Vincent van Gogh

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Jcb (overleg | bijdragen) op 14 nov 2010 om 00:40. (→‎Bijzonderheden)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Vincent van Gogh
Zelfportret (1886-1887)
Persoonsgegevens
Volledige naam Vincent Willem van Gogh
Geboren 30 maart 1853
Zundert
Vlag van Nederland Nederland
Overleden 29 juli 1890
Auvers-sur-Oise
Vlag van Frankrijk Frankrijk
Beroep(en) Kunstschilder
Oriënterende gegevens
Stijl(en) Postimpressionisme
RKD-profiel
(en) IMDb-profiel
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur
Geboortehuis van Vincent van Gogh in Zundert

Vincent Willem van Gogh (Zundert, 30 maart 1853Auvers-sur-Oise, 29 juli 1890) was een Nederlands kunstschilder. Zijn werk valt onder het postimpressionisme, een kunststroming die het negentiende-eeuwse impressionisme opvolgde. Van Goghs invloed op het expressionisme, het fauvisme en de vroege abstractie was enorm en kan worden gezien in vele andere aspecten van de twintigste-eeuwse kunst. Het Van Gogh Museum in Amsterdam is gewijd aan het werk van Van Gogh en zijn tijdgenoten.

Van Gogh wordt tegenwoordig gezien als één van de grote schilders van de 19de eeuw. Deze erkenning kwam echter pas laat. Tijdens zijn leven werd maar één schilderij verkocht: De rode wijngaard (Poesjkinmuseum in Moskou). Anna Boch, een Belgische kunstenares en zus van zijn vriend Eugène Boch kocht het voor 400 toenmalige frank op de expositie van de Brusselse Les XX in 1890, een paar maanden voor Van Goghs dood.

Er verliepen maar drie jaar tussen zijn zwaarmoedige De Aardappeleters (1885) en de kleurenexplosie in het zuidelijke Arles (1888). Van Gogh produceerde al zijn werk in slechts tien jaar, voordat hij begon te lijden aan een zenuwziekte en zelfmoord pleegde. Zijn roem groeide na zijn dood snel.

Biografie

Jonge jaren

Familie Van Gogh
Vincent van Gogh, 1866
Theo van Gogh in 1888

Vincent werd geboren in het Brabantse Zundert, een klein dorpje vlakbij de Belgische grens, als zoon van de predikant Theodorus van Gogh en Anna Cornelia Carbentus. Precies een jaar voor zijn geboorte hadden zij ook al een Vincent Willem gekregen, die echter dezelfde dag overleed. Totaal kreeg het echtpaar drie jongens en drie meisjes, waaronder broer Theo, die vier jaar na Vincent geboren werd. Als kind was Vincent een zwijgzame, enigszins in zichzelf gekeerde jongen. Op zijn achtste ging hij naar de dorpsschool, maar het jaar daarop werd hij al weer van school gehaald. In plaats daarvan kreeg hij thuisonderwijs. Per 1 oktober 1864 ging Vincent naar de kostschool van Jan Provily in Zevenbergen waar hij twee jaar verbleef. Op 15 september 1866 werd hij ingeschreven aan de Rijks HBS Koning Willem II te Tilburg gevestigd in het voormalige paleis van Koning Willem II en het huidige Paleis-Raadhuis van Tilburg. In het tweede jaar werd hij van school gehaald, mogelijk omdat zijn vader de school niet kon betalen.

Op zijn zestiende werd Vincent jongste bediende bij het Haagse filiaal van de kunsthandel Goupil & Cie op de Plaats. Oorspronkelijk was dit de kunsthandel van zijn oom Vincent van Gogh, die vervolgens partner was geworden van de kunsthandel Goupil uit Parijs. In 1872 begon Vincent te corresponderen met zijn jongere broer Theo. Deze kwam per 1 januari 1873 ook in dienst van Goupil & Cie, in het filiaal te Brussel. In juni van dat jaar werd Vincent in het filiaal te Londen geplaatst. Hij werd verliefd op de dochter van zijn hospita, maar ze was al verloofd met een eerdere kostganger en Vincent maakte een depressieve periode door.

In 1873 werd hij korte tijd op het hoofdkantoor in Parijs geplaatst, en vervolgens weer op het filiaal te Londen. In 1874 werkte hij nogmaals korte tijd op het hoofdkantoor. Zijn depressie hield aan en per 1 april 1876 werd hij ontslagen. Zijn oom Vincent was diep teleurgesteld in zijn neef en trok zijn handen van hem af. Vincent werd onderwijzer in Ramsgate, en onderwijzer en hulpprediker in Isleworth. Op 4 november hield hij zijn eerste preek.

Vanaf januari 1877 was hij weer in Nederland. Hij werkte korte tijd in een boekhandel te Dordrecht en in mei verhuisde hij naar Amsterdam om zich voor te bereiden op het staatsexamen, dat hem toegang zou verschaffen tot de studie theologie. Hij logeerde bij zijn oom Johannes van Gogh, die commandant was van de Amsterdamse marinewerf. Vincent haakte in 1878 af, zonder staatsexamen te hebben gedaan, onder meer te wijten aan zijn desinteresse in de Latijnse en Griekse taal. Hij volgde een korte opleiding op een zendelingenschool te Laken bij Brussel. In december 1878 werd hij naar de Borinage gestuurd, waar hij onder de mijnwerkers werkte als lekenprediker.

