Gebruiker:Vlaemink/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Limburgs&action=edit&oldid=64169426


Op basis van mijn ervaringen met het gedrag van De Wikischim bij het artikel Limburgs zou ik graag het volgende aan de moderatoren willen meegeven rondom het verzoek van De Wikischim.

Wellicht is het verstandig om eerst een korte omschrijving te geven van mijzelf, ik ben namelijk geen typische/doorgewinterde Wikipedia-gebruiker. Ik ben slechts enkele jaren actief en in plaats van veel kleine bewerkingen over langere tijd op een veelvoud van artikelen, geef ik er de voorkeur aan om mijzelf vrijwel volledig op één artikel tegelijk te richten en dit intensief0 uit te breiden en/of te verbeteren. Ik doe dit niet vaak of aan één stuk door: voor ik mijzelf met het artikel "Limburgs" bezig ben gaan houden, heb ik het artikel over de Friezen intensief bewerkt, daartussen ben ik vooral actief geweest op taalkundige en historische onderwerpen op de Duitstalige Wikipedia. Ik heb een taalkundige achtergrond en het artikel "Limburgs" viel mij om meerdere redenen op, die hier nu niet bijzonder relevant zijn. Op dat moment dat ik de eerste serieuze aanpassingen van het artikel deed (begin januari 2023) wist ik nog niets van de voorgeschiedenis van het artikel, in het bijzonder giftige dynamiek van de overlegpagina. (In de woorden van Bertux "Het heeft zo zijn redenen dat er alleen nog drie of vier maniakken overgebleven zijn om in dit minuscule universum hun strijd op leven en dood uit te vechten.")

Hoewel de eerste tekenen (met de kennis van nu) zich al snel lieten zien betrof het aanvankelijk inhoudelijke verschillen. In essentie ging het er (in mijn perceptie) om dat ik twijfelachtige informatie zonder bronvermelding wilde verwijderen en nieuwe informatie met bronvermelding wilde toevoegen. De Wikischim wilde daarentegen vooral de informatie zonder bronvermelding behouden en was het persoonlijk niet eens met de nieuwe informatie. Toen ik echter voet bij stuk hield wat betreft de noodzaak van bronvermelding en de prioriteit van academische boven persoonlijke opvattingen, ging het op de overlegpagina snel bergafwaarts.

Hetgeen en de wijze waarop De Wikischim de afgelopen maanden enkel al op deze pagina en overlegpagina heeft laten zien, is de reden dat ik hier bezwaar aanteken tegen ook maar enige versoepelingen van de beperkingen die hem door eerdere conflicten en gedragingen zijn opgelegd.

Diverse aantijgingen en verdachtmakingen:

  • Op 5 januari plaatst De Wikischim een vraag op mijn overlegpagina of ik en een in 2010 actieve gebruiker dezelfde persoon zouden zijn, zogenaamd uit nieuwsgierigheid.[1]. Het betreft een gebruiker waarmee De Wikischim een decennium eerder diverse hoogoplopende conflicten heeft gehad. [2], [3].
  • Op 12 februari verzoekt De Wikischim de Moderatoren mijn bewerkingen te bewaken. [4] Drie dagen later voegt hij bij zijn verzoek de een aanvulling toe [5], waarin opnieuw in zeer aanvallende en persoonlijke bewoordingen mijn bewerkingen worden omschreven en wordt gedreigd met een Arbcom-zaak als de moderatoren geen gehoor geven aan zijn verzoek. De beleving van De Wikischim staat verre van de werkelijkheid, hetgeen ook door Vinvlugt werd opgemerkt en benoemd. [6].
  • Op 19 maart, meld De Wikischim mij aan als sokpop van diverse (10+ jaar geleden) geblokkeerde gebruikers en de gebruiker die hij op 5 januari op mijn overlegpagina noemde. [7] Hij schrijft hierbij letterlijk: "Waarschijnlijk zal het [...] zeer moeilijk of helemaal niet meer te bewijzen zijn [...] Maar toch vind ik het interessant genoeg om er op deze pagina even de aandacht op te vestigen." Ik heb uitgebreid op deze poging tot zwartmakerij gereageerd [8] en aangegeven zelfs bereid te zijn mijn persoonsgegevens aan de moderatoren te overleggen.
  • De beschuldigingen van De Wikischim, bleken niet te bewijzen en onredelijk bevonden: op 20 maart werd de zaak afgedaan [9] en op 30 maart definitief afgesloten [10].
  • Op 22 maart, probeert hij in het Auteursrechtencafe door mij getekend kaartenmateriaal met een compleet onzinnige onderbouwing in twijfel te trekken [11] Zijn sokpopverzoek is dan reeds afgedaan; iets waarvan De Wikischim zich ten zeerste bewust is want hij schrijft: "(het is erg jammer dat een CU-test hierover onlangs geen uitsluitsel heeft kunnen geven)" [12]. Op dezelfde pagina plaatst hij vervolgens desalniettemin opmerkingen als: "Het zou mooi zijn als hij (ik, red.) zelf – naar waarheid! – zou willen uitleggen hoe het zit met de kaarten. (Misschien moet ik erbij zeggen: voor zolang hij dat nog kan, want de kans lijkt reëel dat hij binnenkort tegen een lange blokkade aanloopt.".
  • Op 24 maart schrijft De Wikischim op de overlegpagina van Limburgs in een verder compleet inhoudelijke discussie: "[...] Overigens, als mijn vermoeden elders klopt zijn al uw bewerkingen hier momenteel in feite niet toegestaan, want ontduiking van een OT blokkade. Alleen al daarom zouden ze eigenlijk tot nader order teruggedraaid moeten worden." [13].

