Gebruiker:Chescargot/Het schaakspel in Nederland

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is de kladblokversie van het artikel Het schaakspel in Nederland. Wat doorgestreept is, is reeds gepubliceerd. Aan de rest wordt nog gewerkt.
Mogelijk de oudste foto van Nederlandse bodem dat aan het schaakspel relateert: een zelfportret uit 1863-1864 van J.E. van Rheden, een hoofdonderwijzer te Wijk bij Duurstede, schakend met een van zijn hulponderwijzers.

De Nederlandse schaakgeschiedenis beschrijft de ontwikkeling van het schaken in Nederland vanaf de introductie van het spel rond de 12e eeuw tot en met het moderne schaakspel in Nederland.

De oudste teken van het schaakspel op Hollandse bodem dateert van rond 1200 toen noormannen aan de Friese kust een schaakstuk achterlieten die vergelijkbaar is met de Lewis schaakstukken. Of deze de aanleiding voor de verspreiding van het spel in Nederland waren is onbekend, maar halverwege de 14e eeuw lijkt het spel in de toenmalige Lage Landen voet aan de grond te krijgen.

Wanneer in de 18e eeuw buitenlandse schakers het land aandoen en hierover publicaties uitkomen raakt het spel onder een breder publiek bekend. Toch liep de ontwikkeling van het spel in Nederland achter op die in het buitenland, tot het Nederlandse schaken in de 19e eeuw een radicale transformatie onderging. Mede onder invloed van Elias Stein en daarna de verbetering van Nederlandse verkeersinfrastructuur raakte het spel wijder verspreid en geleidelijk aan werd aansluiting gemaakt met de internationale schaakwereld. Die aansluiting kwam ergens tussen 1873, toen de Nederlandse Schaakbond opgericht werd; en 1909, toen het eerste officiële Nederlandse schaakkampioenschap gehouden werd.

Gedurende het interbellum explodeerde de populariteit van het Nederlandse schaken als gevolg van het succes van Max Euwe, die in 1935 de eerste Nederlandse wereldkampioen schaken werd. Latere populariteitsgolven als gevolg van de successen van Jan Timman (bijgenaamd The best of the West in een tijd toen de Russen domineerden) en Anish Giri (voormalig wonderkind en sinds 2010 bijna onafgebroken in de top 10 van 's werelds sterkste schakers) konden hieraan niet tippen.

Chronologie[bewerken | brontekst bewerken]

12e-15e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

De Leeuwardse koning, een Scandinavisch schaakstuk van rond 1100, gevonden in Leeuwarden.

Meerdere vondsten door het land suggereren dat het schaakspel in de 12e eeuw de Lage Landen heeft bereikt. In Leeuwarden is een benen schaakkoning gevonden die gedateerd wordt van rond het jaar 1100. Dit schaakstuk toont gelijkenis met de Lewis-schaakstukken. Het is mogelijk door Noormannen in Friesland achtergelaten of via handelsbetrekkingen daar terechtgekomen.[1] Uit dezelfde periode komt een schaakstuk van walrusivoor in de vorm van een bloem van acanthusbladeren, opgegraven bij het voormalige 't Oude Huys te Helmond, een kasteel waar hoge adel woonde.[2][3][4][5] Een ander 12e eeuwse schaakstuk dat daar is gevonden betreft een abstract gevormde loper of paard in Arabische stijl en gemaakt van narwalivoor.[6][7][8]

Van 12e-eeuwse Arthurromans als Walewein en het schaakspel en Ferguut, die oorspronkelijk in het Frans geschreven waren bestaan Nederlandse vertalingen uit de 13e eeuw, een indicatie dat het spel in die periode in trek kwam. Ook zijn er verhalen als Floris ende Blancefloer, De vier heemskinderen en de Nederlandse versie Lancelot en het magisch schaakbord en Huyge van Bourdeus die eeuwenlang rondcirkelden.[9][10]

15e eeuwseschaakkoningin opgegraven in terp van Kimswerd.

Het oudste concrete spoor van dat het schaakspel op Nederlandse bodem gebezigd is dateert van 1361, toen gravin van Voorne een schaakbord schonk aan gravin Machteld. In die periode was er ook ene 'meester Janne den scaker' wiens reputatie zo goed was dat hij wel eens voor een partijtje schaak naar het Haagse hof van Graaf Willem V van Holland / hertog Albrecht van Beieren gehaald werd.[11] Het paard en miniatuurschaaktafel die bij opgravingen van 't Kasteel van Aemstel naar boven kwamen geven blijk dat omstreeks 1400 aldaar geschaakt werd.[12] Uit dezelfde periode komt vermoedelijk de gesluierde schaakkoningin die in de terp van Kimswerd is gevonden.[13]

Pagina uit Tafel van den kersten ghelove (1404) van Dirc van Delf

Het schaken stond symbool voor galante interactie tussen geliefden en dat kwam tevens tot uitdrukking in de literatuur, waar het schaken de liefde verbeeldde: Het oudst bekende voorbeeld hiervan is een miniatuur uit een handschrift van de Tafel van den kersten ghelove van Dirc van Delf uit 1404.[14][15]

16e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

De Schaakspelers (1508) van Lucas van Leyden. Hier wordt overigens courier gespeeld, een variant van het schaakspel.

