Putter
Putter IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2019) | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Mannetje | |||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Carduelis carduelis (Linnaeus, 1758) Originele combinatie Fringilla carduelis | |||||||||||||
Vrouwtje | |||||||||||||
Verspreidingsgebied van de putter ■ broedgebied (lichtgroen)
■ permanent leefgebied (donkergroen)
■ niet-broedgebied (blauw)
■ geïntroduceerd (geel)
■ mogelijk uitgestorven en geïntroduceerd (roze)
| |||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||
Putter op Wikispecies | |||||||||||||
|
De putter[2] of distelvink[3] (Carduelis carduelis) is een zangvogel uit de familie der vinkachtigen. Het oorspronkelijke verspreidingsgebied van de putter beslaat een groot deel van Europa, delen van Noord-Afrika en het westen van Azië. Daarbuiten is de putter geïntroduceerd in Australië, Nieuw-Zeeland, Noord- en Zuid-Amerika en Zuid-Afrika.
De putter is een relatief slanke vink met een kenmerkende koptekening. Zijn rode gezicht is omlijst met een brede witte band, terwijl het achterhoofd zwart is. Over de zwarte vleugels loopt in de lengte een brede gele band. Verder is het verenkleed lichtbruin op de rug en de flanken, wit op de onderzijde en zwart op de staart.
In de westerse wereld wordt de putter sinds lange tijd als kooivogel gehouden. Sommige putten met een klein emmertje zelf hun water uit een waterreservoir. Hieraan dankt de putter zijn Nederlandse naam.[4]
Uiterlijke kenmerken
[bewerken | brontekst bewerken]De putter is een tenger gebouwde vink met een spitse snavel en een diepgevorkte staart. Een volwassen vogel heeft een lichaamslengte van 11,5 tot 12,5 centimeter[5] en een vleugelspanwijdte van 21 tot 25 centimeter.[6] Het gewicht varieert tussen de 14 en 19 gram.[a]
Een volwassen putter heeft een rood masker en een donkere teugelstreep.[b] Achter dit rode masker loopt bij de meeste ondersoorten een brede witte baan van de oorstreken tot aan de kin. Daarachter bevindt zich een volgende zwarte baan, die van boven de schouders tot aan de kruin loopt. Bij putters in het meest oostelijke gedeelte van het verspreidingsgebied, de zogenoemde caniceps-groep, ontbreekt de zwart-witte tekening achter het rode masker. Bij hen is dit gebied effen grijs.[7]
De vleugels zijn overwegend zwart. De slagpennen hebben witte toppen en een grote gele vlek in het midden. Wanneer de putter zijn vleugels spreidt, is een brede gele vleugelstreep zichtbaar. Ook de staartpennen zijn zwart en hebben een wit uiteinde. Aan de onderzijde is het verenkleed overwegend wit.
De bovenzijde en de borst van de putter is geelbruin in het winterkleed en grijzer en lichter gekleurd in het zomerkleed. Het zomerkleed verschijnt na het slijten van de veerpunten. De bovendelen en de borst worden grijzer en lichter gekleurd en de uiteinden op de slag- en staartpennen vertonen minder wit. Ook is de lichte vlek achter in de nek witter.[5] De snavel is in het zomerkleed geheel wit, maar in het winterkleed krijgt het een donker gekleurde snavelpunt.
Geslachtsonderscheid
[bewerken | brontekst bewerken]De geslachten vertonen niet veel seksuele dimorfie. Het grootste verschil is de grootte van het rode gezichtsmasker. Deze loopt bij het mannetje tot voorbij het oog, maar bij het vrouwtje tot halverwege het oog.[5] De teugelstreep en schouders van het mannetje zijn diepzwart, maar die van het vrouwtje zijn lichter gekleurd. Het mannetje heeft bovendien een iets grotere snavel[8] en smallere grijze toppen aan de kleine vleugeldekveren.[5] In het zomerkleed is het gezichtsmasker en de gele vleugelstrepen van het mannetje feller gekleurd dan bij het vrouwtje.
Juveniel
[bewerken | brontekst bewerken]Het juveniel is overwegend grijsachtig geelbruin, met vage donkere vlekken en strepen. De onderzijde is lichter dan die van een volwassen vogel en de kop is effen gekleurd. Daarentegen is de juveniel dankzij zijn gele vleugelstrepen als putter te herkennen.
Gedrag en levenswijze
[bewerken | brontekst bewerken]De putter is een sociale vogel die het grootste deel van het jaar in groepsverband leeft. Groepsleden delen een gemeenschappelijk voedselterritorium en verdedigen deze tegen andere putters. Ze foerageren meestal in open gebied, zoals bermen en op braakliggende terreinen.[6] Met name in de winter vormen putters grote zwermen van tot wel veertig vogels.