Herhaaldelijke pogingen om volstrekt normaal verwoorde opmerkingen af te doen als persoonlijke aanvallen:

  • Op 18 januari doet De Wikischim een poging om de zin "Je bent niet-constructief bezig" af te doen als een persoonlijke aanval.[14].
  • Op 27 maart doet De Wikischim een poging om de zin "Met al het mogelijke respect; maar waar ben je in vredesnaam mee bezig?" af te doen als een persoonlijke aanval. [15]
  • Op 6 april doet De Wikischim een poging om de zin "Wat je hier schrijft gaat over de grenzen van fatsoen heen" af te doen als een persoonlijke aanval. [16]

Het overschrijden van het quotum van 3 bijdragen per discussie:

  • 9 januari 2023:1, 2, 3, 4, 5, 6
  • 31 maart 2023: 1, 2, 3, 4

Resumerend: De Wikischim heeft de afgelopen vier maanden keer op keer laten zien dat andere gebruikers inhoudelijk te benaderen voor hem ondergeschikt is aan het bediscussiëren van de persoon en dat een verschil van inzicht zich in een zeer klein tijdsbestek tot een persoonlijke vete kan ontwikkelen. Op basis van wat ik kan teruglezen bij eerdere Arbcom-uitspraken is dit gedrag niet nieuw, maar al herhaaldelijk en door diverse gebruikers over een aanzienlijk lange periode aangekaart.

Een gebruiker die consequent de verleiding om inhoudelijke kwesties persoonlijk te maken niet kan weerstaan, moet geen extra ruimte geboden worden. Een gebruiker die nu al zijn beperkingen van het maximale aantal bewerkingen overtreden heeft verdient geen verruiming van zijn beperkingen.

Ik hoop dat de commissie de maatregelen laat zoals deze nu zijn. Mvg






Gaande weg ontdekte ik aan de hand van opmerkingen van andere gebruikers en in de archieven van de pagina, de voorgeschiedenis en nog altijd lopende vetes van de pagina in kwestie: tussen 2007 en 2011 is de pagina het toneel van diverse conflicten en moet zij in totaal 15 maal worden beschermd. Vanaf 2012 lijkt het artikel nagenoeg geen grote inhoudelijke verbeteringen meer te hebben gezien en lijkt er een status-quo te zijn ontstaan onder toeziend oog van een zeer kleine groep bewerkers die sinds deze periode bij het artikel betrokken zijn. In de woorden van Bertux, die ik eerst wat overdreven vond, maar inmiddels volledig onderschrijf: "Het heeft zo zijn redenen dat er alleen nog drie of vier maniakken overgebleven zijn om in dit minuscule universum hun strijd op leven en dood uit te vechten.".

