Gebruiker:Absintalsem/Terminologie (Hond)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De terminologie in dit artikel verwijst enkel en alleen naar woordenschat in verband met de gedomesticeerde hond, ook wel kynologische begrippen genoemd. Het zijn specifieke termen die de eigenschappen van verschillende externe delen van de hond beschrijven, evenals de structuur, de beweging en het temperament. Normaal gezien worden deze termen niet gebruikt in de context van wilde soorten en subsoorten van wolven, vossen, coyotes, dholes en jakhalzen. Een aantal termen zijn rasspecifiek en er worden ook veel leenwoorden uit het engels gebruikt. Rasstandaarden gebruiken deze woordenschat om de ideale uitstraling van een ras te beschrijven.

Terminologie voor de anatomie van het lichaam[bewerken | brontekst bewerken]

De volgende termen en woordenschat worden gebruikt voor het beschrijven en aanduiden van de uitwendige anatomie van de hond:

Lichaamsbouw[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Neusbrug
  2. Neus
  3. Snuit
  4. Wangen
  5. Keel
  6. Stop
  7. Voorhoofd
  8. Oren
  9. Achterhoofdsknobbel[1]
  10. Nek
  11. Schoft
  12. Rug
  13. Lende
  14. Kruis
  15. Staart
  16. Voorborst
  17. Borst
  18. Buik
  19. Lies
  20. Schouderblad
  21. Schouder
  22. Elleboog
  23. Onderarm
  24. Pols
  25. Poot
  26. Voet
  27. Zitbeenknobbels
  28. Dij
  29. Knie
  30. Bovenbeen
  31. Hak
  32. Poot

Rug[bewerken | brontekst bewerken]

De rug en de verschillen inde bouw van de rug:

Staart[bewerken | brontekst bewerken]

De staart van een hond kan verschillende vormen en maten hebben onderverdeeld volgens kromming, lengte, couperen en vacht aanwezig op de staart:

  • Bananenstaart: een staart die met een sterke boog omhoog en naar voren buigt zoals bijvoorbeeld bij de Airedaleterriër.
  • Borstel aan de staart:
  • Haak aan de staart:
  • Haakstaart: staart waarbij een deel haaks opzij, naar boven of naar onder uitsteekt.
  • Knikstaart:
  • Kurkentrekkerstaart: een staart zoals bijvoorbeeld die van een Engelse bulldog, ook wel crooktail genaamd.
  • Krulstaart: in een gesloten ring over de rug gedragen staart.
  • Opgerold gedragen:
  • Rattenstaart: een dunne, kale onbehaarde staart zoals bij de Ierse Waterspaniël.
  • Ring aan de staart: aan de punt tot een gesloten ring omgebogen.
  • Ringstaart: krulstaart.
  • Sabelstaart: recht hangende staart waarvan het ondereinde iets ombuigt.
  • Sikkelstaart:
  • Spiraalstaart: in een dubbele krul over de dij gedragen staart.
  • Zwaardstaart: bijna recht, lang en laag gedragen.

Voeten[bewerken | brontekst bewerken]

De hond behoort tot de teengangers. De tenen rusten op stevige veerkrachtige eeltkussens, de teenballen die samen met de zoolbal de onderzijde van de voet vormen.

Men maakt onderscheid tussen de volgende voetvormen:

  • Hazenvoet:
  • Kattenvoet:
  • Ovale voet: goed gesloten en veerkrachtige voet.

Terminologie voor de anatomie van het hoofd[bewerken | brontekst bewerken]

Het hoofd: breedte, stop, verhouding schedel-snuit.

Schedels[bewerken | brontekst bewerken]

Een hond kan drie soorten schedels hebben:

Hoofden[bewerken | brontekst bewerken]

Naast deze basale driedeling, kan een hond de volgende hoofden hebben:

  • Appelhoofd: Gewelfd, rond en bol voorhoofd meestal in combinatie met uitpuilende ogen zoals bij de chihuahua en de Tibetaanse spaniël.[2]
  • Droog: Zonder huidplooien en uitstekende botten of spiermassa's, zoals bij de Golden retriever.
  • Evenredig: Een even lange schedel als voorsnuit zoals bij de Springerspaniël
  • Eivormig: Krachtig, diep hoofd met een gewelfde neus zoals bij de Bulterriër.
  • Geblokt: Een vierkant hoofd zoals bij de Staffordshire-bulterriër.
  • Otter: een brede, vlakke schedel en een korte sterke voorsnuit zoals een Borderterriër.
  • Peervormig: Smalle, ronde schedel, smal toelopende kaken en het uitblijven van een stop, zoals bij de Bedlingtonterriër.
  • Rechthoekig: Een licht gewelfd hoofd dat van de ogen naar de oren toe licht versmalt, zoals bij de West Highland white terriër.
  • Vosachtig: een spitse, korte snuit met puntige oren zoals bij de Japanse spits en Shiba.

