Naar inhoud springen

Geschiedenis van melaatsheid: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Afsplitsing van artikel Lepra. Vanwege overzichtelijkheid heb ik van de ziekte en de geschiedenis twee aparte artikelen gemaakt.
Label: bewerking met nieuwe wikitekstmodus
(geen verschil)

Versie van 15 dec 2020 17:22

Mee bezig Mee bezig
Aan dit artikel of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.
Zie Lepra voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Lepra is een besmettelijke huid- en zenuwziekte die wordt veroorzaakt door de bacterie Mycobacterium leprae of Mycobacterium lepromatosis.[1][2] De bacterie werd in 1873 voor het eerst beschreven door de Noorse arts Armauer Hansen.

Lepra is een van de ziekten die vroeger aangeduid werden met melaatsheid. In veel culturen rust een stigma op mensen die lijden aan lepra.

Oorsprong en verspreiding

Biologisch en genetisch onderzoek hebben geholpen om de origine van lepra te situeren. Uit genetische studies blijkt dat de origine van lepra moet gezocht worden in Oost-Afrika of Centraal-Azië.[3] Een genetisch onderzoek op de bacil door het Pasteur-instituut[4] kwam tot de conclusie dat er twee mogelijkheden zijn voor de oorsprong van de ziekte. Volgens de eerste hypothese zou de ziekte ontstaan zijn in Azië, maar de meest waarschijnlijke hypothese is dat lepra uit Oost-Afrika komt. Directe bewijzen van lepra werden gevonden in een skelet uit 2000 v.Chr. opgegraven in Rajasthan in Indië.[5] Buiten India vindt men de eerste bewijzen uit de 2e eeuw v.Chr. in de Egyptische Dakleh-oase, van de 4e tot de 1e eeuw v.Chr. in Centraal-Azië en tussen 300 v.Chr. en 200 n.Chr. in Zuidoost-Azië.[3]

Maar ook in documenten wordt lepra beschreven. Een van de vroegste documenten die een goede beschrijving van de ziekte geven, werd gevonden in de tombe van Shui-lu-ti in China die stamt uit de 3e of de 4e eeuw v.Chr.[3] In de geschriften van de Indische arts Susruta uit ca. 600 v.Chr. wordt lepra vrij duidelijk omschreven.[3]

Melaatsheid in de Bijbel

De ziekte die in de Bijbel melaatsheid[6] of (in de Nieuwe Bijbelvertaling) 'huidvraat' wordt genoemd, wordt vaak gelijkgesteld met lepra. In de vertalingen van het Oude Testament wordt het Hebreeuws Tsara'at vertaald als melaatsheid of huidvraat maar zal het echter in de meeste gevallen niet om lepra gaan: lepra werd waarschijnlijk pas in de 4e eeuw v.Chr. meegenomen vanuit het Verre Oosten. Waarschijnlijk wordt met Tsara'at (letterlijk: plaag) een schimmelachtige aandoening bedoeld. In het boek Leviticus[7] staan uitgebreide reinigingsvoorschriften beschreven voor melaatsen. Een daarvan is dat de melaatse afgezonderd zal wonen. In een gelijkenis vertelt Jezus over een rijke man en Lazarus, een arme bedelaar. Overdekt met zweren stilde hij zijn honger met wat van de tafel van de rijke man viel. Uiteindelijk zullen de rollen omgedraaid zijn: Lazarus erft de hemelse heerlijkheid, de rijke man de vlammen van het dodenrijk. Hoewel in de Bijbel niet is vermeld dat Lazarus melaats is, is hij toch een symbool voor leprapatiënten geworden. Het Oudnederlandse woord voor lepra (laser, lasere, laserheit) is van deze Lazarus afkomstig.[8]

Antieke oudheid

Egypte werd altijd beschouwd als de plaats van waar lepra geëxporteerd werd naar het westen.[9] Dat de ziekte daar in 1600 v.Chr. bekend was blijkt uit de Ebers papyrus, hoewel anderen de beschrijving hierin vrij vaag vinden.[3][10] Sommigen denken dat lepra naar Egypte werd gebracht via de overzeese slavenhandel tussen Egypte en India.[11] De Feniciërs, een volk dat handel dreef over en langs de toen bekende wereldzeeën, hebben waarschijnlijk bijgedragen aan het overbrengen van de ziekte van India naar het Middellandse Zeebekken. Hippocrates noemde het trouwens de Fenicische ziekte.[9] Maar ook de bewegingen van grote legers tijdens de Perzische Oorlogen en de campagnes van Alexander de Grote[10] kunnen hebben bijgedragen tot de verspreiding van de bacil in het Middellandse Zeegebied.