Voedsel
[bewerken | brontekst bewerken]De putter heeft een voorkeur voor kleine zaden, zoals die van distels en andere composieten. Dankzij zijn lange snavel kan de putter deze moeilijk te bereiken zaden bemachtigen. In een groot deel van zijn verspreidingsgebied is de putter de enige vogel die het zaad van kaardenbollen kan bereiken, dat zich aan de onderkant van lange, stekelige buizen bevindt.[c][8]
Behalve kleine zaden voedt de putter zich met bessen, knoppen (onder andere van de paardenbloem) en gras. In de winter bezoekt hij ook de voedertafel. Nestlingen worden ook gevoerd met insecten.
Communicatie
[bewerken | brontekst bewerken]De roep van een putter is een vloeiend, twinkelend tswit-wit-wit. Ook laat de vogel heldere hoge fluittonen horen die klinken als pie-u. Zowel het mannetje als het vrouwtje zingen, al is de zang van het mannetje opvallender en gevarieerder. Het bestaat uit snelle, twinkelende trillers en zacht gekwetter, vermengd met de typische drielettergrepige roep (ⓘ).[5][6]
Voortplanting en ontwikkeling
[bewerken | brontekst bewerken]Tijdens de winter worden in de groepen de koppels gevormd voor het aansluitende broedseizoen, dat loopt van april tot september. De putter broedt vaak in losse groepen die uit wel tien paren kunnen bestaan.[6][9]
Nestbouw
[bewerken | brontekst bewerken]Aan het eind van de winter zoekt het mannetje een geschikte nestplaats, meestal in een open bos of in een vrijstaande boomgroep.[6] Het nest wordt alleen door het vrouwtje gemaakt, het mannetje houdt haar enkel gezelschap. Doorgaans is het nest binnen een week klaar.[9]
Het compacte en zorgvuldig afgewerkte nest wordt gewoonlijk enkele meters boven de grond gebouwd, waarbij het goed is verstopt tussen de bladeren. Bij voorkeur bouwt de putter het nest aan het einde van een dunne tak.[10] Het nest is gemaakt van mossen en korstmos en wordt met spinrag aan de takken bevestigd. De binnenzijde van het nest is relatief diep, zodat de eieren er bij hevige wind niet uit kunnen rollen.[11]
Broedsel
[bewerken | brontekst bewerken]Enkele dagen nadat het nest klaar is, worden de eieren gelegd. De eieren worden doorgaans vroeg in de morgen gelegd, met intervallen van een dag.[9] Gewoonlijk bestaat een broedsel uit vier tot zes eieren. Elk ei is lichtblauw met donkerbruine vlekken en heeft een glanzend oppervlak.[6][10] Het ei heeft een gemiddelde grootte van 17,3 bij 13,0 millimeter en weegt ongeveer 1,5 gram.[9]
Het vrouwtje broedt de eitjes in 11 tot 14 dagen uit. De nestlingen worden door beide ouders gevoerd. Aanvankelijk krijgen ze zaden en insecten te eten, maar naarmate ze groeien krijgen ze steeds minder insecten.[12]
Dertien tot achttien dagen na het uitbroeden vliegen de jongen uit. Ze worden daarna nog zeven tot negen dagen door de ouders gevoerd. Daarna vliegen ze in troepen rond en wijden de ouders zich aan het tweede broedsel.[6] Per jaar worden meestal twee, maar soms drie legsels grootgebracht.[9]
Verspreiding en leefgebied
[bewerken | brontekst bewerken]De putter is inheems in Europa, Noord-Afrika en het westen en midden van Azië.[1] Hij komt vooral voor in open, licht beboste terreinen. In Europa zijn dit bijvoorbeeld tuinen, parken en bosranden.[5]
In een groot deel van zijn verspreidingsgebied is de putter een standvogel, maar in een groot deel van Azië migreert hij jaarlijks tussen koude en mildere streken.
