Pinus hwangshanensis

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Pinus hwangshanensis
IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2011)
Pinus hwangshanensis op Huangshan
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Naaktzadigen
Orde:Coniferales
Familie:Pinaceae (Dennenfamilie)
Geslacht:Pinus (Den)
Soort
Pinus hwangshanensis
W.Y.Hsia (1921)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Pinus hwangshanensis op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Pinus hwangshanensis is een den die endemisch is in de bergen in het oosten van China. De soort komt voor in de provincies Anhui, Fujian, Guizhou, Hubei, Hunan, Jiangxi en Zhejiang. De soort is vernoemd naar Huangshan, ook wel de Gele Berg genoemd, een bergketen in Anhui waar het typespecimen vandaan komt.

De boom wordt in China gewaardeerd om zijn unieke ruige vorm. Hij is regelmatig afgebeeld in de traditionele Chinese schilderkunst.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Pinus hwangshanensis is een groenblijvende conifeer die een hoogte bereikt van 15 tot 25 meter. De boom heeft een zeer brede, afgeplatte kroon van lange, horizontale takken. De grijze bast is dik en bedekt met plaatvormige schors, vergelijkbaar met die van de grove den (P. sylvestris).

De naaldvormige, donkergroene bladeren zijn 5 tot 8 centimeter lang en 0,8 tot 1 millimeter breed. Ze staan paarsgewijs op de korte loten in een schede van 1 centimeter lang.

De bestuiving vindt in het midden van de lente plaats. De geelbruine kegels rijpen in 18 tot 20 maanden. Ze zijn gedrongen en eivormig en worden 4 tot 6,5 centimeter lang en 5 tot 7 centimeter breed. In de late winter openen ze zich en laten dan hun gevleugelde, 5 à 6 millimeter lange zaden vrij.

Pinus hwangshanensis is nauw verwant aan de Japanse zwarte den (P. thunbergii). De naalden zijn echter smaller, de knoppen zijn bruin in plaats van wit en de kegels breder.

Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

Pinus hwangshanensis komt voor op hoogtes tussen de 500 en 2500 meter boven zeeniveau[1] in de gebergtes van Oost-China. Ze groeien meestal op rotsachtige ondergrond en vormen een typisch component van hun habitat.