Kazerne Dossin

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Kazerne Dossin
SS-Sammellager Mecheln
Kazerne Dossin (België)
Kazerne Dossin
Ingebruikname juli 1942
Gesloten september 1944
Locatie Mechelen, Goswin de Stassartstraat
Verantwoordelijk land Vlag van nazi-Duitsland nazi-Duitsland
Coördinaten 51° 2′ NB, 4° 29′ OL
Beheerder Sicherheitspolizei-Sicherheitsdienst
Kazerne Dossin

Kazerne Dossin is een voormalige Belgische legerkazerne in Mechelen. De kazerne werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezetter gebruikt als doorgangskamp (SS-Sammellager Mecheln) om Joden en Roma te transporteren naar de concentratiekampen Auschwitz-Birkenau, Buchenwald en (vrouwenkamp) Ravensbrück. Momenteel is de site geïntegreerd in het Memoriaal, Museum en Documentatiecentrum over Holocaust en Mensenrechten.

Vanuit dit kamp werden 25.484 Joden en 352 Roma gedeporteerd. Minder dan vijf procent (1.252) keerde terug. Aanvankelijk werden de Joden er verzameld via een tewerkstellingsbevel. Later ging men over op een agressieve aanpak: in Antwerpen en Brussel werden razzia’s gehouden. In de zomer van 1942 werden de meesten gedeporteerd. In honderd dagen verzamelden toen Duitsers en Duits-gewillige Belgische politiemannen 16.873 Joden en zigeuners van wie er 385 overleefden.

Oprichting[bewerken | brontekst bewerken]

Hof van Habsburg (Stadsarchief Mechelen)

De Dossin-geschiedenis gaat verder terug dan WO II. Het complex werd in 1756 gebouwd in opdracht van Maria Theresia van Oostenrijk. De stad bouwde de kazerne. Het gebouw diende als infanteriekazerne voor 2400 soldaten. Later werd het pand gebruikt voor niet-infanteristen en als opslagruimte. In 1936 kreeg het gebouw de naam Kazerne Dossin, voluit Kazerne Dossin de Saint-Georges, genoemd naar luitenant-generaal Baron Émile Dossin de Saint-Georges.

Doorgangskamp[bewerken | brontekst bewerken]

Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog capituleerde België. Generaal Alexander von Falkenhausen werd aangeduid als militair bevelhebber van België en Noord-Frankrijk. De Sicherheitspolizei-Sicherheitsdienst (Sipo-SD) opende een kamp in het Fort van Breendonk. Kurt Asche, referent Judenangelegenheiten bij de Sicherheitspolizei, was verantwoordelijk voor de Jodenvervolging in de streek.

Binnenplaats van Kazerne Dossin (1942)
De expositie

Tussen oktober 1940 en juni 1942 werd een reeks van Joodse verordeningen uitgevaardigd. Het werd Joden verboden ’s avonds hun huizen te verlaten, Joodse kinderen werden uitgesloten uit scholen en ze werden verplicht de Jodenster te dragen. Daarnaast mochten Joodse ambtenaren, leraren en magistraten hun ambt niet meer uitvoeren en werden Joodse ondernemingen overgedragen aan niet-Joden.

Op 11 juni 1942 gaf Adolf Eichmann het bevel tot hun deportatie. Eggert Reeder, rechterhand van Von Falkenhausen en bevoegd voor de militaire administratie in België, keurde de vrijstelling van deportatie voor Belgische Joden goed. Dit deed hij om de rust te verzekeren. Het betrof een klein deel Joden in België. Negentig procent van hen was geen Belg. Tot de opening van Kazerne Dossin hield men de Joden in het Fort van Breendonk gevangen.

Eind juli 1942 werd Kazerne Dossin als verzamel- en doorgangskamp ingericht. De kazerne was ideaal gelegen: centraal tussen Brussel en Antwerpen, de twee steden waar de Joden woonden. Een goederenspoorweg naast de Dossinkazerne leidde de gevangenen ongezien naar de wagons. Het kamp stond onder de leiding van SS-Sturmbannführer Philipp Schmitt, ook verantwoordelijk voor het Fort van Breendonk. In 1943 nam SS-Sturmscharführer Hans Johannes Gerhard Frank de functie over met een gematigde aanpak. Een aantal Joden werd via het doorgangskamp Drancy in Frankrijk gedeporteerd.

Bij hun aankomst in de Dossinkazerne werden Joden en zigeuners geregistreerd en werden hun namen op de deportatielijsten geschreven. Hun goederen werden geconfisqueerd door het Duitse leger. Tijdens hun verblijf liepen de Joden het risico op mishandeling en vernederingen. Anderzijds lag een zwaar repressief regime niet voor de hand, omdat de indruk moest worden hooggehouden dat het verblijf zou uitlopen op verplichte tewerkstelling in het buitenland. Ook moesten opstanden worden vermeden. Onder Hans Johannes Gerhard Frank werd het regime daarom wat versoepeld. De werkdruk werd verlaagd en de slaapruimtes werden verwarmd. Intussen verbleven de gedetineerden ook steeds langer in de kazerne, omdat het alsmaar moeilijker werd om een konvooi met 1000 man te vullen.

