Naar inhoud springen

Zaadlob

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Velocitas (overleg | bijdragen) op 31 jul 2019 om 18:09. (Wijzigingen door 2001:982:B084:1:D9E5:E757:8DD:C245 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Velocitas)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
zaadlobben van bladmoes
zaadlobben en eerste ware bladeren bij sperzieboon
een vergelijking tussen eenzaadlobbigen en tweezaadlobbigen
Veel zaadlobben van een Aleppoden (Pinus halepensis)

Een zaadlob, kiemlob of cotyl (meervoud: cotylen, uitspraak y als [ie]) kan gezien worden als het eerste blaadje van een kiemplant. Er zijn eenzaadlobbige (monocotyle) en tweezaadlobbige (dicotyle) planten. Soms bezit een plant meer dan twee zaadlobben, tot zelfs een tiental bij de naaktzadigen (gymnospermen), waarvan er veel naaldbomen zijn.

Zaadlobben kunnen, afhankelijk van de plantensoort, al na enkele dagen na de kieming afvallen of meer dan een jaar aan de plant blijven zitten. Als ze langer aan de plant blijven zitten, worden er bladgroenkorrels gevormd en dragen ze door assimilatie bij aan de verdere groei van de plant.

Eenzaadlobbigen

Bij veel eenzaadlobbige planten zit het reservevoedsel opgeslagen in het endosperm. In het zaad zit slechts één kiemlob (scutellum of schildje), die na de kieming het voedsel vanuit het endosperm doorgeeft aan het kiemplantje. Als zaadlobben afvallen worden ze pikzwart.

Tweezaadlobbigen

Bij veel van de tweezaadlobbigen bevinden zich per zaad twee zaadlobben (cotylen), waarin het reservevoedsel zit opgeslagen.

Naaktzadigen

Naaktzadigen hebben meer dan twee zaadlobben. Zo heeft een den (Pinus) aan de top van het hypocotyl 5 tot 20 zaadlobben, die het pluimpje omgeven.

Zie ook