Revolver M1891
Revolver M1891 | ||
---|---|---|
Type | Revolver | |
Land van oorsprong | Nederland | |
Dienstgeschiedenis | ||
In dienst | 1894–1928 | |
Gebruikt door | Nederland | |
Productiegeschiedenis | ||
Ontwerper | F.W.H. Kuhn | |
Ontworpen | 1873 | |
Producent | J.F.J. Bar, L. Wittich, Vickers Ltd. | |
Geproduceerd | 1873 | |
Aantal gebouwd | ca. 12.000 | |
Specificaties | ||
Lengte | 222 mm | |
Patroon | 9,4x23R; 9,4x27R[1] | |
Kaliber | 9,4 mm | |
Actie | Double action | |
Projectielsnelheid | 180-190 m/s | |
Voedingssysteem | cilindermagazijn voor 6 patronen | |
Richtmiddelen | Vaste richtmiddelen |
De Revolver M1891 of M91 is een double action[noot 1] centraalvuur[noot 2] revolver die ontworpen werd door KNIL kapitein à la suite[2]:1893 der Artillerie F.W.H. Kuhn.[noot 3]
De M91 revolver was de opvolger van de Nederlandse Revolver M1873 die in de Oost onder de naam Model 1875 werd gebruikt. De M91 was lichter en compacter en was voorzien van een hulsuitstoter. Het kaliber was 9,4 mm, net als bij de M1873.[5]
De naam M91 werd pas in 1931 aan de revolver gegeven door de Nederlands-Indische politie, om hem te onderscheiden van de 6-schots centraalvuurrevolver Colt Police Positive 9x29R (.38 S&W),[6] die bij de Nederlands-Indische politie was ingevoerd en revolver M31 ging heten.
Geschiedenis
[bewerken | brontekst bewerken]In 1875 introduceerde het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) de Revolver M1873, onder de naam Revolver (later werd deze aangeduid als KNIL Revolver model 1875) De M1873 was ook in gebruik bij het Nederlandse Landmacht en Marine. Ongeveer 1300 werden geleverd aan het KNIL en werden voornamelijk gebruikt door de cavalerie. Rondt 1889 wilde het KNIL ook andere onderdelen revolvers verstrekken, maar men vond de M1875 te zwaar. Daarom werd om een nieuw, lichter en moderner wapen gevraagd.[7]
KNIL Kapitein der Artillerie F.W.H. Kuhn,[noot 3] directeur van de Indische Geweermakers School, te Meester Cornelis ontwikkelde daarop een lichtere en compactere 9,4 mm legerrevolver.
Kuhn ontwikkelde twee modellen met hetzelfde kaliber als de M1875, maar lichter en met een eenvoudiger slotmechanisme dan de M1875. Het nieuwe wapen was ook voorzien van een uitwerper voor lege hulzen, wat de M1875 ontbeerde.
In 1891 werden er twee prototypes naar Nederland gestuurd voor beproevingen. Na wat kleine aanpassingen werd besloten een van de modellen te accepteren. Vanaf dat moment werd de M1875 bij het KNIL ‘Revolver, oud model’ of ‘Revolver, O.M.’ genoemd. Het nieuwe model, dat ‘Revolver, nieuw model’ of ‘Revolver, N.M.’ werd genoemd (hij zou pas in 1931 de naam M91 krijgen), was met een lengte van 222 mm en een gewicht 825 g handzamer dan de M1875 die 330 mm lang en 1,3 kg zwaar was. In Nederlands-Indië waren op dat moment geen wapenfabrikanten. De enige wapens werden gemaakt door leerling-wapensmeden, die een klein aantal revolvers en Remington-karabijnen[noot 4] maakten. Daarom werd besloten dat de firma J.F.J. Bar in Delft de onderdelen zou maken en de Werkplaats Draagbare Wapenen (WDW) in Delft van de Artillerie InrichtingenWDW de wapens zou assembleren. Er werden 3754 revolvers besteld.[9] De eerste 300 werden in 1893 geleverd en de rest in 1894 en 1895. Eind 1894 waren er voldoende revolvers en reserveonderdelen in Nederlands-Indië aangekomen en begon de verstrekking aan de troepen. De eerste revolvers kwamen ter beschikking van eenheden in Batavia: het 10e Infanteriebataljon in Weltevreden, het 11e Infanteriebataljon in Meester Cornelis en het garnizoen en van het 1e Infanteriedepotbataljon in Bandoeng.[10] Daarna volgden de troepen in Atjeh, de binnenlanden, Java en Lombok. De invoering werd voltooid in 1895.[11][12] De oude M1875-revolvers van het KNIL gingen naar de mariniers.[7]
De Revolver M1891 werd door het KNIL en de Nederlands-Indische politie tot eind jaren ‘20 gebruikt.