De gedeporteerden werden in 28 transporten naar Auschwitz gebracht. Sommige transporten, de Coseltransporten, maakten een tussenstop 80 km voor Auschwitz. Op 19 april 1943 werd transport XX door het Belgische verzet te Boortmeerbeek tegengehouden. Hierbij konden 232 gevangenen ontsnappen, waarvan er 119 nooit meer opgepakt werden. Dit was tevens het eerste transport waarbij Joden werden vervoerd in volgestouwde goederenwagons. De gevangenen, waaronder vrouwen en kleine kinderen, moesten een aantal dagen rechtop blijven staan.

Bij de grote transporten uit 1942 werd ongeveer 65% van de gedeporteerden na aankomst onmiddellijk vergast. De anderen werden als dwangarbeiders tewerkgesteld. Door gebrek aan voedsel en hygiëne stierf ook een groot deel van hen. Vanaf 1944 werden procentueel gezien minder Joden uit België onmiddellijk vergast. Velen van hen kwamen wel om tijdens de zogenaamde dodenmarsen in 1945. Het laatste transport vertrok op 31 juli 1944. Op 4 september 1944 kwamen de laatste 520 gevangenen in de Dossin-kazerne vrij, één dag nadat de bewakers het kamp waren ontvlucht.

Konvooien[bewerken | brontekst bewerken]

Het overzicht van de deportatietreinen vanuit Mechelen naar Auschwitz-Birkenau is als volgt:[1]

Konvooi Datum Mannen Jongens Vrouwen Meisjes Totaal Overlevenden in 1945
Konvooi I 4 augustus 1942 545 28 402 23 998 7
Konvooi II 11 augustus 1942 460 25 488 26 999 3
Konvooi III 15 augustus 1942 380 48 522 50 1000 5
Konvooi IV 18 augustus 1942 339 133 415 112 999 0
Konvooi V 25 augustus 1942 398 88 429 81 996 27
Konvooi VI 29 augustus 1942 355 60 531 54 1000 35
Konvooi VII 1 september 1942 282 163 401 154 1000 15
Konvooi VIII 10 september 1942 390 109 404 97 1000 34
Konvooi IX 12 september 1942 408 91 401 100 1000 30
Konvooi X 15 september 1942 406 132 413 97 1048 17
Konvooi XI 26 september 1942 562 231 713 236 1742 31
Konvooi XII 10 oktober 1942 310 135 423 131 999 28
Konvooi XIII 10 oktober 1942 230 89 258 98 675 26
Konvooi XIV 24 oktober 1942 325 111 438 121 995 15
Konvooi XV 24 oktober 1942 314 30 93 39 476 26
Konvooi XVI 31 oktober 1942 686 16 93 27 822 49
Konvooi XVII 31 oktober 1942 628 45 170 32 875 37
Konvooi XVIII 15 januari 1943 361 104 416 65 946 4
Konvooi XIX 15 januari 1943 241 49 270 52 612 8
Konvooi XX 19 april 1943 506 112 655 125 1398 153
Konvooi XXI 31 juli 1943 672 103 706 71 1552 42
Konvooi XXIIA 20 september 1943 292 39 263 37 632 31
Konvooi XXIIB 20 september 1943 304 73 353 63 793 19
Konvooi XXIII 15 januari 1944 308 33 293 23 654 99
Konvooi Z2 15 januari 1944 85 91 101 74 351 15
Konvooi XXIV 4 april 1944 302 29 275 19 625 146
Konvooi XXV 19 mei 1944 236 20 230 21 507 134
Konvooi XXVI 31 juli 1944 280 15 252 16 563 186
Totaal augustus 1942 – juli 1944 10.606 2.201 10.395 2.045 25.257 1.222

Na de oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf 4 september 1944, het einde van de Tweede Wereldoorlog in Mechelen, werd de Dossin-kazerne een interneringskamp van de Belgische repressie. 200 tot 300 verdachten werden eerst op de binnenkoer van het stadhuis samengebracht en nadien met vrachtwagens vervoerd naar de Dossin-kazerne (en de kazerne luitenant-generaal baron Michel, eveneens te Mechelen). Vanaf 16 september 1944 (tot juni 1947) stond de Dossin-kazerne officieel onder controle van het Ministerie van Justitie.

Op 25 november 1949 werd SS-kampcommandant Philipp Schmitt ter dood veroordeeld, en in 1950 geëxecuteerd.

