Muisca
De Muisca is een Colombiaanse Chibcha-sprekende indianenstam. De Muisca bewoonden een gebied van ongeveer 25.000 km².[1][2] Het bevolkingsaantal aan het eind van hun geïsoleerde bestaan, bij de aankomst van de Spaanse conquistadores wordt geschat op tussen de 300.000 en twee miljoen mensen.[3]
Etymologie
Het woord "Muisca" betekent in de taal van het volk "mens of persoon". Aangezien het Muysccubun; de Chibchataal van de Muisca, die "taal van de mensen" betekent, geen onderscheid kent tussen enkelvoud en meervoud, betekent het woord ook "mensen, volk of personen".[4][5]
Geografie
De Muisca bewoonden een hoogplateau en aangrenzende valleien in de oostelijke keten van de Colombiaanse Andes. Deze Altiplano Cundiboyacense (Spaans voor "hoogplateau van Cundinamarca en Boyacá") is een gebied dat gekenmerkt wordt door door het jaar heen vrij constant klimaat en een altijdgroene vegetatie herbergt. De Altiplano strekt zich uit van de Páramo de Sumapaz in het zuidwesten tot de Kloof van Chicamocha in het noordoosten en wordt omringd door hogere bergen van de oostelijke keten alsmede valleien die rivieren in de geologische tijd hebben uitgesneden. De vallei ten oosten van de hoogvlakte wordt de Tenzavallei genoemd, een gebied met een milder klimaat dat ook door leden van het Muiscavolk bewoond werd. Het koele klimaat, de regelmatige regenval met nattere periodes in het voor- en najaar, en de hoogteverschillen in het gebied vormden een gunstig uitgangspunt voor de landbouw, waar de Muisca in excelleerden.
Belangrijke watermassa's op de Altiplano zijn en waren de verscheidene meren en moerassen, waaronder het Meer van Fúquene, het Meer van Herrera, het Meer van Iguaque en het Meer van Guatavita. De meren speelden een belangrijke rol in de religie van de Muisca. De rivier Bogotá was de hoofdader in het gebied en stroomt van noordoost naar zuidwest over de hoogvlakte. Andere rivieren die een bron van water en riviervis vormden, waren de rivier Funza en in het uiterste noordoosten van het gebied van de Muisca de rivier Chicamocha en de Sogamoso. De watermassa's kenden hun oorsprong in het Humboldtmeer, een pleistoceen meer dat bestond tot ongeveer 30.000 jaar geleden. De hedendaagse Subaheuvels (Spaans: Cerros de Suba) vormden een eiland in dit Humboldtmeer, dat omgeven werd door hogere bergen. De moerassen in en rond Bogotá, in het Spaans gekend als humedales de Bogotá, zijn een overblijfsel van het Humboldtmeer.[bron?]
De Altiplano Cundiboyacense wordt in het zuidwesten gekenmerkt door de Savanne van Bogotá (Spaans: Sabana de Bogotá), een vlak en vruchtbaar gebied met een gemiddelde hoogte van 2640 meter boven zeeniveau. De Savanne is geen klimatologische savanne, maar wordt zo genoemd vanwege het vlakke karakter.
Klimaat
Het klimaat van de Altiplano Cundiboyacense, gelegen op enkele graden noorderbreedte en met een gemiddelde hoogte van 2650 meter boven zeeniveau, is gedurende het jaar constant en gekenmerkt door microklimaten veroorzaakt door de topografie van de Andes. Bogotá kent een Cfb-klimaat[bron?], waar in de noordelijkste, westelijke en oostelijke lager gelegen valleien een milder klimaat heerst. Algemeen beschouwd is de variatie in neerslag verdeeld in twee drogere en twee nattere "seizoenen". April-mei en oktober-november zijn maanden met meer regenval. De gemiddelde temperatuur in de valleien is 14 graden Celsius met lagere waarden in de hoger gelegen delen. Het centrale deel van Colombia wordt beïnvloed door El Niño en vooral La Niña, die droogte en hevigere regenperiodes veroorzaken.
Klimatogrammen voor de topografische extremen en vier belangrijkste Muiscanederzettingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De klimaten (Af-Cfb-Cwb) van de geografische (NW, NO, ZW and ZO) en topografische extremen en de vier belangrijkste nederzettingen van de Muiscaconfederatie van zuidoost tot noordwest; Bacatá, Hunza, Sugamuxi en Tundama |
Cultuur
Het dagelijkse leven
De samenleving van de Muisca was, zeker voor middeleeuwse begrippen, egalitair.[6] Er was een bepaalde hiërarchie in de gemeenschap, met de leiders, priesters en guecha (krijgers) als belangrijkste vertegenwoordigers, maar de toegang tot grondstoffen en de architectuur vertoonde een samenleving die weinig verschillen kende.[7]
Een typische Muisca-nederzetting bestond uit een aantal huizen rondom dat van de hoofdman. Een huis bestond uit een houten geraamte, muren van stro en gedroogde modder en een met bladeren bedekt dak. De nederzetting was met een palissade afgezet. Muiscas construeerden ten tijde van de Spaanse veroveringen nog geen stenen bouwwerken, hoewel men op heilige plaatsen wel stenen pilaren oprichtte.
Hoewel Muisca-petroglyfen zijn gevonden hadden deze waarschijnlijk geen verhalende functie. De Muiscas beheersten het schrift niet en hun geschiedenis is gebaseerd op overlevering en vertellingen, waardoor hun geschiedenis voornamelijk uit legendes en parabels bestaat. Muiscas waren wel in staat berekeningen te doen. Ze gebruikten daarvoor een 20-tallig stelsel, waarschijnlijk gebaseerd op de vingers en tenen.
Muiscas waren landbouwers. Ze bouwden irrigatiekanalen en terrassen om te voorkomen dat de aarde van de hellingen wegspoelde. De belangrijkste landbouwproducten waren maïs, aardappelen, pompoenen, yucca, bonen en fruit. De mannen bewerkten de aarde en de vrouwen zaaiden en oogsten.
Jacht en visserij waren voor iedereen toegestaan, maar jacht op groot wild, veelal herten die in groten getale de savanne bevolkten, was alleen voorbehouden aan de opperhoofden, de caciques en uzaques.
Weven en mandenmaken was een typische familiebezigheid. Manden werden van riet vervaardigd. Textiel werd geweven van katoen. De vezels van yucca of agave werden gebruikt om touw, netten en riemen te maken. Families maakten zelf aardewerk maar er waren ook nederzettingen waar pottenbakkerij een specialisatie was.
Goudbewerking was binnen de Muisca-cultuur een belangrijk ambacht en de beste goudsmeden woonden rond Guatavita. Goud was echter schaars en moest geïmporteerd worden. Koper werd wel in de regio gevonden en de meeste gouden voorwerpen bestonden dan ook uit een legering van koper en goud, genaamd tumbaga. De Muiscas gebruikten de verlorenwasmethode om unieke objecten te gieten en in stenen gekerfde figuren als gietvorm voor identieke stukken en kettingschakels. Gouden voorwerpen dienden in het algemeen als offergaven, tunjos, aan goden en heilige plaatsen, niet als sieraden voor de opperhoofden.
Op enkele plaatsen in het Muisca-gebied werd mijnbouw bedreven. Smaragd, koper, steenkool en zout werd gewonnen. Zout uit de bronnen van Nemocón, Zipaquira en Tausa werd gewonnen door het zoute water in te koken. Zout was een gewild product en gaf de Muiscas een zekere handelspositie ten opzichte van de omliggende gebieden.
Handel werd over grote afstanden bedreven - sommige bronnen spreken van 800 km. Over smalle paden trokken handelaren over de bergen met handelswaar op hun rug, zoals zoutbroden, keramiek, kleden en voedsel. Aan de grenzen van het Muisca-gebied troffen ze buurstammen, en daar ruilden ze hun producten voor goud, katoen, veren, coca en voedsel.
Ook onderling was handel in het Muisca-gebied georganiseerd. In de nederzettingen waren er om de vier dagen markten en de marktdag was verschillend voor iedere nederzetting. Dit maakte het mogelijk om iedere dag een plaats in de buurt te bereiken waar producten konden worden gekocht of verkocht.