De revolver bleef gedurende de tijd dat hij in gebruik was vrijwel onveranderd. Wel werden in 1902 en 1903 de vizierkepen dieper gevijld in verband met de invoering van een nieuwe, krachtiger, patroon met een ander model kogel en rookloos kruit.
Modificatie Hamakers
[bewerken | brontekst bewerken]In 1904 werden 40 herbouwde revolvers getest met een door eerste luitenant L.K. Hamakers (1867-1917) [noot 5] gewijzigd slotmechanisme; als de trekker overgehaald werd terwijl de laadpoort open stond, zou de cilinder gaan draaien. Dit maakte het gemakkelijker om te laden en te herladen. Uit de beproevingen bleek dat het laden en herladen inderdaad sneller ging. Omdat de constructie niet sterk genoeg werd geacht werd de modificatie niet doorgevoerd. Wel werd er een soortgelijke wijziging toegepast op commerciële revolvers van Belgische makelij.
Munitie
[bewerken | brontekst bewerken]Bij het KNIL werd voor de M75-revolver een vergelijkbare 9,4x21R patroon gebruikt als voor dezelfde revolver in Nederland (daar M73 genoemd) gebruikt werd. Wel werd de binnenzijde van de huls gelakt om de patroon onder tropische omstandigheden langer te kunnen bewaren. Vanaf eind jaren 1880 werd de patroon voor de nieuwe M91-revolver aangepast: de huls werd verlengd tot 23 mm (in plaats van 21 mm). Deze patroon stond bekend als de Scherpe patroon No 3 (die vanaf 1902 de toevoeging O.M. (Oud Model) kreeg). De patroon had een elliptische loden kogel met 2 groeven, en was geladen met zwart buskruit (‘salpeterkruit’). De Nederlands-Indische revolverpatronen werden samengesteld bij de patroonwerkplaatsen te Soerabaja en Bandoeng, en daardoor werd deze 9,4x23R patroon ook wel verwarrend 10 mm Soerabaja-patroon genoemd.[1]
Bij de patroonwerkplaats werd in 1901 uitgebreid onderzocht of de M91-revolver hogere drukken aan zou kunnen. Toen dit het geval bleek te zijn, werd een nieuwe patroon ontwikkeld met een hardere, afgeknotte loden kogel en gevuld met rookloos kruit. De uitwendige ballistiek van de nieuwe kogel was anders dan van de oude, daarom werden in 1902 en 1903 de vizierkepen van alle revolvers dieper gevijld. De toegenomen druk leidde echter toch tot problemen: het bleek moeilijker de lege hulzen uit te werpen, waardoor de revolver haperde en soms beschadigd raakte. Er volgden nieuwe tests met een langere huls (27 mm) en verschillende kruitladingen, en in 1911 werd de verbeterde patroon 9,4x27R ingevoerd als Scherpe patroon No 3 N.M. (Nieuw Model).[1]
Gebruik bij de Nederlands-Indische politie
[bewerken | brontekst bewerken]De Nederlands-Indische politie werkte nauw samen met het KNIL en er was weinig verschil bij de inzet van handvuurwapens. In 1909 bestelde het Departement van Kolonien (DvK) 2200 legerrevolvers voor de Nederlands-Indische politie bij L. Wittich in Den Haag. (de firma Bar was gestopt met de productie van wapens nadat oprichter Jean Francois Joseph Bar in april 1908 was overleden). Wittich produceerde de complete revolver, omdat de Artillerie Inrichtingen in Hembrug het te druk had met de productie van de M73 NM.
Er werden rond die tijd 29 M91 revolvers geleverd aan de politie in West-Indië (Suriname, Aruba en Curaçao); 5 gemaakt door Bar en 24 gemaakt door Wittich.
