Associatie van schapengras en tijm
Associatie van schapengras en tijm | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Associatie van schapengras en tijm met grasklokje en struikhei | |||||||
Syntaxonomische indeling | |||||||
| |||||||
Associatie | |||||||
Festuco-Thymetum serpylli Tüxen, 1937 | |||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons |
De associatie van schapengras en tijm (Festuco-Thymetum serpylli) is een associatie van het verbond van gewoon struisgras die typisch is voor oeverwallen, dijken, paadjes in droge heide- en stuifzandgebieden en in zandige wegbermen.
Deze plantengemeenschap is in tegenstelling tot de duin-struisgras-associatie meestal soorten- en bloemenrijk, met vooral kruidachtige planten als kleine tijm en grasklokje, naast grassen en grasachtige planten, en een goed ontwikkelde mosflora.
Naamgeving, etymologie en codering
- Syntaxoncode (Nederland): 14Bb1
- Synoniemen: Associatie van Gewoon struisgras en Grasklokje
De naam Festuco-Thymetum serpylli is afgeleid van de wetenschappelijke namen van het fijn schapengras (Festuca ovina subsp. tenuifolia, synoniem: Festuca filiformis) en van de associatie-kensoort kleine tijm (Thymus serpyllum).
Kenmerken
Algemeen
Deze plantengemeenschap is gebonden aan kalkarme tot kalkloze, maar niet zeer voedselarme zandgrond. De verrijking kan natuurlijk afkomstig zijn van (zeldzame) overstromingen door beek- of rivierwater, waarbij ook leem wordt afgezet, of door menselijke tussenkomst.
Typisch vinden we ze op oeverwallen of verhoogde gronden in beekvalleien, op dijken, langs paadjes, speel- en picknickplaatsen in droge heide- en stuifzandgebieden of in leemkuilen, of op wegbermen waar de bodem door het beheer af en toe wordt opengehaald.
Structuur
Vegetaties van de associatie van schapengras en tijm worden gekenmerkt door een lage vegetatie zonder boom- en struiklaag. De kruidlaag is min of meer gesloten, meestal rijk aan kruiden en bloemen.
De moslaag kan plaatselijk goed ontwikkeld zijn, met overwegend bladmossen.
Onderverdeling
In de associatie van schapengras en tijm worden drie sub-associaties onderscheiden.
Sub-associatie jasionetosum (14Bb1a)
Deze subassociatie met zandblauwtje (Jasione montana) is typisch voor meer open vegetaties op zandige bodem, zoals stuifzanden, waarin naast zandblauwtje ook struikhei, topkapselmossen en eenjarige planten voorkomen, gemeenschappelijk met de vogelpootjes-associatie.
Festuco-Thymetum violetosum calaminariae Ass. van Schapegras en Tijm; subass. met Zinkviooltje
Sub-associatie anthoxanthetosum (14Bb1b)
Een subassociatie met een meer gesloten vegetatie met gewoon reukgras als belangrijkste grassoort.
Sub-associatie violetosum calaminariae (14Bb1c)
Een subassociatie die kenmerkend is voor zandbodems met zinksporen, typisch voor de vallei van de Geul in Zuid-Limburg en in het Belgische Kelmis en Blieberg. In deze vegetatie vinden we specialisten als het zinkviooltje, zinkboerenkers en het zinkschapengras, een zinkverdragende ondersoort van het genaald schapengras.
Soortensamenstelling
Deze associatie heeft als kensoorten het grasklokje, en soms de kleine tijm en de nog veel zeldzamere steenanjer, aangevuld met de orde- en klasse-kensoorten gewoon biggenkruid en geel walstro, en de begeleidende soorten duizendblad, muizenoor, smalle weegbree en schapenzuring. Opvallende soorten zijn nog kleine bevernel, grote tijm en knolboterbloem.
Verder zijn vooral grassen als gewoon struisgras, zandstruisgras, het naamgevende fijn schapengras, rood zwenkgras en gewoon reukgras, en grasachtige planten als zandzegge en gewone veldbies algemeen aanwezig.
In de moslaag bereiken het gewoon haakmos en het groot laddermos in deze gemeenschap hun hoogste presentie.
- Boomlaag
- Geen soorten.
- Struiklaag
- Geen soorten.