Politieke en maatschappelijke organisatie
Er bestonden ten tijde van de Spaanse veroveringen naast een aantal kleinere gemeenschappen twee grote Muisca bondgenootschappen: Bacatá (Bogota) en Hunza (Tunja) die samen ongeveer 400.000 inwoners hadden. De federatie van Bacata was de grootste en nam ongeveer 40% van het totale Muisca-gebied in beslag, gevolgd door de federatie van Hunza. Aan het hoofd van de Bacatá stond een zipa - bij de Hunza heette het opperhoofd zaque. De zipa en zaque hadden slaven en meerdere vrouwen.
De maatschappelijke organisatie draaide om het cacicazgo, het stamhoofd, en een overerfbaar leiderschap via de vrouwelijke lijn. In het bijzonder: de opvolger van het stamhoofd was de oudste neef, de zoon van zijn zus. Bij erfenissen had de familie van de vrouw recht op het land.
De machtsstructuur van de Muiscas begon op het laagste niveau bij de hoofden van de families, gevolgd door de uzaque – het hoofd van het dorp. Daarboven volgde de bijeenkomsten van de lokale opperhoofden en de federatie van uzaques, om te eindigen bij de zipa of de zaque, de hoogste federale autoriteit, wiens aanzien onder de Muiscas niet veel onderdeed voor de autoriteit van de Spanjaarden. Om belangrijke beslissingen te nemen riep het opperhoofd van de federatie – zipa of zaque – een raad van de uzaques bijeen. Dit vormde een belangrijke bindende factor in de federatie van de Muiscadorpen.
De bevolking betaalde belasting aan de zipa of zaque in de vorm van oogst of arbeid. Daartegenover zorgden de zipa en zaque voor voorraden levensmiddelen en wapens ten tijde van droogte of oorlog.
De opperhoofden stelden wetten op en voerden hun legers aan. De Muiscas droegen ter inspiratie in hun gevechten mummies van overleden strijders mee. Guechas, getrainde strijders, bewaakten de grens. De communicatie binnen het Muisca-rijk werd verzorgd door boodschappers, tiuquines, snelle sterke mannen die het nieuws rennend van dorp naar dorp rondbrachten. De twee belangrijkste vijanden van de Muiscas waren de Muzos en de Panches, stammen aan de grenzen van het Muisca-gebied. Muiscas waren regelmatig in staat van oorlog met deze stammen.
Recent onderzoek toont aan dat lichamen die begraven waren met versieringen en ornamenten, de elite, genetisch meestal geen verwantschap met elkaar hadden. Leiderschap zou dus geen overerfbare eigenschap zijn.
Religie en mythologie
Belangrijke heiligdommen van de Muisca | ||
---|---|---|
Natuur | ||
Meer van Guatavita | Sesquilé Cundinamarca | |
Meer van Tota | Tota Boyacá | |
Meer van Iguaque | Sesquilé Boyacá | |
Meer van Suesca | Suesca Cundinamarca | |
Meer van Fúquene | Fúquene Cundinamarca | |
Meren van Siecha | Guasca Cundinamarca | |
[[Watervallen van Tequendama]] |
San Antonio del Tequendama Cundinamarca | |
Cultuur | ||
El Infiernito | Villa de Leyva Boyacá | |
Maantempel | Chía Cundinamarca | |
Zonnetempel | Sogamoso Boyacá | |
Cojines del Zaque | Tunja Boyacá | |
Tempel van Goranchacha | Tunja Boyacá | |
Bron van Hunzahúa | Tunja Boyacá |
De religie van de Muisca werd gekenmerkt door een relatief klein aantal goden en godinnen die elk een bepaalde natuurwetenschappelijke moderne verklaring hebben. De belangrijkste goden voor de Muisca waren Sué, de god van de Zon, en Chía, de godin van de Maan, die in de religie van de Muisca de echtgenoot was van Sué. Beide goden kenden hun oorsprong in Chimingagua, de oppergod en Schepper van het heelal. Andere belangrijke goden waren Bachué, de moedergodin van alle mensen, vergelijkbaar met de Griekse Gaia, Chibchacum, de god van donder, regen en bliksem, en de wijze Bochica; de boodschapper vergelijkbaar met de Griekse Hermes. Verdere goden en godinnen waren Huitaca, de rebellerende godin van de kunsten (met name dans en muziek), Nencatacoa, de "Bacchus" van de Muisca; god van de bouw, wevers en kunstenaars en festiviteiten, Cuchavira, de regenbooggod, en Chaquén, de god van sport en vruchtbaarheid, licht vergelijkbaar met de Romeinse god Mars. Mindere goden waren Chibafruime, de god van de oorlogsvoering, en de equivalent van de Duivel; Guahaioque, verantwoordelijk voor het liegen, stelen en de dood.
De belangrijkste mythologische figuren waren Thomagata, Pacanchique, Goranchacha en Idacansás.
Elementen van de Muisca-mythologie komen overeen met die van andere Chibcha-culturen en met die van de Inca's. Muiscas geloofden dat Chiminigagua de wereld creëerde. In het begin was alles donker en Chiminigagua zond zwarte vogels uit over de wereld die uit hun snavels schitterende lucht ademden en op die manier licht over de aarde brachten. De zon en de maan, die ook als goden werden vereerd, kwamen daarvoor later in de plaats.
De eerste mens die de aarde bewoonde was een vrouw. Volgens de legende kwam deze vrouw, Bachué, uit het meer van Iguaque, waarboven de zonnewende plaatsvindt. Aan haar hand had ze een jongetje van 3 jaar. Toen de jongen groot genoeg was, trouwden ze en kregen vele kinderen die de aarde bevolkten. Bachué en haar man keerden na vele jaren terug naar het meer Iguaque. Daar veranderden ze in twee slangen en verdwenen weer in het water. Meren waren daarom in de Muisca-religie van groot belang. Bachué was ook de godin van vruchtbaarheid. Zij werd ook wel Furachoque genoemd, wat “Goede Vrouw” betekent.
Een andere legende gaat over Bochica, een man met lange haren en een baard die op een dag uit het Oosten het Muiscagebied betrad. Hij leerde de Muisca-voorouders zich te kleden, zich te beschilderen, oprechtheid, de wetten te respecteren en hij leerde hen over het zielenleven. Op een dag verdween hij in het westen, in de rotsen een voetspoor achterlatend. Jaren later vond er een grote overstroming plaats die dorpen vernielde en waarbij veel mensen omkwamen. De Muiscas smeekten om Bochica en hij verscheen opnieuw op de regenboog. Met zijn gouden staf, sloeg hij de rotsen doormidden. Het water, dat al een meer had gevormd in de savanne, verdween in een grote waterval, de huidige Salto del Tequendama. De schuld van de overstroming lag bij Huitaca, een losbandige duivel, en bij de god Chibchacum, beschermgod van de landbouwers. Bochica strafte hen allebei. Huitaca werd veranderd in een nachtuil en Chibchacum werd gedwongen om voortaan de aarde op zijn schouders te nemen. Muiscas dachten dat aardbevingen ontstonden als hij moe werd en de aarde op zijn andere schouder legde.
Muiscas geloofden in een leven na de dood. De ziel was onsterfelijk en reisde na de dood naar het centrum van de aarde, verder levend in een wereld die leek op de aardse wereld, etend en drinkend met hun vrouwen. Daarom werden bij de begrafenis van een hoofdman een aantal van zijn favoriete vrouwen, slaven, eten en drinken, kleding, wapens en sieraden mee begraven.
Priesters stonden in hoog aanzien in de Muisca-gemeenschap. Zij werden daartoe van kinds af aan opgeleid. Zij onderhielden de tempels en begeleidden religieuze ceremonies. Ze begroeven de doden, de leiders werden eerst gemummificeerd. Offergaven werden via de priesters aan de goden aangeboden. Het aanbidden van de zon en de maan stond centraal in de religie van de Muiscas. De priesters voedden moxas op, kinderen die op 15-jarige leeftijd werden geofferd aan de Zonnegod.
Priesters voorspelden aan de hand van de sterren, maan en wolken het weer en berekenden de tijdstippen waarop gezaaid, bemest en gesnoeid moest worden. Nabij Villa de Leyva zijn nog 25 grote cilindrische kolommen te vinden die in oost-westrichting zijn geplaatst. Deze kolommen werden gebruikt bij astronomische observaties en religieuze ceremonies, en waarschijnlijk fungeerden ze als een grote zonnewijzer. In een straal van een kilometer rondom de zonnewijzer vindt men nog een veelheid aan stenen kolommen, en ook in andere Muisca-gebieden komt men rijen van stenen kolommen tegen. Priesters hadden bovendien kennis van de genezende krachten van kruiden. Hun religieuze ervaringen werden mogelijk beïnvloed door het gebruik van yopo en coca.