Na de Eerste Wereldoorlog werd de politie in Nederlands-Indië gereorganiseerd en werd de Veldpolitie opgericht. In de jaren ‘20 en ’30 waren hiervoor ongeveer 6000 nieuwe revolvers nodig. In augustus 1919 vroeg het DvK aan de Artillerie Inrichtingen (A.I.) een prijsopgave voor 6000 revolvers. A.I. bood ze aan voor ƒ59,- per stuk, en het zou 22 maanden duren om ze te produceren (de laatste 10 maanden zouden er 25 per dag gemaakt kunnen worden). In april 1920 plaatste het DvK de bestelling voor 5830 revolvers, maar wilde ze inclusief afleverkosten en proefmunitie. Dat was onacceptabel voor A.I., dat aangaf dat de prijs zou worden verhoogd en de levertijd verlengd zou worden tot 30 maanden. De Nederlands-Indische overheid had 1800 revolvers nodig in april 1921, en de rest tegen het einde van dat jaar, maar met 30 maanden levertijd van A.I. zouden de revolvers pas in 1923 geleverd worden. Desondanks bevestigde het DvK de bestelling in augustus 1920.
Ondertussen had het DvK in juli 1920 ook 12.000 Karabijnen M95 en een grote hoeveelheid marechausseesabels en klewangs bij A.I. besteld. A.I. gaf aan dat de levertijd van de revolvers daardoor nog een jaar langer zou worden. Daarop besloot het DvK in september 1920 de bestelling bij A.I. te annuleren, en de revolvers elders te bestellen.
Via de Nederlandsch-Engelsche Technische Handel Maatschappij werden de revolvers op 15 oktober 1920 besteld bij de Britse firma Vickers Ltd. De toegezegde levertijd van 6 maanden werd echter niet gerealiseerd. Vickers ontving de tekeningen pas in 1921, en toen de revolvers aan het eind van dat jaar gereed waren ze zo slecht afgewerkt dat ze niet geaccepteerd werden. Vickers liet de revolvers herstellen door Fabrique Nationale d'Armes de Geurre in België, waarvandaan ze in 1922 verscheept werden naar Nederlands-Indië, en daar door de politie in gebruik werden genomen. De Vickers-revolvers zijn te herkennen aan een gekroonde letter W op de rechterkant van de kast, voor de cilinder, en Birmingham-keurmerken, op de loop, cilinder en aan de rechterkant van de kast.
In 1931 gaf de Nederlands-Indische politie de revolver de naam M91, om hem te onderscheiden van de 6-schots centraalvuurrevolver Colt Police Positive 9x29R (.38 S&W),[6] die bij de Nederlands-Indische politie was ingevoerd en Revolver M31 ging heten.
Vervanging
[bewerken | brontekst bewerken]In totaal zijn er ongeveer 12.000 M91-revolvers geproduceerd; 6.000 vóór de Eerste Wereldoorlog voor KNIL en Nederland-Indische politie en 6.000 ná de Eerste Wereldoorlog, exclusief voor Nederland-Indische politie.
- 3754st (fa. J.F.J. Bar, Delft), van 1892 t/m 1894
- 2246st (fa. L. Wittich, Den Haag), ca. 1909
- ca. 6000st (Vickers Ltd., Birmingham) in 1922
Daarnaast werden er 29 revolvers geleverd aan de politie in West-Indië (Suriname, Aruba en Curaçao)
Rond 1900 kwamen zelfladende pistolen in gebruik, en ging het KNIL op zoek naar een nieuw vuistvuurwapen. In 1911 kocht het KNIL het Duitse Parabellum DWM; Borchardt-Luger, 9 mm pistool[noot 6] en nam dit als "Pistool M.11" in gebruik om de M91-revolver te vervangen. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werden echter niet alle bestelde pistolen geleverd, en bleef de M91 in gebruik. Pas in 1928 waren er voldoende Lugers beschikbaar en werd de M91-revolver buiten gebruik gesteld.
-
KNIL Revolver M1891, rechterzijaanzicht
-
KNIL Revolver M1891, linkerzijaanzicht
Bronnen, referenties en voetnoten
[bewerken | brontekst bewerken]- (de) Harder, H.E., Dreschler, W.A. (1998). Die Militärrevolver der Niederlande 1856-1940, 1. De Bataafsche Leeuw, Amsterdam, pp. 254., p 154-170
- Martens, drs B.J., Vries, drs G. de (2001). Nederlandse Vuurwapens, Landmacht, Marine en koloniale troepen 1866-1895. Special Interest Publicaties, pp. 400. ISBN 9789080558335., p 20-26
- (fr) Marx, M., Harder, H. (1 juni 1998). Les revolvers réglementaires des Pays Bas, 1re partie. Gazette des Armes 1998 (no. 298): p9-15. DOI:juli 2021 9 juli 2021.
