Resolutie 468 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Resolutie 468
Van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Datum 8 mei 1980
Nr. vergadering 2221
Code S/RES/468
Stemming
voor
14
onth.
1
tegen
0
Onderwerp Bezetting van de Westelijke Jordaanoever
Beslissing Oproep uitgewezen Palestijnse leiders te laten terugkeren.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 1980
Permanente leden
Niet-permanente leden
Vlag van Bangladesh Bangladesh · Vlag van Duitse Democratische Republiek DDR · Vlag van Jamaica Jamaica · Vlag van Mexico Mexico · Vlag van Niger Niger · Vlag van Noorwegen Noorwegen · Vlag van Filipijnen (1936-1985 en 1986-1998) Filipijnen · Vlag van Portugal Portugal · Vlag van Tunesië (1959-1999) Tunesië · Vlag van Zambia Zambia
Het gouvernement Hebron op de Westelijke Jordaanoever in de Palestijnse Gebieden.

Resolutie 468 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd op 8 mei 1980 met veertien stemmen tegen één onthouding aangenomen. De Verenigde Staten waren het enige lid dat zich onthield. Met deze resolutie riep de Veiligheidsraad Israël op een aantal Palestijnse functionarissen die het had uitgewezen uit de in 1967 bezette Westelijke Jordaanoever te laten terugkeren.

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Door Israël bezette gebieden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 1967 vocht Israël de Zesdaagse Oorlog uit tegen Egypte, Syrië en Jordanië. Tijdens die oorlog bezette Israël grondgebied van de drie tegenstanders: de Golanhoogten in Syrië, de Westelijke Jordaanoever die in 1948 door Jordanië was geannexeerd en in 1947 door de VN werd beschouwd als grondgebied van een te vormen Arabische staat, Oost-Jeruzalem met onder meer de Oude Stad die eveneens door Jordanië was geannexeerd en door de VN bestempeld als internationaal gebied) en ten slotte de Gazastrook en het Sinai-schiereiland van Egypte. Vervolgens verschenen de Israëlische nederzettingen in de bezette gebieden, waaraan de Palestijnen steeds meer grondgebied verloren. Sindsdien werd alleen de Sinaï − na vredesoverleg met Egypte − in 1982 teruggegeven. De Joodse nederzettingen aldaar werden ontruimd.

In mei 1980 zette Israël de burgemeesters van Hebron en Halhul op de Westelijke Jordaanoever het land uit. Israël beschuldigde hen van aanzetten tot haat jegens Joodse kolonisten in het gebied na een terreuraanslag op Joodse studenten in Hebron op 2 mei.[1]

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

De Veiligheidsraad:

  • Herinnert aan de Vierde Geneefse Conventie van 1949.
  • Is diep bezorgd over de uitwijzing van de burgemeesters van Hebron en Halhul, en de sharia-rechter van Hebron door de Israëlische bezetter.
  1. Roept Israël op deze illegale maatregelen te herroepen en de onmiddellijke terugkeer van de Palestijnse leiders te regeleen, zodat ze de functies waarvoor ze werden verkozen weer kunnen opnemen.
  2. Vraagt secretaris-generaal Kurt Waldheim te rapporteren over de uitvoering van deze resolutie.

Verwante resoluties[bewerken | brontekst bewerken]