Naar inhoud springen

Pinopodium

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Mee bezig
Mee bezig
Aan dit artikel of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.
Pinopodia in de baarmoeder van een mens. A, C: baarmoederslijmvliesweefsel uit de controle, B, D: baarmoederslijmvliesweefsel bij herhaaldelijk zwangerschapsverlies
TEM-beelden van baarmoederslijmvlies met pinopodia en microvilli. Beelden werden genomen op dag 4 van de zwangerschap na 3 dagen testosteron-behandeling. P: pinopodium M: microvilli C: normale drachtige ratten.
C: bij normale drachtige rat, L: lumen, pijl: apicaal celmembraan

Een pinopodium, pinopode of uterodoom is een met vocht gevuld uitsteeksel op het apicale celmembraan van baarmoederepitheelcellen.[1][2][3] Ze verschijnen tussen de 20e en 22e dag van de menstruatiecyclus, ongeveer het tijdstip van innesteling (5e tot 7e dag na de bevruchting).[3] Pinopodia blijven slechts maximaal twee dagen bestaan en worden gezien als de ultrastructurele merkers van ontvankelijkheid (decidua).[4][5][1]

Hun ontwikkeling wordt bevorderd door progesteron en geremd door oestrogenen. Tijdens het innestelingsvenster wordt de celadhesie van cel tot cel geremd door MUC1, een glycoproteïne aan het celoppervlak, behorend tot de glycocalyx. De pinopodia zijn groter dan de microvilli en steken door de glycocalyx heen, waardoor direct contact met de aanhangende trofoblast mogelijk is. De belangrijkste eigenschap van pinopodia is het verwijderen van glycoproteïnen van de celoppervlakken van de baarmoederepitheelcellen. Er is ook aangetoond dat MUC16 van de celoppervlakken verdwijnt met de ontwikkeling van de pinopodia. Sommige onderzoeken hebben gemeld dat pinopodia trilharen insluiten, wat de beweging van het embryo verhindert en tijdens innesteling nauw contact en hechting van het embryo mogelijk maakt.[3]

Pinopodia brengen baarmoedermelk en de macromoleculen ervan in de cellen via het proces van endocytose. Dit verkleint het volume van de baarmoeder, waardoor de wanden waarin de blastocyste drijft dichter bij de blastocyste komen. De periode van actieve pinopodia zou dus het innestelingsvenster kunnen verkleinen.[6] Pinopodia blijven baarmoedermelk absorberen en verwijderen het grootste deel ervan tijdens de vroege stadia van de innesteling.

Structuur en morfologie[bewerken | brontekst bewerken]

Pinopodia worden gevormd door de zwelling van deze epitheelcellen en het samensmelten van een aantal microvilli voor het verkrijgen van een maximale grootte.[4] Pinopodia zijn gewoonlijk 5–10 μm lang. Hun structuur is afhankelijk van het stadium van de menstruatiecyclus van het organisme, aangezien pinopodia worden gereguleerd door de geslachtshormonen oestrogeen en progesteron. Studies bij ratten hebben aangetoond dat progesteron de ontwikkeling van pinopodia stimuleert, terwijl oestrogeen verantwoordelijk is voor hun teruggang.

Over het algemeen vindt de eerste ontwikkelingsfase plaats tijdens de vroege luteale fase, rond dag 17-18 van de menstruatiecyclus. Gedurende deze tijd treden uitstulpingen van het celmembraan op. In de tweede midden-luteale ontwikkelingsfase, rond dag 20-22, zijn de pinopodia het meest prominent aanwezig. Tijdens deze fase ziet hun structuur er bolvormig en glad uit, zonder microvilli.[7] Tegen het einde van de secretoire fase, rond dag 23-35, vindt de teruggang plaats. In deze fase verschrompelt de structuur en ziet er rimpelig uit.[8] Niet alle pinopodia op het oppervlak van het baarmoederslijmvlies ontwikkelen zich tegelijkertijd, wat de verdeling langs het membraan beïnvloedt.

F-actine wordt in pinopodia gevonden. Het cytoskelet bestaat voornamelijk uit actine-microfilamenten. De structuur varieert tussen de soorten. Bij knaagdieren bevatten pinopodia veel vacuolen. Pinopodia bij de mens bevatten geen grote vacuolen, maar hebben wel secretoire blaasjes, een ruw endoplasmatisch reticulum en een golgicomplex. Mitochondriën en glycogeen zijn aangetroffen bij pinopodia van zowel knaagdieren als mensen.[2] De ultrastructuur van pinopodia bij ratten verschilt aanzienlijk van die bij mensen. Bij knaagdieren komen grote vacuolen voor. Terwijl de menselijke pinopoden afkomstig zijn van het gehele oppervlak van de epitheelcel, zijn de pinopodia bij ratten door middel van een verbindingsvoet met de epitheelcel verbonden en bevatten ze een of twee grote vacuolen en ontbreken celorganellen.[5]