Tijdens deze periode begon hij zijn kunstenaarsroeping te volgen. Hij maakte veel expressieve schetsen en tekeningen, waarbij hij zich liet inspireren door meesters als Rembrandt en Millet. In 1880 raakte hij bevriend met de jonge schilder Anthon van Rappard. Hij kreeg nu ook geld van zijn jongere broer Theo. Nu eerst begon zijn explosieve maar dramatische odyssee, die nauwelijks tien jaar zal duren. Aan de vriendschap met Van Rappard kwam na een ongelukkig misverstand een eind, waarna Vincent nog een half jaar in Brussel verbleef.

Tijdens de eerstvolgende vijf jaren woonde hij bij zijn ouders die inmiddels via Helvoirt naar Etten waren verhuisd. Hij bleef zich in deze periode toeleggen op de kunst en maakte talloze – steeds beter uitgevoerde – tekeningen en schilderijen. Aanvankelijk werd hij nog erg getrokken door het plan om voor tijdschriften te tekenen en op die manier zijn geld te verdienen en het duurde lang voordat hij dit ideaal losliet.

Vervolgens woonde hij zelfstandig in Den Haag, en te Nuenen. Hij worstelde in Den Haag met een problematische relatie met 'Sien', die in werkelijkheid Christine Hoornik heette. Het was een arme vrouw met een alcoholprobleem en een verleden als prostituee. Zij baarde in 1882 een zoon, maar er zijn nooit bewijzen gevonden dat Vincent de vader was. De relatie verslechterde spoedig en Sien pakte haar oude beroep van prostituee weer op.

Vincent ging eind 1881 op 28-jarige leeftijd voor ongeveer drie weken bij zijn aangetrouwde neef Anton Mauve (die getrouwd was met zijn nicht Jet Carbentus) in diens Haagse atelier werken. Via hem kwam hij in contact met het werk van onder anderen Jacob Maris en Matthijs Maris, Weissenbruch, Mesdag, Breitner en Israëls. Mauve gaf Vincent schilderles. Zijn invloed op Vincent was groter dan doorgaans wordt aangenomen. Thema’s als spitters, aardappeleters en houtverkopers heeft hij van Mauve overgenomen.

Door zijn relatie met Sien Hoornik kwam Vincent in conflict met Mauve en Tersteeg, zijn vroegere chef bij Goupil. Toen Anton Mauve op 5 februari 1888 op nog geen vijftigjarige leeftijd plotseling te Arnhem overleed, droeg Vincent in Arles zijn Souvenir de Mauve, roze bloeiende perzikbomen, aan hem op.

Drenthe

Ophaalbrug in Nieuw-Amsterdam (1883)

In 1883 verbrak hij de relatie met Sien en vertrok vanuit Den Haag naar Drenthe, waar hij op 11 september arriveerde te Hoogeveen. Deze keuze was ingegeven door zijn broer Theo die op de Parijse Salon van 1882 een landschapsschilderij van de Duitse schilder Max Liebermann zag. Liebermann bezocht elk jaar gedurende de zomer Drenthe (Zweeloo) om daar te schilderen. Ook Anton Mauve (getrouwd met een nichtje van zijn moeder) en zijn schilder- en studievriend Anthon van Rappard adviseerden hem Drenthe te bezoeken. Theo financierde de reis per trein van station Hollands Spoor (Den Haag) naar Hoogeveen. Van Gogh verbleef 18 dagen bij logementhouder Albertus Hartsuiker te Hoogeveen. In deze periode maakte hij uitstapjes in de omgeving en legde zich toe op het schilderen van landschappen en figuren.
Op 2 oktober van dat jaar vertrok hij per trekschuit naar Nieuw-Amsterdam. Daar nam hij zijn intrek in het logement van Hendrik Scholte. Dit huis is in 2002 gerestaureerd: het museale 'Van Gogh Huis' herinnert aan Van Goghs verblijf in Drenthe. Op 4 december 1883 vertrok hij weer naar Hoogeveen om de volgende dag de trein te nemen naar zijn ouders in Nuenen.

Antwerpen en academie

De Aardappeleters (1885)

In zijn schilderijen uit deze tijd legde Vincent vaak het hardvochtige boerenleven vast, tot hij eind april 1885 zijn eerste, evenwel sombere, maar uitermate expressieve meesterwerk schiep: De Aardappeleters. In november van datzelfde jaar trok Van Gogh naar Antwerpen waar hij een kleine kamer betrok. In januari daarop liet hij zich inschrijven aan de Academie. Hij was toen 33 jaar. Ondanks zijn bewondering voor het coloriet en de penseelvoering van Rubens hield hij het geen drie maanden vol: hij raakte uitgeput en overwerkt. Door toedoen van Eugène Siberdt, een leraar van de cursus "Tekening figuur naar het leven", besloot Van Gogh de academie te verlaten. Dezelfde leraar zal tien jaar later (1896) ook Eugeen Van Mieghem op stang jagen[bron?].

In Antwerpen was Vincent ziek geworden en had een aantal tanden verloren. Bovendien was er syfilis bij hem geconstateerd. Sommigen menen dat deze ziekte een verklaring geeft voor Vincents zenuwaanvallen in zijn latere leven.