Reeds in de 19e eeuw werd de putter geïntroduceerd in Canada, de Verenigde Staten, Mexico, Peru, Argentinië, Chili, de Falklandeilanden, Uruguay, Brazilië, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland.[13] De putter heeft in veel delen van de wereld zijn leefgebied verder uitgebreid.[14]
Taxonomie
[bewerken | brontekst bewerken]De putter werd in 1555 door de Zwitserse natuuronderzoeker Conrad Gesner beschreven in zijn werk Historiae animalium.[15] In 1758 publiceerde Carl Linnaeus in Systema naturae de wetenschappelijke naam Fringilla Carduelis.[16] Hiermee schaarde hij de putter onder hetzelfde geslacht als de vink (Fringilla coelebs). De geslachtsnaam Carduelis is afgeleid van Carduus, de wetenschappelijke benaming voor distels. De Franse zoöloog Mathurin Jacques Brisson plaatste het taxon in 1760 in het nieuw geïntroduceerd geslacht Carduelis.[17][d]
Ondersoorten
[bewerken | brontekst bewerken]De ondersoorten van de putter zijn op basis van hun verenkleed verdeeld in twee hoofdgroepen. De vogels in de carduelis-groep hebben achter het rode gezichtsmasker een zwart-witte tekening. Zij leven in het westelijke gedeelte van het totale verspreidingsgebied. In het oostelijke gedeelte zijn vooral putters van de caniceps-groep te vinden. Ook deze vogels hebben een rood masker, maar de rest van de kop heeft dezelfde kleur als de romp.
De IOC World Bird List onderscheidt veertien ondersoorten in de versie 8.1 (2018):[18]
- carduelis-groep
- C. c. balcanica Sachtleben, 1919; de Balkan, Kreta en het noordwesten van Turkije
- C. c. brevirostris Zarudny, 1890; het oosten van Turkije, het zuiden van de Kaukasus en het noorden van Iran
- C. c. britannica (Hartert, 1903); de Britse eilanden, het noordwesten van Frankrijk en het westen van Nederland
- C. c. carduelis (Linnaeus, 1758); het grootste deel van het Europese vasteland (zuidelijk Scandinavië tot het midden van Frankrijk en Italië in het zuiden en Europees Rusland in het oosten
- C. c. colchica Koudashev, 1915; de Krim en het noorden van de Kaukasus
- C. c. frigoris Wolters, 1953; het zuidwesten en zuiden van Siberië
- C. c. niediecki Reichenow, 1907; het Midden-Oosten
- C. c. parva Tschusi, 1901; Macaronesië (Canarische Eilanden, de Balearen en Madeira), het Iberisch Schiereiland en het noordwesten van Afrika
- C. c. tschusii Arrigoni degli Oddi, 1902; Corsica, Sardinië, Sicilië
- C. c. volgensis Buturlin, 1906; het zuiden van Oekraïne, het zuiden van Europees Rusland en het noordwesten van Kazachstan
- caniceps-groep
- C. c. caniceps Vigors, 1831; van het westen van Pakistan tot het noordwesten van de Himalaya, het zuidwesten van Tibet en Nepal
- C. c. paropanisi Kollibay, 1910; van het westen van Turkmenistan en Oost-Iran tot het noordwesten van China
- C. c. subulata (Gloger, 1833); het noordoosten van Kazachstan, Zuidcentraal-Siberië en het westen van Mongolië
- C. c. ultima Koelz, 1949; het zuiden van Iran
Relatie met de mens
[bewerken | brontekst bewerken]Door zijn kenmerkende uiterlijk en zijn plezierige zang is de putter reeds lange tijd een populaire kooivogel, zoals onder andere blijkt uit Het puttertje, een schilderij van Carel Fabritius uit 1654. In Groot-Brittannië werden tijdens de 19e eeuw jaarlijks duizenden putters weggevangen voor de vogelhandel. Een van de eerste campagnes van de Royal Society for the Protection of Birds was opgezet om deze handel te stoppen.[19]
Kunstuitingen
[bewerken | brontekst bewerken]In de Italiaanse renaissance werd de putter gebruikt als motief in schilderijen van de Madonna met kind. De vogel beeldde in de christelijke symboliek Jozef en Maria's voorkennis van Christus' marteldood af. Volgens een overlevering trok een putter een doorn uit Jezus' doornenkroon en besmeurde hierdoor zijn kop met bloed.[20] Rafaëls Madonna del cardellino is een afbeelding van Johannes de Doper die de jonge Jezus als waarschuwing een putter overhandigt.[20]
In de literatuur en klassieke muziek wordt de putter dankzij zijn bonte verenkleed en uitbundig lied vaak in verband gebracht met vrolijkheid. Het lied van de putter staat centraal in het fluitconcert Opus 10 nr. 3 in D van Vivaldi, waarbij een fluit de zang voorstelt. Geoffrey Chaucer noemde de putter in The Cook's Tale, een onvoltooid deel van The Canterbury Tales: "Hij was vrolijk gekleed als een putter in het bos."[e] In het gedicht The Great Hunger van Patrick Kavanagh is de putter een van de weinige lichtpuntjes in het leven van een oude Ierse boer:
The goldfinches on the railway paling were worth looking at −
A man might imagine then
Himself in Brazil and these birds the birds of paradise
And the Amazon and the romance traced on the school map lived again.— The Great Hunger - Patrick Kavanagh[22]
Galerij
[bewerken | brontekst bewerken]-
De distelvink
(1869), John Gerrard Keulemans
Externe links
- SoortenBank.nl beschrijving, afbeeldingen en geluid.
