Regering-Pholien

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regering-Pholien
Regeringsleider Joseph Pholien
Coalitie CVP/PSC
Zetels Kamer 108 van 212 (4 juni 1950)
Premier Joseph Pholien
Aantreden 16 augustus 1950
Ontslagnemend 9 januari 1952
Einddatum 15 januari 1952
Voorganger Duvieusart
Opvolger Van Houtte
Portaal  Portaalicoon   België

De regering-Pholien (16 augustus 1950 - 15 januari 1952) was een Belgische regering. Het was een homogene katholieke regering omdat de partij een absolute meerderheid aan zetels had in de Kamer en de Senaat.

Ze volgde de regering-Duvieusart op nadat deze ontslag had genomen vanwege de gewelddadige protesten met doden door de terugkeer van koning Leopold III naar België. en werd opgevolgd door de regering-Van Houtte nadat premier Joseph Pholien moest aftreden, omdat hij binnen zijn partij te veel kritiek kreeg voor z'n economisch beleid.

Vorming[bewerken | brontekst bewerken]

De regering-Duvieusart nam ontslag kort, nadat de wet die prins Boudewijn koninklijke bevoegdheden toekende goedgekeurd werd. De CVP/PSC, die een kleine absolute meerderheid had, werd belast met de vorming van een nieuwe regering. Na enkele dagen van interne debatten over het al dan niet aanwezig zijn van Gaston Eyskens in het nieuwe bestuur, werd Joseph Pholien het hoofd van een nieuwe regering. De toekomst van dit bestuur was wel niet verzekerd, gezien de kleine meerderheid die het had en de interne spanningen binnen de partij na de oplossing voor de koningskwestie.

Samenstelling[bewerken | brontekst bewerken]

De regering bestond uit 16 ministers. 15 ministers kwamen uit CVP/PSC. Daarnaast was er nog 1 expert in de regering aanwezig.

Naam Partij Functie en bevoegdheden
Brussels, Palais de la Nation, Joseph Pholien.jpg Joseph Pholien PSC/CVP Premier
Placeholder no text.svg Geeraard Van Den Daele CVP/PSC Minister
Arbeid en Sociale Voorzorg
Placeholder no text.svg Maurice Brasseur CVP/PSC Minister
Binnenlandse Zaken
Placeholder no text.svg Joseph Meurice PSC/CVP Minister
Buitenlandse Handel
Paul van Zeeland, 1937.jpg Paul van Zeeland PSC/CVP Minister
Buitenlandse Zaken
Albert Coppé (1967) (cropped).jpg Albert Coppé CVP/PSC Minister
Economische Zaken en Middenstand
Brussels, Palais de la Nation, Jean Van Houtte.jpg Jean Van Houtte CVP/PSC Minister
Financiën
Placeholder no text.svg Ludovic Moyersoen CVP/PSC Minister
Justitie
Placeholder no text.svg André Dequae CVP/PSC Minister
Koloniën
Placeholder no text.svg Charles Héger PSC/CVP Minister
Landbouw
Placeholder no text.svg Etienne De Greef technicus Minister
Landsverdediging
Pierre Harmel 1965.jpg Pierre Harmel PSC/CVP Minister
Openbaar Onderwijs
Placeholder no text.svg Oscar Behogne PSC/CVP Minister
Openbare Werken
Belgische minister P. W. Segers.jpg Paul-Willem Segers CVP/PSC Minister
Verkeerswezen
Placeholder no text.svg Alfred De Taeye CVP/PSC Minister
Volksgezondheid en Gezin
Placeholder no text.svg August De Boodt CVP/PSC Minister
Wederopbouw

Verloop[bewerken | brontekst bewerken]

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal[bewerken | brontekst bewerken]

De oprichters van de EGKS

De onderhandelingen over het Schumanplan en de ondertekening van het Verdrag van Parijs tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (de voorloper van de Europese Unie) vonden plaats onder deze regering. De mogelijkheid om een deel van de Belgische soevereiniteit te delegeren aan supranationale organen, waarvoor een hervorming van de Grondwet nodig is, was een van de kwesties die in deze debatten aan de orde waren.

Tweede schoolstrijd[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Schoolstrijd (België) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het is onder deze regering dat de tweede schoolstrijd in België begon. De financiering van de vrije scholen door de staat werd door de socialistische oppositie te hoog ingeschat: de socialisten waren van mening dat het vrije onderwijs, omdat het niet rechtstreeks met de staat verbonden was, niet rechtmatig door de staat kon worden gefinancierd; het vrije onderwijs werd ook aangewezen als rechtstreeks ten dienste staand van de CVP/PSC. De oprichting van gemeenschappelijke commissies in oktober 1951, waarin vertegenwoordigers van het vrije en het officiële onderwijs samen kwamen, werd door de socialisten aan de kaak gesteld als een vorm van inmenging van de vrijen in de officiële sector, vooral omdat de vrijen zouden kunnen beslissen over de bouw van officiële scholen zonder dat het omgekeerde mogelijk is; de socialisten rechtvaardigen de oprichting van deze commissies als een middel om conflicten op te lossen. Het open schoolconflict onder deze regering zou het binnenlandse politieke leven gedurende het hele decennium domineren.

Koreaanse Oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Koreaanse Oorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De regering sloot zich aan bij de Verenigde Staten in de Koreaanse oorlog tegen Noord-Korea. Er was een 600-koppig Koreaanse vrijwilligerskorps opgericht en naar Korea gestuurd. De militaire dienstplicht werd verlengd van 12 tot 24 maanden, maar niet zonder hevig protest van de oppositie maar ook van christelijk links. De Verenigde Staten vonden het engagement van België echter te zwak, terwijl de Verenigde Staten het gebrek aan financiële compensatie na de levering van uranium uit Congo aan de kaak stelden.