Hollandse schilderijen met schaaktaferelen de latere eeuwen schetsen een beeld van hoe de sociale verhoudingen in de Nederlandse maatschappij evolueerden. Het schilderij van Lucas van Leyden ‘De schaakspelers’ uit 1508 heeft bijvoorbeeld niets meer te maken met de idylle van de middeleeuwse ridderlijkheid dat in vroegere literatuur gesuggereerd werd.[16][17]

Het schaakspelende paar (ca. 1670) van Cornelis de Man

De verruwing van de hoofse liefde in de middeleeuwen naar bijna platte erotiek in de latere eeuwen komt overeen met de visie van De Jongh op een schilderij van Cornelis de Man. De Jongh stelt: ‘Het schaakspel als metafoor van de liefde is afkomstig uit een hoofse cultuur en droeg daar oorspronkelijk de kenmerken van. In de loop van de tijd zou dit beeld worden gevulgariseerd. Het schilderij van De Man, uit de tweede helft van de zeventiende eeuw, is een product waarvan de inhoud werd afgestemd op de meer triviale smaak van een burgerlijk publiek.’[18]

17e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Paar bij het schaakspel (1680) van Adriaen van der Werff
Uit de 17e eeuw is een schaakbord bekend van de paarlemoerkunstenaar Jean Bellekin (1597/8–1636), vermoedelijk de vader van Cornelis Bellekin.[19]

In het schilderij Paar bij het schaakspel van Adriaen van der Werff kan de schaakstelling gereconstrueerd worden: de zwarte koning van de vrouw blijkt te zijn mat gezet door de witte dame van de man. Beiden wijzen op het resultaat van de laatste zet. Het paradoxale daarbij is dat achter haar een beeld van de Overwinning staat. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de overwinning van de man geen echte overwinning is en dat zij zijn koningin is en degene die uiteindelijk triomfeert. De vrouw wijst echter naar de zwarte dame die de witte dame kan slaan waarna zwart wint. Dit kan de betekenis van het beeld van de overwinning zijn op de achtergrond zijn. Wanneer naar de erotische betekenis gezocht wordt kan men zich afvragen of de vrouw de witte dame zal slaan of het daarbij zal laten. Er is echter ook vanitas-symboliek in het schilderij door de aanwezigheid van de gevulde schaakdoos. Het overwinningsbeeld verwijst mogelijk daarnaar: de dood overwint alle zinnelijke genoegens van het leven. Met dat perspectief zou de vraag of de man of vrouw wint eigenlijk helemaal niet interessant zijn.[20]

18e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Hollandse schaakspel uit de 18e eeuw
Hollandse schaakspel uit de 18e eeuw
Pion van Adraen van der Werff

Rond de 18e eeuwwisseling werkte Adraen van der Werff gedurende 18 jaar in zijn vrije tijd aan een set ebben- en palmhouten schaakstukken. Deze set is voor het laatst compleet in 1827 op een veilig gezien. Thans is hiervan alleen een pion overgebleven, deze bevindt zich in het Amsterdamse Rijksmuseum.[21][22]

Kort na 1700 ontwikkelde Den Haag als schaakcentrum van de Nederlanden, onder invloed van de binnen- en buitenlandse politici, militairen en gegoede burgerij die er woonden en werken. Jacob Campo Weyerman, eveneens woonachtig in Den Haag, is de auteur van Een vertoog over 't schaakspel, de oudst bekende Nederlandse verhandeling over het schaakspel, waarin hij onder meer schreef over de relatie van de Oranjes met het schaakspel. Uit deze verhandeling blijkt dat toen nog gedacht werd dat het schaken door Palamedes was uitgevonden.[23]

In 1745 kwam François Philidor als 19-jarige op verzoek van de Italiaanse musicus Lanza naar Nederland. Hij zou er meewerken aan een aantal concerten, welke Lanza met zijn als harpspeelster bewonderde 13-jarige dochter en de violist Geminiani zou geven.[24] Van dit plan kwam niks terecht door het overlijden van Lanza. Hij bleef desalniettemin een jaar hangen en schaakte met Engelse officieren die in Den Haag gestationeerd zaten. Tegen vergoeding gaf hij er schaakles aan de prins van Waldeck, die toen bevelhebber van het Hollandse leger was.[25] Halverwege de 18e eeuw komt hij nog eens in Nederland alwaar hij zijn beroemde boek Analyze des Echecs schreef en die in 1749 in Londen uitgegeven werd. Het boek was opgedragen aan de hertog van Cumberland die Philidor in zijn legerkwartier te Eindhoven had bezocht en die het werk met een flinke bijdrage steunde. Het in het Frans geschreven boek vond weinig aftrek in Nederland en werd vooral naar het buitenland verkocht. Ook de vertaling die een kleine vier decennia later uitkwam, kon op een uiterst kleine Nederlandse aftrek rekenen.[26] Toch zou het volgens Van der Linde een duiding zijn van toenemende belangstelling voor het schaakspel in Nederland zijn.