Hoe lepra Europa bereikte is moeilijk vast te stellen, maar het is niet onwaarschijnlijk dat het gebeurde via handelscontacten en via de Romeinse troepen en kolonisten. Plinius de Oudere schrijft dat troepen die terugkeerden van de veldslagen van Pompeius in het Midden-Oosten, Azië en Griekenland in 62 v.Chr. de nieuwe ziekte meebrachten naar Rome.[10][12] De Griekse dokter Aretaeus van Cappadocië geeft in de 1e eeuw n.Chr. een zeer grondige omschrijving van de ziekte, die hij elephantiasis[13] of leontiasis noemt. In de traditie van Hippocrates en Galenus schrijft hij de ziekte toe aan een onevenwicht in de Humores. Melaatsheid zou een gevolg zijn van te veel zwarte gal. Deze theorie over de oorzaak zal gedurende de middeleeuwen steeds worden gebruikt.

Oost-Romeinse Rijk

Galenus beschrijft in de 2e eeuw n.Chr. dat lepra veel voorkomt in Egypte, dan een provincie van het Romeinse Rijk. Van daar verspreidde de ziekte zich over Palestina, Syrië en Klein-Azië. Met de bekering van Constantijn de Grote in de 4e eeuw beginnen de bisschoppen in die gebieden zich met lepra en de leprozen bezig te houden. In deze periode zouden bisschoppen zoals Gregorius van Nyssa, hun gelovigen oproepen om de leprozen niet te verstoten.[14] In zijn homilie geeft hij trouwens een perfecte beschrijving van de ziekte. Ook Gregorius van Nazianze zou gepleit hebben om leprozen te helpen en veroordeelt hun verstoting uit de gemeenschap.[15] Johannes Chrysostomus, patriarch van Constantinopel van 398 tot 403, zal op zijn beurt de zorg voor de melaatsen prediken en start met de bouw van een leprosarium buiten de stad. Op basis hiervan menen sommigen[16] de houding van de kerk ten overstaan van leprozen te moeten herzien, maar canon 17 van het Concilie van Ancyra in 314 refereert duidelijk aan (geestelijke) lepra als een symbool van een zondige geest. Het is natuurlijk best mogelijk dat in de Griekse sfeer van het Oost-Romeinse Rijk de houding anders was dan een paar honderd jaar later in de Germaanse sfeer van het West-Romeinse Rijk.

Middeleeuwen

Je suy le poure Diable (ik ben de arme duivel). Leprozenbedelaar als duivel op een anonieme 16e-eeuwse gravure.

In de 17e eeuw dacht men (Voltaire en Michelet) dat lepra in Europa was geïntroduceerd door de terugkerende kruisvaarders,[17] maar voor Europa getuigen de Separatio leprosum in het Edictum Rothari van de Lombardische koning Rothar in 643 en de wetten van Pepijn de Korte in 757 en van Karel de Grote in 789 voor het voorkomen en in de hand houden van de ziekte, dat lepra toen al in Europa bekend en gevreesd was. Er worden al in de 7e eeuw leprozerieën opgericht in Verdun, Metz en Maastricht.[18] Na Karel de Grote zijn er geen documenten gevonden die nog over lepra handelen, de ziekte lijkt verdwenen te zijn, maar er zijn niettemin leprozerieën gesticht in Engeland, onder meer in Canterbury, in de 11e eeuw, voor het begin van de kruistochten.[10] Via de kolonisatie van Spanje door de Arabieren en later door de kruistochten neemt de verspreiding van lepra vanaf de 11e, maar vooral in de 12e en 13e eeuw sterk toe.[9] Dit is ook de periode van de verstedelijking, waarbij veel mensen dicht op elkaar in een ommuurde stad wonen, met smalle straatjes waar het afvalwater midden door de straat loopt en de hygiënische situatie allesbehalve optimaal was;[19] dat doet onwillekeurig denken aan de omgeving waarin ook vandaag nog lepra gedijt.