- Kruidlaag
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kA | >60% | Grasklokje | Campanula rotundifolia | ook in kalkgrasland | |
kA | >40% | Kleine tijm | Thymus serpyllum | ||
kA | >30% | Steenanjer | Dianthus deltoides | ||
kO | >50% | Gewoon biggenkruid | Hypochaeris radicata | ||
kO | >10% | Hazenpootje | Trifolium arvense | ||
kO | >10% | Liggende klaver | Trifolium campestre | ||
kO | <10% | Klein timoteegras | Phleum pratense subsp. serotinum | ||
kO | <10% | Viltganzerik | Potentilla argentea | ||
kK | >50% | Geel walstro | Galium verum | ||
kK | >40% | Zandzegge | Carex arenaria | ||
kK | >20% | Vroege haver | Aira preacox | ||
kK | >10% | Kleine leeuwentand | Leontodon saxatilis | ||
kK | >10% | Zandhoornbloem | Cerastium semidecandrum | ||
>70% | Gewoon struisgras | Agrostis capillaris | |||
>70% | Duizendblad | Achillea millefolium | |||
>70% | Muizenoor | Hieracium pilosella | |||
>70% | Smalle weegbree | Plantago lanceolata | |||
>60% | Fijn schapengras | Festuca ovina subsp. tenuifolia | |||
>60% | Schapenzuring | Rumex acetosella | |||
>50% | Gewone veldbies | Luzula campestris | |||
>40% | Rood zwenkgras | Festuca rubra | |||
>40% | Gewoon reukgras | Anthoxanthum odoratum | |||
>30% | Akkerhoornbloem | Cerastium arvense | |||
dA | >30% | Kleine bevernel | Pimpinella saxifraga | t.o.v. duin-struisgras-associatie | |
dA | >30% | Zandstruisgras | Agrostis vinealis | t.o.v. duin-struisgras-associatie | |
>30% | Veldbeemdgras | Poa pratensis | |||
>30% | Veldzuring | Rumex acetosa | |||
>30% | Struikhei | Calluna vulgaris | |||
>30% | Grote tijm | Thymus pulegioides | |||
>20% | Gewone rolklaver | Lotus corniculatus | |||
>20% | Gestreepte witbol | Holcus lanatus | |||
>20% | Tandjesgras | Danthonia decumbens | |||
>20% | Witte klaver | Trifolium repens | |||
>20% | Zandblauwtje | Jasione montana | |||
>20% | Knolboterbloem | Ranunculus bulbosus | |||
>10% | Knoopkruid | Centaurea jacea |
- Moslaag
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam |
---|---|---|---|---|
kK | >10% | Gewoon purpersteeltje | Ceratodon purpureus | |
kK | >10% | Gewoon klauwtjesmos | Hypnum cupressiforme | |
kK | <10% | Grijze bisschopsmuts | Racomitrium canescens | |
kK | <10% | Klein leermos | Peltigera rufescens | |
>40% | Gewoon haakmos | Rhytidiadelphus squarrosus | ||
>30% | Groot laddermos | Pseudoscleropodium purum |
Verspreiding en voorkomen
De associatie van schapengras en tijm komt voor in het noordwesten van Europa, van de laaglanden van België over Nederland tot in Noord-Duitsland, en in het heuvelland van Zuidwest-Duitsland.
In Nederland ligt het zwaartepunt in de duinen van het Pleistocene districten, met zeldzame uitlopers in de duinen, het rivierengebied en Zuid-Limburg.
In Vlaanderen vinden we de associatie van schapengras en tijm verspreid en lokaal terug, vooral in de zandstreek in West-Vlaanderen, in Vlaams Brabant en in de Voerstreek in Limburg. Elders gaat het meestal slechts om enkele wegbermen.
Bedreiging en bescherming
Deze vegetaties zijn omwille van de zwakke buffering van de grond en de meestal beperkte oppervlakte, zeer gevoelig voor vermesting en verzuring.
- Schaminée, J., K. Sýkora, N. Smits & M. Horsthuis, 2010: Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland. KNNV Uitgeverij, Zeist. ISBN 978 90 5011 309 0
- Sýkora, K., 2008: Field Guide Dutch Plant Communities. Species composition and ecology
- A.Zwaenepoel, F.T’Jollyn, V.Vandenbussche & M.Hoffmann, 2002: Systematiek van natuurtypen voor Vlaanderen: 6.2 Graslanden, Droge graslanden. Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud 2002.