E. Wassenbergh v S.H. Menger
Universiteit van Franeker (1786)

1.e4 c5 2.♗c4 e6 3.♕el ♘c6 4.c3 a6 5.84 b6 6.f4 d6 7.♘f3 ♘ge7 8.♗a2 g6 9.d3 ♗g7 10.♗e3 d5 11.♘bd2 0-0 12.0-0 f5 13.e5 h6 14.d4 c4 15.b4 b5 16.♗bl ♕cl 17.axb5 ♘a7 18.bxa6 ♗d7 19.♖c1 ♘b5 20.♗f2 ♗c8 21.♕e3 ♗xa6 22.♗c2 ♗b7 23.♖e1 ♖xa1 24.♖xa1 ♖a8 25.♖xa8 ♗xa8 26.♗h4 ♗b7 27.♗f6 ♘c6 28.♗a4 ♗a6 29.g3 ♗xf6 30.exf6 ♘d8 31.♘e5 ♕h7 32.♘c6 ♘xc6 33.♕xe6+ ♕f7 34.♕xc6 ♘c7 35.b5 ♗c8 36.b6 ♘a6 37.b7 ♗e6 38.♕xa6 ♔h7 39.b8♕ ♗d7 40.♗xd7 h5 41.♗e6 ♕g7 42.fxg7 ♔xg7 43.♕g8+ ♔h6 44.♕h8 mat.

Het schaken beperkte zich niet tot het Haagse bolwerk. De oudste schaakpartij op Nederlandse bodem waarvan de notatie bekend is in 1786 gespeeld tussen E. Wassenbergh en S.H.Menger aan de universiteit van Franeker.[27]

De trend van toenemende belangstelling voor het schaakspel in Nederland werd versterkt door de komst van Elias Stein, die op uitnodiging van Willem V (1748–1806) in dezelfde periode als Philidor naar Nederland kwam om schaakles te geven aan de zonen van de stadhouder. Hij schreef in 1789 de Nouvel essai sur le Jeu des Echecs, avec des reflexions militaires à ce jeu, opgedragen aan zijn koninklijke leerlingen.[28] Hoewel toentertijd geprezen in Nederland, werd dit boek door Van der Linden afgeserveerd als "niets anders dan een flauwe kopie van Philidors onderneming".[29]

Philip Julius van Zuylen van Nijevelt was een van de inschrijvers van Steins boek. Van zijn hand verschijnt in 1792 te Kampen het eerste door een Hollander geschreven schaakboek. De eerste versie, in het Frans, vindt - wederom - vooral in het buitenland grote aftrek en wordt geloofd door William Lewis, destijds een vooraanstaande Britse schaker en auteur.[30]

Hollandse schaakspel uit de 18e eeuw
Hollandse schaakspel uit de 18e eeuw
Het 'Hollandse schaakspel' uit de 18e eeuw

Van dit schaakspel bevinden zich enkele sets in de collectie van de Duitse verzamelaar Hans Langer. De stukken dateren waarschijnlijk uit het einde van de 18e eeuw. Het gaat om een grote koning (ca. 102 mm) handgedraaide en gesneden stukken, vermoedelijk gemaakt van buxus en ebbenhout. De stukken hebben een zeer langwerpige, slanke vorm en vertonen delicaat draaiwerk. De koningen en dames hebben gedraaide bolvormige eindstukken van runderbeen. De torens zijn gesneden met puntige spitsen van zeldzaam detail. De paardenhoofden zijn relatief groot en doen historisch aan. De lopers hebben gedraaide koepels met de kleur van de tegenpartij.[31]

In de loop van deze eeuw komen een aantal bijzondere schaakspellen in de omloop die anno 2011 zeldzaam zijn.[32] Hoewel er geen uitsluitend bewijs is, wordt vermoed dat er een karakteristieke "Hollandse schaakspel" vervaardigd werd, in Nederland of Vlaanderen (zie tekstbox).[33][34]

In 1898 werd, vermoedelijk wederom in Den Haag, voor het eerst van een schaakvereniging gewag gemaakt, vermoedelijk de eerste schaakvereniging (en daarmee eerste sportvereniging) van Nederland. De vereniging had een revolutionair karakter, het wilde de namen van de schaakstukken wijzigen: de koning werd wetgever, de koningin directeur, de loper (toen raadsheer) administrateur, het paard agent, de toren rechter en de pionnen (toen ook wel boeren genoemd) burgers.[35] Deze vereniging was een kort leven beschoren.[36]

19e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Schaken in Nederland in de 19e eeuw voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Ondanks het kleine oppervlak van Nederland was reizen tussen steden nog moeilijk en traag. Behalve de waterwegen weren er nog nauwelijks transportmogelijkheden. Men ging nog rond met boten en koetsen. De trekschuiten werden in de 19e eeuw langzaamaan vervangen door de stoomboten voor verplaatsing tussen de steden. De eerste trein liep in 1839, maar was beperkt tot wat nu de Oude Lijn genoemd wordt – het zou nog jaren duren voordat de trein meer algemeen verspreid was en gebruikt zou worden.