Parijs

rue Lepic 54, Parijs

In maart 1886 verliet hij onverwachts België. Hij ging inwonen bij Theo in Parijs, Rue Lepic 54 in Montmartre, waar hij een eigen atelier kreeg. Daarna kwam zijn artistieke doorbraak, echter wel in zijn laatste drie levensjaren. Hij raakte bevriend met Henri de Toulouse-Lautrec en met Emile Bernard, terwijl hij bewondering had voor de bloemstillevens van Adolphe Monticelli, de romantische Eugène Delacroix en de allegorische Pierre Puvis de Chavannes. Tezelfdertijd kwam hij onder de indruk van de Japanse prenten, die hij gretig verzamelde.

Belangrijker nog was zijn contact met het Franse impressionisme, tien jaar na het ontstaan. De reeks "Salons des Impressionistes" waren voorbij en Paul Signac, met wie hij vaak ging schilderen in Asnières, worstelde als post-impressionist met het divisionisme. Georges Seurat, Paul Gauguin, Camille Pissarro en Armand Guillaumin behoorden tot zijn kennissen.

De relatie tussen Vincent en Theo kwam enige tijd onder druk te staan toen bleek dat Vincent voortdurend met Jan en alleman ruzie maakte. Pas tegen het eind van Vincents verblijf knapte de relatie weer op en kregen de broers weer een zeer innige band. Ook gedurende deze periode werkte Vincent onvermoeibaar hard ten koste van zijn gezondheid.

Arles

Het Parijse leven was erg druk voor de zwakker wordende Van Gogh, en vaak ook grauw en koud. Hij was 34 jaar oud toen hij Parijs verliet in februari 1888. Hij ging naar Arles in het zuiden van Frankrijk in de Camargue. Het was er echter al even koud: het vroor er en er lag sneeuw.

Onder de Franse zuiderzon maakte Vincent van Gogh zijn meest opzienbarende werken in een koortsachtig tempo, soms meerdere op een dag. Het werden echter zijn laatste twee levensjaren, met dramatische crises. Hij wilde de Middellandse Zee ontdekken en trok voor een vijftal dagen naar het nabijgelegen Les-Saintes-Maries-de-la-Mer, waar hij onophoudelijk schetsen en tekeningen maakte van de omgeving. Terug in Arles bracht hij zijn bekende "Vissersboten op het strand" op het doek. Ook zijn kenschetsende portretten ontstonden in deze periode, zoals van de zouaaf, van Roulin en Eugène Boch.

Caféterras bij nacht

Ruzie met Gauguin

Hij huurde het "Gele huis", schilderde het indrukwekkende "Nachtcafé" en verwerkte uitzonderlijke motieven van oogst, wijngaard en cipressen. Op 23 oktober 1888 kwam Paul Gauguin bij hem logeren, maar nauwelijks twee maanden later volgde de breuk, tijdens een hoog oplopende ruzie over de plaatselijke cafébazin. Beiden waren ze verliefd op haar zodat ze haar al vele malen geschilderd hadden. Van Gogh haalde met zijn scheermes uit naar Gauguin, die zich nog net kon verweren maar Van Gogh sneed per ongeluk zijn eigen oorlel af. Anderen beweren dat hij zelf uit eigen kracht een stuk van zijn oor sneed en dat de tinnitus waaraan hij leed hier de aanleiding toe was.

De Duitse kunsthistorici Hans Kaufmann en Rita Wildegans onderzochten gedurende tien jaar politierapporten, getuigenverklaringen en brieven van de beide schilders. Volgens hen zou Paul Gauguin van plan zijn geweest het Gele Huis in Arles na een verblijf van twee maanden te verlaten. Van Gogh zou hem boos achterna de straat op zijn gelopen, waarop een ruzie zou zijn ontstaan en Gauguin uithaalde uit zijn degen en daarmee Van Goghs oor afhieuw.

Daarna zouden ze hebben afgesproken hierover te zwijgen: Gauguin om strafvervolging wegens het toebrengen van letsel te ontlopen en Van Gogh om de vriendschap te behouden. Vervolgens zou Van Gogh zijn oor aan een prostituee hebben gegeven en terug naar huis zijn gegaan.

De Duitse kunstwetenschappers vinden steun voor hun stelling in de laatste brief van Van Gogh aan Gauguin. Daarin schreef hij: "Jij bent stil, ik zal het ook zijn." Ook in brieven aan zijn broer Theo menen zij impliciete verwijzingen naar het incident te kunnen herkennen. In 2008 publiceerden zij hun bevindingen in een boek (zie onder Literatuur) [1]. Curator Leo Jansen van het Van Goghmuseum wijst hun conclusie af. De aangevoerde bewijzen zijn voor een groot deel uit hun verband getrokken.[2]

In januari 1889 was hij hersteld en ging hij opnieuw driftig aan het werk aan herhaalde versies van "La Berceuse", waarvoor Madame Roulin model zat. Verder schilderde hij nieuwe variaties "Zonnebloemen". De buurtbewoners maakten zich echter zorgen om de "vagebond" in het "Gele Huis"[3].

Saint-Rémy-de-Provence

Zijn broer Theo trouwde in april te Amsterdam met Johanna Gesina Bonger. Het ging weer minder goed met Vincent en hij werd opgenomen te Saint-Rémy-de-Provence, in de instelling Saint-Paul-de-Mausole aan de voet van de Alpilles. Men richtte er zelfs een klein atelier in, waarin hij kon schilderen tijdens de steeds zeldzamer momenten zonder zenuwcrisis. Het was de tijd van de "Irissen" en de "Seringen".