- Putter Carduelis carduelis in Onze vogels in huis en tuin (deel 1) van J.G. Keulemans (1869) op de Nederlandstalige Wikisource; Keulemans gebruikt de namen "distelvink" en Fringilla carduelis.
- Xeno-canto: Putter · Carduelis carduelis · (Linnaeus, 1758)
- (en) Ibercaja Aula en Red: Javier Blasco-Zumeta, Gerd-Michael Heinze, Goldfinch
Noten
- ↑ Tenzij anders vermeld worden in het artikel de kenmerken van de nominaatondersoort C. C. carduelis genoemd of die van de soort in zijn algemeen. Kenmerken van andere ondersoorten kunnen afwijken.
- ↑ De teugel is het gedeelte tussen het oog en de snavel.
- ↑ Daar het mannetje een iets langere snavel heeft, eet hij meer zaad van kaardebollen dan het vrouwtje.[8]
- ↑ Zo gecreëerde Brisson een wetenschappelijke naam bestaande uit twee gelijke delen. Zo'n combinatie wordt in de taxonomie een tautoniem genoemd.
- ↑ "Gaillard he was as goldfynch in the shawe."[21] In het Engels wordt de putter European goldfinch genoemd. Niet te verwarren met de goudvink (Engels: bullfinch).
Bronnen en verwijzingen
- (en) Stanley Cramp, C.M. Perrins, Handbook of birds of Europe the Middle East and North Africa: Birds of the Western Palearctic, Volume 8: Crows to Finches (1994, Oxford University Press)
- (en) Ian Newton, Finches (1972, Collins)
- ↑ a b (en) Putter op de IUCN Red List of Threatened Species.
- ↑ Nederlands Soortenregister: Putter Carduelis carduelis
- ↑ WEVBelgië.be: De distelvink
- ↑ Jan de Vries, Nederlands Etymologisch Woordenboek (1987, BRILL), p. 554
Pieter Weiland, Nederduitsch taalkundig woordenboek: P - R, Volume 7 (1807, Allart), p. 132 - ↑ a b c d e f James Ferguson-Lees, Ian Willis, Tirions vogelgids (Tirion, 1987), p. 322
- ↑ a b c d e f g Volker Dierschke, De Nieuwe Tirion natuurgids Vogels (Tirion Natuur, 2008) p. 99
- ↑ (en) P. Clement, A. Harris & J. Davis, Finches & Sparrows (1993, Christopher Helm)
- ↑ a b c (en) Christopher M. Perrins, Alex L.A. Middleton, Animals of the World - Birds of Forest, Moor and Mountain (1987, Equinox): Cameron B. Kepler, p. 138
- ↑ a b c d e Stanley Cramp, C.M. Perrins, p. 582-583
- ↑ a b Ian Newton, p. 37
- ↑ Ian Newton, p. 175
- ↑ Ian Newton, p. 178
- ↑ (en) John L. Long, Introduced Birds of the World (1981, Agricultural Protection Board of Western Australia)
- ↑ (en) D.W. Snow, C.M. Perrins, The Birds of the Western Palearctic (1998, Oxford University Press)
- ↑ (la) Conrad Gesner, Historiæ animalium liber III qui est de auium natura. Adiecti sunt ab initio indices alphabetici decem super nominibus auium in totidem linguis diuersis: & ante illos enumeratio auium eo ordiné quo in hoc volumine continentur (1555, Zurich)
- ↑ (en) Avibase: Putter Carduelis carduelis (Linnaeus, 1758)
- ↑ (fr) Mathurin Jacques Brisson, Ornithologie, Volume 1 (1760, Chez C.J.-B. Bauche), p. 36
- ↑ (en) Gill, F. & D. Donsker (Eds). (2017). IOC World Bird List (v 7.3).
- ↑ Ian Newton, p. 36, 37
- ↑ a b Deze zin of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Madonna del cardellino op de Engelstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
- ↑ The Cook's Prologue and Tale: An Interlinear Translation (line 4367). The President and Fellows of Harvard College. Gearchiveerd op 16 januari 2018. Geraadpleegd op 25 januari 2018.
- ↑ (en) Alex Preston, Neil Gower, As Kingfishers Catch Fire: Birds & Books (Hachette UK, 2017)