Bijzondere plantkunde

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Deel van een serie artikelen over

De snuitkever Diaprepes abbreviatus is een voorbeeld van een insect.
Een snuitkever (Diaprepes abbreviatus)
–– Biochemie & fysiologie ––
Biochemie · Biofysica · Fysiologie · Immunologie · Moleculaire biologie · Neurobiologie · Ontwikkelingsfysiologie · Stofwisseling · Toxicologie
–– Genetica ––
Genetica · DNA · Epigenetica · Gen · Populatiegenetica · RNA · Mutatie
–– Morfologie & anatomie ––
Anatomie · Celbiologie · Embryologie · Histologie · Microbiologie · Morfologie · Ontwikkelingsbiologie · Plantenanatomie
–– Ecologie & gedrag ––
Ecologie · Ethologie · Hydrobiologie · Mariene biologie · Populatiebiologie · Vegetatiekunde
–– Systematiek & evolutie ––
Bio-informatica · Cladistiek · Evolutiebiologie · Paleontologie · Systematiek · Taxonomie
–– Bijzondere biologie ––
Botanie · Bryologie · Entomologie · Fycologie · Herpetologie · Lichenologie · Malacologie · Microbiologie · Mycologie · Ornithologie · Pteridologie · Virologie · Zoölogie

Portaal Portaalicoon Biologie

Tot de bijzondere plantkunde is het botanische vakgebied dat zich richt op verschillende groepen van planten, zoals algen (fycologie of algologie), mossen (bryologie), korstmossen (lichenologie), schimmels (mycologie), varens (pteridologie) of bomen (dendrologie).

Onderzoek aan planten (s.l.) vindt onder andere plaats naar de systematiek (inclusief taxonomie, fylogenie, floristiek en verspreidingsgebieden), de plantenmorfologie (inclusief plantenanatomie, histologie, cytologie) en de plantenecologie (indicatorwaarden en milieueisen).

Vakgebieden[bewerken | brontekst bewerken]

Tot de bijzondere plantkunde worden onder andere gerekend fycologie, bryologie, lichenologie, mycologie, pteridologie en dendrologie.

Fycologie of algologie is de studie van algen. Onder algen worden gerekend onder andere roodwieren (Rhodophyta), groenwieren (Chlorophyta), bruinwieren (Phaeophyceae), diatomeeën (Bacillariophyta). Oorspronkelijk werden ook de tot fotosynthese in staat zijnde blauwwieren (Cyanobacteria) tot de algen gerekend. De blauwwieren moeten worden echter gerekend tot het domein van bacteriën. Algen komen vooral voor in aquatische en mariene standplaatsen, maar ook op het land op drogere standplaatsen. Algen vormen bij veel ecosystemen een belangrijk onderdeel, omdat zij daar zorgen voor de primaire productie.

Bryologie is de studie van levermossen (Marchantiophyta), (blad-)mossen (Bryophyta) en hauwmossen (Anthocerotophyta). Het onderzoek naar de fylogenie van deze groepen is van belang voor de kennis van die van de Embryophyta.

Lichenologie is de studie van korstmossen en verwante schimmels. Korstmossen zijn schimmels die in symbiose met algen leven. Verschillende secundaire metabolieten komen alleen voor bij korstmossen, en kunnen niet geproduceerd worden buiten deze symbiose. Epifytische korstmossen vorm vaak geschikte indicatorsoorten voor de luchtkwaliteit. Epifytenwoestijnen zijn de gebieden waar onder andere de korstmossen-flora sterk is achteruitgegaan ten gevolge van luchtvervuiling.

Mycologie is de studie van de schimmels (Fungi). Lichenologie kan ook tot de mycologie worden gerekend.


Pteridologie is de studie van varens, varenachtigen en wolfsklauwen.

Dendrologie is de studie van bomen, struiken, en in het algemeen van houtige planten. Deze kennis is van belang bij toepassingen in de bosbouw.