Kolk (water)

Fase 1: Een rivier stroomt tussen twee dijken
Fase 2: Het water in de rivier is hoog. Een deel van een dijk is niet tegen het vele water bestand, waardoor het water door de dijk breekt. Op de plaats van de dijkdoorbraak komt het water met grote kracht naar beneden, waardoor er een diepe kuil ontstaat
Fase 3: Als het water in de rivier weer een normaal niveau bereikt heeft, blijft de diepe kuil vol water. Dit is de kolk. Deze wordt na verloop van tijd wel kleiner, maar zal niet of pas na zeer lange tijd weggaan. Omdat het wiel zo diep is, is het onmogelijk om de dijk op dezelfde plaats aan te leggen. Men kan de nieuwe dijk dan tussen de rivier en het wiel aanleggen (3a) of aan de andere zijde van het wiel (3b). In situatie a is sprake van een binnendijks wiel, in situatie b is sprake van een buitendijks wiel

Een kolk, valput, wiel, weel, waal, waai of braak is een (diepe) poel, een klein type oppervlaktewater.
Kolken ontstaan door dijkdoorbraken
[bewerken | brontekst bewerken]Langs rivier- en zeedijken zijn kolken de overblijfsels van dijkdoorbraken. Door het inbrekende water zijn diepe gaten ontstaan, tot wel 10 meter diep. De grond uit hetgat werd achter de kolk afgezet, vaak zand. Deze afzetting wordt overslaggrond genoemd. Door de kracht van het water bij de dijkdoorbraak ontstaat gewoonlijk een diep gat. Later herstel van de dijk kan dan bezwaarlijk op het oude tracé geschieden. Gekozen wordt dan voor een nieuw dijkvak dat binnen- of buitendijks om de ontstane kolk wordt aangelegd. Wat daarna nog resteert zijn vaak diepe poelen. Men onderscheidt twee typen:
- Buitendijkse wielen; deze liggen tussen het water dat de dijkdoorbraak veroorzaakte (rivier, zee) en de nieuw aangelegde dijk. Bij hoog water komt een dergelijk wiel vaak in de stroom van het oppervlaktewater te liggen.
- Binnendijkse wielen; hier is de dijk tussen de kolk en het oppervlaktewater aangelegd.
In het rivierengebied komen beide soorten veel voor. Dit maakt dat veel dijken een bochtig traject volgen.
Ten zuiden van de Westerschelde worden de doorbraakkolken valput genoemd, in Noord-Holland braak (voorbeeld: Moordenaarsbraak tussen Edam en Warder) en in het rivierengebied heten ze wiel, weel, waal of waai.
De samenstelling van het water binnen kolken verschilt van de samenstelling van zee- of rivierwater. Een kolk bevat minder chloride-ionen dan het buitenwater.
Dobben
[bewerken | brontekst bewerken]Een kolk kan in de Saksische brinkdorpen ook een gegraven poel voor drink- of bluswater zijn, zoals in de westelijke Veluwezoom waar bijvoorbeeld in Wageningen onder meer de Peppelderkolk en de Kolk van Leeuwen bewaard zijn gebleven. Een dergelijke kolk wordt ook wel dobbe genoemd.
Molenkolk
[bewerken | brontekst bewerken]
Een molenkolk is een kunstmatige vijver bij een waterradmolen, stroomopwaarts om water te verzamelen en soms ook stroomafwaarts om het water tot rust te laten komen.