De naam Van Gogh was intussen doorgedrongen tot België en in januari 1890 werd hij uitgenodigd op de expositie van Les XX te Brussel. Hij nam eraan deel met vijf schilderijen. Op deze tentoonstelling werd de "De rode wijngaard" gekocht door Anna Boch.

De zenuwinzinkingen volgden elkaar op, maar Van Gogh bleef doorwerken en in april toonde Theo tien werken op de "Salon des Indépendants". Vincent verliet de instelling van Saint-Rémy-de-Provence en reisde naar Auvers-sur-Oise, waar dokter Gachet woonde. Op doorreis bezocht hij Theo en diens vrouw in Parijs.

Auvers

Graf van Vincent van Gogh en zijn broer

In mei kwam hij in Auvers aan en huurde er een zolderkamer in de herberg van Ravoux. Weer schilderde hij portretten, onder meer het bekende portret van Dr. Gachet. De eindeloze gele korenvelden met de donkerblauwe, vaak wervelende hemels rond Auvers werden nu zijn herhaalde motieven.

Broer Theo en zijn vrouw Jo kwamen nog eens een dag doorbrengen bij hem, in juni en in juli liep hij zelf nog eens naar Parijs om bij hen op bezoek te gaan.

Zijn laatste dagen

Op 27 juli 1890, 37 jaar oud, verwondde Van Gogh zichzelf in de borst met een pistool. Hij wilde zichzelf door het hart schieten, maar maakte een klassieke fout door te denken dat het hart zich ter hoogte van de linkertepel bevindt. Hij miste hierdoor en stierf op 29 juli aan inwendige bloedingen met Theo aan zijn zijde. Een half jaar later overleed ook Theo. Deze liet een zoon achter, Vincent Willem, de grootvader van de bekende cineast en columnist Theo van Gogh (1957-2004). Vincent en zijn broer Theo liggen begraven op de begraafplaats van Auvers-sur-Oise.

Musea

Jongeman, gras snijdend met een sikkel, oktober 1881
Hutten, september 1883
Zie Lijst van schilderijen van Vincent van Gogh voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In Nederland zijn vele van zijn werken te bezichtigen in het Van Gogh Museum in Amsterdam. Ook het Kröller-Müller Museum in het Nationaal Park De Hoge Veluwe in Otterlo bezit een behoorlijke collectie Van Goghs.

Verder hangt er werk in andere musea over de hele wereld, zoals

Ook is een klein deel in privébezit.

Verkoop door Johanna van Gogh-Bonger

Na de dood van haar zwager Vincent van Gogh op 29 juli 1890 en haar echtgenoot Theo van Gogh in 1891 keerde Johanna van Gogh-Bonger met haar zoontje Vincent Willem van Gogh en een groot aantal als waardeloos beschouwde schilderijen van Vincent van Gogh definitief terug naar Nederland. Ze vestigde zich in Bussum. Om in haar levensonderhoud te voorzien begon zij daar een pension en maakte een begin aan de verkoop van het werk van haar zwager.

Haar beste klanten waren de kunsthandel van Paul Cassirer in Berlijn en kunsthandel J.H. de Bois (voorheen C.M. van Gogh) in Amsterdam waaraan ieder 55 schilderijen of tekeningen werden geleverd. Alles werd door Johanna keurig bijgehouden in haar kasboek, ofschoon er van de verkoop van een klein aantal werken van Vincent geen aantekening werd gehouden. Ook werd een gering aantal werken geschonken aan familie of zeer goede relaties.

Behalve het grote aantal werken dat Johanna van Gogh bezat, hadden de volgende familieleden van Vincent werk in hun bezit: E.H. Du Quesne-van Gogh tien stuks, Willemien van Gogh zeven stuks, Cornelia van Gogh-Carbentus één, Anna van Gogh-Carbentus drie en Andries Bonger (broer van Johanna) vijf stuks. Tussen 1890 en 1923 werden door haar 247 schilderijen en tekeningen van Vincent van Gogh op de markt gebracht.

Oprichting Van Gogh-Museum in Amsterdam

Op 21 juli 1962 werd een overeenkomst ondertekend tussen de Staat der Nederlanden en de Vincent van Gogh Stichting. De familie Van Gogh droeg voor 15 miljoen gulden de resterende verzameling, bestaande uit 200 schilderijen van Vincent van Gogh en Paul Gauguin, 400 tekeningen, en alle brieven van Vincent, over aan de staat. Hiermee werd de grondslag gelegd voor het Amsterdamse Van Gogh Museum, dat op 2 juni 1973 werd geopend.

Film

In het Omniversum in Den Haag was vanaf februari tot en met 6 december 2009 de film Van Gogh, een kleurrijk portret over Vincent van Gogh te zien.

