Gebruiker:Dani de Beijer/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Schizofrenie bij kinderen (engels: childhood-onset schizophrenia en very-early onset schizophrenia) is een term voor schizofrenie. Dit is een mentale stoornis gekarakteriseerd door hallucinaties, ongeorganiseerde spraak, waanideeën en andere negatieve symptomen, zoals moeite met het uiten van emoties en afname in motivatie om doelgerichte activiteiten uit te voeren, die beginnen voor de leeftijd van 12 jaar.[1]

Schizofrenie is een stoornis die symptomen vertoond zoals auditieve en visuele hallucinaties, vreemde gedachtes of gevoelens en abnormaal gedrag. Dit abnormale gedrag heeft impact op het functioneren en onderhouden van normale interpersoonlijke relaties. De ervaren waanideeën zijn vaak niet geordend en onduidelijk. Onder de feitelijk psychotische kenmerken van schizofrenie bij kinderen komen auditieve hallucinaties het vaakst voor. Deze hallucinaties geven zich vaak weer in klopgeluiden, geweerschoten, lawaai, etc. Andere symptomen die deze kinderen vaak ervaren zijn gevoelens van prikkelbaarheid, lage prestatie en het zoeken naar denkbeeldige voorwerpen.[2] De diagnose wordt gebaseerd op observatie van de verzorgers van het kind en in sommige gevallen, afhankelijk van de leeftijd, zelf-rapportage. Het klinische beeld van kinderen loopt vaak niet overeen met dat van volwassenen.[2]

In de jaren 1981-2012 zijn er 18.000 ziekenhuis opnames geweest in verband met schizofrenie in de leeftijd van 0-20 en 16.000 klinische opnamen.[3]

Schizofrenie heeft geen definitieve oorzaak, maar genetische en omgevingsfactoren spelen wel een rol. Er is geen geneesmiddel, maar schizofrenie bij kinderen is redelijk te behandelen met therapieën en medicatie.[4]

Kenmerken & symptomen[bewerken | brontekst bewerken]

Bij schizofrenie is er sprake van positieve en negatieve symptomen. Ter verduidelijking staan hieronder beide definities.

Positieve symptomen: Symptomen die verschijnen en iets toevoegen aan de ervaring. Ze komen dus niet voor bij mensen zonder schizofrenie.

Negatieve symptomen: Deze symptomen heten zo, omdat er iets wegvalt wat eerst wel aanwezig was en wat bij mensen zonder schizofrenie niet ontbreekt.

Positieve symptomen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Wanen: Wanen zijn foutieve of onterechte overtuigingen over de werkelijkheid. Wanneer iemand wanen meemaakt kan dat leiden tot achterdocht of paranoia. Wanneer iemand onder een waan verkeert is het moeilijk om te communiceren met die persoon. Die persoon loopt ook mogelijk gevaar wanneer die zijn overtuigingen uitvoert. [5]
  • Hallucineren: We spreken van een hallucinatie wanneer we dingen waarnemen met onze zintuigen, terwijl die er niet daadwerkelijk zijn. Mensen met psychotische klachten zijn zich er vaak niet bewust van dat ze hallucineren. Gepaard met de eerder genoemde wanen en het feit dat hallucinaties lang niet altijd prettig zijn, kunnen hallucinaties ertoe leiden dat mensen bang worden en zich abnormaal gedragen.[6]
  • Intrusie: Een intrusie is een bizarre gedachte, deze gedachten kunnen lastig zijn wanneer ze niet meer verdwijnen of als schokkend worden ervaren. De meeste mensen hebben wel eens te maken met een intrusie. Echter komen ze bij mensen met een psychose vaker voor.[7]
  • Stemmen horen: Het horen van stemmen komt niet enkel voor bij psychotische mensen, maar is wel een kenmerk dat vaak voorkomt. Het precieze mechanisme achter het horen van stemmen is niet bekend. Mogelijk komt het, doordat je gedachten je waarneming aanvullen. In sommige gevallen wordt het horen van stemmen in verband gebracht met audio visuele hallucinaties.[8]
  • Depressie/manie: Bij schizofrenie horen vaak ook depressieve symptomen, echter kan een depressie ook tot schizofrenie lijden. Voor manie kan hetzelfde gelden, het kan leiden tot schizofrenie maar wanen zouden ook kunnen zorgen voor bijvoorbeeld een hele positieve stemming.[9]

Negatieve symptomen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Vervlakking van emoties: bij dit symptoom heerst het gevoel dat niets van belang of betekenis is. Er is ook geen of nauwelijks een gevoel van schaamte, waardoor beschamende gedragingen zich kunnen voordoen.[10]
  • Problemen met motivatie: Wanneer dit ervaren wordt is er sprake van afname van het nemen van initiatief, apathie, plannen, anhedonie (afname van het ervaren van plezier), en het nemen van besluiten (Motivatieproblemen). [11]
  • Spraak/gedachte armoede: Gedachte armoede hangt samen met het taalgebruik. Er is armoede van ideeën en dit uit zich in armoede van spraak (alogie). Er worden korte zinnen en weinig woorden gebruikt, en gesprekken zijn lastig te voeren.[12]

Goede en slechte momenten bij iemand met schizofrenie worden veroorzaakt door het opkomen van psychoses. Van een psychose is sprake wanneer meerdere symptomen in eenzelfde periode samenkomen.[13]

Diagnostiek[bewerken | brontekst bewerken]

De diagnose schizofrenie wordt aan de hand van de criteria van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) of de International Classification of Diseases (ICD) gemaakt. Nederlandse kinderpsychiaters hanteren voor schizofrenie de criteria uit de DSM-5[14], die voor zowel kinderen als volwassenen hetzelfde zijn.

