
24. Opper-Lomami 108204 Kamina Katanga
25. Lualaba 121308 Kolwezi Katanga
26. Opper-Katanga 132425 Lubumbashi Katanga

Opmerking: de steden in het vet zijn ook hoofdsteden van de vroegere provincies. Bandundu is de enige stad die haar status als provinciehoofdstad verloren is na de herindeling.

Voor juni 2015[bewerken | brontekst bewerken]

Van 1967 tot juni 2015 was het land onderverdeeld in tien provincies (provinces) en 1 stadsprovincie (ville), de hoofdstad Kinshasa.

Politiek[bewerken | brontekst bewerken]

Tot 1992 was Congo een eenpartijstaat met de Mouvement populaire de la Révolution (MPR, de partij van Mobutu) als enige toegestane partij. Alhoewel daarna, onder toenemende druk van binnen- en buitenland, op papier een meerpartijenstelsel werd ingevoerd, bleef de MPR tot de val van Mobutu in 1997 de dominerende partij.

Na de machtsovername van Laurent-Désiré Kabila verkreeg de AFDL (Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du Congo; Alliantie van de Democratische Krachten voor de Bevrijding van Congo) een bevoorrechte positie. Al snel echter leidde onenigheid binnen de partijen in de Alliantie tot een nieuwe burgeroorlog. Kabila werd op 16 januari 2001 doodgeschoten door een van zijn lijfwachten. Zijn zoon Joseph werd naar voren geschoven als de nieuwe president van het land. De nieuwe president zette in op besprekingen met de verschillende strijdende partijen en de internationale gemeenschap. Dit leidde in december 2002, na bemiddeling van België en Zuid-Afrika tot een vredesakkoord en het vormen van een overgangsregering onder leiding van Joseph Kabila, waar ook de andere strijdende partijen en leden van de oppositie plaatsnamen.

Het parlementaire stelsel werd in 2006 in ere hersteld. Het parlement bestaat uit twee Kamers: de Nationale Vergadering (Assemblée nationale) met 500 zetels en de Senaat (Sénat) met 109 zetels. In beide Kamers van het parlement domineert het Front commun pour le Congo (FCC) van oud-president Kabila.

Demografie[bewerken | brontekst bewerken]

Religie[bewerken | brontekst bewerken]

Meer dan 80% van de bevolking is christen, waarvan 50% rooms-katholiek, 30% protestants waarvan 3 miljoen leden de Nieuw Apostolische Kerk aanhangen. 17% behoort tot de diverse inheemse kerkgenootschappen, waaronder de Kimbanguïstische Kerk (circa 5 miljoen leden). Onder president Mobutu Sese Seko waren de betrekkingen in de jaren zeventig en jaren tachtig tussen de diverse kerkgenootschappen enerzijds en de staat anderzijds gespannen. De katholieke aartsbisschop van Kinshasa Joseph Malula moest in de jaren 70 in ballingschap gaan vanwege zijn kritiek op het regime. In 1973 werden onafhankelijke kerkelijke dagbladen verboden en moesten de protestantse kerken zich verplicht aaneensluiten. In 1990 werden de beperkingen rond de kerk en religie opgeheven en sindsdien genoot de bevolking godsdienstvrijheid. Desondanks bleven de kerken ageren tegen het ondemocratisch karakter van het regime en de schendingen van de mensenrechten. Bij de verkiezingen van 30 december 2018 wist de Kerk zo’n 40.000 vrijwillige waarnemers te mobiliseren, om onregelmatigheden vast te stellen. Hun conclusies, die tegen het regime ingingen, versterkten het moreel gezag van de Kerk in het land.[39]

Naast de officieel erkende kerken zijn er nog diverse niet-geregistreerde kerkgenootschappen. En behalve de christenen zijn er ook moslims in Congo. Zij beslaan 10% van de bevolking.[40]

Daarnaast zijn er nog bahais en aanhangers van inheemse religies.

Economie[bewerken | brontekst bewerken]

Hoewel het land rijk is aan mineralen en ertsen, blijft de landbouw de belangrijkste economische activiteit. De economie had en heeft zwaar te lijden onder corruptie, inefficiënt en niet-transparant bestuur, en de burgeroorlogen die het land teisterden. Een belangrijk deel van de economische activiteiten verloopt noodgedwongen in de informele sector, met name in de mijnbouw en de landbouw. Die activiteiten zijn dan ook niet terug te vinden in officiële statistieken, zoals het bruto nationaal product (BNP).