De kerk beschouwt lepra als een straf van God voor zondig gedrag van de lepralijder zelf of van zijn ouders en ze neemt hierbij de tekst uit Leviticus(13:46)[20] ongenuanceerd over. Lepra wordt meestal gezien als het gevolg van de “zonden van het vlees”, voor de kerk gedurende de middeleeuwen de allerergste zonde.[21] Men neemt dikwijls aan dat de lepralijder het kind is van zondig gedrag binnen het huwelijk zoals betrekkingen hebben op door de kerk verboden dagen.[22] Paus Gregorius I relateerde lepra zelfs aan ketterij.[23] Zo wordt lepra een ziekte van de ziel en de zieke lepralijder moet van het gezonde lichaam van de kerk worden verwijderd.[24] Ook Isidorus van Sevilla ziet de gekleurde vlekken op het lichaam van de melaatse, waarover gesproken wordt in Leviticus, als een metafoor voor de vlekken van de ketterij op het lichaam van de kerk.

Anderzijds prijst de heilige Hiëronymus van Stridon een Romeinse Dame, Fabiola genoemd, voor haar liefdadigheid ten opzichte van de leprozen. Zij zou een hospitaal voor hen hebben laten bouwen en hen zelf hebben verzorgd.[25] Op een synode van de Gallische bisschoppen in Orléans in 539, werd een canon aangenomen die de bisschoppen verplicht de melaatsen van voedsel en kleding te voorzien en op de synode van 583 in Lyon wordt dat nogmaals bevestigd, maar enkel in hun stad van afkomst. Leprozen moeten dus ter plaatse blijven en mogen niet meer rondtrekken. Dat is de eerste restrictieve maatregel die kan gedocumenteerd worden.[16] Tegen het einde van de 6e eeuw ontstaan de eerste leprozerieën.

Het beeld van de lepralijder als zware zondaar en ketter, wordt later in de 11e en 12e eeuw bijgestuurd onder invloed van theologische bedenkingen bij allerhande teksten, zoals de Donatio Constantini en de teksten over Job en Lazarus., maar niettemin bleef de leproos vaak een uitgestotene die beticht werd van alles wat scheef ging in de maatschappij. Zo werden bijvoorbeeld bij het begin van de 14e eeuw de leprozen in bepaalde streken van Frankrijk beticht van het vergiftigen van de waterputten, waardoor hongersnood zou zijn ontstaan.

In 1179 vaardigt paus Alexander III een decreet uit dat bepaalt dat lepralijders afgezonderd moeten worden, zelfs apart begraven.[26] Naast de mogelijke morele veroordeling van de leprozen, die sommigen hieraan verbinden, zijn deze maatregelen waarschijnlijk geïnspireerd door het geloof dat lepra zeer besmettelijk was, wat in de praktijk niet zo blijkt te zijn. Lepra komt vooral voor bij de lagere (armere) klassen van de maatschappij, hoewel niet uitsluitend, een bekend voorbeeld daarvan is de Schotse koning Robert the Bruce, hoewel dit tegenwoordig betwijfeld wordt.[27] Een ander voorbeeld van een lepreuze koning is Boudewijn IV van Jeruzalem.

Vrij algemeen werd aangenomen dat lepralijders verplicht waren om zichzelf te identificeren door het dragen van speciale kleding en dat ze hun komst moesten aankondigen met een bel, een klepper of een ratel. Het was hen verboden kerken, herbergen of molens te betreden, gezonde personen aan te raken of met hen te eten. Lepralijders werden via een lepra-mis, een dodenmis die het afsterven van de lepralijder uit de maatschappij symboliseert, onderworpen aan de civiele dood, ze verloren al hun rechten en bezittingen. Le Goff meldt dan weer dat leprozen in heel Frankrijk dezelfde rechten hadden als gezonde mensen behalve in Normandië en de Bauvaisis.[26] Andere onderzoekers zijn van mening dat al deze verhalen weinig met de realiteit te maken hebben en fel overdreven en geromanceerd zijn,[28] ook in continentaal Europa zouden er niet veel lepra-missen zijn uitgevoerd.[29] Een ander voorbeeld hiervan is de koninklijke brief de leproso amovendo, die zogezegd de uitsluiting van melaatsen uit de maatschappij in Londen geregeld zou hebben, maar eigenlijk was het een schrijven met als enige doel, de leprozen de toegang tot de badstoven en de bordelen te verbieden.[30] Niettemin werd een referentie naar dit document herhaaldelijk gebruikt om de uitstoting van melaatsen te bewijzen.