Een van deze bewerkers uit de genoemde periode is De Wikischim: hij is sinds 2009 bij het artikel "Limburgs" betrokken en is inmiddels de hoofdbewerker van het artikel: hij heeft zowel de meeste bewerkingen in het artikel op naam als de grootste hoeveelheid tekst toegevoegd die zich momenteel in het artikel bevindt [17]. Een derde van de totale tekst op de overlegpagina is van zijn hand.[18]



https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Overleg_gebruiker%3AVlaemink&diff=63591878&oldid=61238456&diffmode=source







[19]



1 2




1 (op de persoon)


Arbcom[bewerken | brontekst bewerken]

  • [20] persoonlijke aanval veinzen [21] bijdragen van ander wijzigen


  • Wikipedia:De kroeg/Archief 20120527 (15-4-2012) "De Wikischim mag zich niet negatief uitlaten over collega's"
  • Opnieuw_instellen_maatregel_De_Wikischim#Uitspraak (2015) > De Arbitragecommissie heeft met zorg kennis genomen van de recente ontwikkelingen rondom en kritiek op De Wikischim. De commissie adviseert De Wikischim nogmaals netelige situaties en gebruikers met wie hij eerder een meningsverschil had uit de weg te gaan.
  • Verzoek op 14 september 2018 om Wikipedia:Arbitragecommissie/Zaken/Vaststellen_van_limiet_aan_aantal_bewerkingen_van_De_Wikischim#Maatregelen te herzien. Afgewezen op 7 jun 2019 16:10 (CEST) > Het is De Wikischim verboden meer dan vijf overleg-/discussiebijdragen per dag (CET/CEST) te plaatsen. Onder een discussie wordt verstaan: alles wat onder een bepaalde kop valt. Een nieuwe kop van gelijke of hogere orde (dat wil zeggen: geen subkop) geldt als een nieuwe discussie, tenzij deze feitelijk een voortzetting is van de vorige. Onder een bijdrage wordt verstaan: een stuk doorlopende tekst dat normaal gesproken wordt afgesloten met een handtekening. Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs in één bewerking te gebeuren. Zolang er niet op gereageerd is, mag De Wikischim deze bijdrage uitbreiden, aanpassen of verwijderen. Nadat er gereageerd is, mag De Wikischim nog wel redactionele aanpassingen maken (typfouten, grammatica, stijl e.d.), maar deze bij voorkeur niet meer inhoudelijk wijzigen. Gebeurt dat toch, dan telt dat als een nieuwe bijdrage. Deze maatregel is van toepassing op alle overlegpagina's en alle pagina's binnen de Wikipedia-naamruimte (...) > Het is De Wikischim verboden meer dan drie bijdragen per discussie te plaatsen. Hierop zijn dezelfde definities en beperkingen van toepassing als onder punt 1. Daarnaast is het De Wikischim uitdrukkelijk niet toegestaan om discussies waaraan door hemzelf is deelgenomen en die minder dan een jaar geleden zijn afgesloten, op enige plaats voort te zetten of te heropenen. > Het is De Wikischim verboden bijdragen ongedaan te maken van andere geregistreerde gebruikers die meer dan 500 (niet verwijderde) bewerkingen op hun naam hebben staan. Onder dit verbod vallen niet alleen letterlijke terugdraaiingen, maar alle bewerkingen van De Wikischim waarvan het gevolg is dat de strekking van de bewerking van de andere gebruiker ongedaan gemaakt wordt.

Sociaal-linguïstisch[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren '90 werden dialecten als het Limburgs op de Vlaamse televisie vaak gebruikt om een humoristische rol te vervullen, bijvoorbeeld in contrast met andere dialectvormen als het West-Vlaams of Antwerps. Na deze periode worden de dialecten minder gangbaar en neemt de dominantie van de tussentaal toe.[1] Vaak worden sprekers van Limburgse dialecten ondertitelt, terwijl dit bij sprekers van dialecten uit de Vlaamse ruit niet of minder vaak gebeurd.[2]

In de oren van de meeste Limburgers bestaat er geen Limburgs, maar bijvoorbeeld wel Weerts, Tegelens of Maastrichts. Daar staat tegenover dat Limburgse dialectsprekers bij communicatie met een spreker van een afwijkend Limburgs dialect doorgaans niet wisselen naar het Algemeen Nederlands.[3]

De Limburgse elite associeerde de Limburgse dialecten tot ver in de 18e eeuw met de onderklasse en beschouwde hen als ondergeschikt en minderwaardig aan schrift- en cultuurtalen als het Nederland, Duits en met name het Frans. In de 19e eeuw groeide de waardering de Limburgse dialecten in cultuurhistorische zin, maar bleef de sociaal-linguïstische status laag.[4]

In 2021 concludeerde Veldeke Limburg dat sociale klasse bij sprekers van het Limburgs een minder bepalende factor is dan bij veel andere dialecten het geval is, zo spreekt 70% van de lager opgeleiden, 66% van de middelbaar opgeleiden en 64% van de hoger opgeleiden Limburgs.[5]