Corruptie en nepotisme zijn courant en verarmen de samenleving. De levenskwaliteit van de gemiddelde Kongolees is thans slechter dan voor de onafhankelijkheid in 1960. Dit is de economische balans van 58 jaar onafhankelijkheid onder dictators als Mobutu en de clan Kabila.

Conjunctuur[bewerken | brontekst bewerken]

Na een forse groei in 2013-2014, vanwege de gestegen grondstoffenprijzen, viel het BNP tegen 2016 opnieuw sterk terug door een combinatie van prijsdalingen en afgenomen vraag op de grondstoffenmarkt. Vanaf 2017 is een schuchter herstel ingetreden.[41]

Land- en bosbouw[bewerken | brontekst bewerken]

Naar schatting leeft nog steeds ongeveer twee derde van de bevolking op het platteland, grotendeels afhankelijk van landbouwproducten zoals banaan, mais, cassave (maniok), aardnoot en rijst. Bij de handelsgewassen gaat het vooral om koffie, cacao, suiker, thee, katoen, rubber, Palmolieproducten en quinquina, een bittere alcoholische drank met kinine.[42]

De bosbouw levert vele tropische houtsoorten op, zoals afromosia, ebbenhout, wengé, iroko, sapeli en verschillende soorten mahonie, voornamelijk voor de export. Een groot deel van de kap gebeurt echter illegaal,[43] met vaak rampzalige gevolgen voor de ecologie[44] en met bloedige regionale conflicten tot gevolg.[45] Voor een meer ecologische toekomst wordt gewerkt aan de bamboeproductie.[46]

De veeteelt is nog grotendeels kleinschalig, met beperkte aantallen runderen, geiten, schapen en kippen. De veestapel is flink uitgedund door plunderingen als gevolg van de burgeroorlogen. Veel plattelandsbewoners en vluchtelingen zijn uit noodzaak overgegaan tot het bejagen en verhandelen van wilde dieren (Bushmeat).[42]

De visserij heeft een enorm potentieel, met de machtige en biologisch rijke rivier de Kongo en de Grote Meren. Maar ook hier hebben de burgeroorlogen de prille commerciële visserij verlamd, en wordt het visbestand bedreigd door overbevissing, pesticiden en illegale vismethodes.[47]

Onder meer de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) werkt aan een ontwikkelingsprogramma voor de landbouw, zowel voor de eigen voedselvoorziening als voor het economisch belang ervan.[48]

Mijnbouw[bewerken | brontekst bewerken]

Artisanale mijnbouw door "creuseurs"

De bodemrijkdommen van het land zijn overvloedig, met aanzienlijke reserves van ertsen zoals koper, kobalt, nikkel, coltan, goud en diamant. De mijnbouw is vrijwel uitsluitend op de export ingesteld, waarbij koper en kobalt samen 80 percent van de exportinkomsten opleveren.[41] De ertsen worden vooral aangetroffen in het oosten en het zuiden van het land.

De mijnexploitatie in het algemeen is echter onzeker vanwege de instabiele politieke situatie en de onveiligheid. Daardoor is een aanzienlijk deel van de ertsen illegaal naar het buitenland geëxporteerd. De mijnbouw is ook erg ongelijk georganiseerd, met enerzijds grote industriële mijninstallaties, en anderzijds een belangrijke sector van artisanale mijnbouw, de zogenoemde creuseurs (Frans voor “gravers”), die vaak in schrijnende omstandigheden moeten werken.

De industriële mijnbouw was in het verleden grotendeels in handen van staatsbedrijf Gécamines, maar verloopt in de 21e eeuw vaak via joint ventures met multinationals.[49]

Een van de grootste mijnexploitaties is de Tenke Fungurume-mijn in de provincie Lualaba, uitgebaat door de Amerikaanse mijnreus Freeport-McMoRan, later door China Molybdenum. Verder is er samenwerking met het Zwitserse Glencore (koper in Katanga),[50] met het Britse Randgold (goud, Kibalimijn), met de Chinese groepen MMG (koper, Kinsevere, Katanga) en Zijin Mining (koper, Kolwezi, Katanga). Voorts zijn er mijnbouwprojecten, onder meer van het Canadese Ivanhoe Mines.