Het beeld van de lepralijder in de middeleeuwen blijft dus sterk ambivalent: enerzijds uitgestoten, veracht en verguisd als het symbool van de zonde, anderzijds verzorgd en aanzien als een symbool van de lijdende Christus. Een typisch voorbeeld hiervan zijn de kruisvaarders, die met lepra besmet, terugkeren uit Palestina. Ze waren als helden vertrokken, al hun zonden waren kwijtgescholden en dan kwamen ze terug met een ziekte die het symbool van de zonde en van de straf van God was. Dit moet menig middeleeuws theoloog voor grote problemen hebben gesteld. Uit studie van de literatuur komt naar voor dat de houding ten opzichte van de melaatse sterk afhankelijk is van de streek en de plaatselijke toestanden.[23] Modern onderzoek[16][30] komt meer en meer tot de conclusie dat dit dikwijls, zeer negatieve beeld, voor een groot deel werd opgehangen door de publicaties op het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw en dat de waarheid waarschijnlijk een stuk minder donker was. Men heeft ook vrij kritiekloos de middeleeuwse bronnen overgenomen en geciteerd, die zeker niet altijd even betrouwbaar waren. Als een middeleeuwse bron het over lepra heeft kan dit evengoed vitiligo, psoriasis, lupus, syfilis, pokken of pest zijn.[10] Wat we wel als vaststaand mogen beschouwen is dat de middeleeuwer angst had van lepra en bijgevolg van de leproos, omwille van de vreselijke gevolgen van de ziekte.

Leprozerieën

Hoewel de eerste leprozerieën al in de 4e eeuw in het Oost-Romeinse Rijk ontstaan en in het vroegere West-Romeinse Rijk vanaf de 6e eeuw, zal het grootste aantal opgericht worden in de 12e en 13e eeuw. Men heeft die leprozerieën vroeger dikwijls gezien als een soort gevangenis waarin melaatsen in onmenselijke omstandigheden werden opgesloten,[31] maar dat is naast de waarheid. De meeste leprozerieën waren middeleeuwse hospitalen zoals de maisons Dieu, waar de gang van zaken zeer vergelijkbaar was met het regime in een abdij. De melaatsen verbleven er uit vrije wil en diegenen die zich niet aan de regels hielden riskeerden te worden buitengezet.[30] Van verscheidene leprozerieën zijn statuten teruggevonden die getuigen van een zeer menselijk regime. Dikwijls werd de magister die de leiding over het leprosarium had gekozen door de melaatsen zelf uit hun gemeenschap.[16] Ook het decreet van Alexander III dat bepaalt dat alle leprosaria moeten beschikken over een eigen kapel en een eigen kerkhof, zodat leprozen niet meer in de parochiekerk moeten komen, bepaalt nergens dat de melaatse van zijn vrijheid beroofd moest worden.[32]

In de latere middeleeuwen, wanneer leprozerieën beheerd worden door de stedelijke autoriteiten, hoefden de leprozen geen eden of geloftes af te leggen en hadden meestal dezelfde rechten als andere burgers.

Late middeleeuwen – moderne tijden

Na de piek in de vroege 13e eeuw nam de mortaliteit van lepra in Europa gestaag af. Aan het begin van de 16e eeuw kwam de ziekte haast enkel nog voor aan de randen van het continent. Zeker in Scandinavië zou ze endemisch aanwezig blijven tot de 19e eeuw, meer bepaald op de Shetlandeilanden, in Noorwegen en in IJsland. Ook aan de kusten van de Oostzee, in Zuid-Rusland, Griekenland, Turkije, aan de Franse Riviera, in Spanje en in Portugal kwam lepra nog voor bij het begin van de 20e eeuw.[33] Volgens dezelfde bron bestonden er nog leprozerieën in Noorwegen, in de Baltische Regio, San Remo, Cyprus, Constantinopel, Alicante en Lissabon.[33] Ook in India en in andere delen van de wereld bleef melaatsheid bestaan.