Literatuur

  • Ron Dirven & Kees Wouters, Vincent van Gogh : Het Mysterie van de Breda'se kisten, Uitgave van het Breda's Museum, 2003, ISBN 90 806 108 4 4
  • Leo Jansen en Jan Robert, Kort Geluk, de briefwisseling tussen Theo van Gogh en Jo Bonger, Uitgeverij Waanders, Zwolle, 2000, ISBN 90-400-9353-9
  • Irene Meyjes, Johanna van Gogh-Bonger: kunsthandelaar? ,Uitgeverij Scriptio, Deventer, 2007, ISBN 90-8773-005-5
  • Chris Stolwijk & Han Veenenbos, The accountbook of Theo van Gogh and Jo van Gogh-Bonger, Van Gogh Museum Amsterdam 2002, ISBN 90 74310 82 6
  • Bernard, B: Vincent by himself: a selection of Van Gogh's paintings and drawings together with extracts from his letters, Londen, 1985. ISBN 0-85613-866-5
  • Lein, E.: Vincent van Gogh, Lisse, 2003. ISBN 90-5841-038-2
  • Perruchot, H.: Het leven van Vincent van Gogh, Utrecht, 1965. ISBN 90-315-0203-0
  • Rohde, Shelly: Het Van Gogh boek: Vincent van Gogh van A tot Z, Bussum - Amsterdam, 2003. ISBN 90-6868-340-3
  • Hughes, Shirley: Atelier van Gogh, Gent - Amsterdam, 2002. ISBN 90-5544-397-2
  • Metzger, Rainer & Walther, Ingo: Van Gogh: the complete paintings, Keulen, 1993. ISBN 3-8228-5137-X
  • Hans Kaufmann & Rita Wildegans Van Goghs Ohr - Paul Gauguin und der Pakt des Schweigens, uitg. Osburg Verlag, Berlijn, 2008

Huidige marktprijzen

Werk van Van Gogh komt zelden op de markt, maar als het gebeurt worden er tegenwoordig miljoenen euro's voor betaald. Hieronder enige voorbeelden in dollars.

Zie Lijst van duurst geveilde schilderijen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Afbeelding Titel Datum Verkoop Prijs Opmerkingen
Portret van Dr. Gachet Portret van Dr. Gachet 1990
15 mei
$ 82,5 miljoen Gekocht door papiermagnaat Ryoei Saito. Enkele uren na de aankoop overleed hij. Het schilderij zou samen met de eigenaar gecremeerd zijn en is sinds de verkoop in mei 1990 niet meer opgedoken op veilingen. [4]
Dit bleef de hoogste prijs die ooit voor een schilderij werd betaald, tot in november 2006 een dripping No. 5, 1948 van Jackson Pollock voor $ 140 miljoen van de hand ging.
Zelfprotret zonder baard Zelfportret zonder baard 1998
20 november
$ 71,5 miljoen Bij Christie's in New York verkocht aan een anonieme koper.
Irissen Irissen 1987
11 november
$ 53,9 miljoen Geveild bij veilinghuis Sotheby's in New York. Werd later onderhands doorverkocht aan J. Paul Getty Museum
l'Arlésienne, Madame Ginoux l'Arlésienne, Madame Ginoux 2006
2 mei
$ 40,3 miljoen Geveild bij Christie's in New York

Omzwervingen van tekeningen en schilderijen

Kerkje in Auvers
Slaapkamer in Arles
Brug van Langlois
Stilleven met aarden kom met aardappelen, september 1885
Stilleven met mand aardappelen, september 1885
Zelfportret, opgedragen aan Gauguin, 1888
Zelfportret voor de ezel, begin 1888
De oude molen, 1888
Zelfportret met verbonden oor, januari 1889
Irissen, mei 1889
De sterrennacht, juni 1889
Olijfbomen in berglandschap, juni 1889
Ophaalbrug in Nieuw-Amsterdam

Op 26 maart 1885 overleed de vader van Vincent van Gogh, Theodorus, te Nuenen. Een jaar later besloot zijn moeder, Anna-Cornelia van Gogh-Carbentus, een kleinere behuizing te zoeken waar zij en haar dochter Willemien konden wonen. De keus viel op een bovenhuis op de hoek van de Nieuwe Ginnekenstraat en Wapenplein (tegenwoordig Van Coothplein 33 A) te Breda en zij verhuisden daarheen op 30 maart 1886.

M.E. Tralbaut in zijn boek Vincent van Gogh en mr. Benno J. Stokvis in zijn boek Nasporingen omtrent Vincent van Gogh in Brabant (S.L. van Looy, Amsterdam 1926) schreven dat Vincents moeder een deel van de inboedel tijdelijk liet opslaan in een pakhuis. Haar nieuwe woning was namelijk krap. De inboedel kwam terecht in een pakhuis van de timmerman Schrauer uit de Ginnekenstraat in Breda. Daar waren ook enige kisten bij met schilderijen en tekeningen van Vincent, die hij achterliet bij zijn vertrek naar Antwerpen op 27 november 1885. Later, toen de inboedel werd teruggehaald, ontdekte Van Goghs zuster Willemien sporen van houtworm in de kisten en besloot men ze bij Schrauer op zolder te laten staan.

Vincent schreef uit Antwerpen aan zijn broer Theo in Parijs diverse brieven in de periode november 1885 tot eind februari 1886 over de aanstaande verhuizing in maart 1886 van zijn moeder en zuster. Hij vroeg zich af of hij in Nuenen moest helpen met inpakken. Uiteindelijk is Vincent toch al eind februari 1886 naar Parijs gegaan en heeft hij zijn familie dus niet geholpen met inpakken.

