Wapen van Heerjansdam

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Wapen van Heerjansdam

Het wapen van Heerjansdam werd op 24 juli 1816 door de Hoge Raad van Adel aan de gemeente Heerjansdam in gebruik bevestigd. Sinds 2003 maakt Heerjansdam deel uit van de gemeente Zwijndrecht. In het wapen van Zwijndrecht zijn geen elementen uit het wapen van Heerjansdam overgenomen.[1]

Blazoenering[bewerken | brontekst bewerken]

De blazoenering van het wapen luidde als volgt:

Van goud, beladen met een boom van sinopel, tegen welke van weerskanten is opklimmende een windhond van sabel, en chef 3 lozanjes mede van sabel.[2]

De heraldische kleuren zijn sinopel (groen), sabel (zwart) en goud (geel).

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Hendrik van Brederode wilde in 1331 de Zwijndrechtse Waard inpolderen en deed daartoe een oproep om de financiering daarvan rond te krijgen. Eenieder die minimaal 1/16 aandeel van de kosten van de nieuwe waard voor zijn rekening zou nemen, zou de titel Ambachtsheer van een gedeelte van de waard krijgen. De acht personen die daarop reageerden waren: Heer Schobbeland van Zevenbergen, die het gebied rond het huidige Zwijndrecht verkreeg; N van de Lindt, naar wie de Groote en Kleine Lindt zijn genoemd; Heer Oudeland, naar wie Heer Oudelands Ambacht is genoemd; Jan van Roozendaal, die Heerjansdam verkreeg; Daniel en Arnold van Kijfhoek; Claes van Meerdervoort; Adriaan van Sandelingen, die Sandelingen-Ambacht verkreeg en ten slotte Zeger van Kijfhoek, wiens zoon Hendrik Ido ambachtsheer werd.

De oorsprong van het wapen is niet bekend. De ruiten zijn mogelijk ontleend aan het wapen van de familie Van der Does, heren van de ambachtsheerlijkheid van 1430 tot 1505. Deze voerden 9 ruiten in hun wapen. Het wapen wordt in De Nederlandsche stad- en dorpbeschrijver (van Ollefen, 1792) reeds als heerlijkheidswapen beschreven, met een boom "naar het leven".