Aantal sprekers[bewerken | brontekst bewerken]

Het gebruik van de Limburgse dialecten neemt in zowel de beide Limburgen als het aangrenzende Rijnland per generatie af.[6]

In 2021 bleek uit onderzoek van Veldeke Limburg, dat 67% van de inwoners van Nederlands-Limburg aangaf vloeiend Limburgs te spreken. Wel waren er opvallende discrepanties naar leeftijd, zo sprak in de jongst gemeten leeftijdsgroep (18-34 jaar) slechts 52% vloeiend dialect. Meer dan de helft van de Limburgers verwachtte dat het gebruik van de Limburgse dialecten in de toekomst zal afnemen, slechts 4% meende dat het zal toenemen.[7]

Naast het Algemeen Nederlands spraken in 2003 ongeveer 57% van de Limburgse ouders Limburgs met elkaar, het percentage dat ook met hun kinderen Limburgs sprak lag iets lager. Dit laatste komt overeen met eerdere onderzoeken uit de jaren 90, waaruit bleek dat ouders het gepaster te vonden Algemeen Nederlands met hun kinderen te spreken.[8] Binnen Nederland is het dialectgebruik in Limburg relatief het hoogst.[9] In streken die te maken hebben gehad met sterke migratiestromen uit overige delen van Nederland, zoals Limburgse mijnstreek, is het gebruik van het lokale dialect echter verzwakt. Het stadsdialect van Heerlen draagt hiervan het duidelijkst de sporen, hoofdzakelijk veroorzaakt door de hogere sociaaleconomische status van de Algemeen-Nederlandssprekende migranten in de eerste helft van de 20ste eeuw.[10] In Westelijk Zuid Limburg en Midden-Limburg wordt relatief het meest Limburgs gesproken.[11]

In Belgisch-Limburg bleek uit diverse onderzoeken eveneens een verband tussen leeftijd en het percentage van de Limburgers dat dialectspreker is. Zo bleek 42% van de inwoners van Bilzen (gelegen tussen Hasselt en Maastricht) nog dialect te spreken, maar fluctueerde dit percentage significant naar leeftijd. Uit de groep boven de 55 jaar sprak 60% dialect, tussen de 25 en 54 daalde dit percentage naar iets meer dan 40% en bij de groep onder de 25 jaar sprak slechts 11% het plaatselijke dialect.[12]

Ook in het Rijnland daalt het aantal dialectsprekers sterk.[13] Bovendien zijn de dialecten aan weerszijde van de landsgrens sinds het einde van 19e eeuw onder invloed van het Standaardduits en Standaardnederlands uit elkaar aan het groeien. In 1995 werd geconcludeerd dat dialectsprekers uit Duitsland en Nederlands, tenzij zij alleen over heel beperkte onderwerpen spraken die voldoende besproken konden worden door middel van de oude woordenschat, de dialectsprekers van over de grens niet langer zonder enige kennis van de andere standaardtaal met elkaar konden spreken.[14]

Los[bewerken | brontekst bewerken]

Samenstellers van Limburgse dialectwoordenboeken menen dat de dialecten van de beide Limburgen snel aan het verloederen zijn onder invloed van het Standaardnederlands en dat het van belang is dat deze op papier worden vastgelegd. Deze visie wordt in verschillende inleidingen tot uitdrukking gebracht. De woordenschat die in de woordenboeken wordt opgenomen, is dan ook vaak gekoppeld aan het taalgebruik van oudere sprekers.[15]


Na de 3e eeuw krijgen verandert aan de benedenloop van de Rijn de dynamiek tussen de Germanen en Romeinen. Waar in eerdere eeuwen onderling vooral handel werd gedreven met incidentele strooptochten, vestigen zich een reeks crisissen binnen het Romeinse Rijk in toenemende mate Germanen aan de linkeroever van de Grote Rivieren. Deze stammen spraken naar alle waarschijnlijkheid voornamelijk dialecten die uit het Wezer-Rijn-Germaans waren ontstaan en die in 5e eeuw in het zogenaamde Oudfrankisch samengingen.[16][17]

