Resolutie 1357 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Resolutie 1357
Van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Datum 21 juni 2001
Nr. vergadering 4333
Code S/RES/1357
Stemming
voor
15
onth.
0
tegen
0
Onderwerp Bosnische Burgeroorlog
Beslissing Stemde in met een verlenging van SFOR met 12 maanden, en verlengde de vredesmissie in Bosnië en Herzegovina tot 21 juni 2002.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 2001
Permanente leden
Niet-permanente leden
Vlag van Bangladesh Bangladesh · Vlag van Colombia Colombia · Vlag van Ierland Ierland · Vlag van Jamaica Jamaica · Vlag van Mali Mali · Vlag van Mauritius Mauritius · Vlag van Noorwegen Noorwegen · Vlag van Singapore Singapore · Vlag van Tunesië Tunesië · Vlag van Oekraïne Oekraïne
Een Brits SFOR-pantservoertuig (foto: jun 1997).

Resolutie 1357 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd unaniem door de VN-Veiligheidsraad aangenomen op 21 juni 2001, en verlengde zowel de toestemming voor de SFOR-operatie van de NAVO als de UNMIBH-vredesmacht van de VN zelf in Bosnië en Herzegovina.

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Bosnische Burgeroorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 1980 overleed de Joegoslavische leider Tito, die decennialang de bindende kracht was geweest tussen de zes deelstaten van het land. Na zijn dood kende het nationalisme een sterke opmars, en in 1991 verklaarden verschillende deelstaten zich onafhankelijk. Zo ook Bosnië en Herzegovina, waar in 1992 een burgeroorlog ontstond tussen de Bosniakken, Kroaten en Serviërs. Deze oorlog, waarbij etnische zuiveringen plaatsvonden, ging door tot in 1995 vrede werd gesloten.

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

Waarnemingen[bewerken | brontekst bewerken]

De buurlanden Kroatië en de Federale Republiek Joegoslavië werkten aan de versterking van hun relaties met Bosnië en Herzegovina en de uitvoering van het vredesakkoord. Voor een blijvende vrede moesten alle vluchtelingen in de regio kunnen terugkeren.

Handelingen[bewerken | brontekst bewerken]

I (vredesakkoord)[bewerken | brontekst bewerken]

De partijen werden opnieuw opgeroepen het vredesakkoord en het Verdrag van Dayton na te leven. Zo moesten ze onder meer alle door het Joegoslavië-tribunaal aangeklaagde personen aan dat tribunaal uitleveren. Verder hadden ze de multinationale SFOR-macht geautoriseerd om desnoods met geweld de naleving van Annex 1-A van het vredesakkoord af te dwingen.

II (SFOR)[bewerken | brontekst bewerken]

De Veiligheidsraad autoriseerde de lidstaten die deel uitmaakten van SFOR om de macht nog twaalf maanden langer voort te zetten en om Annex 1-A af te dwingen. Ook mocht SFOR het nodige doen om zichzelf of de uitvoering van haar missie te beschermen, alsook de regels over het luchtruim boven Bosnië en Herzegovina te doen naleven.

III (UNMIBH)[bewerken | brontekst bewerken]

Ook het mandaat van de VN's UNMIBH-vredesmissie, met inbegrip van de IPTF-politiemissie, werd met een jaar verlengd, tot 21 juni 2002. Ten slotte werd de secretaris-generaal Kofi Annan gevraagd te blijven rapporteren over de uitvoering van de akkoorden en de naleving van de partijen van hun verplichtingen.

Verwante resoluties[bewerken | brontekst bewerken]

Originele werken bij dit onderwerp zijn te vinden op de pagina United Nations Security Council Resolution 1357 op de Engelstalige Wikisource.