Brief van Vincent

In de brief (W.4 van eind juni 1888 uit Arles) aan zijn zuster Willemien, schrijft Vincent onder meer

"Zeg eens van rommel gesproken. Het is misschien de moeite waard wat er goeds is in de rommel die, naar Theo, zegt nog van mij ergens in Breda op een zolder is, nog te redden. Ik durf ‘t U echter niet vragen en misschien is ‘t verloren geraakt, tob er dus niet over."

Volgens dr.J. Hulsker in zijn boek Van Gogh over Van Gogh slaat het woord rommel niet op het werk van Vincent, maar op boeken, houtsneden. Bedoeld worden uit tijdschriften geknipte houtgravures en dergelijke. In een naschrift van brief W.5 van begin augustus 1888 vraagt Vincent opnieuw of Wil een oogje wil houden op de boeken en prenten die in Breda zijn achtergebleven.

Dit zou kunnen betekenen dat Vincent geheel afstand had gedaan van zijn werk dat op de zolder bij Schrauer was achtergebleven. Hiermee staat dan ook vast dat in ieder geval Theo en Willemien in 1888 weten van rommel op een zolder in Breda. In een brief van Vincent (W.15 van eind oktober 1889) aan Willemien staat dat Willemien en haar moeder kort daarop naar Leiden zouden verhuizen. Van Gogh zou Theo de beloofde geschilderde studies sturen. Theo zou die wel in Leiden aan Willemien doen toekomen. Het bevolkingsregister in Breda vermeldt dat de verhuizing naar Leiden op 2 november 1889 plaatsvond.

Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat Moe en Willemien de overtollige inboedel (die teveel was voor het bovenhuisje op de hoek van de Nieuwe Ginnekenstraat en Wapenplein) begin november 1889 bij Schrauer opgehaald hebben en de kisten van Vincent maar niet meenamen vanwege de vermeende houtworm.

Als aanvulling op het bovenstaande een passage uit Nasporingen omtrent Vincent van Gogh in Brabant (1926) van mr. Benno J. Stokvis, pagina 27:

"Op verzoek van de oude Mevrouw Van Gogh heeft één der zusters Begemann (in Nuenen) een deel van het na het vertrek der familie nog in het atelier geblevene, in een kist gepakt en naar timmerman Schrauer te Breda geëxpedieerd."

Daar Schrauer zich jaren later als de rechtmatige eigenaar van de kisten beschouwde omdat niemand ze ooit was komen ophalen, brak hij ze open, nam de mappen met tekeningen, schetsen en aquarellen eruit, en gebruikte het hout voor allerlei andere doeleinden.

Marktkoopman Couvreur komt in beeld

Zeventien jaar later, in 1903, ontbiedt Schrauer de marktkoopman J.C. Couvreur om wat kleingoed, zoals een kannetje, een potje en een tinnen litermaat te verkopen. Couvreur bood ƒ 2,50 en Schrauer ging daarop in op voorwaarde dat Couvreur de rommel die hij al zo lang op zijn zolder had, ook zou mee nemen. Couvreur ging akkoord en nam de handel mee naar zijn huis in de Stallingstraat in Breda en smeet de ongeveer zestig schilderijen, honderdvijftig losse doeken, tachtig pentekeningen en tussen de honderd en tweehonderd krijttekeningen in zijn kelder.

Couvreur vertelt hierover in een artikel in De Telegraaf van 25 april 1938:

"Ik had die dingen dus in de kelder liggen, schots en scheef door elkaar, mijn vrouw keek er zo nu en dan ook naar, bladerde in de tekeningen en zag daar veel naaktstudies. Zij zei tegen mij: Die boel wil ik niet in huis hebben, die moet er uit. Ik zei: Je kunt nooit weten wat die dingen nog een ‘s waard zijn, ze liggen toch niemand in de weg, maar mijn vrouw zei: Die dingen gaan de deur uit of ik ga de deur uit. In zo’n geval gaan de dingen de deur uit. Ik daalde dus op een gegeven dag in mijn kelder af, pakte alle tekeningen die maar enigszins aanstotelijk waren in een grote zak en toen die zak dan vol was, heb ik die naar de papierfabriek van Tilburg gebracht om vermalen te worden tot papier; ik heb er een paar dubbeltjes voor gehad. Toen de zakken naakttekeningen weg waren, werd ‘t wat ruimer in de kelder, maar ik wou toch wel van die hele zaak af."

Couvreur nam daarop een Rotterdamse schilderijenhandelaar, volgens hem De Winter genaamd, in de arm om te zien wat deze man in de handel zag. De Winter gaf als oordeel: probeer die rommel kwijt te raken voor wat je ervoor kunt krijgen. 't Is niks waard, volgens het relaas van Couvreur in een artikel op 18 februari 1950 in dagblad De Stem te Breda. Aan Frans Meeuwissen, eigenaar van het café op de hoek van de Ginnekenstraat en Stallingstraat, leverde Couvreur werken van Vincent, welke door Meeuwissen werden verkocht of weggegeven aan goede klanten. Als iemand Couvreur een biertje aanbood, dan kon hij een Van Gogh meenemen!