De gesloten mijncontracten komen niet integer over, met name rond de tussenkomst van zakenlui zoals de Israëliër Dan Gertler[51] of de Belg George Forrest. Volgens het NGO-platform Le Congo n’est pas à vendre (CNPAV)[52] zou Congo tussen 2003 en 2021 minstens 1,95 miljard dollar zijn misgelopen door de deals tussen de staat en zakenman Dan Gertler, die nauwe banden heeft met Kabila en opereerde als tussenpersoon voor internationale mijnbedrijven. Bij de deals was ook de Afrikaanse bank BGFIBank betrokken, zoals bleek uit de Congo Hold-up-revelaties. Ook de NGO Resource matters publiceerde onderzoek in dit verband.[53]

Wel is er in deze sector enigszins vooruitgang geboekt op het stuk van transparantie: verreweg de meeste mijnbouwcontracten van de staat liggen in principe ter inzage, nu de regering is toegetreden tot het Extractive Industries Transparency Initiative.[41][54] Op 9 maart 2018 trad een nieuwe belastingwet voor de mijnbouw in voege, die een basisheffing van minstens 10 procent voorziet, een verdubbeling van het huidige tarief.[55]

Transport[bewerken | brontekst bewerken]

Het spoorwegnet sluit aan op het rivierennet.

Door de enorme afstanden en het moeilijke terrein is het transport in Congo vaak zeer moeilijk. Het zware vervoer steunt in principe op een elkaar aanvullend net: de Kongo met bijrivieren van west naar oost, en een spoorwegnet van (zuid)oost naar west. Het spoorwegnet, in handen van de Société Nationale des Chemins de fer du Congo (SNCC), werd echter lang verwaarloosd.[56] Alleen tussen Matadi en Kinshasa loopt een functionerende spoorlijn. Elders zijn ook spoorlijnen, maar die zijn vaak niet operationeel, of rijden alleen voor vracht zonder dienstregeling.[57]

Congo heeft officieel een wegennet van circa 150.000 kilometer lang, maar daarvan is slechts 2.250 kilometer verhard. Niet-verharde wegen zijn vaak onberijdbaar, zeker in het regenseizoen. Privaat verkeer komt buiten de grote steden vrijwel niet voor, en de brandstofdistributie is vaak verstoord. De bestaande infrastructuur is voornamelijk nog tijdens de periode van Belgisch-Congo aangelegd, en daar is weinig van overgebleven. De belangrijkste verharde link loopt van Kinshasa naar Lubumbashi, die met Chinese hulp geleidelijk geasfalteerd wordt.[57]

Energievoorziening[bewerken | brontekst bewerken]

In 2014 produceerde het land 28 miljoen ton olie-equivalent (Mtoe), 93% biobrandstof en afval. (1 Mtoe = 11,63 TWh, miljard kilowattuur). Dat was bijna genoeg voor de energievoorziening, het TPES (total primary energy supply): 29 Mtoe. Het land importeerde 0,8 Mtoe olie meer dan het exporteerde.

Van de energie ging ongeveer 7 Mtoe verloren bij conversie. Voor eindgebruikers resteerde 22 Mtoe waarvan 0,7 Mtoe = 8 TWh elektriciteit[58] die geheel met waterkracht opgewekt werd.[59]

De uitstoot van kooldioxide was 4,7 megaton, dat is 0,06 ton per persoon,[60] bijna niets vergeleken met het wereldgemiddelde 4,5 ton per persoon.[61]

Het land beschikt ook over een groot potentieel vermogen via waterkrachtcentrales, onder meer op de Ingadam, hoewel de uitvoering te lijden heeft onder wankel bestuur.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Op andere Wikimedia-projecten

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Isidore Ndaywel è Nziem, Histoire générale du Congo. De l'héritage ancien à la République démocratique, 1998, ISBN 2801111740
  • Adam Hochschild, King Leopold's Ghost; A Story of Greed, Terror, and Heroism in Colonial Africa. New York, 1998 (Ned. vert.: De geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo. Amsterdam: Meulenhoff, 1998).
  • David Van Reybrouck, Congo: een geschiedenis, De Bezige Bij (Amsterdam), 2010, ISBN 978-90-234-58661
  • John Prendergast en Fidel Bafilemba (vertaald door Petra van Caneghem), Congo Stories, Uitgeverij Overamstel, Amsterdam, 2019 (296 blz.)

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]