Verschillende verklaringen zijn naar voren geschoven om de neergang van lepra specifiek in Europa te verklaren. De hypothese dat er elders virulentere vormen van de leprabacil circuleerden, lijkt door paleogenomisch onderzoek te worden tegengesproken.[34] Volgens sommige medici zou de verhoogde mortaliteit onder lepralijders ten gevolge van tuberculose een grote rol hebben gespeeld.[3] De ziekte zou dus zijn uitgedoofd door een meer agressieve concurrent. Tuberculose was echter ook sterk aanwezig in andere werelddelen, zonder dat dit leidde tot het verdwijnen van lepra. Bijgevolg wordt het volgehouden beleid van afzondering in leprozerijen en akkerziekenkolonies weer sterker benadrukt. Melaatsheid was weliswaar niet zeer besmettelijk, maar over de hele levensduur bekeken kunnen profylactische maatregelen zeker hun nut hebben gehad. Ook betere hygiëne en minder ondervoeding zijn genoemd als factoren.

Bekende leprapatiënten

Trivia

Lepra in de Nederlandse taal

  • Lepra < lepra [GR] < lepi [GR],[bron?] schubben (van een vis)
  • Melaats < malade [FR] < male habitus [L], slechte toestand
  • Lazerij/lazerije (= oud-Nederlands voor lepra) < Lazarus, de met zweren bedekte bedelaar uit de gelijkenis in Lucas 16
  • Melazerij < samentrekking van de 2 bovenstaande woorden voor lepra

Afleidingen van Lazerij in de Nederlandse taal:

  • Belazerd = lepra hebben
  • Belazeren = (iemand) oplichten (eig. iemand lepra toewensen)
  • Lazaret = veldhospitaal (vroeger: afgezonderd lepraziekenhuis, leprozerie)
  • Lazarus = dronken (verklaring van het Stadsarchief Amsterdam: eenmaal per jaar, op koppermaandag, mochten leprozen bedelen in de stad. Deze dag eindigde vaak in dronkenschap)
  • Lazer op! = Ga weg! (krijg voor mijn part lepra)

Andere gerelateerde woorden/uitdrukkingen:

  • Klaploper = nietsnut (oorspr. leproos, die met een klepper zijn aanwezigheid kenbaar moest maken)
  • Klikspaan (of klapspaan) = iemand die klikt (oorspr. de klepper, waarmee leprozen in de middeleeuwen hun aanwezigheid kenbaar moesten maken)
  • Iemand als een leproze/melaatse behandelen = iemand op zeer neerbuigende wijze bejegenen

Lepra in de Surinaamse taal

Synoniemen voor lepra in Suriname:[38]

  • Boasie, van Boasi zijnde een plaats in Ghana (Afrika)
  • Dyusiki, ziekte van de Joden
  • Fatusiki, ziekte met verdikkingen aan de huid
  • Gwasie, verbastering van boasie
  • Kokobe, dit wordt in het hele Caribisch gebied gebruikt (ghanees)
  • Mangrisiki, ziekte met schrale plekken aan de huid
  • Nengrisiki, ziekte van de negers
  • Takrusiki, gemene, medogenloze ziekte
  • Tyinasiki, ziekte veroorzaakt door tyina
  • Trefusiki, ziekte veroorzaakt door treef

Romans

Bekende romans waarin lepra een rol speelt zijn o.a.:

Speelfilms

Bekende speelfilms waarin lepra een rol speelt zijn o.a.:

Tentoonstelling

Literatuur

  • Ernest Persoons (ed.), Lepra in de Nederlanden (12de-18de eeuw), 1989, 141 p.
  • Susa Ebbinge Wubben, Leven als doodverklaarden. Leprozenzorg in Europa (500 tot 1800), 1993. ISBN 9789062385096
  • Luke Demaitre, Leprosy in Premodern Medicine. A Malady of the Whole Body, 2007. ISBN 9780801886133
  • Rod Edmond, Leprosy and Empire. A Medical and Cultural History, 2007. ISBN 9780521865845
  • Maurits Boshart, De ziekte van Lazarus. Lepra in de middeleeuwen, 2015. ISBN 9789402220070