Criteria[bewerken | brontekst bewerken]

Er zijn volgens de DSM in totaal zes diagnostische criteria om schizofrenie vast te stellen. Deze criteria kijken ten eerste naar de aanwezigheid van bepaalde symptomen, in het specifiek wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak, ernstig chaotisch of katatoon gedrag en negatieve symptomen.[15] Minstens twee van deze symptomen moeten elk gedurende een maand aanwezig zijn, waarbij minstens een van de ervaren symptomen wanen, hallucinaties of onsamenhangende spraak moet zijn. Daarnaast moet er ook sprake zijn van een disruptie van het sociaal/beroepsmatig functioneren, en moet er minimaal 6 maanden doorlopende tekenen aanwezig zijn van de stoornis.[16]

Naast het bekijken van aanwezige symptomen en kenmerken, dienen de criteria ook als een manier om andere mogelijke diagnoses en alternatieve oorzaken van de symptomen uit te sluiten. In het specifiek wordt er gelet op de diagnoses schizoaffectieve stoornis en een depressieve- of bipolaire-stemmingsstoornis met psychotische kenmerken, en wordt er gekeken of medicijngebruik of een somatische stoornis niet de daadwerkelijke oorzaak is.[16]

Ten slotte stellen de criteria dat als er sprake is van autismespectrumstoornis of communicatiestoornis die begon tijdens kindertijd, dat de diagnose enkel vastgesteld wordt onder de specifieke conditie dat er sprake is van hallucinaties en wanen gedurende een maand.[16]

Very Early Onset Schizophrenia (< 12 jaar)[bewerken | brontekst bewerken]

Very Early Onset Schizophrenia (ook wel VEOS) is een engelse term die gebruikt wordt voor de diagnose schizofrenie bij kinderen onder de 12 jaar.[17] Alhoewel de criteria voor schizofrenie bij kinderen hetzelfde zijn als bij volwassenen, is het belangrijk om de ontwikkelingsfasen te overwegen bij het vastleggen van een diagnose. Veel symptomen van schizofrenie vereisen een bepaalde ontwikkeling om voor te kunnen komen, waardoor deze dus moeilijk of niet vastgesteld kunnen worden op bepaalde leeftijden.[4] Dit maakt het stellen van een diagnose schizofrenie bij kinderen onder 6 jaar zeer ingewikkeld, doordat het logisch nadenken nog in ontwikkeling is en er vaak overloop is tussen realiteit en fantasie.[18]

Bij kinderen onder de zes jaar wordt er vaak gesproken over voorlopige schizofrenie als ze mogelijke symptomen ervaren.[19]

Early Onset Schizophrenia (12 - 16 jaar)[bewerken | brontekst bewerken]

Early Onset Schizophrenia, ook wel EOS, is een engelse term die gebruikt wordt voor de diagnose schizofrenie bij kinderen tussen de 12 en 16. Bij kinderen onder de twaalf jaar is de kans op een psychose relatief zeldzaam, maar deze kans neemt tussen het 13e en 19e levensjaar geleidelijk toe.[20] Bij EOS is er vaak sprake van een zware achteruitgang op het gebied van gedrag en cognitieve vaardigheden, en ook komen kenmerken zoals sociale isolatie, psychotische symptomen en rare bekommeringen vaker voor.[1]

Alhoewel de diagnose EOS in vergelijking met VEOS relatief stabiel is, moet de diagnose niet te snel worden gesteld doordat bepaalde symptomen ook tekenen kunnen zijn van onder andere een bipolaire stoornis.[4]

Oorzaken[bewerken | brontekst bewerken]

Er zijn bepaalde risicofactoren die kunnen leiden tot schizofrenie bij kinderen. Meestal zijn die risicofactoren grotendeels hetzelfde als bij volwassenen.[21]

Er is een genetische risicofactor: er bestaat een aanzienlijk grotere kans dat kinderen schizofrenie ontwikkelen, wanneer een van hun directe familieleden hier ook aan lijdt. Uit onderzoek is gebleken, dat de gemiddelde kans dat iemand tijdens zijn leven schizofrenie ontwikkelt, zonder directe familieleden met deze stoornis, zo’n 0,8% is. Echter, wanneer de ouders van het kind schizofrenie hebben, wordt deze kans 13%.[21] Je genen spelen dus in eerste instantie een grote rol bij de vatbaarheid van een persoon voor dergelijke stoornissen. Onderzoek laat zien dat psychotische stoornissen een genetische bijdrage van ongeveer 80% hebben.[4] Ander onderzoek laat zien, dat je vaak vanaf de geboorte al kan weten of jouw kind schizofrenie kan gaan ontwikkelen. Dit ligt aan een afwijking in de genen, die erg overeenkomen met een andere aandoening, genaamd autisme.[22] Vaak zie je, dat een combinatie van deze vatbaarheid en de omgeving, waarin het kind zich bevindt, leidt tot het ontwikkelen van psychische stoornissen.