- Görlitz, K.B.C. (zomer 1968). Schouder- en vuistvuurwapens van het Nederlandse leger in de periode 1912-1941. Armamentaria 1968 (afl. III, zomer 1968): p27-49. DOI:juli 2021 13 juli 2021., p44
- Grebbeberg.nl, Vuistvuurwapens
- Artillerie Inrichtingen, De revolver M73
- Lugerforums, Dutch revolver
- (en) Niehorster, KNIL Order of Battle, 12 dec 1941
- Referenties
- ↑ a b c Klein Baltink, Gerben, 10 okt. 2017, De 9,4mm Revolverpatroon in Nederlands-Indië, bezocht 27 aug. 2021
- ↑ a b c d e f g h i j k l m n o p q r Officiersboekjes 1725-1940, Nederlands Militair Erfgoed, Officiersnamen, Kuhn, F.W.H.
- ↑ Kielstra, E.B., Majoor der Genie KNIL (1883). De Atjeh-oorlog, beschrijving van den Atjeh-oorlog met gebruikmaking der officieele bronnen, door het Departement van Koloniën daartoe afgestaan. Gebr. Van Cleef, ’s-Gravenhage. Geraadpleegd op 28 augustus 2021 "… gelukte het den directeur der geweermakersschool te Meester Cornelis, den toenmaligen 2e luitenant der artillerie F. W. H. Kuhn, het Indische tirailleurgeweer op vrij eenvoudige wijze in een achterlaadgeweer te veranderen … Inmiddels had men in Indië tusschen 1868 en 1872 zevenhonderd tirailleurgeweren naar het Kuhn-stelsel doen transformeeren …"
- ↑ (en) Mandarin Mansion, Dutch Kolonial Gun
- ↑ Willemsen, drs. Mathieu J., assistent-conservator Legermuseum, Vuurwapens van het Nederlands Forensisch Instituut in de collectie van het Legermuseum; een belangrijke aanwinst
- ↑ a b Zie Colt Police Positive op de Engelstalige Wikipedia
- ↑ a b M91 DutchRevolver – A Brief History
- ↑ Zie Remington Rolling Block rifle op de engelstalige Wikipedia
- ↑ Klinkert, W. ‘Om den oorlogstoestand zooveel mogelijk na te bootsen...’, De grote legermanoeuvres van 1916 in Noord-Brabant (jan. 2007)
- ↑ (en) Niehorster, Afdeling 1
- ↑ (en) Niehorster, Afdeling 2
- ↑ (en) Niehorster, Afdeling 3
- ↑ Hamakers
- ↑ a b c d e f g h Officiersboekjes 1725-1940, Nederlands Militair Erfgoed, Officiersnamen, Hamakers, L.K.
- ↑ Leidsch Dagblad, 24 oktober 1891, p1
- ↑ Leidsch Dagblad, 14 maart 1892, p9
- ↑ Grebbeberg.nl, Vuistvuurwapens
- Voetnoten
- ↑ Bij een Double action revolver worden door het indrukken van de trekker twee acties in gang gezet: (1) de hamer wordt gespannen en de cilinder roteert naar de volgende kamer, en (2) de hamer wordt losgelaten waardoor er wordt afgevuurd. Bij een Single action revolver moet de hamer met de hand worden gespannen waardoor tegelijk de cilinder roteert naar de volgende kamer; het indrukken van de trekker laat vervolgens alleen de hamer los waardoor er wordt afgevuurd.
- ↑ a b c Bij Centraalvuurpatronen bevindt het slaghoedje zich in het centrum van de bodem van de patroon. Verreweg de meeste moderne handvuurwapens maken gebruik van dit systeem.