verbetering infrastructuur, meer reismogelijkheden, va halverwege 19e eeuw landelijke toernooien [37]

Tegen het einde van de 19e eeuw groeide langzaamaan het internationale aanzien van het Nederlandse schaken. Rudolf Loman presteerde zeer behoorlijk in Engeland en speelde al mee in Duitse congressen. Levi Benima speelde in 1883 te Londen. Van Lennep behaalde de meestertitel te Leipzig in 1894 waarbij Vijzelaar slechts op een half punt volgde. De in Leiden woonachtige en voor LSG spelende Duitse arts Oppenheim viel in de prijzen te Eisenach in 1896 en speelde samen met Bleijkmans in Keulen in 1898. In 1897 won Bleijkmans de voorronde van het Hauptturnier te Berlijn. In 1899 speelde Johannes Esser mee in de reservegroep van het toernooi te Londen. In 1898 werd op initiatief van H.D.B. Meijer elke paar jaar internationale wedstrijden georganiseerd met het idee aan de wereld te tonen dat Nederlanders niet bang waren met buitenlanders te spelen.[38]

Vrouwenschaak[bewerken | brontekst bewerken]

Vrouwen waren sinds de zestiende eeuw steeds minder betrokken in het schaken. Hun deelname werd aanvankelijk steeds meer beperkt tot de huiselijke sfeer. Hier kwam halverwege de 19e eeuw verandering in, toen onder leiding van de weduwe Muller-Thijm het vrouwenschaak in Nederland gestimuleerd werd.

20e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Arbeidersschaakverenigingen, Derk Roelf Mansholt...

Jacques Davidson en Rudolf Loman speelden voor het geld en golden als de eerste professionele schakers van Nederland. Max Euwe was de eerste wereldkampioen die het schaken professioneel benaderde, hoewel de professionaliteit het bij hem in zijn systematisch en gedisciplineerde benadering van het spel zat en niet in het inkomen.

Interbellum[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens het interbellum (1919-1939) nam mede door een toename van vrije tijd het aantal georganiseerde schakers en het aantal schaakverenigingen toe. Hieraan droegen met name de organisatie van massakampen en schaaksimultaans gegeven door de wereldtop bij. Behalve interne competities werden er ook steeds meer competities tegen andere verenigingen georganiseerd. Hiertoe ontstonden steeds meer regionale- en stadsschaakbonden. Schaakliteratuur van onder andere Max Euwe, schaakrubrieken in de kranten en toernooien met internationale grootmeesters of (exhibitie-)tweekampen stimuleerden de georganiseerde schakers. De groei zette tot 1935 door. Dat jaar ontstond door Euwe's schaakwereldkampioenschap een hype waarbij het aantal schakers in Nederland explosief toenam.[39]

In 1938 werd het AVRO-toernooi gehouden, wat een van de sterkst bezette toernooien uit de geschiedenis van het schaken is geworden. Het zou de eerste van meerdere grote schaaktoernooien op Nederlandse bodem zijn die internationaal hoog in aanzien waren. Dat jaar werd tevens het eerste Hoogovens-toernooi gehouden, die na de oorlog een internationaal reputatie kreeg en jaarlijks gehouden wordt. Dit toernooi gaat sinds xxx verder onder de naam Tata Steel-schaaktoernooi.

Tweede Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Schaken als overlevingsmethode[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen minstens 250 leden van Nederlandse schaakverenigingen om, onder wie veel Joodse schakers. Minstens 91 leden van schaakclubs verbleven in Kamp Westerbork voordat zij werden vermoord. Uit onderzoek van Nationaal Monument Kamp Amersfoort blijkt dat zich ook in Kamp Amersfoort 23 leden van schaakclubs hebben bevonden, waaronder acht leden van de Puttensche Schaakclub (1938-), allen slachtoffers van de razzia in hun dorp.[40] Ook in buitenlandse kampen was het schaakspel populair, zoals in het voormalig concentratiekamp Dachau.[41] Er zijn voorts tekeningen bekend van schakers in de Japanse gevangenenkampen in Nederlands-Indië.[42]

Ondanks de ogenschijnlijke trivialiteit was schaken in kampen voor veel gevangenen van groot belang. Kapelaan Herman Stoelinga, een gevangene in doorgangskamp Amersfoort, schreef in zijn memoires dat de reine denksfeer hem een grote ontspanning gaf.[43] Schaken maakte dan ook onderdeel uit van het dagelijks leven in de concentratiekampen, als een laatste mogelijkheid voor afleiding van de dagelijkse ellende. Pieter Parel, een schaakkampioen uit Sliedrecht, kwam in mei 1944 eveneens in Kamp Amersfoort terecht. Hij zou er onder het fysieke geweld en de vernederingen staande gebleven zijn door aan schaakstellingen te denken.

Met name in de barakken van kamp Amersfoort en Dachau werden in de barakken heimelijke schaakcompetities gehouden, die niet alleen de spelers, maar ook toeschouwers in de barakken bezighielden.