Uit onderzoek van de universiteit in Leiden, blijkt dat kinderen met een extra x-chromosoom een grotere kans hebben op psychische aandoeningen en deze ook vaak al hebben. Dit geldt voor jongens en meiden. Uit het onderzoek blijkt ook dat de genen van de moederkant, vaker schizotypische kenmerken overbrengt aan het kind, dan de genen van de vader.[23]

Daarnaast zijn er dus omgevingsfactoren, die een rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van schizofrenie. De belangrijkste omgevingsfactoren zijn; stedelijke omgeving, migratie, het hebben van een jeugdtrauma en het gebruik van cannabis.[4] Ook een stressvolle jeugd, het behoren tot een etnische minderheid of problemen bij de geboorte, kunnen leiden tot psychische stoornissen.[21] Zoals eerder besproken zijn sommige kinderen, door hun genetische aanleg, meer vatbaar. Gebeurtenissen die trauma’s hebben opgeleverd, kunnen echter ook zorgen voor veranderingen in de hersenen, zoals verhoogde waardes van het stresshormoon cortisol, waardoor ze weer nog kwetsbaarder worden.[24] Nature en nurture kunnen elkaar dus beïnvloeden.

Het gebruik van cannabis schijnt ook een risicofactor te zijn. Uit onderzoek is gebleken dat het gebruik van cannabis, op jonge leeftijd, de kans op schizofrenie verzesvoudigd.[21] Dit komt, doordat de hersenen de grootste ontwikkeling door maken op jonge leeftijd/pubertijd en cannabis de hersenen heftig beïnvloed. Ook cannabis werkt als een vicieuze cirkel; het gebruik van cannabis, verhoogt de kans op psychotische symptomen en patiënten die een psychose hebben gehad, gebruiken vaker en meer cannabis, om aan de symptomen te ontsnappen.[4]

Mechanismen[bewerken | brontekst bewerken]

Hoewel een precieze verklaring voor het ontstaan van schizofrenie nog niet ontdekt is, zijn er een tweetal hypothesen gesteld wat betreft de werking in het brein. Dit zijn de dopamine- en glutamaat hypothese. Daarnaast zijn veranderingen in verschillende soorten hersengebieden te vinden.

Veranderende hersengebieden[bewerken | brontekst bewerken]

Het is evident dat er verschillen zijn in de hersenen tussen mensen zonder en met schizofrenie. De meest aangetaste delen zijn het limbisch systeem en de prefrontale kwab.

  • Vergrote ventriculaire zones: In de hersenen van mensen met schizofrenie is te zien dat de ventriculaire zones, holle ruimtes in de hersenen waar zich hersenvocht bevindt, vergroot zijn. Dit verschil is ook al op jongere leeftijd te zien.[25]
  • Schade aan het limbisch systeem: De vergrote ventriculaire zones wijzen erop dat de hersengebieden rondom deze zones in volume minder zijn dan bij mensen zonder schizofrenie. Zo zijn de amygdala en de hippocampus een stuk kleiner dan normaal. Deze spelen een rol bij emotie en het maken van herinneringen, waarbij een disfunctie te zien is bij mensen met schizofrenie.[26]
  • Ongeorganiseerde neuronale netwerken in de hippocampus: Waar we bij normale groei van neuronen zien dat de neuronen vertakken in kolommen onder elkaar, is uit autopsie van de hippocampus gebleken dat neuronen zich in een ongeorganiseerde wijze vertakken. Dit kan als resultaat hebben dat neuronen niet goed ontwikkelen of de verkeerde verbindingen aanleggen.[27]
  • Verlies van hersenweefsel: Hoewel het verlies van specifiek hersenweefsel, de grijze materie, bij volwassenen normaal is, hebben mensen met schizofrenie extra verlies. Normaliter zou deze grijze materie afnemen doordat hersencellen die niet gebruikt worden, opgeruimd worden door het lichaam. Bij schizofrenie is er echter een versterkte afname van hersenweefsel, wat kan leiden tot beperking van essentiële functies van de hersenen.[28]

Theorieën betreft schizofrenie[bewerken | brontekst bewerken]

Twee theorieën over schizofrenie zijn dominant in de neuropsychologie: De dopamine hypothese en de glutamaat hypothese.

Dopamine hypothese[bewerken | brontekst bewerken]

De dopamine hypothese stelt dat door een teveel aan dopamine in het brein of een overgevoeligheid voor dopamine zorgt voor schizofrenie. Deze hypothese komt voort uit klachten van drugsgebruikers met dezelfde klachten als schizofrenen. Groepen die drugs gebruikten die dopamine levels verhogen, met name op de D2-receptor.