Een van de belangrijkste ceremonies binnen de Muisca-gemeenschap was de inwijding van het nieuwe opperhoofd. Mogelijk is het ontstaan van de legende van El Dorado het gevolg van deze ceremonie. Na jaren van voorbereidingen werd de opvolger van het opperhoofd, de zoon van de oudste zus van het vorige opperhoofd, naar het heilige meer van Guatavita geleid. Voor de dageraad werd hij door de priesters ingesmeerd met hars, en bestrooid met goudstof. Als een gouden standbeeld met de scepter van het opperhoofd besteeg hij een vlot met zijn uzaques en zijn priesters. Uit respect keek niemand hem in zijn gezicht. Het volk maakte vuren op de oevers en keerde hem respectvol de rug toe. Bij de eerste zonnestralen wierp het nieuwe opperhoofd goud en smaragden als offergaven aan de goden in het water. Na zich ondergedompeld te hebben besteeg hij opnieuw het vlot om naar de oever terug te keren. Met muziek van trommels, fluiten en bellen en het drinken van chicha (een alcoholische drank van maïs) werd het nieuwe opperhoofd moed, gezag en geluk gewenst.
-
Vrouw met in haar linkerhand een kind en in haar rechterhand een staf. (Goud, 600 AD - 1600 AD)
-
De ogen en mond van dit aardewerken beeldje zijn gemaakt van twee streepjes, waardoor een "koffieboon" gelaatstrek ontstaat. (Keramiek 600 AD – 1600 AD)
-
Borststuk in de vorm van een vogel. Zes vogels zitten op de vogel, waarop mannen in gehurkte houding zitten. Op de vleugels van de vogel zitten nog twee hurkende mannen. (Goud/koper legering, 600 AD – 1600 AD)
Taal
De taal van de Muisca wordt, in de eigen taal, Muysccubun genoemd; "taal van de mensen".[8] Deze vorm van Chibcha werd gesproken doorheen het hele gebied dat de Muisca bewoonden. In het noorden van het huidige departement Boyacá kende men een dialect, dat Duit genoemd wordt. Deze vorm van Muysccubun wijkt licht af van het standaard-Chibcha dat gesproken werd.[9] De taalgroep die heden ten dage Chibcha genoemd wordt, bestaat uit een variëteit aan talen die onderling weinig samenhang hebben; de Chibchataalgroep wordt verondersteld te behoren tot een gebied zich uitstrekkend van Nicaragua tot Centraal-Colombia en is een losse indeling van op elkaar lijkende talen.
Economie
De economie van de Muisca was gestoeld op drie belangrijke pijlers; landbouw, de winning van zout en handel. De eerste Spaanse kronieken verhalen van een volk dat bestond uit uitstekende handelaren, meer dan dat het krijgers waren. Economisch gezien waren de Muisca zelfvoorzienend; in de basisbehoeften werd voorzien door de geavanceerde landbouw en luxeproducten als edelmetalen, veren en schelpdieren werden verkregen door middel van handel met naburige inheemse gemeenschappen.
Landbouw
Landbouw was de voornaamste bron van inkomsten voor de Muisca en werd uitgevoerd op verhoogde terrassen. Er werd gebruikgemaakt van irrigatie en drainage om de hoogste kwaliteit van landbouw te bewerkstelligen. De vruchtbare bodems van met name de savanne van Bogotá in combinatie met de overvloedige regenval en het constante klimaat, maakte twee oogsten per jaar mogelijk. Ook de geografische ligging hielp mee een omvangrijk aanbod aan verschillende gewassen mogelijk te maken; door de klimatologische omstandigheden werden verscheidene gewassen verbouwd in de gunstigste klimaatzones. In de hoger gelegen gebieden werden vooral aardappelen en soorten wortels verbouwd en in de valleien op lagere hoogte vormden maïs en vruchten de hoofdmoot.
Mijnbouw
Naast de landbouw speelde de mijnbouw een belangrijke rol in het dagelijks leven van de Muisca, die "Het volk van zout" of "de zoutmensen" genoemd werden door de eerste Spaanse conquistadores. De zoutwinning concentreerde zich rond de fossiele voorkomens van steenzout waarbij de huidige gemeenten Zipaquirá, Nemocón en Tausa de belangrijkste gebieden vormden. Dit zout werd gewonnen uit lagen afgezet in het Krijt, toen het centrale deel van wat later Colombia is gaan heten, verbonden was met de proto-Caribische Zee. Zeespiegelschommelingen en het hete klimaat zorgden voor periodes van verdamping en afzetting van zoutlagen in de gebieden die tijdens het Neogeen werden opgeheven tot de huidige Andes.
Zout werd gewonnen door brokken steenzout op te lossen in water in keramische potten, verhit boven een vuur. De warmte verdampte het water uit deze zoutoplossingen waardoor zoutkristallen achterbleven. Dit proces was een taak exclusief uitgevoerd door de vrouwen uit de Muiscasamenleving. Het zout werd gebruikt voor het drogen van vis en vlees, in de keuken van de Muisca en als handelsproduct.
Naast zout waren ook de smaragden gewonnen door de Muisca in de wijde omtrek bekend. De naburige Muzo, die de westelijke gebieden van het huidige Boyacá en Cundinamarca bewoonden, bevonden zich in de rijkste smaragdgebieden die heden ten dage Colombia de nummer één producent van smaragden in de wereld maakt. Echter ook oostelijker, met name in de tegenwoordige gemeentes Chivor en Somondoco, werden smaragden gewonnen door de Muisca. Dit proces vond plaats door met stokken de halfedelstenen uit het gesteente te pulken, te wassen of door in sedimentaire gesteenten aanwezige smaragden te winnen. Smaragden waren vooral belangrijk als handelsmiddel en als offers aan de goden uit de religie van de Muisca.
Steenkool vormde een andere bron voor de Muisca en werd voornamelijk gebruikt om vuur mee te stoken of als grondstof voor de pigmenten die gebruikt werden voor de beschildering van kleding. Deze steenkool werd gemijnd uit formaties afgezet in het Eoceen.
Handel
De strategische ligging in het hart van de oostelijke Colombiaanse Andes maakte het mogelijk handel te drijven met verschillende andere inheemse volkeren, ten noorden, zuiden, westen en oosten. De Muisca waren gekend als uitstekende handelaren en hielden regelmatig marktdagen om hun producten te verhandelen met naburige gemeenschappen. De eerste Spaanse verhandelingen over de Muisca vertellen van markten die elke week; dat wil zeggen elke vier dagen, gehouden werden. Belangrijke marktnederzettingen waren Turmequé, Suesca, Zipaquirá, Somondoco, Bacatá en Tunja. Markten werden ook gehouden in Funza, Chocontá, Pacho en Tocancipá. De noordelijke nederzettingen Motavita, Soatá en Chitagoto vormden de belangrijkste basis voor de handel in cocabladeren, die door de Muisca geconsumeerd werden bij religieuze ceremonies. De psychoactieve plant yopó werd verhandeld met de inheemse volkeren in het oosten, afkomstig uit de Llanos Orientales.
Goud, het edelmetaal dat de Spaanse overheersers uiteindelijk naar Bacatá leidde, kwam nauwelijks voor in het gebied dat de Muisca bewoonden, maar werd verhandeld op markten in Sorocotá, gelegen aan de rivier de Suárez. Het goud werd geruild voor smaragden en andere waardevolle producten. Handelaren van de Muisca reisden tot aan La Tora, het huidige Barrancabermeja, om de waardevolle Caribische schelpen aan te kopen die werden gebruikt als offer en als decoratie.
Uniek voor de Muisca was het gebruik van geld; tunjuelo genoemd. Deze ronde muntstukken van goud waren onbedrukt en werden gebruikt als middel voor de handel.
Architectuur
Anders dan de andere drie geavanceerde pre-Columbiaanse beschavingen in de Amerika's; de Inca's, Maya's en Azteken, zijn er van de Muisca geen grote architectonische bouwwerken bewaard gebleven. De architectuur van de Muisca was meestal van hout en bestond uit cirkelvormige bouwwerken. Zowel de tempels als de huizen van de Muisca werden gebouwd door houten palen in een cirkel te plaatsen rondom een iets verhoogd platform. De daken waren van gedroogd plantaardig materiaal. De huizen van de Muisca werden bewoond door een familie en kenden geen afscheidingen waardoor één open ruimte overbleef. De nederzettingen waren klein en bestonden uit tien tot hooguit honderd van deze cirkelvormige huizen. Rondom de nederzetting werden palissades opgericht. De woning van de cacique bevond zich centraal in de nederzetting, meestal gelegen aan een klein plein.