In 1948 kreeg het gebouw als school voor de administratie van de Krijgsmacht zijn oorspronkelijke functie terug. In 1973 echter verhuisde dit militaire instituut, waarna Kazerne Dossin in verval raakte. In de jaren 1980 werd het complex daarom in appartementen opgedeeld en in 1989 nam ook het stadsarchief zijn intrek in het gebouw. Op vraag van de Vereniging van de Joodse Weggevoerden in België - Dochters en zonen van de deportatie (VJWB) en het Centraal Israëlitisch Consistorie van België (CICB) werd daarbij ook ruimte vrijgemaakt voor een museum over de periode waarin de kazerne als verzamelkamp dienstdeed. Het Joods Museum van Deportatie en Verzet werd officieel geopend in 1995 met steun van de Stad Mechelen en de provincie Antwerpen. Naast een museum werd ook een documentatiecentrum uitgebouwd. Dit documentatiecentrum wil op een consistente wijze de documentatie over Joodse gedeporteerden verzamelen, inventariseren, bewaren en ontsluiten. Het documentatiecentrum beschikt zelf over zo'n drieduizend bundels bestaande uit in beslag genomen documenten van Joodse gedeporteerden. Het betreft brieven, identiteitskaarten en werkvergunningen van 4400 mensen die naar de vernietigingskampen zijn gestuurd via Mechelen. Het museum vertelt het verhaal van de Jodenvervolging in België en de functie van Kazerne Dossin daarbinnen. Ook zijn er appartementen gevestigd met als syndicus AB Vastgoedbeheer. Het geheel werd in 2011 herdoopt tot Kazerne Dossin, Memoriaal, Museum en Documentatiecentrum over Holocaust en Mensenrechten, op initiatief van Vlaams minister-president Patrick Dewael.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Steinberg, Maxime (1999). "Malines, antichambre de la mort". Un pays occupé et ses juifs Belgique entre France et Pays-Bas. Gerpinnes: Quorum. ISBN 9782873990145. Geraadpleegd op 1 Augustus 2011.
  • Schram, Laurence (2006). "De cijfers van de deportatie uit Mechelen naar Auschwitz. Perspectieven en denkpistes". De Belgische tentoonstelling in Auschwitz. Het boek – L'exposition belge à Auschwitz. Le Livre. Het Joods Museum voor Deportatie en Verzet. ISBN 9789076109039. Geraadpleegd op 1 Augustus 2011.
  • Schram, Laurence (21 February 2008). "The Transit Camp for Jews in Mechelen: The Antechamber of Death". Online Encyclopedia of Mass Violence. ISSN 1961-9898. Geraadpleegd op 1 Augustus 2011.
  • Steinberg, Maxime (1979). Extermination, sauvetage et résistance des juifs de Belgique. Brussel: Comité d'hommage des Juifs de Belgique à leurs héros et sauveurs.
  • Steinberg, Maxime; Ward, Adriaens; Schram, Laurence; Ramet, Patricia; Hautermann, Eric; Marquenie, Ilse (2009). Mecheln-Auschwitz, 1942–1944 – The destruction of the Jews and Gypsies from Belgium. Vol. I-IV. Brussel: VUBPress. ISBN 978-90-548-7537-6.
  • Steinberg, Maxime (1981). Dossier Brussel-Auschwitz, De SS-politie en de uitroeiing van de Joden, gevolgd door gerechtelijke documenten van de rechtszaak Ehlers, Canaris en Asche bij het Assisenhof te Kiel, 1980. Brussel: Steuncomité bij de burgerlijke partij proces tegen SS-Officieren Ehlers, Asche, Canris voor wegvoering der joden van België.
  • Steinberg, Maxime; Schram, Laurence (2008). Transport XX : Malines-Auschwitz. Brussel: Éditions du Musée juif de la déportation et de la Resistance. ISBN 9789054874775.
  • Steinberg, Maxime (2004). La persécution des Juifs en Belgique (1940–1945). Bruxelles: Complexe. ISBN 9782804800260. Geraadpleegd op 3 Augustus 2011.
  • Van Doorslaer, Rudi (2007). La Belgique docile : les autorités belges et la persécution des Juifs en Belgique. Brussel: Luc Pire. ISBN 9782874158483.
  • Baes, Ruben. "‘La Belgique docile’. Les autorités belges et la persécution des Juifs [The obedient Belgium – The Belgian authorities and the persecution of the Jews]". Centre for Historical Research and Documentation on War And Contemporary Society (CEGES-SOMA). Geraadpleegd op 2 Augustus 2011.
  • Tammy Bottner (2017). Among the Reeds. The true story of how a family survived the Holocaust. Oegstgeest: Amsterdam Publishers. ISBN 978-9492371287.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]