Gebruiker:Cnemo99/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Wapen Heilig Koninklijk Gewelf

De Orde van het Heilig Koninklijk Gewelf in Nederland is een Nederlandse obediëntie, oftewel een koepel van vrijmetselaarsloges, die werkt in de hogere graad van de Royal Arch. De loges worden binnen de Orde aangeduid als kapittels. Het lidmaatschap van een kapittel is een van de mogelijke vervolgpaden[1] voor vrijmetselaren in Nederland vanuit de symbolieke – of 'blauwe' - loges van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden

De graad van Royal Arch is afkomstig uit Engeland, waar zij het oudste vervolgpad vormt van de reguliere vrijmetselarij.

Leden van een kapittel zijn automatisch ook lid van de Orde. Om lid te kunnen worden van een kapittel moet men minstens één jaar Meester vrijmetselaar zijn. Inwijding in de Orde van het Heilig Koninklijk Gewelf is een voorwaarde voor toegang tot sommige verdere vervolgpaden, zoals bijvoorbeeld de Knights Templar of het Red Cross of Constantine.

plaatje ordes

uitleg zegel

Kapittels[bewerken | brontekst bewerken]

Historisch voorschoot Heilig Koninklijk Gewelf, collectie Vrijmetselarijmuseum

Anno 2024 zijn er vierentwintig Kapittels actief binnen de Orde, waarvan drieëntwintig in Nederland en een in Suriname.

Nr Naam Datum van consecratie Zetel
1 Nos Vinxit Libertas 03-02-1949 Amsterdam
2 De Sluitsteen 21-10-1950 Amsterdam
3 Triple Tau 21-10-1950 Amstelveen
4 Zwaard en Troffel 01-03-1953 Groningen
6 De Binding 28-03-1953 Rotterdam
8 De Gouden Cirkel 21-10-1953 Den Haag
9 Zebulon 01-09-1955 Haarlem
10 Invenimus 30-06-1956 Amersfoort
13 De Leeuw van Judah 13-02-1960 Hengelo
14 De Gouden Schakel 04-02-1961 Velp
15 De Gouden Sleutel 27-01-1967 Paramaribo
16 De Regenboog 08-05-1965 Zaandam
17 Lux et Pax 14-01-1967 Eindhoven
19 Eurèkamen 20-04-1968 Utrecht
22 Relation 07-03-1970 Terneuzen
23 De Twaalf Stammen 04-03-1972 Zwolle
26 Getrouwheid 21-02-1976 Emmen
27 De Zes Lichten 03-12-1977 Sneek
28 Concord (*) 12-05-1979 Rotterdam
30 Het Verbond 29-09-1980 Bergen op Zoom
32 Har Hamoriah 19-01-1985 Gouda
33 Mergelland 02-01-1985 Roermond
34 Haganum 11-01-1986 Leiden
35 Het Zegel van Salomo 02-05-1987 Alkmaar

(*) Engelstalig

Geschiedenis van het Heilig Koninklijk Gewelf[bewerken | brontekst bewerken]

Het ontstaan van de Royal Arch in Engeland[bewerken | brontekst bewerken]

Nadat in 1734 de eerste vrijmetselaarsloge in Nederland werd opgericht, werd al vrij snel daarna ook in de hogere graden gewerkt. Ten tijde van de oprichting van de Grootloge - de voorloper van het huidige Grootoosten der Nederlanden - in 1756 bezat een meerderheid van de Nederlandse vrijmetselaars een hogere graad dan de meestergraad. Deze hogere graden werden binnen de bestaande loges verstrekt volgens de Franse Ritus. De betreffende graden werden Schotse graden genoemd, een verwijzing naar de oorsprong van de Ritus.

De Grootloge was in eerste instantie erg terughoudend met het erkennen van de Schotse Graden, omdat zij zelf erkenning nastreefde vanuit de Engelse grootloge, welke hier zeer tegen gekant was. In 1757 werd daarom bepaald dat de loges die ook 'Schots werkten' daartoe afzonderlijke Schotse loges moesten vormen, die buiten de verantwoordelijkheid van de Grootloge vielen. De Schotse loges hadden echter veelal dezelfde naam en dezelfde officieren als de bijbehorende moederloge.

Er waren aanzienlijke verschillen qua werkwijze tussen de verschillende Schotse loges onderling. In 1776 werd getracht hier verandering in te brengen, en werd een 'Groote Schotsche Loge" geformeerd. Carel baron van Boetzelaer, reeds Grootmeester Nationaal van de symbolieke graden, werd ook tot Grootmeester Nationaal van de "Groote Schotsche Loge" benoemd. De invloed van deze "Groote Schotsche Loge" nam na de oprichting echter snel af, en op de laatste bijeenkomst in 1786 waren nog slechts drie Schotse loges vertegenwoordigd.