Anders dan in het strafkamp bij Amersfoort heerste in Kamp Westerbork een regime waar door de Duitsers zekere vormen van ontspanning toegestaan werd. Aldaar werden serieuze schaakcompetities gehouden, waarvan de meest intensieve competities in barak 68 gespeeld zouden zijn. Deze competities zouden echter door deportaties van de spelers nooit afgemaakt worden.[41] De coulantere houding in Westerbork was deels met de gedachte om na de oorlog aan te tonen dat het dagelijks leven in de kampen niet zo erg zou zijn geweest als de verhalen deden vermoeden die toen de ronde deden. Tot dat doel gaf Westerbork-commandant Albert Gemmeker opdracht aan de Joodse gevangene Rudolf Breslauer foto’s en filmbeelden te maken van het kampleven.[43] Op een van de foto's is Gemmeker zelf met zijn staf aan het schaken te zien.[44]

Geïmproviseerde schaakspellen[bewerken | brontekst bewerken]

In kampen waar persoonlijke bezittingen en schaken verboden waren, werden schaakborden en -stukken op inventieve wijze heimelijk gefabriceerd. Zo werden eenvoudige schaakborden en -stukken van papier en gekneed brood gemaakt, maar ook met naar binnen gesmokkelde messen uit hout gesneden schaakspellen en vermoedelijk ook schaaksets gemaakt door gevangenen die in arbeidsploegen aan werkbanken werkten.

Een overgebleven schaakset, gemaakt door de Amsterdamse glazenwasser Johan Biesbrouck, heeft een speeloppervlak van iets meer dan twintig vierkante centimeter en kon dubbelgeklapt worden. De schaakstukken hiervan zijn ongeveer twee vingerkootjes hoog. [41]

Ook op onderduikadressen werd op creatieve wijze schaakstukken vervaardigd. Het Rotterdamse Schaakstukkenmuseum bezit een partij stukken dat gemaakt is van wasknijpers. De gegevens van de onderduiker zijn echter niet bekend.[45]

Na-oorlogse jaren[bewerken | brontekst bewerken]

In Nederland werd in 1946 het eerste naoorlogse grote internationale schaaktoernooi ter wereld georganiseerd: dit zogenaamde Staunton-toernooi dat in Groningen gehouden werd. Tezamen met de eerder gehouden AVRO-toernooi en de naar internationale dimensies groeiende Hoogovenstoernooi (later Tata Steel), droeg dit toernooi bij aan de Nederlandse reputatie in de internationale schaakwereld.

Ontwikkeling van het schaakspel[bewerken | brontekst bewerken]

Popularisering[bewerken | brontekst bewerken]

Eerste groeigolf: Elias Stein

De ontwikkeling van het schaakspel loopt in Nederland achter op die van in het buitenland. Verenigingen ontstaan weliswaar, maar aanvankelijk wordt er niet meer tussen de verenigingen, verspreid door het hele land, gespeeld dan via correspondentieschaak: reizen tussen de steden is aanvankelijk niet eenvoudig en tijdrovend door de vele waterwegen die met de trekschuit bereisd worden. De banden tussen de verenigingen worden warm gehouden op initiatief van Willem Verbeek, die in zijn eentje gedurende ... jaren Sissa, Nederlands eerste schaaktijdschrift, gaande houdt.

In de loop van de 19e eeuw komt de stoomboot en wordt de eerste treinlijnen aangelegd en halverwege deze eeuw wordt dan ook het eerste nationale schaaktoernooi georganiseerd.

Het gemiddelde niveau ging rap omhoog en tegen het eind van de 19e eeuw was er met name... die door Anders geroemd werd als een van tien sterkste schakers die hij ooit ontmoet had.

Tweede groeigolf: Schaakbond / Van Foreest

Derde groeigolf: Max Euw

https://maxeuwe.nl/wp-content/uploads/2022/03/Nederlandse-Schaaksport-tijdens-het-interbellum.pdf

https://www1.schaakclubpurmerend.nl/about/historie/krantenknipsels/bestuur-en-leden/

https://schaakbond.nl/de-knsb/geschiedenis/#:~:text=Meer%20aandacht%20voor%20jeugd&text=Ook%20het%20totale%20ledenaantal%20nam,jongeren%20structureel%20schaken%20konden%20leren.

https://schaken.nl/over-schaken/geschiedenis/

Vierde groeigolf: Jan Timmans

Vijfde groeigolf: Internet en Queens gambit

Perceptie van het spel[bewerken | brontekst bewerken]

Zelfportret met familie (1838) van Cornelis Rogaar Snellebrand

Romantiek > rationeel

Spel/wetenschap/kunst/sport


Hoewel het spel rond 1900 in ontwikkeling kwam, werd het door de maatschappij als een 'hobby' gezien. Onder de calvanistische mentaliteit die toen in Nederland heerste was het daarom ongehoord dat men voor het geld zou spelen, laat staan er een beroep van maakt. Rudolf Loman was een van de eersten die ermee experimenteerde doch niet in Nederland maar Engeland. In die tijd groeide Jacques Davidsonin Londen op als beroepsschaker. Toen hij terugkwam naar Nederland botste het met het nederlandse normen en had hij grote moeite zich als beroepsschaker staande te houden.