Van de huizen en heiligdommen van de Muisca is door het gebruik van vooral hout en gedroogde materialen zeer weinig bewaard gebleven. Een reconstructie van de belangrijkste tempel van de Muisca is gebouwd in het archeologisch museum van Sogamoso door Eliécer Silva Celis, gebaseerd op studies van de vroege kronieken over de Muisca gecombineerd met archeologische vondsten. Andere tempels, bijvoorbeeld de Maantempel in Chía, zijn niet bewaard gebleven. Bovendien vernietigden de Spaanse overheersers de bestaande heiligdommen in de vroeg-koloniale periode en bouwden er katholieke kerken en kathedralen voor in de plaats. De Muisca bouwden, anders dan de Inca's, ook geen wegen. Handelsroutes werden uitgegraven in het losse zand of gevormd door kabelbruggen te spannen over de vele rivieren en kreken in het gebied.
Astronomie en kalender
Zoals ook andere precolumbiaanse beschavingen kenmerkten de Muisca zich door een gevorderde kennis van de hemellichamen. Op verscheidene strategische locaties op de Altiplano werden tempels gebouwd ter ere van de belangrijkste goden van de Muisca; de zonnegod Sué en zijn echtgenote, de maangodin Chía. De belangrijkste tempels waren aldus die van Sugamuxi, de stad van de Zon, en Chía, de stad van de Maan. Ook buiten deze gebieden werden astronomische bouwwerken geplaatst, met als bekendste nog bestaande vertegenwoordiger El Infiernito. Deze plek, die door de Spaanse koloniserende macht "de kleine hel" genoemd werd, bestaat uit rijen opgerichte menhirs die tijdens de zonnewendes van juni en december een lijnrechte schaduw werpen. El Infiernito, net buiten Villa de Leyva, is een van de weinige tastbare overblijfselen van de astronomische kennis van de Muisca.
De geavanceerde astronomische kennis van de Muisca is ook vertegenwoordigd in hun kalender. Deze lunisolaire kalender kende een complexe rekening naargelang de stand van de Zon en vooral de Maan. De kalender werd gevormd door drie verschillende typen jaren; het "rurale jaar" (Spaans: año rural) dat twaalf of dertien maanden kende, het "gewone jaar" (Spaans: año común of in Muysccubun zocam) gekenmerkt door het "perfecte" aantal van twintig maanden en het "heilige jaar", bestaande uit 37 maanden.[10][11][12]
Elke maand bestond uit dertig dagen en de weken werden onderverdeeld in vier dagen elk. De Colombiaanse antropoloog publiceerde in 2009 zijn afstudeeronderzoek over deze kalender en concludeerde dat deze unieke combinatie van maanden het resultaat was van de verschillende maanstanden. De synodische maand wijkt licht af van de siderische maand, een feit dat de Muisca met deze complexe kalender trachtten te beschrijven.
Volgens de legende zou Bochica de Muisca hebben geleerd om te weven, pottenbakken en landbouwbedrijven. De komst van Bochica, beschreven door Pedro Simón op 14.800 maanden ervoor, zou 20 Bxogonoa of 2000 heilige jaren van 37 maanden, geleden plaatsgevonden hebben.[13] In de Gregoriaanse kalender is dat 6166,7 jaar.
Oorlogsvoering
Historische veldslagen | ||
---|---|---|
Slag bij Pasca | 1470 | zipa Meicuchuca |
cacique Sutagao | ||
Slag bij Chocontá | 1490 | zipa Saguamanchica |
zaque Michuá | ||
Slag bij Tocarema | 20 aug 1538 |
zipa Sagipa & conquistadores |
Panche |
Hoewel de Muisca ook bij de Spanjaarden bekendstonden als een volk van handelaars, niet van krijgers (muchas hipas, no minas), kende de samenleving een klasse van krijgers die het terrein aan de buitengrenzen beschermde en strijd voerde. In de laatste decennia van de Muiscaconfederatie zijn slechts twee veldslagen beschreven; de Slag bij Chocontá ongeveer in 1490 en de Slag bij Pasca rond de twintig jaar eerder.
De Slag bij Tocarema was een veldslag tijdens de Spaanse verovering, toen naar schrijven vijftig Spaanse soldaten een alliantie met 15.000 guecha van zipa Sagipa de Panche in Cachipay versloegen en onderwierpen.
Geschiedenis
Geschiedenis van de Muisca | ||
---|---|---|
Lithische periode | < 10.000 | |
Archaïsche periode | 10.500 - 800 v. Chr. | · El Abra · Tequendama · Piedras del Tunjo · Checua · Meer van Herrera |
Herreraperiode | 800 v. Chr. - 800 | |
Muisca | 800 - 1537 | |
Spaanse verovering van de Muisca | 1537 - 1539 | |
Koloniale tijd | 1539 - 1810 | |
Colombia | 1810 - |
De geschiedenis van de Muisca bestrijkt een periode tijdens de Europese middeleeuwen en vroege zestiende eeuw; van ongeveer 800 tot 1537. De Muisca vormden een van de vier grote pre-Columbiaanse beschavingen in de Amerika's. De geschiedenis van de Inca's, Maya's en Azteken is uitgebreid gedocumenteerd en beschreven, waar de Muisca relatief weinig historische aandacht hebben gekregen.
Gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw, bood meer en breder onderzoek naar de beschaving op de Altiplano Cundiboyacense; het centrale hoogplateau in de oostelijke keten van de Andes in Colombia, inzicht in de leefwijze, zelfvoorzienende economie, bloeiende handel, relatief weinig conflicten met naburige gemeenschappen, rijke landbouw, keuken, religie, mythologie, astronomie en kalender en vooral de naamgever van het "Volk van het Zout" (Spaans: Pueblo de la Sal); de winning van en handel in steenzout, gewonnen in de vallei van Zipaquirá-Nemocón en Tausa. De Muisca werden echter bekend vanwege de bewerking en gedetailleerde kunst in een edelmetaal dat nauwelijks voorkomt op de Altiplano: goud. De Muisca gebruikten voornamelijk legeringen hiervan met koper en zilver, dat tumbaga (geel goud) genoemd wordt.
Op het moment van eerste contact en verovering, in het voorjaar van 1537, bewoonden tussen 300.000 en twee miljoen Muisca een gebied van ongeveer 25.000 km²; gelegen in de hedendaagse departementen Cundinamarca, Boyacá en een klein deel van Santander. De valleien en heuvels van de Andes, van de mensen; Muisca of Muysca betekent zowel "mens" als "mensen", was georganiseerd in een losse "confederatie". Het zuidelijke deel van de Altiplano; de Savanne van Bogotá, werd geleid door de zipa, het centrale en noordwestelijke deel door de zaque en de noordoostelijke vallei van Sogamoso-Duitama werd beheerd door de religieuze iraca in de Stad van de Zon; Sugamuxi en de tundama in Tundama.
De verovering door de Spanjaarden nam relatief weinig jaren in beslag. De wapenuitrusting van de Europeanen was veruit superieur aan de lichte speren, stokken en giftige pijlen van de inheemse volkeren. Enkele dodelijke epidemieën veroorzaakten de grootste neergang in de Muiscageschiedenis; in de eerste honderd jaar stierf rond de tachtig procent van de Muisca.
Vergeleken met de Azteken, Maya's en Inca's zijn de Muisca als vierde grote beschaving in de Amerika's onbekend, mede door het gebrek aan stenen architectuur als Tenochtitlan, Chichen Itza, Tikal, Copán en Machu Picchu. De bekendheid werd vooral gevormd vanwege de fijne goudbewerking en de winning van zout, een taak die exclusief de vrouwen uit de Muiscasamenleving beoefenden.
Kennis van de geschiedenis van de Muisca komt uit primaire bron van Gonzalo Jiménez de Quesada en vroege secundaire bronnen van Pedro Simón, Juan de Castellanos en later Lucas Fernández de Piedrahita. Modern archeologisch, antropologisch en astronomisch onderzoek vond plaats door Carl Henrik Langebaek, Javier Ocampo López, Jorge Gamboa Mendoza, Manuel Izquierdo Peña, Marianne Cardale de Schrimpff, Ana María Groot de Machecha, Thomas van der Hammen en anderen.