Jacob van Lennep[bewerken | brontekst bewerken]

Jacob van Lennep

Na de eeuwwisseling werd een nieuwe poging gedaan om tot meer eenheid te komen. De Schotse loges werden nu kapittels genoemd, en op initiatief van het Rotterdamse kapittel 'De Eendragt' werd een commissie opgericht om te onderzoeken wat de mogelijkheden voor samenwerking waren. De werkzaamheden van deze commissie leidden er toe dat op 7 juni 1802 Mr. Isaac van Teylingen, Grootmeester Nationaal van de symbolieke graden, ook benoemd werd tot 'Grootmeester Nationaal van de Oppergraden'. Op 15 oktober 1803 vond vervolgens de oprichtingsvergadering van het 'Hoofdkapittel der Oppergraden' plaats, de oprichtingsakte werd daarbij door een vijftiental kapittels onderschreven, de zogeheten 'kapittels fondateur'. Dit verenigde de Nederlandse kapittels onder één bestuur.

Op de bijeenkomst van het Grootoosten van de symbolieke graden van 2 juni 1816 werd besloten om de positie van Grootmeester Nationaal aan te bieden aan prins Frederik, de tweede zoon van koning Willem I. De volgende dag gebeurde hetzelfde op de bijeenkomst van het Hoofdkapittel der Oppergraden. De prins accepteerde, en op 13 oktober 1816 werd hij geïnstalleerd als Grootmeester Nationaal van de symbolieke graden. Op 10 december 1817 werd hij eveneens als Grootmeester Nationaal van de Oppergraden geïnstalleerd.

De prins ontwikkelde echter al snel - mede onder invloed van zijn omgeving - de mening dat de Oppergraden een verwerpelijke toevoeging aan de vrijmetselarij vormden, maar dat anderzijds de meestergraad onvoldoende ontwikkeld was. Hij riep de leden van de Oppergraden daarom op om over te stappen naar een door hem in 1819 geïnitieerde obediëntie, de 'Afdeling van de Meestergraad'. Per 22 mei 1820 nam hij afscheid van de Oppergraden en een dag later vond de eerste algemene vergadering van de Afdeling van de Meestergraad plaats.

In 1835 werd uiteindelijk een convenant gesloten waarbij prins Frederik Grootmeester Nationaal werd van zowel de symbolieke graden, de Oppergraden als de Afdeling van de Meestergraad. Hierbij benoemde hij voor alle drie de obediënties een Gedeputeerd Grootmeester. Dit zou zo blijven tot zijn dood in 1881, waarna elk van de obediënties weer zelfstandig een Grootmeester Nationaal benoemde.

De twintigste eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Juweel van de 18e graad - Ridder van het Rozenkruis - in de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus

Vanaf de eeuwwisseling sprak men over de Hoge Graden in plaats van de Oppergraden en kwam de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus steeds meer in zwang in de Nederlandse Vrijmetselarij. De Schotse ritus was in 1817 in Brussel geïntroduceerd en had zich na de afscheiding van België in 1830 daar verder ontwikkeld. In deze ritus - die 33 graden kent - is de 18e graad die van ‘Ridder van het Rozenkruis'. De Nederlandse graad van Soeverein Prins van het Rozenkruis werd in België beschouwd als equivalent van de Schotse 18e graad en de vraag kwam steeds meer naar voren hoe hier om Nederland mee om te gaan.

Op 21 december 1912 werd de Opperraad van de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus in Nederland opgericht, en op 7 juni 1913 werd een convenant gesloten tussen deze Opperraad en het Hoofdkapittel der Hoge Graden. Dit convenant behelsde dat men elkaars soevereiniteit erkende, en dat de Opperraad voortaan alleen zou werken in de graden boven de 18e graad, en daartoe alleen leden aan zou nemen die binnen de Orde der Hoge Graden waren ingewijd in de graad van Prins van het Rozenkruis. Deze laatste graad werd derhalve gelijkgesteld aan de 18e graad in de Schotse Ritus.

In 1989 werd dit convenant beëindigd en gingen beide obediënties in eerste instantie onafhankelijk van elkaar verder. Op 16 april 1997 werd een nieuw convenant ondertekend waarin werd afgesproken dat leden van de Orde der Hoge Graden minimaal een jaar na inwijding zich konden aanmelden bij de Schotse Ritus om daar te worden ingewijd in de 22e graad. In 2008 werd uiteindelijk besloten toch volledig onafhankelijk van elkaar verder te gaan.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog moesten de Orde en haar kapittels de werkzaamheden staken, daar de Duitse bezetter alle activiteiten rondom vrijmetselarij verbood. Een dieptepunt was dat Grootmeester Nationaal Hermannus van Tongeren, tevens Grootmeester Nationaal van de symbolieke graden, gevangen werd genomen en op 29 maart 1941 overleed in het concentratiekamp Sachsenhausen. Na de bevrijding kwam op 23 maart 1946 het Hoofdkapittel voor het eerst weer bijeen en werd gestart met de wederopbouw van de Orde.