Het was tevens de tijd dat de benadering van het schaken van romantisch naar wetenschappelijk veranderde. Terwijl in het buitebland onder aanvoering van steinitz de basis voor systematisch schaken werd gelegd, bleef men in Nederland nog aan het romantische spel vasthouden. Dit veranderde definitief met de opkomst van Max Euwe, die ondanks dat hij amateur was - hij deed het schaken naast zijn reguliere baan als wiskundeleraar - het schaken systematisch en wetenschaopelijk benaderde. Niet alleen qua spelfilosofie maar ook als sportman.

Natuurlijke speler,

Euwe wetenschappelijke benadering.

Spelregels[bewerken | brontekst bewerken]

Bewegingsvrijheid vd stukken

Aantal vakken vh bord

Zandloper, wipklok, Meijers vlaggetje[46]

"Wit begint zwart wint"[47]

Voorzet/voorgave

Historische Nederlandstalige schaakterminologie[bewerken | brontekst bewerken]

Ontwikkeling van de verschillende schaakvormen[bewerken | brontekst bewerken]

Correspondentieschaak[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Correspondentieschaak voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Vierschaak[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Vierschaak voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Probleemschaak[bewerken | brontekst bewerken]

Blindsimultaanschaak[bewerken | brontekst bewerken]

Fantasieschaak[bewerken | brontekst bewerken]

Shuffleschaak[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Schaak 960 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het eerste toernooi in Philidor Amsterdam.

Schaken per bevolkingsgroep[bewerken | brontekst bewerken]

Vrouwenschaak[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Vrouwenschaak voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Arbeidersschaak[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Arbeidersschaak voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Aan het begin van de 19e eeuw was Nederland een standenmaatschappij, waarvan een fractie uit hogere burgerij bestond, een kwart kleine burgerij en bijna driekwart arbeiders.[48] Er was toen nauwelijks verschil in stand tussen boeren en arbeiders. In de loop van deze eeuw nam het aanzien van militairen af, terwijl die van artsen, notarissen en onderwijzers toenam. Ook de status van de boer nam toe: in het begin van de 19e eeuw was er nauwelijks verschil in stand tussen boeren en arbeiders, maar dat was rond 1875 enorm geworden.[49] Door verzuiling trad een kentering op waarbij verschillende sociale groepen afhankelijk van sociale status, religie en inkomen met elkander omgingen.[50]

Tegen het eind van de 19e eeuw was de arbeidersbeweging in opkomst. Door emancipatie ontstonden er initiatieven om het schaken bij de arbeider te brengen. Socialistische intellectuelen meenden dat het spelletje de arbeider kon 'verheffen.'[51] Arbeidersverenigingen werden opgericht en lidmaatschapsprijzen werden laag gehouden om het betaalbaar te houden voor de krap bij kas zittende arbeider. In 1919 trad de arbeidswet in werking, waarbij de arbeidstijden werden verkort en arbeiders meer vrije tijd hadden. Dit leidde eveneens tot de oprichting van nieuwe schaakverenigingen, zoals de Delftsche Arbeiders Schaakclub (DASC).[52] Vooral gedurende de interbellum ontstonden veel arbeidersschaakvereningen in Nederland, maar het is twijfelachtig of zij hun doelgroep bereikten: schaken kreeg in de 20e eeuw de status van denksport en dat was vermoedelijk nog altijd een elitaire bezigheid dat binnen arbeiderskringen met argwaan aanschouwd werd.[53]

Tussen 1935 en 1937 was de Arbeiders Schaakbond Holland actief, dat los stond van deNederlandse schaakbond.[54] Het had een eigen tijdschrift, de Arbeiders-Schaak: Maandblad van den Arbeiders-Schaakbond Holland.

Het koninklijk huis[bewerken | brontekst bewerken]

Zie De Oranjes en het schaakspel voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Groeispurten[bewerken | brontekst bewerken]

Onder invloed van het schaakwereldkampioenschap van Max Euwe gedurende het interbellum onderging het schaakspel in Nederland een ongekende popularisering, waaraan latere populariteitsgolven als gevolg van successen van Jan Timman ("The best of the West" in een tijd dat de Russen domineerden[55]) en Anish Giri niet hebben kunnen tippen. Euwe, die Rueb gekend heeft, werd later nog de derde president van de FIDE en was in 1972 in die hoedanigheid achter de schermen een leidende figuur in de "Match van de Eeuw" tussen Bobby Fischer en Boris Spasski.