Lithische periode
Tijdens het late pleistoceen en het vroegste holoceen, was het klimaat van de Altiplano Cundiboyacense kouder dan vandaag; glaciaties in de zuidelijker gelegen Sumapaz en het bestaan van het ongeveer 4500 km² grote Humboldtmeer, vormden het toneel voor pleistocene megafauna; fossiele resten van Stegomastodon, Neochoerus, Odocoileus en Haplomastodon waringi.[14] Astrapotherium kende als habitat de rivier Magdalena, ten westen van de hoogvlakte.[15] Fossil remains of Megatherium en Mastodon zijn gevonden in Quipile, in voormalig Pancheterrein.[16] Het Humboldtmeer, dat de vlakke topografie van de Savanne van Bogotá bedekte, begon te verdwijnen rond 30.000 jaar geleden.[17]
De eerste menselijke bewoners bereikten de hoogvlakte in de Andes rond 12.500 geleden en vestigden zich in de overhangende rotsen van El Abra. In Tibitó, in het nabijgelegen Tocancipá werden vondsten van deze jager-verzamelaars gedateerd tot 11.500 jaar geleden.[18][19] Ook in Tequendama, een rotspartij ten westen van de kern van Soacha, zijn archeologische vondsten gedaan van vroege en langdurige bewoning, van 11.000 jaar geleden tot de verovering door de Spanjaarden in 1537.[20]
-
Megatherium en Glyptodonten
Archaïsche periode
De stenen werktuigen, gevonden op verschillende locaties van de Altiplano, wijzen op een overgang van jager-verzamelaargemeenschappen naar een cultuur van permanente vestiging. Aguazuque en Checua zijn vindplaatsen in respectievelijk Soacha en Nemocón die deze overgang en de introductie van landbouw, begrafenisrituelen, domesticatie van cavia's en de ingebruikname van keramiek hebben blootgelegd.[21][22] Verscheidene gereedschappen dienden voor de ontbening van hertenvlees, dat de hoofdmoot van het eiwitrijke dieet vormde.[23]
Herreraperiode
De Herreraperiode wordt algemeen gedefinieerd van 800 vóór tot 800 na Christus.[24][25] Deze tijd werd gekenmerkt door het eerste keramiek, de vroege goudbewerking en de archeoastronomische plaats El Infiernito. De periode is genoemd naar het Herrerameer, waar vondsten voorafgaand aan deze periode en uit de Herreraperiode zijn gevonden.[26]
Menselijke tijdlijn van de Altiplano Cundiboyacense, Colombia | |
Opkomst van de Muisca
300 tot 400 jaar voor onze jaartelling trokken Chibcha-sprekende indianen vanuit Midden-Amerika naar Colombia, Venezuela en Ecuador. De Chibcha vestigden zich oorspronkelijk aan de Atlantische kust en later in het binnenland. Rond 1000 n.Chr. migreerden oorlogszuchtige Carib-indianen van de Braziliaanse kuststreek en de Caraïbische eilanden naar de Colombiaanse kusten en de rivierdalen van de Rio Magdalena en Rio Cauca en verdreven de Chibcha naar hoger gelegen Andes-gebieden. De Chibcha-indianen bereikten een hoge graad van economische en politieke ontwikkeling. Toen de Europeanen rond 1500 Zuid-Amerika begonnen te ontdekken was de Chibcha de prominentste etnische groep in Colombia. Zij waren onderverdeeld in de Muisca en de Tairona, en nog enkele kleinere groepen.
Op het hoogtepunt van de Muisca-cultuur leefden er zo’n 56 verschillende stammen met ongeveer 1.000.000 inwoners verspreid in nederzettingen over het gebied van het huidige Cundinamarca en Boyacá, ca. 50.000 km². In een volkstelling van 1993 werden er nog 500 geregistreerd.
De Spaanse overheerser gaf deze groep indianen de naam Muisca omdat ze het woord veelvuldig gebruikt hoorden worden. De indianen duidden zichzelf echter niet aan met deze naam, het woord Muisca betekent in dit Chibcha-dialect 'persoon'. Door de klankovereenkomst en het feit dat de Spanjaarden veel Muiscas aantroffen werden ze ook wel Mosca genoemd, het Spaanse woord voor vlieg.
Muiscaconfederatie
Spaanse verovering
Ten tijde van de Spaanse veroveringsexpedities tussen 1518 en 1540, bewoonden de Muisca veruit het kleinste gebied van de vier grote pre-Columbiaanse beschavingen; de 25.000 km² viel in het niets bij het Incarijk van 100 maal zo groot of de Mexicaanse beschavingen van de Azteken en Maya's. De Inca's en Azteken waren rijken met een centrale administratie, waar de Maya's een rijk in verval belichaamden. De Muisca waren stabiel en kenden alleen en langdurig conflict met hun westerburen; de Panche.
De Azteken en Inca's hadden hun hoofdkwartier op hoogvlaktes, iets wat ook de Muisca kenmerkte; de vruchtbare meerbodems en het constante gunstige klimaat van de Savanne van Bogotá maakten de verspreiding van landbouw en zelfvoorzienende economie mogelijk. De expeditie van de conquistadores van de kust naar het binnenland was de zwaarste van de vier grote veroveringen in de Amerika's; meer dan tachtig procent van de soldaten overleefde de barre tocht van Santa Marta door de jaguarrijke jungle van César en slingerend door Santander naar de koelere hoogvlakte van de Andes niet.
De eerste ontdekking van de kustlijn van het hedendaagse Colombia werd niet gedaan door Columbus, naar wie het land genoemd is, maar door Alonso de Ojeda met Juan de la Cosa, de cartograaf die eerder Columbus vergezelde op zijn eerste reizen. In 1509 lukte het De Ojeda een tweede expeditie te starten na zeven jaar afwezigheid na zijn door geldschieters als mislukt omschreven eerste reis. Tijdens deze tocht verkenden de conquistadores de noordkust van Colombia, aan de Caribische Zee. Het duurde tot 1525 eer de oudste nog bestaande belangrijke stad (Turbaco was eerder) gesticht werd; Santa Marta. Rodrigo de Bastidas vestigde in dit voormalige Taironaterrein de stad aan de voet van de gelijknamige bergketen.
Verhalen over het mythische goudland El Dorado deden aan de Caribische kust in de jaren dertig van de 16e eeuw de ronde. Een land dat diep in de Andes verborgen zou moeten liggen en waar de zipa zich opgedoft met goudstof in het ijskoude Meer van Guatavita zou springen. Zoveel goud, smaragden en andere voor de Spanjaarden waardevolle grondstoffen leidden tot de vorming van een queeste naar El Dorado.
De broers Gonzalo Jiménez en Hernán Pérez de Quesada vertrokken vanuit Santa Marta op 6 april 1536 met ruim negenhonderd man, tachtig paarden en verscheidene schepen richting het binnenland van het latere Colombia. De expeditie werd eerst opgesplitst in een deel over land, geleid door de broers De Quesada, en een troep stroomopwaarts over de grootste rivier van Colombia; de Magdalena. De varende missie faalde snel door ziektes, krokodillen en de inheemse volkeren langs de rivier en keerde deels terug naar Santa Marta en voegde zich anderzijds bij de troepen over land.
Deze conquistadores hadden het niet makkelijker; de verstikkende jungles met hevige regenval, ziektes, muggen, spinnen, krokodillen, tapirs en de gevreesde tigre; de jaguar, eisten hun tol. De kronieken van Gonzalo Jiménez de Quesada verhalen van slapende soldaten in geïmproviseerde hangmatten die letterlijk overdonderd werden door de nocturne roofdieren tijdens duistere onweersnachten.
Het afleggen van trajecten van enkele honderden kilometers nam maanden in beslag, waar met machetes paden gehakt werden breed genoeg om de onhandige paarden in de tropische hitte door te laten. Als slaaf gemaakte inheemsen langs de route, die andere Chibchatalen dan Muysccubun spraken, werden ingezet als tolk en om te onderhandelen met lokale inheemse groepen.
Naarmate de expeditie dichter bij de Altiplano kwam, werd de behandeling door de lokale bevolking minder opstandig. De eerste ontmoeting met Muisca vond plaats in Chipatá, langs de rivier de Suárez, in het tegenwoordige zuidwesten van Santander. In maart 1537, elf maanden na het vertrek uit Santa Marta, had de Spaanse delegatie de Muiscaconfederatie bereikt.