Het culturele overwicht van de Romeinen was desalniettemin groot, hetgeen zich uitte in een relatief geleidelijke overname van het taallandschap en in het overnemen van talrijke Latijnse leenwoorden, met name in voorheen sterk geromaniseerde gebieden waar deze Germanen zich vestigden. Het gevolg hiervan is dat, in vergelijking met alle andere West-Germaanse taalvariëteiten, de hoeveelheid vroege Latijnse leenwoorden onder de Limburgse dialecten en die van het aangrenzende Rijnland het grootst is en dat er in delen van de Limburgse lange tijd tweetalige Romaans-Germaanse taaleilanden bestonden.[18] Zo werd de streek rondom Sint-Truiden en het gebied tussen Aken en Vaals pas na de 10e eeuw definitief gegermaniseerd.[19] Van deze taalontwikkeling zijn nog sporen terug te vinden; zoals bij het nabij Maastricht gelegen dorp Cadier en Keer, waarbij Cadier de Romaanse en Keer de Germaanse evolutie vormt van het oorspronkelijke Latijnse woord voor een verwarmd badhuis, het calidarium.[20]

Doordat de Tweede Germaanse klankverschuiving zich vanaf de 6e eeuw vanuit het Zuidwesten van Duitsland steeds noordelijker uitbreidt, deelt het Oudfrankisch zich op in een niet-verschoven variant (het Oudnederlands, ook wel Oudnederfrankisch) en diverse verschoven varianten; de aan en rond de Midden-Rijn gesproken dialecten van het Oudhoogduits.[21] De latere Limburgse dialecten vinden hun oorsprong in de oostelijke tak van het Oudnederlands, ook wel Oostnederfrankisch genoemd. Enkele van de vroegst bekende Nederlandse teksten zijn in deze variant geschreven, zoals bijvoorbeeld de beroemde Wachtendonckse Psalmen uit de 10e eeuw.

Zowel het Oost- als Westoudnederlands dragen bij aan de formatie van het Middelnederlands, maar na de 13e eeuw worden kenmerken die typerend zijn voor het Vlaams en Brabants (beide westelijke dialecten) dominanter in de schriftelijke bronnen. Hoewel de Middelnederlandse schrijftaal relatief homogeen is, wordt dit voor de gesproken taal niet aangenomen.[22] Het Limburgs vormt één van de vijf hoofddialecten van het Middelnederlands.[23][24]

De Limburgse dialecten van het Middelnederlands typeren zich door kenmerken van de Tweede Germaanse klankverschuiving, die zich vanuit de stad Keulen naar het noordwesten uitbreidden. Een specifiek voorbeeld is de aanwezigheid van de ik-ich-isoglosse in Middelnederlandse vormen van het Limburgs, terwijl deze verschuiving van ik naar ich in het Oudoostnederlands (de directe voorloper van de huidige dialecten in Midden- en Zuid-Limburg) nog niet had plaatsgevonden.[25]

Traditioneel wordt de Slag bij Woeringen (1288) gebruikt om een keerpunt in de taalgeschiedenis van het Limburgs te markeren. Na deze veldslag heroriënteerde de Limburgse regio zich. Het oude hertogdom Limburg, het graafschap Dalhem en het huidige Nederlands Zuid-Limburg stonden als de zogeheten Landen van Overmaas nu onder bestuur van het hertogdom Brabant. In plaats van dat men zich bleef richten op de nabijgelegen Duitse steden verschoof het zwaartepunt van de economische en culturele betrekkingen naar het westen, waar de bloeiende Brabantse steden, en verderop in Vlaanderen Gent, Brugge en Ieper lagen. Met de dominantie van de Brabantse dialecten (de Brabantse expansie) volgde een ontwikkeling in omgekeerde richting met typisch Middelnederlandse klankontwikkelingen − zoals eindklankverscherping, assimilatie en klinkerreductie − die zich langs de afnemende Hoogduitse invloeden doorzetten.

Toen rond het begin van de 16e eeuw de eerste verregaande pogingen werden gedaan om het Nederlands te standaardiseren, was de basis daarvan vooral het Brabants. Toen tijdens de Tachtigjarige Oorlog Antwerpen viel, verschoof het culturele, politieke en economische zwaartepunt naar de Noordelijke Nederlanden, in het bijzonder het gewest Holland. Het gevolg was dat het Hollands, echter op basis van het Brabants, een grote invloed kreeg op de vorming van de Nederlandse standaardtaal, meer in het bijzonder op de uitspraak. Hierdoor zijn er tegenwoordig relatief weinig sporen van de Limburgse dialecten terechtgekomen in de Nederlandse standaardtaal. Omgekeerd heeft de Nederlandse standaardtaal wel een groeiende invloed op de Limburgse dialecten, die name sinds de 19e eeuw steeds meer het Standaardnederlands toe groeien.[26]