Om deze reden wordt mensen met schizofrenie dopamine blokkers toegediend. Echter slaat dit niet altijd aan. Ook is een zwakte van de dopamine hypothese dat alleen de psychotische klachten worden verklaard en niet de cognitieve functies.[29]

Glutamaat hypothese[bewerken | brontekst bewerken]

Een tweede hypothese richt zich op disfunctie van glutamaat receptoren. Waarbij de receptoren niet genoeg worden geactiveerd. Experiment met Fencyclidine wees uit dat deze symptomen van schizofrenie kon veroorzaken. Fencyclidine blokkeert glutamaat receptoren, waaruit geconcludeerd kan worden dat glutamaat een belangrijke rol speelt bij schizofrenie. [30]

Het voorschrijven van medicijnen die de activiteit van glutamaat versterken is echter gevaarlijk, gezien dit beroertes kan veroorzaken. Als er medicijnen gemaakt kunnen worden die de specifieke receptoren betrokken bij schizofrenie activeren, zou dit echter een mogelijke oplossing zijn.

Behandeling[bewerken | brontekst bewerken]

Wanneer we het hebben over behandelingen voor schizofrenie, ligt de focus op vijf aspecten. Deze zijn farmaceutische therapie, cognitieve therapie, gezinstherapie, interventies in het onderwijs, en manipulaties van de omgeving.[31]

Medicatie[bewerken | brontekst bewerken]

Met farmaceutische therapie wordt het gebruik van medicatie bedoeld. Bij schizofrenie kunnen twee typen medicatie worden gebruikt, waardoor verschijnselen van een psychose, zoals hallucinaties, wanen, wantrouwen van de omgeving en verwardheid, afnemen. Het eerste type zijn klassieke antipsychotica. Deze middelen verminderen het effect van de stof dopamine. Het tweede type zijn atypische antipsychotica. Deze verminderen het effect van zowel dopamine als serotonine.[32] Er wordt aanbevolen eerst een atypisch antipsychoticum voor te schrijven. Als dat niet zou werken, moet een ander atypisch antipsychoticum worden geprobeerd.[33]

Bij kinderen met schizofrenie kunnen drie antipsychotica worden gebruikt. Als eerste is er het klassiek antipsychoticum haloperidol. Dit medicijn zorgt ervoor dat de psychosen en onrust worden verminderd. Haloperidol wordt vaak bij ernstige ziekte voorgeschreven aan kinderen die lijden aan psychosen. Het onderdrukt de verschijnselen van een psychose, maar helpt amper tegen de negatieve verschijnselen, zoals bijvoorbeeld moeite met emoties tonen en moeilijk sociale contacten kunnen leggen. Haloperidol is bij de apotheek te krijgen in tabletvorm en druppels. Ook is het mogelijk bij de arts een injectie te krijgen. Hoelang een kind het medicijn moet gebruiken, verschilt en hangt af van de hoeveelheid psychosen die een kind heeft gehad. Als een kind voor de eerste keer een psychose heeft gehad, moet het medicijn tot één of twee jaar na het herstel worden gebruikt. Als een kind al vaker een psychose heeft gehad, moet het medicijn de rest van het leven worden gebruikt. Aan dit medicijn hangt echter wel een aantal bijwerkingen vast, zoals sufheid, hoofdpijn, moeilijk kunnen plassen, trillen, hartritmestoornissen en een lage bloeddruk.[34]

Als tweede is er het atypisch antipsychoticum risperidon. Dit geneesmiddel onderdrukt de verschijnselen van een psychose. Risperidon wordt vaak voorgeschreven aan kinderen vanaf 5 jaar. Er wordt verondersteld dat het bij 7 van de 10 kinderen met schizofrenie werkt. Het werkt lichtelijk tegen de “negatieve verschijnselen”. Het medicijn is in drank-, tablet-, en smelttabletvorm te verkrijgen. Ook hier is de tijd waarover een kind dit middel moet gebruiken afhankelijk van de hoeveelheid psychosen, hierbij geldt hetzelfde principe als bij haloperidol. Risperidon heeft een aantal bijwerkingen, namelijk duizeligheid, gewichtstoename, vermoeidheid, hoofdpijn en maagdarmklachten.[35]

Een derde medicijn is het atypisch antipsychoticum aripiprazol. Vaak wordt dit voorgeschreven aan kinderen vanaf 10 jaar. Aripiprazol vermindert de verschijnselen van een psychose. Echter, het helpt bijna niet tegen de “negatieve verschijnselen”. Het medicijn is zowel in tabletvorm als in injectievorm te verkrijgen. Hoelang een kind aripiprazol moet gebruiken, hangt ook weer af van de hoeveelheid psychosen, hierbij geldt hetzelfde principe als bij haloperidol en risperidon. Ook hierbij kunnen bijwerkingen komen kijken. Een aantal bijwerkingen zijn vermoeidheid, hoofdpijn, duizeligheid, buikpijn, bewegingsstoornissen, verstopping en een licht gevoel in het hoofd.[36]

Als laatste kan ook het medicijn clozapine worden gebruikt bij kinderen met schizofrenie. Dit is net als aripiprazol en risperidon een atypisch antipsychoticum. Clozapine vermindert de verschijnselen van psychosen en onrust. Het kan worden voorgeschreven aan kinderen vanaf 12 jaar, maar dit wordt alleen gedaan wanneer andere antipsychotica niet of niet goed genoeg werken. In tegenstelling tot aripiprazol kan clozapine de verschijnselen van een psychose én de “negatieve verschijnselen” onderdrukken. Dit medicijn is in zowel tabletvorm als drankvorm te verkrijgen. Hoelang een kind clozapine moet gebruiken, is afhankelijk van de hoeveelheid psychosen, hierbij geldt hetzelfde principe als bij haloperidol, risperidon en aripiprazol. Een aantal bijwerkingen dat bij clozapine kan voorkomen zijn sufheid, bloedafwijking, bewegingsstoornissen en te veel cholesterol.[37]

De genoemde medicijnen kunnen alleen worden voorgeschreven door een kinder- en jeugdpsychiater. Deze geneesmiddelen zorgen ervoor dat de symptomen van schizofrenie verminderen, maar de symptomen zullen nooit helemaal verdwijnen.