Gedurende maart en april trok de sterk gereduceerde troepenmacht onder leiding van Gonzalo de Quesada door Boyacá en het noorden van Cundinamarca om de Savanne van Bogotá te bereiken uitzicht hebbend op het uitgestrekte landbouwgebied. Op twintig april werd zipa Tisquesusa verjaagd naar de heuvels van Facatativá en troffen de Spaanse troepen een verlaten Bacatá (het huidige Funza).
De Spanjaarden rustten en vestigden zich hier in eerste instantie en trokken verder in verschillende richtingen. Hernán Pérez de Quesada trok noordwaarts terug over dezelfde route en stichtte Sutatausa, terwijl zijn broer oostwaarts de Tenzavallei met de rijkdommen van Chivor en Somondoco doorkruiste. Beide expedities ontmoetten elkaar om in Tunja, toenmalig Hunza, de zaque in zijn huis te verslaan.
In de eerste dagen van september 1537 trokken de troepen verder naar de Stad van de Zon Sugamuxi waar soldaten van de expeditie de belangrijkste religieuze plaats van de Muisca; de Zonnetempel in brand staken.
De troepen keerden terug naar de Savanne van Bogotá en richtten een kampement op in Bosa. Vanuit hier werden verdere expedities georganiseerd. Op zes augustus 1538 werd Santa Fe de Bogotá gesticht, genoemd naar Bacatá, de Muiscanaam voor de savanne.
De vier grote pre-Columbiaanse beschavingen | |||||
---|---|---|---|---|---|
Azteken | Maya's | Muisca | Inca's | Noten | |
Kaart | |||||
Oppervlakte (km²) | 304.325 | ~300.000 | max. 25.000 | >2.000.000 | [27] |
"Hoofdstad" | Tenochtitlan | none | Bacatá | Cusco | [28] |
Tegenwoordige naam | Mexico-Stad | geen | Bogotá | Cuzco | |
Breedte (N/Z) | 19°26′06″ N | 20°40′59″ N | 04°35′53″ N | 13°31′30″ Z | [29] |
Lengte (W) | 99°07′53″ | 88°34′07″ | 74°04′34″ | 71°58′20″ | [30] |
Kustgrens | |||||
Centraal bestuur | |||||
Stenen architectuur | |||||
Schrift | |||||
Eerste Europese contact | 1519 | 1502 | 1537 | 1528 | |
Begin van de verovering | 1519 | 1524 | 1537 | 1532 | [31] |
Eind van de verovering | 1521 | 1679 | 1540 | 1572 | [32] |
Belangrijkste leider | Moctezuma II | Tisquesusa | Atahualpa | [33] | |
Belangrijkste conquistador | Hernán Cortés |
Francisco de Montejo |
Gonzalo Jiménez de Quesada |
Francisco Pizarro |
|
Geboortejaar | 1485 | 1479 | 1496 | 1471 | [34] |
Jaar van sterfte | 1547 | 1553 | 1579 | 1541 | [35] |
Koloniale periode
Jaren | Epidemie |
---|---|
1537 | Provincie Tunja: ~250,000 ges. inw. |
1558< | geen gegevens |
1558-60 | pokken, mazelen |
1568-69 | influenza |
1587-90 | influenza (of tyfus) |
1607 | pokken |
1617-18 | mazelen (na voedseltekorten) |
1621 | pokken |
1633 | tyfus |
1636 | Provincie Tunja: ~50,000 ges. inw. −80% |
Zoals in heel Latijns-Amerika vormde de vroege koloniale periode een kaalslag voor de oorspronkelijke bevolking, hoofdzakelijk door Europese epidemieën die de Spaanse veroveraars met zich meedroegen. Geschat wordt dat tussen de zestig en tachtig procent van de oorspronkelijke Muisca stierven aan ziektes als pokken, mazelen, griep en tyfus.
Bijzonder is de mazelenepidemie van 1617-18. De economie en landbouw van de Muisca was zelfvoorzienend en gericht op handel; voedseltekorten zijn in pathologisch onderzoek niet aangetroffen. De Spanjaarden introduceerden snel gewassen van de Oude Wereld als graan, gerst en later koffie, wat de voorheen succesvolle inheemse landbouw verstoorde.
Religieus gezien was de verovering vrij eenvoudig; de laatst beschreven openbare Muiscareligieuze plechtigheid vond plaats eind december rond de zonnewende van 1563 in Ubaque. De makkelijk af te breken kleine tempels werden vervangen door stenen kerken en kathedralen.
Hedendaagse Muisca
Vandaag de dag bewonen afstammelingen van de originele Muisca verscheidene gemeenten rondom Bogotá, alsmede de westelijke delen (localidades) van de hoofdstad; Chía, Cota, Bosa, Suba, Usaquén. Het Muysccubun wordt sinds de late achttiende eeuw als uitgestorven beschouwd. Een school in Cota geeft lessen in de originele taal, die ook linguïstisch onderzoek aan de vele universiteiten in Bogotá opleverde.
Naburige inheemse volkeren
Guayupe
- (es) Moreno Romero, Marisol, Riaño Cardenas, Ricardo (1998). La cultura guayupe: presencia prehispánica en los llanos del Meta - The Guayupe culture: prehispanic presence in the plains of Meta. Alcaldía Mayor de Villavivencio, Villavicencio, Colombia, pp. 1-102. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
Muzo
- (es) Tequia Porras, Humberto (2008). Asentamiento español y conflictos encomenderos en Muzo desde 1560 a 1617 - Spanish settlement and encomienda conflicts in Muzo from 1560 to 1617 (M.A.). Pontificia Universidad Javeriana, pp. 1-91. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
Panche
- (es) Martínez, Ángel (2005). Los Panches - Los inconquistables Panches del Magdalena - The Panche - the unconquerable Panches of the Magdalena River. Liliana Pérez Illera, Ángel Martínez T & MJ Editores, pp. 1-207. ISBN 9789589760703. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
U'wa
- (es) Casilimas Rojas, Clara Inés (2005). Expresión de la modalidad en la lengua uwa, pp. 247-262. Geraadpleegd op 11 juli 2016.
Zie ook
Portaal Colombia |
Referenties
Externe links
- (es) Muisca kunstvoorwerpen. Museo del Oro, Bogotá
- (en) Muisca kunstvoorwerpen. National Museum of the American Indian
- (en) Lost Kingdoms of South America - Lands of Gold - documentaire over de muisca en hun goudbewerking
Noten
- ↑ Een waarde van 47.000 km², "zo groot als Zwitserland", wordt gegeven in de literatuur; deze waarde is de gezamenlijke oppervlakte van Boyacá en Cundinamarca, waar ook andere inheemse volken anders dan de Muisca woonden
- ↑ (es) De oppervlakte van de Muiscaconfederatie bestreek bijna 47.000 km2, pagina 12
- ↑ (es) Muiscaconfederatie had tussen de 300.000 en 2.000.000 inwoners
- ↑ (es) Muysca - Muysccubunwoordenboek online
- ↑ Het in de Spaanse taal gebruikte "muiscas" is daarmee een hispanisme. De in het Engels gebruikelijke benaming "Muisca people" is zodoende een tautologie.
- ↑ Kruschek, 2003, p.180
- ↑ Henderson & Ostler, 2005, p.149
- ↑ (es) Snelgids muysccubun
- ↑ Uricoechea, Ezequiel (1871). Gramática, vocabulario, catecismo y confesionario de la lengua chibcha, según antiguos manuscritos anónimos e inéditos.
- ↑ Izquierdo Peña, 2009, p.30
- ↑ Duquesne, 1795, p.3
- ↑ Izquierdo Peña, 2014, 20:35
- ↑ Izquierdo Peña, 2014, 50:25
- ↑ Vindplaats Soatá - Paleobiology Database
- ↑ Vallejo-Pareja, M. C., Carrillo, J. D., Moreno-Bernal, J. W., Pardo-Jaramillo, M., Rodriguez-Gonzalez, D. F. (2015). 'Hilarcotherium castanedaii, gen. et sp. nov., a new Miocene astrapothere (Mammalia, Astrapotheriidae) from the Upper Magdalena Valley, Colombia. DOI:10.1080/02724634.2014.903960, x.