Het Nederlandse schaken in internationale context[bewerken | brontekst bewerken]

Op het wereldschaaktoneel is Nederland een kleine speler. Toch zijn er diverse ontwikkelingen op Nederlandse bodem geweest die in het buitenland niet ongemerkt zijn gebleven; en zelfs invloed op het spel gehad hebben:

  • De Nederland schaakgemeenschap was met de oprichting van de nationale schaakbond in 1873 als een van de eerste, zoniet de eerste in de wereld die door een bond verbonden was. De KNSB geldt thans als de oudste schaakbond ter wereld.[56]
  • Het Nationaal Schaakgebouw werd op initiatief van Discendo Discimus en onder leiding van Alexander Rueb opgericht met het idee een onafhankelijk schaakcentrum te verkrijgen. Tot aan de Tweede Wereldoorlog was het pand het centrum van het schaken in Nederland, zoals Den Haag dat was sinds de 18e eeuw. Het pand was uniek omdat het het eerste pand wereldwijd was dat uitsluitend aan het schaakspel was toegewijd. Beroemde schaakcentra als het Café de la Régence waren immers immer deel van een restaurant, café of andere functie. Na de Tweede Wereldoorlog verschoof de betekenis van nationaal schaakcentrum echter naar Amsterdam, waar thans het Max Euwe Centrum als het nationale centrum van het schaken geldt.
  • De wereldschaakbond, Fédération Internationale des Echecs (FIDE), is opgericht door met name de eerder genoemde Alexander Rueb, die hiervan de eerste president werd. Hij hield kantoor in het eerdergenoemde Nationaal Schaakgebouw, waar hij tevens zijn woning had.
  • Na Rueb zou Max Euwe als tweede Nederlander, de derde president van de FIDE worden. In die hoedanigheid speelde hij in 1972 achter de schermen een belangrijke rol in de "Match van de Eeuw" tussen Bobby Fischer en Boris Spasski.
  • Nederland heeft meerdere internationaal gereputeerde schaaktoernooien gehad. Het Tata Steel-schaaktoernooi (voorheen het Hoogovenstoernooi genoemd) wordt thans de Wimbledon van de schaakwereld genoemd. Minder bekend maar wereldwijd toegepast op clubniveau is het Systeem Keizer, een toernooiformule ontwikkeld eind jaren 1950 door de Enschedeër J.H. Keizer.
  • Het eind 19e eeuw door H.D.B. Meier uitgevonden schaakklok met vlaggetje is decennialang wereldwijd gebruikt tot de introductie van de digitale klok, terwijl de term 'de vlag valt' of 'door de vlag gaan' in internationale spreektaal is blijven voortbestaan. Wat schaakmaterialen betreft, is het Enschedese bedrijf Digital Game Technology in het begin van de 21e eeuw internationale marktleider van digitale schaakklokken.
  • Nederland heeft ook met correspondentieschaak in binnen- en buitenland hoge ogen gegooid. In de 19e eeuw, toen de wegeninfrastructuur nog niet ontwikkeld was en transport tussen de steden nog voornamelijk per trekschuit en koets ging, was correspondentieschaak een populaire vorm van schaken tussen individuele spelers en verenigingen. Begin 21e eeuw heeft Nederland in Joop van Oosterom en Ron Langeveld twee meervoudige wereldkampioenen. Ook op het vlak van probleemschaak doet Nederland het goed. Zo zijn wijlen Harry Goldsteen en Jan Timman twee internationaal gerenommeerde problemisten.Je z

Schaakcollecties[bewerken | brontekst bewerken]

Appendix[bewerken | brontekst bewerken]

Meer lezen[bewerken | brontekst bewerken]

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Murray, H.J.R.(1913), A History of Chess, London: Oxford University Press

