Lijst van landvoogden van de Habsburgse Nederlanden

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Dit is een lijst van landvoogden van de Habsburgse Nederlanden, ook wel gouverneurs-generaal genoemd.[a] De landvoogd(es) of gouverneur-generaal was de hoogste regeringsfunctionaris en vertegenwoordigde de Habsburgse landsheer of landsvrouwe.[b] Zij of hij resideerde te Brussel.[2]

Gedurende de Tachtigjarige Oorlog (circa 1568–1648) ontstond geleidelijk aan in de noordelijke provincies de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, zodat de landvoogd(es) uiteindelijk in de praktijk alleen nog de Zuidelijke Nederlanden bestuurde. Deze situatie werd geformaliseerd met de Vrede van Münster in 1648, waarbij de onafhankelijkheid van de Republiek werd erkend.

Habsburgse Nederlanden (1482–1700)[bewerken | brontekst bewerken]

In 1700 overleed Karel II, de laatste Spaanse koning van het huis Habsburg. Hij werd opgevolgd door zijn achterneef Filips, een lid van het huis Bourbon. Hij ging de naam Filips V dragen.

Aangesteld door de opstandige Staten-Generaal[bewerken | brontekst bewerken]

Tot 1576 bestond er binnen de Nederlanden de simpele situatie van gebieden die in handen waren van de opstandelingen en gebieden die in handen waren van de vooroorlogse machthebber. Vanaf dat jaar bestond er echter buiten de door opstandelingen gecontroleerde gebieden een staat van duidelijke machteloosheid van de koning, die uitsluitend in Luxemburg afwezig was. Invloedrijke personen lieten beslissingen ten uitvoer brengen die haaks op 's konings wil stonden. Ze sloten vrede met de opstandelingen en beide tot verzoening gekomen partijen richtten daarbij de Unie van Brussel op. De officiële landvoogd, Juan van Oostenrijk, deed eerst nog voorzichtige verzoeningspogingen, maar ging zes maanden later over tot de Inname van de Naamse citadel, waarmee de oorlog weer werd voortgezet. Hierop besloot een partij van ontevreden edelen, aangevoerd door de radicaal-katholieke hertog van Aarschot, Don Juan als afgezet te verklaren en de volgende persoon aan te stellen als landvoogd:

Landvoogd Matthias zou na de scheuring van de Unie van Brussel in de Unie van Atrecht (Spaansgezind) en de Unie van Utrecht (Staatsgezind) slechts landvoogd blijven voor die laatste. Ondertussen was Oranje aan het onderhandelen met de Franse kroonprins Frans van Anjou (reeds op 13 augustus 1578 officieel erkend als "Beschermer der Nederlanden tegen de Spaanse tirannie") om de soevereiniteit over de Nederlanden te aanvaarden uit handen van de Staten-Generaal, wat deze uiteindelijk deed op 19 september 1580 met het Verdrag van Plessis-les-Tours.[3] De nieuwe landsheer Anjou sloot op 23 januari 1581 te Bordeaux een overeenkomst met de Staten-Generaal.[4] Voor landvoogd Matthias was dit het teken dat hij overbodig was geworden; hij nam in 1581 ontslag als landvoogd, verliet de Nederlanden en keerde terug naar Oostenrijk.[4][5][c]

Hun bestuurlijke pogingen mislukten. In 1588 besloot de Staten-Generaal het verder zonder landvoogd te stellen. De door de Staatsen opgerichte Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd pas in 1648 door de Spaanse koning erkend in het Verdrag van Münster.

Zuidelijke Nederlanden onder Filips V (1700–1714)[bewerken | brontekst bewerken]

Oostenrijkse Tijd (1714–1793)[bewerken | brontekst bewerken]

Met de Vrede van Utrecht werden de Zuidelijke Nederlanden aan de Rooms-Duitse keizer toegewezen, die tevens de aartshertog van Oostenrijk was en lid was van het huis Habsburg. De Republiek der Noordelijke Nederlanden mocht evenwel regimenten houden in de steden van de Zuidelijke Nederlanden, de tractaatsteden.

1713-1740 Keizer Karel VI

1716-1724: gevolmachtigd minister Hercule Louis Turinetti, markies van Prié
1725: gevolmachtigd minister Wirich von Daun
1726-1732: gevolmachtigd minister Giulio Visconti Borromeo Arese
1732-1743: gevolmachtigd minister Friedrich August von Harrach-Rohrau

1740-1780: keizerin Maria Theresia

1743-1744: gouverneur-generaal ad interim Karel, graaf van Königsegg-Erps en Rottenfels, Aulendorff en Staufen, markies van Boischot
1744-1746: intermaris, vervolgens gevolmachtigd minister Wenceslas graaf van Kaunitz-Rittberg

1745: Franse bezetting; Ulrich van Löwendal voorlopig gouverneur-generaal

1746-1747: militair bevelhebber, maarschalk Karel van Batthyany
1747-1749: bewind aan de tijdelijke Jointe
1749-1753: gevolmachtigd minister a.i. Antoniotto Botta Adorno
1753-1770: gevolmachtigd minister a.i. Karel van Cobenzl
1770-1783: gevolmachtigd minister a.i. Georg van Starhemberg

1780-1790: Jozef II, zoon van keizerin Maria Theresia

1783-1787: gevolmachtigd minister Lodewijk van Barbiano en Belgiojoso
1787: militair bevelhebber Jozef van Murray
1787-1789: gevolmachtigd minister Ferdinand van Trauttmansdorff
1789: vicekanselier der Nederlanden Frans van Cobenzl

Van 11 januari tot 10 december 1790: Verenigde Nederlandse Staten gevolgd door de Eerste Oostenrijkse Restauratie

1790-1792: keizer Leopold II, zoon van keizerin Maria Theresia en broer van Jozef II; in de periode van de Eerste Oostenrijkse Restauratie waren er geen landvoogden.

1790-1791: gevolmachtigd minister: Florimond van Mercy-Argenteau
1791-1794: gevolmachtigd minister: Franz Georg von Metternich-Winneburg

1792-1794: keizer Frans II, zoon van Leopold II
nieuwe Franse bezetting tussen nov. 1792 en maart 1793; Franse legers verdreven met de Tweede Slag bij Neerwinden, gevolgd door de Tweede Oostenrijkse Restauratie

Hierna werden de Zuidelijke Nederlanden voor de derde keer in die eeuw bezet door Frankrijk. Dit markeert het begin van de Franse tijd in België (1794-1815). De Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik werden als negen verenigde departementen formeel tot een deel van Frankrijk gemaakt. Sindsdien heeft de titel van landvoogd nooit meer in de Nederlanden bestaan.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]