- ↑ (es) Officiële website Quipile (gearchiveerd)
- ↑ Torres, Vandenberghe & Hooghiemstra, 2005, p.128
- ↑ (es) Nivel Paleoindio. Abrigos rocosos del Tequendama
- ↑ Gómez Mejía, 2012, p.153
- ↑ (es) Investigaciones arqueologógicas en los abrigos rocosos del Tequendama
- ↑ Correal Urrego, 1990, p.237-244
- ↑ Groot de Mahecha, 1992, p.64-77
- ↑ Correal Urrego, 1990, p.79
- ↑ (es) Chronologie van pre-Columbiaanse periodes: Herrera en Muisca
- ↑ Kruschek, 2003
- ↑ De Paepe & Cardale, 1990, p.100
- ↑ Bij verovering, voor de Maya's de grootste verspreiding
- ↑ Voor de Muisca de belangrijkste "hoofdstad"
- ↑ Breedtegraad van de hoofdstad; Chichen Itza voor de Maya's
- ↑ Lengtegraad van de hoofdstad; Chichen Itza voor de Maya's
- ↑ Jaar van verovering van de hoofdstad; voor de Maya's de belangrijkste eerste veroveringen
- ↑ Algemeen geaccepteerd laatste jaar
- ↑ Ten tijde van verovering hoofdstad
- ↑ Per eerstgenoemd jaar uit de literatuur
- ↑ Per laatstgenoemd jaar uit de literatuur
Bibliografie
- Eugenio Gutierez Cely, Miguel Angel Urrego Ardila (1995). 1001 cosas sobre la historia de Colombia que todos debemos saber. Bogotá: Circulo de Lectores S.A. ISBN 958-28-0751-2
- This is Colombia. Second Editon. Ediciones Gamma S.A. ISBN 958-9308-66X
- Boletín del Museo del Oro, No. 27 de 1990 Tunjos y Accesorios
- Gerardo Reichel-Dolmatoff. Arqueología de Colombia: Un texto introductorio
- Biblioteca Virtual Luis Ángel Arango, Banco de la República: Mitología de los Chibchas, sus usos y costumbres, Coronel Joaquín Acosta
Pre-Colombiaanse auteurs
- (es) Jiménez de Quesada, Gonzalo (1576). Memoria de los descubridores, que entraron conmigo a descubrir y conquistar el Reino de Granada. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) De Castellanos, Juan (1857 (1589)). Elegías de varones ilustres de Indias, 1–567. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Lugo, Bernardo de (1619). Gramática en la lengua general del Nuevo Reyno, llamada mosca - Grammar in the general language of the New Kingdom, called Mosca [Muisca], Madrid, Spain, pp. 1-162. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Simón, Pedro (1892 (1626)). Noticias historiales de las conquistas de Tierra Firme en las Indias occidentales (1882-92) vol.1-5. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Fernández de Piedrahita, Lucas (1688). Historia general de las conquistas del Nuevo Reino de Granada. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Duquesne, José Domingo (1795). Disertación sobre el calendario de los muyscas, indios naturales de este Nuevo Reino de Granada - Dissertation about the Muisca calendar, indigenous people of this New Kingdom of Granada, pp. 1-17. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Humboldt, Alexander von (1807). Sitios de las Cordilleras y monumentos de los pueblos indígenas de América - Calendario de los indios muiscas - Parte 1 - Views of the Cordilleras and Monuments of the Indigenous Peoples of the Americas - Muisca calendar - Part 1. Biblioteca Luis Ángel Arango, "VI". Gearchiveerd op 3 augustus 2012. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Humboldt, Alexander von (1807). Sitios de las Cordilleras y monumentos de los pueblos indígenas de América - Calendario de los indios muiscas - Parte 2. Biblioteca Luis Ángel Arango, "VI". Gearchiveerd op 15 april 2013. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Humboldt, Alexander von (1807). Sitios de las Cordilleras y monumentos de los pueblos indígenas de América - Calendario de los indios muiscas - Parte 3. Biblioteca Luis Ángel Arango, "VI". Gearchiveerd op 31 oktober 2016. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
Latere publicaties over de geschiedenis van de Muisca
Prehistorie
- (es) Cardale de Schrimpff, Marianne (1985). En busca de los primeros agricultores del Altiplano Cundiboyacense - Searching for the first farmers of the Altiplano Cundiboyacense. Banco de la República, Bogotá, Colombia, 99–125. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (en) Cooke, Richard (1998). Human settlement of Central America and northernmost South America (14,000-8000 BP). Pergamon, pp. 177-190.
- (es) Correal Urrego, Gonzalo (1990a). Aguazuque: Evidencias de cazadores, recolectores y plantadores en la altiplanicie de la Cordillera Oriental. Banco de la República: Fundación de Investigaciones Arqueológicas Nacionales, Bogotá, Colombia, pp. 1-316. Gearchiveerd op 13 mei 2016. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Correal Urrego, Gonzalo (1990b). Evidencias culturales durante el Pleistocene y Holoceno de Colombia - Cultural evidences during the Pleistocene and Holocene of Colombia, 69–89. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Groot de Mahecha, Ana María (1992). Checua: Una secuencia cultural entre 8500 y 3000 años antes del presente - Checua: a cultural sequence between 8500 and 3000 years before present. Banco de la República, pp. 1-95. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Hammen, Thomas van der, Correal Urrego, Gonzalo (2003). Supervivencia de mastodontes, megaterios y presencia del hombre en el Valle del Magdalena (Colombia) entre 6000 y 5000 A.P. - Survival of mastodonts, megatheriums and the presence of man in the Magdalena Valley (Colombia) between 6000 and 5000 years BP, pp. 159-164. Gearchiveerd op 7 juli 2011. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Hammen, Thomas van der (2003). La conservación de la biodiversidad: hacia una estructura ecológica de soporte de la nación colombiana. Universidad Nacional de Colombia, pp. 286-291. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (en) Hammen, Thomas van der (1994). Stratigraphic Dating and Cultural Sequences of Pre-Hispanic Northern South America. The Getty Conservation Institute, pp. 381-393. ISBN 0-89236-249-9. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Hammen, Thomas van der, Correal Urrego, Gonzalo, Klinken, Gert Jaap van (1990). Isótopos estables y dieta del hombre prehistórico en la sabana de Bogotá - Stable isotopes and diet of the prehistoric man on the Bogotá savanna, Bogotá, Colombia, pp. 3-10.
- (es) Paepe, Paul de, Cardale de Schrimpff, Marianne (1990). Resultados de un estodio petrológico de cerámicas del Periodo Herrera provenientes de la Sabana de Bogotá y sus implicaciones arqueológicas - Results of a petrological study of ceramics form the Herrera Period coming from the Bogotá savanna and its archaeological implications. Museo del Oro, pp. 99-119. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (en) Torres, Vladimir, Vandenberghe, Jef, Hooghiemstra, Henry (2005). An environmental reconstruction of the sediment infill of the Bogotá basin (Colombia) during the last 3 million years from abiotic and biotic proxies. Elsevier, pp. 127-148.
Muysccubun
- (es) Espejo Olaya, Maria Bernarda (1999). Notas sobre toponimia en algunas coplas colombianas - Notes about toponomy of some Colombian ballads - Thesaurus, pp. 1102-1157. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Gamboa Mendoza, Jorge (2010). Gramática en la Lengua General Del Nuevo Reino, Llamada Mosca - Grammar in the general language of the New Kingdom, called Mosca (Muisca). Instituto Colombiano de Antropología e Historia, Bogotá, Colombia, 1–191. ISBN 9588181658. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Saravia, Facundo Manuel (2015). Curso de aproximación a la lengua chibcha o muisca - Nivel 1 - Introduction course to the Chibcha or Muisca language - Level 1. Fundación Zaquenzipa, 1–81. Gearchiveerd op 4 juni 2016. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
Samenleving
- (en) Cooper, Jago, Langebaek, Carl Henrik (2013). The Lost Kingdoms of South America - Episode 3 - Lands of Gold. Geraadpleegd op 14 juli 2016.
- (es) Correa, François (2005). El imperio muisca: invención de la historia y colonialidad del poder - The Muisca empire: invention of history and power colonialisation. Universidad La Javeriana, pp. 201-226. ISBN 958-683-643-6.
- (es) Langebaek Rueda, Carl Henrik (2005a). La élite no siempre piensa lo mismo - The elite does not always think the same. Universidad La Javeriana, 180–199. ISBN 958-683-643-6.
