Resolutie 484 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Resolutie 484
Van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Datum 19 december 1980
Nr. vergadering 2260
Code S/RES/484
Stemming
voor
15
onth.
0
tegen
0
Onderwerp Bezetting van de Westelijke Jordaanoever
Beslissing Oproep tot naleving Vierde Geneefse Conventie en terugkeer Palestijnse burgemeesters.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 1980
Permanente leden
Niet-permanente leden
Vlag van Bangladesh Bangladesh · Vlag van Duitse Democratische Republiek DDR · Vlag van Jamaica Jamaica · Vlag van Mexico Mexico · Vlag van Niger Niger · Vlag van Noorwegen Noorwegen · Vlag van Filipijnen (1936-1985 en 1986-1998) Filipijnen · Vlag van Portugal Portugal · Vlag van Tunesië (1959-1999) Tunesië · Vlag van Zambia Zambia
De muur die Israël scheidt van de Westelijke Jordaanoever.

Resolutie 484 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd unaniem aangenomen op 19 december 1980, als laatste VN-Veiligheidsraadsresolutie van dat jaar. De resolutie vroeg Israël voor de derde keer een aantal Palestijnse functionarissen die het had uitgewezen uit de in 1967 bezette Westelijke Jordaanoever te laten terugkeren.

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Door Israël bezette gebieden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 1967 vocht Israël de Zesdaagse Oorlog uit tegen Egypte, Syrië en Jordanië. Tijdens die oorlog bezette Israël grondgebied van de drie tegenstanders: de Golanhoogten in Syrië, de Westelijke Jordaanoever die in 1948 door Jordanië was geannexeerd en in 1947 door de VN werd beschouwd als grondgebied van een te vormen Arabische staat, Oost-Jeruzalem met onder meer de Oude Stad die eveneens door Jordanië was geannexeerd en door de VN bestempeld als internationaal gebied) en ten slotte de Gazastrook en het Sinai-schiereiland van Egypte. Vervolgens verschenen de Israëlische nederzettingen in de bezette gebieden, waaraan de Palestijnen steeds meer grondgebied verloren. Sindsdien werd alleen de Sinaï − na vredesoverleg met Egypte − in 1982 teruggegeven. De Joodse nederzettingen aldaar werden ontruimd.

In mei 1980 zette Israël de burgemeesters van Hebron en Halhul op de Westelijke Jordaanoever het land uit. Israël beschuldigde hen van aanzetten tot haat jegens Joodse kolonisten in het gebied na een terreuraanslag op Joodse studenten in Hebron op 2 mei.[1]

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

De Veiligheidsraad:

  1. Herbevestigt de toepasbaarheid van de Geneefse Conventie betreffende de Bescherming van Burgers tijdens Oorlogstijd in de bezette gebieden.
  2. Roept Israël als bezetter op de Conventie na te leven.
  3. Verklaart het noodzakelijk dat de burgemeesters van Hebron en Halhoul kunnen terugkeren en hun verantwoordelijkheden hernemen.
  4. Vraagt secretaris-generaal Kurt Waldheim zo snel mogelijk te rapporteren over de uitvoering van deze resolutie.

Verwante resoluties[bewerken | brontekst bewerken]