- ↑ a b F.W.H. Kuhn (geb. 1829[2]:1868, p 339) was een Nederlandse militair. Kapitein à la suite der Artillerie KNIL F.W.H. Kuhn was van de oprichting in 1866[2]:1868 tot 1894[2]:1895, p 345 Directeur van de Indische Geweermakers School te Meester Cornelis. Kuhn was administratief ingedeeld bij het Wapen der Artillerie, en gedetacheerd bij de Inspectie der Draagbare Wapenen.[2]:1871,1876
Eind jaren 1860 modificeerde Kuhn het 16,7 mm ‘Indische tirailleursgeweer’ (Percussiegeweer model 1848), een percussiegeweer, tot een achtergeladen enkelschots centraalvuur[noot 2] grendelgeweer dat als Model 1869 bekend kwam te staan.[3]:p68[4]
Eind jaren 1880 ontwikkelde hij een 9,4 mm legerrevolver, die in gebruik zou worden genomen als KNIL revolver M1891.
Kuhn ging in 1894 met pensioen.
- Rangen
- Tweede luitenant à la suite, 7 december 1866[2]:1868
- Eerste luitenant à la suite, 29 december 1872[2]:1875
- Kapitein à la suite,[2]:1893 10 mei 1875[2]:1876
- Gepensioneerd, 1894[2]:1894,1895:1895, p 345
- Onderscheidingen en Decoraties
- Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw[2]:1876,1883,1893
- Officierskruis met jaarteken XXV[2]:1893
- Orde van de Witte Olifant 2e klasse (Siam)[2]:1876[2]:1893, p X[2]:1876, p X[2]:1893[2]:1893, p IX
- Ridder in de Orde van Sint-Olaf (Noorwegen/Zweden)[2]:1883,1893
- ↑ De Remington Rolling Block is een familie van enkelschots centraalvuur[noot 2] achterlaadgeweren die werd geproduceerd vanaf het midden van de jaren 1860 tot het begin van de 20e eeuw door de Amerikaanse firma E. Remington and Sons (later Remington Arms Company). In 1870 nam de Nederlandse krijgsmacht de door Fabrique d’armes Emile & Léon Nagant in Luik geleverde enkelschots centraalvuurkarabijn versie van het wapen in gebruik als “enkelschots centraalvuurkarabijn systeem Remington model 1870”, in kaliber 11,3x45R. De wapens werden in 1973 gemodificeerd voor de patroon 11×50R die ook het in 1870 ingevoerde ingevoerde Beaumontgeweer gebruikte. De nieuwe aanduiding werd model 1870/73. Latere modificaties leidden tot de modellen 1870/77, 1870/87, 1870/90 en 1870/95.[8]
- ↑ Louis Koenraad Hamakers (1867-1917) was een Nederlands militair. Hij werd geboren als tweede van 11 kinderen en oudste zoon van majoor der infanterie KNIL Hendrik Hamakers RMWO4 (1834-1916) en Carolina Anten (1848–1919).[13]
Hamakers volgde in 1891 en 1892 in Kampen de Hoofdcursus ter opleiding van Onderofficier tot Officier.[14]:1890,1891
Op 21 oktober 1891 werd sergeant Hamakers van het Regiment Grenadiers en Jagers, bevorderd tot tweede luitenant der infanterie bij het KNIL.[15]
Op 2 april 1892 vertrok hij met de Zr. Ms. stoomschip Bromo van de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd rederij vanuit Rotterdam naar Batavia.[16]
- Rangen
- Tweede luitenant, 21 oktober 1891[14]:1892
- Eerste luitenant, 15 juli 1895[14]:1896
- Kapitein, 12 april 1905[14]:1906
- Gepensioneerd, 1909[14]:1909
- Onderscheidingen en Decoraties
- Ereteken voor Belangrijke Krijgsbedrijven met 2 gespen (‘Atjeh 1873-1896’[14]:1802 en ‘Atjeh 29 maart 1896-1900’[14]:1904,1906)
- Officierskruis met jaarteken XV[14]:1907
- ↑ Het Duitse DWM; Borchardt-Luger, 9 mm parabellum pistool was in 1904 ook door de Duitse Keizerlijke Marine ingevoerd als ‘P04’ en werd in 1908 als ‘P08’ het standaard pistool werd voor de Duitse Keizerlijke Landmacht. Het KNIL schafte het wapen in 1911 ook aan als "Pistool M.11". Ook andere krijgsmachten gebruikten de Luger, en in 1918 kocht de Koninklijke Marine het en voerde het in als "Pistool No.1" als vervanging van de Revolver M1873 die de Marine rond 1900 ingevoerd had ter vervanging van het Revolverpistool A.[17].