Therapie[bewerken | brontekst bewerken]

Naast medicatie bestaan verschillende vormen van therapie. Zo zijn er cognitieve therapie, gezinstherapie en speciaal onderwijs. Bij cognitieve therapie gaat het vooral over het onderwijzen in het onderwerp schizofrenie. Denk hierbij aan het inlichten over de mogelijke behandelingen en het voorkomen van een terugval, maar ook het trainen van sociale en communicatievaardigheden, basisvaardigheden, en vaardigheden in het oplossen van problemen en het maken van strategieën.[31]

Binnen het gezin tot uitdrukking gebrachte emoties en de uitkomst of terugvalpercentages van het kind, hangen sterk met elkaar samen. Gezinstherapie omvat daarom het gezin en de familie helpen begrijpen wat de aandoening inhoudt, wat de mogelijke behandelingen zijn, en hoe het beste met deze aandoening kan worden omgegaan. Dit is belangrijk, omdat het problemen als kritische of vijandige uitingen aanpakt en gezinsleden helpt stressoren in de omgeving te identificeren en te verminderen. Daarmee vermindert ook de kans op een terugval van het kind.[31]

Kinderen met schizofrenie worden gehinderd in hun academische ontwikkeling. Om deze reden hebben ze speciale onderwijsdiensten nodig. Deze omvatten aanpassingen aan de omgeving waarin het kind onderwijs geniet, zoals een kleinere klas en docenten die bekend zijn en ervaring hebben met kinderen met psychiatrische stoornissen in hun werkomgeving. Deze aanpassingen gelden ook voor het werk dat deze kinderen moeten doen. Denk daarbij aan kortere opdrachten of les krijgen van een tutor. Daarnaast is het belangrijk om ook te richten op de ontwikkeling van belangrijke functionele levensvaardigheden. Ook het gezin komt hierbij kijken. Het includeren van het gezin in het speciaal onderwijs zorgt voor voordeligere resultaten.[31]

Naast medicatie en verschillende soorten therapie, is het manipuleren van de omgeving ook een behandelingsoptie. Hiermee worden ook gezinstherapie en speciaal onderwijs bedoeld, maar voor kinderen met ernstigere symptomen kan dit onvoldoende zijn. In deze gevallen is het vaak nodig over te stappen naar een dagbehandelingsprogramma of zelfs naar een residentiële omgeving. Hier is namelijk sprake van nauw toezicht en supervisie, wat noodzakelijk is voor deze kinderen.[31]

Bij alle vormen van behandeling is het belangrijk dat de omgeving consistent, betrouwbaar, routinematig, en zo min mogelijk beperkend is, zodat het kind effectief kan functioneren.[31]

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Schizofrenie werd in eerste instantie niet zo geïdentificeerd zoals het vandaag de dag wordt. Er werden wel verschillende symptomen opgemerkt die we hedendaags ook zien, zoals irrationeel, onbegrijpelijk of ongecontroleerd gedrag. De eerste persoon die het woord ‘schizofrenie’ voor de eerst keer gebruikte, was Zwitserse hoogleraar Eugen Bleuler. De letterlijke betekenis van het woord is ‘gespletenheid van geest’.[38]

De term schizofrenie werd bedacht op 24 april in 1908, toen professor Bleuler een lezing gaf tijdens een bijeenkomst van de Duitse Psychiatrische Vereniging in Berlijn. Tijdens de bijeenkomst stelde professor Bleuler dat dementia praecox geassocieerd was met noch dementie, noch vroegrijpheid. Hij benadrukte dat splitsing van psychisch functioneren een essentieel kenmerk is van schizofrenie.[39]

De hoeveelheid mensen die in het straatje vielen van de symptomen die bij het huidige schizofrenie horen steeg in de 19e eeuw. De grootste oorzaken die hieraan werden toegewezen zijn de industrialisatie en verstedelijking. Het huidige schizofrenie had in de 19e eeuw andere benamingen, zoals maanziekte, hebefrenie, catatonie, delire chronique en demece précoce. Dit laatste stamde af van een term van een Franse psychiater Morel, uit 1860.[38]

In deze periode ontstond er veel chaos over de diagnostiek van mensen met de eerdergenoemde symptomen. Emil Kraepelin, een Duitse psychiater, gaf rust in deze chaos in 1899. Hij zag namelijk drie verschillende psychotische stoornissen, welke allen verschillende eigenschappen hadden. Dit waren ‘manische depressiviteit’, ‘dementia praecox’ en ‘paranoia’. Begin 19e eeuw werden deze begrippen en zijn eigenschappen ook gebruikt in gestichtspychiatrie.[38]