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Veelenturf, Kees (2019-2020). Een verdwaalde koning. Wij Vikingen. Leeuwarden: Fries Museum  : pp.54-55
  2. Een schaakstuk met runen- inscriptie. Geschiedenis Helmond. Geraadpleegd op 15 maart 2024.
  3. 't Oude huys. Geschiedenis Helmond. Geraadpleegd op 15 maart 2024.
  4. Hoeks, Robin, Topstukken: Een middeleeuws schaakstuk. Brabants Erfgoed (31 augustus 2020).
  5. (fr) Bourgeois, Luc (2018). Du char de guerre à la tour : le destin d’une figure du jeu d’échecs en Occident. Kentron revue pluridisciplinaire du monde antique  (34): pp. 109-126
  6. Dekkers, Geertje, Kijken naar de middeleeuwse vermogenskloof: kostbaarheden én onaanzienlijk spul in de tentoonstelling ‘Het jaar 1000’. De Volkskrant (24 oktober 2023).
  7. Schaakstuk. Rijksmuseum van Oudheden. Geraadpleegd op 15 maart 2024.
  8. Het toont gelijkenis met een schaakstuk, geïdentificeerd als een loper, dat opgegraven is in het museum van Wallingford, Engeland. Zie: (en) French, Andrew, Rare chess piece found in back yard of museum, Oxford Mail (6 april 2016)
  9. Nanne Ottema, "Tentoontstelling van schaakspelen", Leeuwarder nieuwsblad, 12 augustus 1941.
  10. L.C.M Diepstraten (lente 1999). Onder de Loep. Nieuwsbrief MEC  (49)
  11. F.P. van Oostrom (1996), Het woord van eer. Literatuur aan het Hollandse hof omstreeks 1400, p.28-34.
  12. Scholten (1999), p.11-12
  13. Ottema, Nanne, "Tentoonstelling van schaakspelen", Leeuwarder Courant, 12 augustus 1941.
  14. (en) Oostrom, F. P. van (1992), Court and Culture: Dutch Literature, 1350-1450. University of California Press. ISBN 978-0-520-06777-6.
  15. Scholten in Reerink 2000: 59-61 en Scholten 1999: 34-35
  16. Scholten 1999: 36-37
  17. Teun Koorevaar, Leydenaren ontsteld. schaaksite.nl (30 mei 2011). Geraadpleegd op 18 augustus 2021.
  18. Scholten in Reerink 2000:61
  19. Scholten (1999), p.24-25
  20. Scholten 1999:45-46
  21. Kloprogge, Mathieu en Ine, Een bijzonder schaakstuk van Adriaen van der Werff. Schaaksite (29 juli 2011).
  22. (en) Bust of a Soldier, Adriaen van der Werff, c. 1678 - c. 1722. Rijksmuseum. Geraadpleegd op 12 maart 2024.
  23. Weyerman, Jacob Campo (1724), Den ontleeder der gebreeken, zynde een aangenaam vertoog over de opperheerschende feilen dezer eeuw. Bosch.
  24. Van der Linde (1875), pp.124-125
  25. Niemeyer (1937)
  26. Scholten (1999), p.26
  27. Scholten (1999), p.28
  28. Scholten (1999), p.27
  29. Linde, Antonius van der (1875), Het schaakspel in Nederland. G. A. van Hoften, p.131.
  30. (en) William Lewis (1822), Elements of the Game of Chess. Londen: Longman, "Preface".
  31. (en) Dutch Chess Set, late 18th c.. Chess Collection. Geraadpleegd op 13 februari 2023.
  32. Mathieu Kloprogge, Ine Kloprogge (2011), Het schaakspel in Nederland.
  33. (en) Hollandse schaakset. Schaak-museum. Geraadpleegd op 13 februari 2023.
  34. Fine Antique Bone Pulpit Chess Set. www.chessantiquesonline.com. Geraadpleegd op 13 februari 2023.
  35. Linde, Antonius van der (1875), Het schaakspel in Nederland. G. A. van Hoften, p. 145-146.
  36. Scholten (1999)
  37. Robert Beekman, Avant la lettre / Het eerste schaaktoernooi te Utrecht. Schaakclub Oud Zuylen Utrecht (21 februari 2016).
  38. Peter de Jong (2015), Max Euwe - Verhalen en partijen Deel 1 - Nederlandse schaakhistorie.p.256.
  39. Mijnheer (2021)
  40. Jurryt van de Vooren, Jurryt van de Vooren. Trouw (2 mei 2023).
  41. a b c Anne van Eijk, Het verborgen bestaan van een schaakcompetitie in het kamp, die nooit werd uitgespeeld. NOS (4 mei 2023).
  42. Vooren, Jurryt van de, Nationale Sportherdenking staat stil bij de oorlogsslachtoffers in de schaaksport (persbericht). Sportgeschiedenis (30 maart 2023).
  43. a b Enzo van Steenbergen, Schaken als mentale ontsnapping aan de gruwelen van het kamp. NRC (3 mei 2023).
  44. Beeldbank. beeldbankwo2.nl. Geraadpleegd op 6 mei 2023.
  45. Marjolein Overmeer, Onderduikers. Schaakstukkenmuseum (1 mei 2011).
  46. Wim van der Wijk, Als de vlag valt. Journalist En Schaker (15 juni 2017).
  47. Herman Grooten, Waarom mag wit in het schaakspel altijd beginnen?. Schaaksite (17 januari 2018).
  48. Scholten, p. 53-5
  49. Scholten: 244-247 , 347, 375
  50. Scholten (1999)
  51. Wilfred Simons, Schaakvereniging Philidor viert eeuwfeest met lezing: verheft schaken de arbeider?. Leidsch Dagblad (11 juni 2019).
  52. de geschiedenis van de Delfsche SchaakClub. Delftse Schaak Site. Geraadpleegd op 10 februari 2023.
  53. Scholten (1999), p.247
  54. Databank sport: schaken. KNAW/Huygens instituut. Geraadpleegd op 10 februari 2023.
  55. Schaaklegende Timman (69) uit Arnhem wil nog altijd toernooien winnen, maar niet online. Omroep Gelderland (20 november 2020).
  56. Jubileum 150 jaar (2023). Schaakbond. Geraadpleegd op 3 maart 2023.
  57. Mateboer, J. (1999), Van de geestgronden tot Tibet. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek.
  58. Zie: (en) Gökyay Association Chess Museum
  59. Teun Koorevaar, Meesterzet in de Nederlandse schaakhistorie. Schaaksite (6 juni 2011).
  60. Teun Koorevaar, Meesterzet in de Nederlandse schaakhistorie. Schaaksite (6 juni 2011).
  61. Het schaakspel in Nederland: Hoofdstukken. Antiques chessmen. Geraadpleegd op 2 februari 2023.
  62. Koorevaar, Teun, Spel uit de kunst in de kunst (1). Schaaksite (30 augustus 2011).

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

Categorie:Schaken in Nederland