  1. Alexander Dhoest: De verbeelde gemeenschap: 50 jaar Vlaamse tv-fictie en de constructie van een nationale identiteit, 2004, pp. 167-168.
  2. Hans Bennis, Leonie Elise Alexandra Cornips, Marc van Oostendorp: Verandering en verloedering: normen en waarden in het Nederlands, 2004, pp. 78.
  3. Rien van den Berg & Marc van Oostendorp: Dat is andere taal! Streektalen en dialecten in Nederland, Het Spectrum, 2012, "Limburg".
  4. Jaarboek van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, Volume 139, Maastricht, 2003, pp. 8-9.
  5. Veldeke Limburg: Verslag van een onderzoek naar de stand van de Limburgse taal in opdracht van Veldeke Limburg, 2003.
  6. Leonie Cornips: Eigen en vreemd: meertaligheid in Nederland, 2012, pp. 50-51.
  7. Veldeke Limburg: Verslag van een onderzoek naar de stand van de Limburgse taal in opdracht van Veldeke Limburg, 2003.
  8. Georg Cornelissen: De dialecten in de Duits-Nederlandse Roerstreek - grensdialectologisch bekeken, 1995, pp. 20-21.
  9. Leonie Cornips: Eigen en vreemd: meertaligheid in Nederland, 2012, pp. 50-51.
  10. Rien van den Berg & Marc van Oostendorp: Dat is andere taal! Streektalen en dialecten in Nederland, Het Spectrum, 2012, "Limburg".
  11. Veldeke Limburg: Verslag van een onderzoek naar de stand van de Limburgse taal in opdracht van Veldeke Limburg, 2003.
  12. Belemans, R., en R. Keulen (2004): Taal in stad en land: Belgisch-Limburgs, ISBN 9020958550
  13. Georg Cornelissen: De dialecten in de Duits-Nederlandse Roerstreek - grensdialectologisch bekeken, 1995, pp. 20-21.
  14. Georg Cornelissen: De dialecten in de Duits-Nederlandse Roerstreek - grensdialectologisch bekeken, 1995, pp. 10.
  15. Nicoline van der Sijs: Taaltrots: purisme in een veertigtal talen, 1999, p. 43.
  16. Hagen Keller: Strukturveränderungen in der westgermanischen Welt am Vorabend der fränkischen Großreichsbildung. Fragen, Suchbilder, Hypothesen. Die Franken und die Alemannen bis zur "Schlacht bei Zülpich" (496/97). Berlin, Boston: De Gruyter, 2011, pp. 581–607.
  17. G. Mildenberger: Die Germanen in der archäologischen Forschung nach Kossinna. Germanische Altertumskunde Online: Kulturgeschichte bis ins Frühmittelalter – Archäologie, Geschichte, Philologie. Berlin, New York: De Gruyter, 2010, pp. 310–320.
  18. Maurits Gysseling in: Naamkunde. Jaargang 2. Instituut voor Naamkunde, Leuven / Commissie voor Naamkunde en Nederzettingsgeschiedenis, Amsterdam, 1970, p. 166
  19. Maurits Gysseling in: Naamkunde. Jaargang 2. Instituut voor Naamkunde, Leuven / Commissie voor Naamkunde en Nederzettingsgeschiedenis, Amsterdam, 1970, p. 168
  20. Michiel de Vaan: Nederlands-Limburgse toponiemen in de Codex van A. Schrijnemakers en daarbuiten: Cadier en Keer
  21. A. Quak, J.M. van der Horst: Inleiding Oudnederlands. Löwen, Universitaire Pers, 2002. p. 107ff.
  22. Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. Jaargang 2008. Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent, 2008, p. 222.
  23. Niederländische Philologie, FU Berlin: Structuur en geschiedenis van het Nederlands: Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands; Diversiteit van het Middelnederlands, 2022 (link)
  24. Marijke van der Wal en Cor van Bree, Geschiedenis van het Nederlands, Houten 20085:109
  25. Structuur en geschiedenis van het Nederlands :: Niederländische Philologie FU Berlin. neon.niederlandistik.fu-berlin.de. Geraadpleegd op 6 januari 2023.
  26. (Hasselt 1983). Taalgrensvorming in Zuid-Limburg. Gearchiveerd op 25 juli 2021. Mededelingen van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde 8 (26)