In Nederlands-Indië werd al vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw in de Hoge Graden gewerkt. Na het onafhankelijk worden van Indonesië in 1949 werd de arbeid nog wel enige tijd voortgezet, maar in de loop van de jaren vijftig werden de lichten van de nog bestaande kapittels overal gedoofd en in 1962 werd de Vrijmetselarij in Indonesië geheel verboden. Daarnaast vielen tot 1989 ook een aantal kapittels in Zuid-Afrika onder de jurisdictie van de Orde. Omdat de band hiermee steeds losser werd, werd dat jaar door het Hoofdkapittel ingestemd met de overstap van de resterende 28 Zuid-Afrikaanse kapittels naar de 'Supreme Council' van de Schotse Ritus in Zuid-Afrika.

Groot Principes[bewerken | brontekst bewerken]

De kapittels zijn verenigd onder het Hoofdkapittel, van waaruit de Orde van het Heilig Koninklijk Gewelf bestuurd wordt door het Ordebestuur. Dit wordt voorgezeten door de Groot-Eerste Princeps, welke wordt bijgestaan door de Groot-Tweede Princeps en de Groot-Derde Princeps, de Groot-Schrijver Ezra (grootsecretaris), de Groot-Thesaurier en nog een aantal andere functionarissen.

Een Groot Eerste Princeps binnen het Heilig Koninklijk Gewelf vervult de rol van Grootmeester. Echter, een bijzonder aspect van deze orde is dat het hoogste gezag is verdeeld over drie personen (Groot-Eerste, -Tweede en -Derde Princeps) die een gelijkwaardige functie hebben, zij het dan dat de Groot-Eerste Princeps de woordvoerder is en 'het gezicht' van de Orde.

Tot 2003 was er een personele unie met de symbolische graden, de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, in de zin dat de Grootmeester van de symbolische graden ook altijd Groot-Eerste Princeps van het Heilig Koninklijk Gewelf was. Tot 2003 bestond dan ook de functie van Pro Groot-Eerste Princeps, welke de plaatsvervanger van de Groot-Eerste princeps was en veelal de dagelijkse leiding over het Ordebestuur had.

In onderstaande lijst een overzicht van de Groot Eerste Principes van het Heilig Koninklijk Gewelf van 1950 tot begin twintigste eeuw.

Periode Naam
1950 - 1958 Mr. Dr. L.J.J. Caron
1958 - 1961 Ir. C.M.R. Davidson
1961 - 1962 vacant
1962 - 1974 Prof. Dr. J. Kok
1974 - 1979 Ir. G. van Wezel
1979 - 1982 Dr. Th. Boesman
1982 - 1986 W. Sepp
1986 - 1990 J.M. Barents
1990 - 1997 R. Schultink
1997 - 2000 Drs. B. Sarphati
2000 - 2003 Mr. P.G. Roodhuyzen

Trivia[bewerken | brontekst bewerken]

Enkele wetenswaardigheden

  • Ondanks de overeenkomst in naam is er geen relatie tussen de graad van Soeverein Prins van het Rozenkruis en de Rozenkruisers. Deze laatste, een spirituele stroming die stamt uit de zeventiende eeuw, heeft wel enige interactie met de vrijmetselarij, bijvoorbeeld via de Societas Rosicruciana, maar staat verder geheel op zich zelf. Er is ook geen bewijs voor een gemeenschappelijke oorsprong.
  • De initiële afkeer van Prins Frederik van de Hoge Graden kwam voort uit het - toentertijd - christelijke karakter ervan, omdat dit het karakter van de vrijmetselarij als vrijplaats voor alle geloven zou aantasten. Hij werd hierbij geïnspireerd door het Charter van Keulen, wat in 1816 door een anonieme gever aan hem was geschonken. Deze oorkonde - in het Latijn - zou bewijzen dat de vrijmetselarij in de zestiende eeuw al bloeide in Europa. Achteraf is het document geclassificeerd als een vervalsing, vermoedelijk afkomstig uit de omgeving van de prins.
  • De schrijver, dichter, taalkundige en politicus Jacob van Lennep (1802-1868) was een actief vrijmetselaar en onder meer voorzittend meester van de Amsterdamse Loge Willem Fredrik en voorzitter van het kapittel met dezelfde naam. Hij wilde de Schotse vrijmetselarij in Nederland verder ontwikkelen en ondernam daartoe in 1843 een avontuurlijke reis naar Schotland, waar hij ingewijd werd in de 'Royal Order of Scotland'. Hij richtte bij terugkomst in Amsterdam een kapittel op van de Royal Order of Scotland, en propageerde deze orde als seculiere tegenhanger van de - meer christelijke georiënteerde - Orde der Hoge Graden. Het kapittel werd echter in 1853 alweer opgeheven.
  • Het convenant van 1913 tussen de Hoofdkapittel der Hoge Graden en de Opperraad van de Schotse Ritus staat ook wel bekend als het 'pettenconvenant'. De Grootmeester Nationaal van de Hoge Graden, Simon Marius Hugo van der Gijn en de Grootkanselier Mr. Willem Adriaan baron van Ittersum, vervulden dezelfde functies binnen de Opperraad van de Schotse Ritus. Zij tekenden dus het convenant eerst namens het Hoofdkapittel, ‘zetten hun andere pet op’ en tekenden daarna namens de Opperraad.

Appendix[bewerken | brontekst bewerken]


Categorie:Nederlandse obediënties (vrijmetselarij)