Van Goghs werken voor een dubbeltje te koop

Couvreur was van plan de resterende doeken en tekeningen op de markt te gaan verkopen. Hierover vertelt hij in een Telegraaf artikel:

"Ik heb dertig jaar lang met een kar op de markt gestaan. Tegen die kar prikte ik platen en schilderijen van Van Gogh en iedereen kon ze voor tien cent krijgen. Ik gaf ze soms ook wel aan de kinderen op straat om er mee te spelen. Zo herinner ik mij nog dat er een paar kinderen een schortje van zo’n Van Gogh hebben gemaakt, voor zo’n kinderspelletje van vader-moeder waarvoor ze een schortje moesten hebben, zo liepen ze over straat. Een van die stukjes heb ik later voor vijfenzeventig gulden nog terug moeten kopen. Ik was nu zo langzamerhand door de boel in kelder heen."

Volgens zijn relaas kwam op een dag waarop hij naar de markt ging met de nodige Van Goghs op zijn kar, in de Ginnekenstraat de uniformkleermaker C. Mouwen naar hem toe om wat schilderijtjes te kopen. Couvreur verkocht hem zes doeken voor tien cent per stuk! Later op de dag kwam een dienstbode van Mouwen vragen of zij er nog zes voor een dubbeltje per stuk kan krijgen.

"Mijn vrouw zegt: Wees nu niet gek, die man doet het niet voor zijn plezier, die dingen zijn best meer waard. Je moet niet één, maar twee dubbeltjes per stuk vragen. Ik zeg tegen het meisje: De complimenten terug en meneer Mouwen kan er zes krijgen voor twee dubbeltjes per stuk. Het meisje ging weg, kwam terug en zei, dat meneer Mouwen in geen geval hoger ging dan vijfendertig cent per stuk. Ik heb ze toen snel voor vijfendertig cent per stuk verkocht."

Pogingen van Couvreur de kunstwerken weer in handen te krijgen

"Dan breekt de morgen aan die ik niet licht zal vergeten. Toevallig krijg ik een krant in mijn handen en daaruit zie ik dat Van Gogh een beroemd schilder is. Jonge, jonge dacht ik, nu begrijp ik hoe die meneer Mouwen mij vijfentwintig cent op een schilderijtje kon laten verdienen! Ik sprak eens met hem en wij kwamen overeen, dat ik zou trachten de mensen aan wie ik voor een dubbeltje en vijftien cent de schilderijen had verkocht, te bewegen ze mij terug te verkopen. Daar zijn wij toen mee bezig geweest. Ik dacht na, aan wie ik ze had verkocht. Er was bijvoorbeeld een boer die twee stukken van mij gehad had. Ik ging naar de man toe en zei: Mag ik ze voor een rijksdaalder terug hebben? en hij gaf ze mij voor een rijksdaalder.
Dikwijls kon ik de mensen niet meer vinden en meneer Mouwen zei maar steeds tegen mij: Maar denk toch eens na, Couvreur, aan wie je die dingen verkocht hebt. Je moet ze terugkrijgen. Zo had ik twee heel mooie stukjes aan iemand verkocht, Ik op een goede dag naar dat adres toe, ik bel aan, er doet een dame open en ik zeg: Is meneer thuis ? De dame kijkt mij lang en peinzend aan, en zegt dan: Mijn man is al twee jaar dood. Daar stond ik verslagen, maar ja, ik ben een koopman, ik dacht, zij weet er toch ook niets van en ik zei: Ja, weet u, uw man heeft twee schilderijtjes van mij gekocht, en die wilde ik graag terugkopen, kan dat? Oh, zei die dame, ja, hij is eens met twee schilderijtjes thuisgekomen. Eén heeft hij weggegeven, maar de andere kunt u wel meekrijgen, als u er prijs op stelt. Ik zei: Nu ja, beter één schilderijtje dan helemaal geen. En ik, doodgelukkig met mijn Van Gogh onder de arm, naar huis. Het was een gekke geschiedenis. De ouders van de kinderen aan wie ik schilderijen had gegeven, moest ik vijftig, zestig, zeventig gulden betalen om ze weer terug te krijgen."

Tot zover Couvreur. Het merendeel van de weer opgespoorde werken ging naar C. Mouwen en een onbekend aantal naar een leraar van de Koninklijke Militaire Academie, W. van Bakel.

Brieven

Van Gogh liet niet alleen veel schilderijen achter. Hij was ook een verwoed schrijver. Wereldberoemd zijn dan ook de grote hoeveelheid brieven die hij aan zijn broer Theo schreef. Minder bekend zijn de brieven die hij aan zijn zus Willemina van Gogh schreef.

Gebaseerd op de briefteksten van Van Gogh, schreven tekstschrijver Piet Retera en componist Jean Wiertz een cantate voor mannenkoor, dameskoor, gemengd koor, solisten en orkest met de titel "De Overwinning". In dit werk wordt het gehele artistieke leven van Vincent van Gogh vertolkt.

Het stuk is uit tien episoden opgebouwd: het begint in de Borinage, waar Van Gogh als hulpprediker onder de mijnwerkers werkte en eindigt in Auvers-sur Oise met zijn dood. De teksten sluiten nauw aan op het creatieve leven van Van Gogh: Den Haag, Drenthe, Nuenen, Parijs en Arles, zijn worstelen, de vrouwen in zijn leven, zijn onvoorwaardelijk zoeken naar waarachtigheid in de kunst.

De muziek volgt de inhoud van de tekst: vragend, overmoedig, triest en altijd direct herkenbaar. De première van "De Overwinning" vond plaats in 2002 in Rotterdam.