- (es) Langebaek Rueda, Carl Henrik (2005b). Fiestas y caciques muiscas en el Infiernito, Colombia: un análisis de la relación entre festejos y organización política - Festivities and Muisca caciques in El Infiernito, Colombia: an analysis of the relation between celebrations and political organisation. PUCP, 281–295.
- (es) Segura Calderón, Adriana María (2014). Reconstrucción de la memoria histórica del territorio muisca de Cota (M.A.). Universidad Pedagógica Nacional, Bogotá, Colombia, pp. 1-146.
Kunst, cultuur, mythologie en religie
Architectuur
- (en) Henderson, Hope, Ostler, Nicholas (2005). Muisca settlement organization and chiefly authority at Suta, Valle de Leyva, Colombia: A critical appraisal of native concepts of house for studies of complex societies. Elsevier, 148–178.
Astronomie en kalender
- (es) Izquierdo Peña, Manuel Arturo (2014). Calendario Muisca - Muisca calendar (video). Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (en) Izquierdo Peñ, Manuel Arturo (2009). The Muisca Calendar: An approximation to the timekeeping system of the ancient native people of the northeastern Andes of Colombia (PhD). Université de Montréal, pp. 1-170. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
Keuken
- (es) Martínez Martín, A. F., Manrique Corredor, E. J. (2014). Alimentación prehispánica y transformaciones tras la conquista europea del altiplano cundiboyacense, Colombia. Universidad Católica del Norte, 96–111. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Restrepo Manrique, Cecilia (2009). La alimentación en la vida cotidiana del Colegio Mayor de Nuestra Señora del Rosario: 1653-1773 & 1776-1900 - The food in the daily life of the Colegio Mayor de Nuestra Señora del Rosario: 1653-1773 & 1776-1900. Ministerio de la Cultura, Bogotá, Colombia, 1–352. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Rodríguez Cuenca, José Vicente (2006). Las enfermedades en las condiciones de vida prehispánica de Colombia - La alimentación prehispánica - The diseases in the prehispanic living conditions of Colombia - the prehispanic food, Bogotá, Colombia, 83–128. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
Kunst
- (es) Silva Celis, Eliécer (1962). Pinturas rupestres precolombinas de Sáchica, Valle de Leiva - Pre-Columbian rock art of Sáchica, Leyva Valley, pp. 9-36. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
Mummificatie
- (es) Martínez Martín, Abel Fernando, Martínez Santamaría, Luz (2012). Sobre la momificación y los cuerpos momificados de los muiscas - On mummification and the mummified bodies of the Muisca, pp. 61-80.
- (en) Martínez Martín, Abel Fernando, Meléndez, Fernardo Francisco, Manrique, Fred Gustavo (2010). Bio-anthropology and paleopathology of the SO10-IX Muisca mummy from Sátivanorte, Boyacá, Colombia. Universidad del Valle, pp. 112-120.
Muziek
- (es) Escobar, Luis Antonio (1987). La música en Santa Fé de Bogotá - las mozcas - The music in Santa Fé de Bogotá - the Muisca. Museo del Oro. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
Mythologie en religie
- (es) Casilimas Rojas, Clara Inés, López Ávila, María Imelda (1987). El templo muisca - The Muisca temple. Instituto Colombiano de Antropología, Bogotá, Colombia, pp. 127-150. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Londoño, Eduardo L. (2001). El proceso de Ubaque de 1563: la última ceremonia religiosa pública de los muiscas - The trial of Ubaque of 1563: the last public religious ceremony of the Muisca (link). Museo del Oro. Gearchiveerd op 17 juni 2013. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Ocampo López, Javier (2013). Mitos y leyendas indígenas de Colombia - Indigenous myths and legends of Colombia. Plaza & Janes Editores Colombia S.A., Bogotá, Colombia, pp. 1-219. ISBN 978-958-14-1416-1.
- (es) Ocampo López, Javier (2007). Grandes culturas indígenas de América - Great indigenous cultures of the Americas. Plaza & Janes Editores Colombia S.A., Bogotá, Colombia, 1–238. ISBN 978-958-14-0368-4.
Economie
- (en) Argüello García, Pedro María (2015). Subsistence economy and chiefdom emergence in the Muisca area. A study of the Valle de Tena (PhD). University of Pittsburgh, 1–193. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (en) Kruschek, Michael H. (2003). The evolution of the Bogotá chiefdom: A household view (PhD). University of Pittsburgh, pp. 1-271. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
Landbouw
- (es) Boada Rivas, Ana María (2006). Patrones de asentamiento regional y sistemas de agricultura intensiva en Cota y Suba, Sabana de Bogotá (Colombia) - Regional settlement patterns and intensive agricultural systems in Cota and Suba, Bogotá savanna (Colombia). Banco de la República, 1–181. ISBN 9789589515389. Gearchiveerd op 16 augustus 2016. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (en) Broadbent, Sylvia M. (1968). A prehistoric field system in Chibcha territory, Colombia. DOI:10.1179/naw.1968.6.1.007, pp. 135-147.
- (es) Daza, Blanca Ysabel (2013). Historia del proceso de mestizaje alimentario entre Colombia y España - History of the integration process of foods between Colombia and Spain (PhD). Universitat de Barcelona, Barcelona, Spain, pp. 1-494. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (en) Rodríguez Gallo, Diana Lorena (2010). Construcción del paisaje agrícola al sur de la sabana de Bogotá: un desafío al agua - Agricultural landscape construction in the south of the Bogotá savanna: a challenge with water (M.A.). Universidade de Trás‐os‐Montes e Alto Douro, Vila Real, Portugal, pp. 1-104.
De rol van zout
- (es) Groot de Mahecha, Ana María (2014 (2008)). Sal y poder en el altiplano de Bogotá, 1537-1640. Universidad Nacional de Colombia, pp. 1-174. ISBN 978-958-719-046-5.
Goudbewerking
- (es) Langebaek Rueda, Carl Henrik (1995a). Heterogeneidad vs. homogeneidad en la arqueología colombiana: una nota crítica y el ejemplo de la orfebrería - Heterogeneity vs. homogeneity in the Colombian achaeology: a critical note and the example of the metallurgy, pp. 3-36.
Handel
- (en) Francis, John Michael (1993). "Muchas hipas, no minas" The Muiscas, a merchant society: Spanish misconceptions and demographic change (M.A.). University of Alberta, pp. 1-118. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Langebaek Rueda, Carl Henrik (1985). Cuando los muiscas diversificaron la agricultura y crearon el intercambio - When the Muisca diversified the agriculture and created the exchange. Banco de la República, pp. 1-8. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
Koloniale geschiedenis
- (en) Acosta, Joaquín (1848). Compendio histórico del descubrimiento y colonización de la Nueva Granada en el siglo décimo sexto. Beau Press, Paris, pp. 1-460. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Gamboa Mendoza, Jorge (2016). Los muiscas, grupos indígenas del Nuevo Reino de Granada. Una nueva propuesta sobre su organizacíon socio-política y su evolucíon en el siglo XVI - The Muisca, indigenous groups of the New Kingdom of Granada. A new proposal on their social-political organization and their evolution in the 16th century (video). Museo del Oro. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Gamboa Mendoza, Jorge (2006). Los caciques en la legislación indiana: una reflexión sobre la condición jurídica de las autoridades indígenas en el siglo XVI - The caciques in the indian legislation: a review about the juridical condition of the indigenous authorities in the 16th century, pp. 1-38. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Gamboa Mendoza, Jorge (2003). El papel de la minería en la formación de la economía y la sociedad colonial del Nuevo Reino de Granada, siglos XVI-XVIII - The role of mining in the formation of the economy and colonial society of the New Kingdom of Granada, 16th-18th centuries, pp. 1-24. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Langebaek Rueda, Carl Henrik (2005c). Resistencia indígena y transformaciones ideológicas entre los muiscas de los siglos XVI y XVII - Indigenous resistance and ideological transformations among the Muisca in the 16th and 17th century, 24–53. ISBN 958-683-643-6. Geraadpleegd op 8 juli 2016.
- (es) Langebaek Rueda, Carl Henrik (1995b). De cómo convertir a los indios y de porqué no lo han sido. Juan de Varcarcel y la idolatría en el altiplano cundiboyacense a finales del siglo XVII - How to convert the indians and why they didn't. Juan de Varcarcel and the idolatry on the Altiplano Cundiboyacense at the end of the 17th century. Universidad de los Andes, pp. 187-234.