Resolutie 1246 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Resolutie 1246
Van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Datum 11 juni 1999
Nr. vergadering 4013
Code S/RES/1246
Stemming
voor
15
onth.
0
tegen
0
Onderwerp Onafhankelijkheid van Oost-Timor
Beslissing Oprichting van de UNAMET-missie.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 1999
Permanente leden
Niet-permanente leden
Vlag van Argentinië Argentinië · Vlag van Brazilië Brazilië · Vlag van Bahrein (1972-2002) Bahrein · Vlag van Canada Canada · Vlag van Gabon Gabon · Vlag van Gambia Gambia · Vlag van Maleisië Maleisië · Vlag van Namibië Namibië · Vlag van Nederland Nederland · Vlag van Slovenië Slovenië
UNAMET-gesp

Resolutie 1246 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd unaniem door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties aangenomen op 11 juni 1999, en richtte de UNAMET-missie in Oost-Timor op.

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Oost-Timor voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Nadat Portugal zijn kolonies losgelaten had, werd Oost-Timor eind 1975 na een korte burgeroorlog onafhankelijk. Korte tijd later viel Indonesië het land binnen en brak een oorlog uit, waarna Oost-Timor werd ingelijfd. In 1999 stemde Indonesië in met een volksraadpleging over meer autonomie of onafhankelijkheid, waarop het merendeel van de bevolking voor de tweede optie koos.

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

De Veiligheidsraad herinnerde aan de akkoorden met Indonesië en Portugal over de volksraadpleging in Oost-Timor. Secretaris-generaal Kofi Annan rapporteerde dat de situatie aldaar extreem gespannen bleef. Verschillende strijdende partijen moesten dringend verzoend worden.

De Veiligheidsraad stemde in met de oprichting van de VN-Missie in Oost-Timor. Het mandaat van deze missie was om de volksraadpleging op 8 augustus te organiseren om te zien of de Oost-Timorezen een voorstel over speciale autonomie binnen Indonesië aanvaarden of afwijzen, wat tot de afscheiding van Indonesië zou leiden. De missie werd opgericht voor een periode tot 31 augustus en omvatte ook tot 280 politieagenten om de Indonesische politie te adviseren en toe te zien op het transport van de stembiljetten. Verder omvatte de missie vijftig verbindingsofficieren om contact te houden met het Indonesische leger.

De missie moest bestaan uit de volgende componenten:

a. Een politiek component om toe te zien op de politieke vrijheid,
b. Een verkiezingscomponent voor alle activiteiten met betrekking tot registratie van kiezers en de stembusgang,
c. Een informatiecomponent om de bevolking objectief te informeren over het autonomievoorstel.

Ten slotte werden alle daden van geweld veroordeeld en opgeroepen de wapens neer te leggen. De partijen werden opgeroepen te zorgen dat de volksraadpleging goed kon verlopen en iedereen kon deelnemen.

Verwante resoluties[bewerken | brontekst bewerken]