Canon van Nederland

Vincent van Gogh is opgenomen in de canon van Nederland. De commissie-Van Oostrom heeft Vincent van Gogh erkend als een van de vijftig essentiële onderwerpen voor de Nederlandse geschiedenis in het voortgezet onderwijs.

Bijzonderheden

  • In december 2003 verschenen berichten in de pers dat er een nieuwe Van Gogh was ontdekt door het Breda's Museum in Breda: 'Huizen bij Den Haag'. Het werk zou afkomstig zijn uit de Bredase kisten, die door Vincent zouden zijn achtergelaten bij zijn moeder. De experts van het Van Gogh Museum houden zich wat betreft deze nieuwe ontdekking op de vlakte.
  • In 2005/6 is in het Van Gogh Museum onder de titel 'Van Gogh tekenaar' een tentoonstelling gehouden van ruim 100 tekeningen van Van Gogh, die normaal niet aan het daglicht worden blootgesteld. De tentoonstelling was georganiseerd door het Van Gogh Museum in samenwerking met het Metropolitan Museum of Art in New York. Deze tentoonstelling werd in februari 2007 door vooraanstaande kunstcritici uitgeroepen tot 'beste expositie van 2005/06'.

Van Gogh's geboorteplaats Zundert heeft twee keer zijn jaarlijkse bloemencorso in het thema van Van Gogh laten plaatsvinden: in 1990 bij zijn honderdste sterfjaar en in 2003 bij zijn 150e geboortejaar. In 1990 werd tevens een groot dahliatableau gemaakt met werk van Van Gogh dat bezocht werd door alle Van Goghburgemeesters. In 2003 hebben Zundertse corsobouwers het geboortehuis van Vincent van Gogh op ware grootte nagebouwd in dahlia's. Binnenin was een expositie van kunstenaars uit Nederland en andere landen met werk geïnspireerd op Van Gogh.

  • In 1989 werd in het Musée des Alpilles in Saint-Rémy-de-Provence in Frankrijk een aldaar tentoongestelde buste van Vincent van Gogh gestolen. Het betrof een bronzen beeltenis van de schilder – met één oor – die was gemaakt door de Franse kunstenaar Ossip Zadkine. In mei 2009 werd bekend gemaakt dat de buste was teruggevonden dankzij een Nederlandse privédetective, Sander van Betten, en een kunstkenner, Arthur Brand. De buste bleek in het bezit te zijn van een zakenman die ze van iemand voor een schuld als onderpand zou hebben ontvangen. Toen deze zijn geld niet terugontving, rees bij hem een verdenking. Eind 2008 had hij daarom Van Betten ingelicht. Toen de privédetective merkte dat het om de in 1989 gestolen buste ging, had hij direct de Centrale Recherche Informatiedienst en Interpol benaderd. Omdat een reactie uitbleef had hij via kunsthandelaar Arthur Brand contact opgenomen met de autoriteiten in Frankrijk.

Overeengekomen werd dat Brand en hij de buste zouden overhandigen op de Franse ambassade in Den Haag. Volgens Brand verkeerde het beeld twintig jaar lang in het criminele circuit: "Criminelen geven soms kunst als onderpand, als ze zogenaamd geen geld hebben. Vaak zie je hen nooit meer terug en blijf je zitten met onverkoopbare, gestolen kunst."

  • In mei 2009 is op Urk een permanente expositie "Van Gogh van steen van Geert" geopend door beeldend kunstenaar Geert Weerstand, met zo'n zeventig, door Vincent van Gogh geïnspireerde, kunstwerken, uitgevoerd in een combinatie van glas, keramiek en natuursteen. Vanaf 6 april tot 30 oktober 2010 wordt de expositie "Ode aan Vincent" gehouden waarbij tevens diverse bronzen sculpturen geïnspireerd door Vincent, geëxposeerd worden, waaronder een bronzen buste van Vincent van Gogh, gemaakt door beeldend kunstenaar Okke Weerstand.
  • Op 24 februari 2010 werd bekend dat in Museum De Fundatie in Zwolle een onbekend schilderij van Vincent van Gogh is ontdekt. Het gaat over het schilderij De molen 'Le blute-fin' uit 1886. Het Van Gogh Museum in Amsterdam bevestigde na grondig onderzoek dat het schilderij is toe te schrijven is aan Vincent van Gogh. Het doek werd in 1975 in Parijs gekocht voor 5000 gulden door de oprichter van het Museum De Fundatie, Dirk Hannema, die al bij de aankoop beweerde dat het een Van Gogh betrof.

Noten

  1. 'Gauguin hakte oor van Vincent van Gogh af', Trouw.nl
  2. Post, G. (2009) Het oor van Van Gogh Trouw, 6 mei, blz 2
  3. Zie ook: De zonnebloemenschilder, een portret dat Gauguin in deze periode van Van Gogh maakte.
  4. Zie het boek van de kunsthistorica Cyntia Saltzman: Portrait of Dr Gachet: The story of a Van Gogh Masterpiece: modernism, money, politics, collectors, dealers, taste, greed, and loss, New York, 1998. ISBN 0-670-86223-1

Externe links

Musea

Werken

Brieven

Overig

Wikiquote heeft een of meer citaten van of over Vincent van Gogh.
Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Vincent van Gogh op Wikimedia Commons.