Een van de meest opvallende verschillen tussen Emil Kraepelin en Bleuler is dat Kraepelin informatie verzamelde over zijn patiënten uit hun dossiers, terwijl Bleuler de informatie verkreeg door zorgvuldige klinische observaties.[39]

In 1911 schreef Bleuler: “I call dementia precox schizophrenia because, as I hope to show, the splitting of the different psychic functions is one of its most important features. In each case there is a more or less clear splitting of the psychological functions: as the disease becomes distinct, the personality loses its unity”. Dit wordt ook wel vertaald naar: “Ik noem dementia precox schizofrenie omdat, zoals ik hoop te laten zien, de splitsing van de verschillende paranormale functies een van de belangrijkste kenmerken is. In elk geval is er een min of meer duidelijke splitsing van de psychologische functies: naarmate de ziekte duidelijker wordt, verliest de persoonlijkheid zijn eenheid’’. Hij erkende dat dementie geen gebruikelijk kenmerk was van precox van dementie, wat de term schizofrenie (splitsing van de geest) voor de aandoening suggereert.[39]

Professor Bleuler had een bijzondere interesse in hypnose, vooral in de ‘introspectieve’ variant. Hij raakte geïnteresseerd in Sigmund Freud’s Studies on Hysteria. Net als Freud was Bleuler van mening dat complexe mentale processen onbewust kunnen zijn. Hij moedigde zijn medewerkers aan om onbewuste en psychotische mentale verschijnselen te bestuderen. Onder invloed van Bleuler gebruikten Carl Jung en Franz Riklin woordassociatie-testen, om Freud’s repressietheorie te integreren met empirische psychologische bevindingen. Bleuler was wel altijd voorzichtig met zijn enthousiasme over de freudiaanse psychoanalyse. Hoewel hij het met open armen omarmde en de psychoanalyse in zijn ziekenhuis introduceerde, was hij het niet eens met de betekenis van libido en andere concepten. Bleuler was ook niet enthousiast over de gehechtheid van seksualiteit aan sommige van de verschijnselen en vond het te voorbarig om te accepteren zonder wetenschappelijk bewijs. Ook heeft hij altijd geloofd dat schizofrenie een organische ziekte was en dat deze erfelijk kon zijn. Hij gebruikte de concepten van psychoanalyse om de symptomen te verklaren, in plaats van het toekennen van etiologisch belang.[39]

De zoon van professor Bleuler, Manfred Bleuler, zette zijn werk voort met betrekking tot erfelijke aspecten, vroege leefomgeving van de familie, persoonlijkheden, lange termijn uitkomsten en therapeutische interventies. In de samenvatting van het werk van Manfred Bleuler, door Medestin, blijft schizofrenie heterogeen met betrekking tot ziekteverloop- en uitkomst, zelf bij nauwe diagnose met hulp van moderne diagnostische criteria. Manfred zei dat de diagnose werd gesteld volgens het oorspronkelijk concept van Eugen Bleuler en dat de ziekte als syndroom werd geschouwd. Ze vonden dat het onderscheid tussen schizofrenie en schizo-affectieve stoornissen, prognostisch geldig is. Er kwam een betere overeenstemming tussen de diagnose tussen DSM-III-3, internationale classificatie van ziekten (ICD) en onderzoekscriteria (RDC), terwijl er veel minder overeenstemming was met de criteria van Bleuler. Bleuler overleed in 1939.[39]

Cultuur & maatschappij[bewerken | brontekst bewerken]

Na veel onderzoek in Nederland en in het buitenland, is aangetoond dat (kinder)schizofrenie een gewone menselijke variatie is die in enkele gevallen uit de hand kan lopen. Echter, in de meeste gevallen kun je er met de juiste hulp en ondersteuning vaak goed mee omgaan. Er is maar een kleine minderheid die niet herstelt.[40]

De maatschappij heeft, ondanks dat, de naam ten onrechte gekoppeld aan pessimisme. Het wordt vaak een ernstige hersenziekte genoemd, die progressief, degeneratief en onzeglijk is. Kinderen kunnen hier in hun latere leven veel problemen mee ervaren, als ze bijvoorbeeld op zoek zijn na een baan. Door dit pessimistische beeld willen veel werkgevers namelijk niets te maken hebben met mensen met schizofrenie. Er zijn zelfs mensen die tegen het voortplanten zijn van mensen met de diagnose.[41]

Veel politici, beleidsmakers en verzekeraars delen deze pessimistische kijk op kinderen en volwassenen met schizofrenie. Er ontstaat dan een bepaalde houding dat de overheid niet moet investeren in deze groep mensen die toch niet beter zou kunnen worden. Voor de patiënten is het belangrijk dat de maatschappij juist wél hoopvol is en gelooft dat zij beter kunnen worden. Anders is het voor de patiënten zelf ook erg lastig om er zelf nog in te geloven en motivatie te blijven houden om een beter persoon te worden.[41]

Dit negatieve beeld komt vanuit de biologische psychiatrie. Binnen de biologische psychiatrie wordt gesproken over (kinder)schizofrenie als een verwoestende hersenziekte, waarvan je nooit kunt herstellen. In belangrijke wetenschappelijke tijdschriften zoals ‘Nature’ en ‘Science’ wordt ook erg pessimistisch over schizofrenie gesproken. Deze mening nemen veel mensen dan ook weer over.

