Bij deze verkiezingen waren voor het eerst ook 'bosnegers' (marrons) en 'indianen' (inheemse Surinamers) actief en passief kiesgerechtigd. Speciaal voor hen werden twee nieuwe kieskringen met één zetel gecreëerd (Brokopondo en Boven-Marowijne).[1]Wilfred Liefde werd de eerste marron die in het Surinaamse parlement kwam.
Verder werd er ook een derde kieskring met één zetel gecreëerd in het district Suriname. Ten slotte kregen de kiezers een tweede stem voor een landelijke lijst. Op die manier werden 12 extra zetels evenredig verdeeld over de deelnemende partijen, bovenop de 24 zetels die in 12 kieskringen via een meerderheidsstelsel werden verkozen.
Ooft (PSV) werd in 1963 minister en kon dus geen Statenlid blijven waarop hij werd opgevolgd door zijn partijgenoot A.J. Refos (PSV)
Shriemisier (VHP) werd in 1963 minister en werd opgevolgd door K. Nandoe (VHP)
Voorzitter De la Fuente (NPS) stapte in januari 1964 op waarna F.A.M. Pinas (NPS) hem opvolgde als Statenlid en Lachmon de nieuwe voorzitter werd
Adhin (VHP) werd in juni 1964 minister en werd opgevolgd door R. Sardjoe (VHP)
Liefde (NPS) overleed in 1965 en werd opgevolgd door J.N.V. Gadden (eerst NPS, later onafhankelijk)
Guda, aanvankelijk PSV maar later onafhankelijk, is in 1966 overleden waarna Ooft (PSV) terugkeerde als Statenlid
Soemodihardjo (KTPI) volgde Ooft op als minister waarna S. Soedarjo eind 1963 Statenlid werd. Nadat Soemodihardjo midden 1964 was opgestapt als minister keerde hij terug in de Staten van Suriname.