Daarnaast komt het ook vanuit de academische psychiater, die alleen de allerergste patiënten ziet.[41]

De overheid probeert er wel voor te zorgen dat er hulp komt voor kinderen of mensen met schizofrenie. Als je niet langer thuis kunt blijven kun je worden opgenomen in een afdeling in een psychiatrisch ziekenhuis. Daarnaast is er ook intensieve psychiatrische en poliklinische (thuis)zorg beschikbaar. Verder is er ook nog ACT. Dit is een vorm van zorg waarbij zorg aan huis geleverd wordt door een multidisciplinair team. Deze bestaat vaak uit een psychiater, psycholoog, maatschappelijk werker en verpleegkundige.[42]

Verder is er nog een belangrijke maatschappelijke organisatie die een handje helpt bij schizofrenie: het Trimbos instituut. Zij bieden keuzehulp voor mensen of kinderen met de diagnose schizofrenie en ook voor hun naasten.[43]

Speciale hulp op scholen voor kinderen met schizofrenie is er helaas nog niet. Kinderen ervaren echter wel vaak problemen op school doordat ze cognitief beperkt zijn door hun ziekte. Ze zouden vaker blijven zitten en vaker naar speciaal onderwijs moeten, maar op maat gemaakte zorg blijft op dit gebied nog vaak achter.[44]

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

Referenties:

  1. a b American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (fourth edition, text revision). APA: Washington DC.
  2. a b KJP. (2020). Psychose beschrijving klinisch beeld. Geraadpleegd van https://www.kenniscentrum-kjp.nl/professionals-psychose-beschrijving-klinisch-beeld/
  3. CBS. (2019, 23 januari). Geraadpleegd van https://www.cbs.nl/nl-nl/cijfers/detail/71861ned?q=schizofrenie
  4. a b c d e f KJP. (2020). Psychotische stoornissen bij kinderen en adolescenten. Geraadpleegd van https://www.kenniscentrum-kjp.nl/professionals/psychose/
  5. Wanen bij psychose. (2018, 8 oktober). Geraadpleegd van https://www.psychosenet.nl/psychose/psychose-symptomen/wanen/
  6. Hallucineren - Wat is het en welke vormen hallucinaties zijn er? *. (2018, 8 oktober). Geraadpleegd van https://www.psychosenet.nl/psychose/psychose-symptomen/hallucineren/
  7. Intrusie - wat is het en wat kun je er tegen doen?. (2018, 6 april). Geraadpleegd van https://www.psychosenet.nl/psychose/psychose-symptomen/intrusie/
  8. Stemmen horen - wat is het en wat kun je er aan doen?. (2018, 14 december). Geraadpleegd van https://www.psychosenet.nl/psychose/psychose-symptomen/stemmen-horen/
  9. Manie en depressie. (2019, 29 april). Geraadpleegd van https://www.psychosenet.nl/psychose/psychose-symptomen/manie-en-depressie/
  10. Wunderink, L. (z.d.). Spreekuurthuis schizofrenie. Geraadpleegd van http://www.spreekuurthuis.nl/themas/schizofrenie/informatie/de_symptomen_van_schizofrenie/negatieve_symptomen_of_psychomotorische_armoede
  11. Motivatieproblemen. (2018, 10 april). Geraadpleegd van https://www.psychosenet.nl/psychose/psychose-symptomen/motivatieproblemen/
  12. P.A.M. Koch. (2005) Geen gebrek: Over psychiatrie en mensen met een verstandelijke beperking
  13. Wat is schizofrenie? (2019, 20 december). Geraadpleegd van https://www.hersenstichting.nl/hersenaandoeningen/schizofrenie/
  14. KJP. (2020). Diagnostiek is teamwork. Geraadpleegd van https://www.kenniscentrum-kjp.nl/scholen/diagnostiek-is-teamwork/
  15. American Psychiatric Association (2013). "Schizophrenia. 295.90 (F20.9)". Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Fifth Edition (DSM-5). Arlington, VA: American Psychiatric Publishing. pp. 99–105. doi:10.1176/appi.books.9780890425596. ISBN 978-0-89042-559-6.
  16. a b c Kolvin, I. (1971). Studies in the childhood psychoses: I Diagnostic criteria and classification. The British Journal of Psychiatry, 118(545), 381–384. doi:10.1192/bjp.118.545.381
  17. Driver, D. I., Gogtay, N., & Rapoport, J. L. (2013). Childhood onset schizophrenia and early onset schizophrenia spectrum disorders. Child and Adolescent Psychiatric Clinics of North America, 22(4), 539–555. doi: 10.1016/j.chc.2013.04.001
  18. Remschmidt, H. (2001). Schizophrenia in children and adolescents. Cambridge: Cambridge University Press.
  19. Werry, J.S. (1992). Child and adolescent (early onset) schizophrenia: a review in light of DSM-III-R. Journal of Autism and Developmental Disorders, 22(4): 601-624.
  20. Ropcke, B. & Eggers, C. (2005). Early-onset schizophrenia: a 15-year follow-up. European Child and Adolescent Psychiatry, 14, 341–350.
  21. a b c d Anoiksis. (sd). Schizofrenie in de kindertijd . Opgehaald van www.anoiksis.nl: https://www.anoiksis.nl/psp/schizofrenie-in-de-kindertijd/
  22. Broeke, A. t. (2008, november 26). Autisme en Schizofrenie hebben dezelfde oorzaken. Opgehaald van www.nemokennislink.nl: https://www.nemokennislink.nl/publicaties/autisme-en-schizofrenie-hebben-dezelfde-oorzaak/
  23. Krogt, M. v. (2012). Schizotypie en denkstoornissen bij kinderen met een extra x-chromosoom. Leiden Universiteit.
  24. Schieving, J. (2019, januari 26). Psychose bij een kind. Opgehaald van www.kinderneurologie.eu: https://www.kinderneurologie.eu/ziektebeelden/gedrag/psychose%20kind.php
  25. Torrey, E. F., Bowler, A. E., Taylor, E. H., and Gottesman, I. I. (1994). Schizophrenia and manic depressive disorder. New York: Basic Books.
  26. Conrad, A. J., Abebe, T., Austin, R., Forsythe, S., et al. (1991). Hippocampal pyramidal cell disarray in schizophrenia as a bilateral phenomenon. Archives of General Psychiatry, 48, 413–417.
  27. Kovelman, J. A., and Scheibel, A. B. (1984). A neurohistological correlate of schizophrenia. Biological Psychiatry, 19, 1601.
  28. Thompson, P. M.,Vidal, C., Giedd, J. N., Gochman, P., et al. (2001). Mapping adolescent brain change reveals dynamic wave of accelerated gray matter loss in very early-onset schizophrenia. Proceedings of the National Academy of Sciences, USA, 98, 11650– 11655
  29. Alpert, M., and Friedhoff, A. J. (1980). An un-dopamine hypothesis of schizophrenia. Schizophrenia Bulletin, 6, 387–390.
  30. Jentsch, J. D., Redmond, D. E., Jr., Elsworth, J. D., Taylor, J. R., et al. (1997). Enduring cognitive deficits and cortical dopamine dysfunction in monkeys after long-term administration of phencyclidine. Science, 277, 953–955.
  31. a b c d e f Gonthier, M., & Lyon, M.A. (2004). Childhood-onset schizophrenia: An overview. Psychology in the Schools, 41(7), 803-811. https://doi.org/10.1002/pits.20013
  32. Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), (2014). Schizofrenie. https://www.apotheek.nl/klachten-ziektes/schizofrenie#welke-medicijnen-worden-gebruikt-bij-schizofrenie
  33. Becker, H., Breetvelt, E., Goddard N., De Haan, L., Van Iersel, L., Klaassen, R., ... Wiersma, D. (2010). Psychotische stoornissen bij kinderen en adolescenten. Herzien (2014). https://www.kenniscentrum-kjp.nl/professionals/psychose/#medicatie-psychose
  34. Geneesmiddel Informatie Centrum (KNMP), (2020). Haloperidol bij kinderen. https://www.apotheek.nl/medicijnen/haloperidol-bij-kinderen/kindertekst
  35. Geneesmiddel Informatie Centrum (KNMP), (2018). Risperidon bij kinderen. https://www.apotheek.nl/medicijnen/risperidon-bij-kinderen/kindertekst#
  36. Geneesmiddel Informatie Centrum (KNMP), (2018). Aripiprazol bij kinderen. https://www.apotheek.nl/medicijnen/aripiprazol-bij-kinderen/kindertekst#
  37. Geneesmiddel Informatie Centrum (KNMP), (2015). Clozapine bij kinderen. https://www.apotheek.nl/medicijnen/clozapine-bij-kinderen/kindertekst#
  38. a b c Louter, M. (2015, 30 juli). Geschiedenis Schizofrenie, 1908-2008. Geraadpleegd op 12 mei 2020, van https://www.hetoudegesticht.nl/geschiedenis-schizofrenie/
  39. a b c d e Yeragani, V., Ashok, A., & Baugh, J. (2012). Paul Eugen Bleuler and the origin of the term schizophrenia (SCHIZOPRENIEGRUPPE). Indian Journal of Psychiatry, 54(1), 95. https://doi.org/10.4103/0019-5545.94660
  40. Menezes, N. M. (2006, oktober). A systematic review of longitudinal outcome studies of first-episode psychosis. Opgehaald van PubMed: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/16756689
  41. a b c Psychosenet. (sd). Psychosenet. Opgehaald van Bestaat schizofrenie wel of niet: https://www.psychosenet.nl/schizofrenie/bestaat-schizofrenie/
  42. Mw. drs. R. Boomstra, M. d. (2012). Richtlijnen database. Opgehaald van Multidisciplinaire richtlijn schizofrenie: https://richtlijnendatabase.nl/gerelateerde_documenten/f/8793/Patientenversie%20Schizofrenie%20(1).pdf
  43. Trimbos instituut. (sd). Schizofrenie. Opgehaald van Keuzehulp schizofrenie: https://www.keuzehulpen.nl/
  44. F.C. Verhuls, F. V. (2003). Kinder- en jeugdpsychiatrie. Assen: Koninlijke Van Gorcum BV.