Gezichten[bewerken | brontekst bewerken]

Naast de driedeling in soorten schedels en de verschillende hoofden, kan een hond de volgende gezichten hebben:

Gebit[bewerken | brontekst bewerken]

  • Schaargebit: gebit waarbij de boventanden zonder tussenruimte voor de ondertanden staan.
  • Tanggebit: gebit waarbij de bovensnijtanden en de ondersnijtanden precies op elkaar aansluiten.
  • Ondervoorbeet: gebit waarbij de onderste snijtanden voor de bovensnijtanden staan. Bij veel ruimte ook wel "centenbak" genoemd.
  • Varkensgebit: een ruime overbeet, waarbij de onderkaak duidelijk te kort is (ongewenst).

Neuzen[bewerken | brontekst bewerken]

Het hoofd kan zich op verschillende wijzen van het algemeen beeld onderscheiden.

  • Dudley nose: vleeskleurige neus.
  • Ramsneus: tussen de ogen en de neuspunt is de neus gewelfd. Vergelijk met downfaced, komt ook lichtjes voor bij de barzoi.
  • Vleesneus: een neus met een roze kleur.
  • Vlinderneus: een neus die gedeeltelijk pigment mist. De Deutsche bracke dient een verticale vleeskleurige of witte streep op de neus te hebben. Men gebruikt ook soms de engelse term, butterfly nose.
  • Wipneus: de bovenlijn van de snuit is hol zoals bij de engelse pointer.

Ogen[bewerken | brontekst bewerken]

Vorm en kleur van het oog. De volgende ogen worden onderscheiden:

  • Amandelvormig
  • Bol
  • Diepliggend
  • Driehoekig
  • Knipvlies tonend
  • Potoog: oog dat bolrond tussen de oogleden naar voren springt zoals bij de mopshond.
  • Porseleinoog: ook wel glasoog genaamd, is een oog met een gebrek aan pigment waardoor het een lichtblauwe kleur heeft. Dit soort ogen is toegestaan bij o.a. de Siberische husky, de Shetland sheepdog en de Cardigan Welsh corgi.[3]
  • Rond
  • Roofvogeloog: intensief gele iris bij een felle expressie.
  • Schuingeplaatst
  • Uitpuilend
  • Varkensoog

Oren[bewerken | brontekst bewerken]

Grootte en houding van het oor. De volgende oren worden onderscheiden:

  • Hangoor
  • Hartvormig oor
  • Houndoor
  • Knopoor
  • Loboor
  • Naar voren hellend oor
  • Prikoor
  • Rozenoor: oor dat naar achteren gevouwen neerhangt zoals bij de Engelse bulldog en de meeste windhonden.
  • Tipoor
  • Vleermuisoor: soms ook wel tulpoor genoemd en men gebruikt ook soms de Engelse term, bat ears.

Terminologie voor de vacht[bewerken | brontekst bewerken]

Kleur[bewerken | brontekst bewerken]

De kleur van de vacht is een belangrijke factor bij het fokken van honden. Elke rasstandaard specificeert welke kleuren er toegelaten zijn en welke onaanvaardbaar zijn.

Het analyseren van de vererving van de vachtkleur bij honden gaat gepaard met enkele moeilijkheden:

  • Er kan naar dezelfde kleur met verschillende namen verwezen worden bij verschillende rassen. Eveneens kan dezelfde term gebruikt worden voor verschillende kleuren bij verschillende rassen.
  • Sommige vachtkleuren veranderen van kleur over tijd.
  • Het vaststellen van een kleur is vaak subjectief waardoor er fouten ontstaan in de beschrijving ervan.
  • Kleurschakeringen kunnen veranderen ten gevolge van de lengte en textuur van de vacht.
Kleur Benamingen Beschrijving Foto
Albino Albino, wit. Een gebrek aan pigment in het haar en de huid. De vacht is geheel wit en de huid is roze.
Bruin Bruin, chocolade, dood gras,

grijsbruin, lever, mahonie,

zegge, zwartbruin.

Een bruinkleurige vacht in combinatie met een bruinkleurige neus.
Blauw Blauw, grijs. Een koude, metaalachtige grijze vachtkleur.
Geel Abrikoos, blond, fawn, geel,

geelrood, getaand, goud,

honing, leeuw-kleurig, mosterd,

stro, tan, tarwe, zand.

Goud verwijst specifiek naar een rijk rood-geel en varianten, terwijl geel kan verwijzen naar eender welke tint geel en tan.
Lichtgeel Crème, fawn, gember, tan. Een verbleekte gele vacht of een tan-achtige kleur die soms bijna wit kan zijn.
Lila Bruingrijs, café au lait, fawn, grijs,

isabella, lever, lila, paars, violet.

Bij Weimaraners verwijst de term "muisgrijs" naar hun typische bruingrijze kleur die bij andere rassen meestal "lila" genoemd wordt.
Rood Bruin, lever, oranje, rood,

roodgoud, ros, ruby, tan.

Op genetisch vlak is een hond met een rode vacht meestal een sable (met weinig tot geen zwarte haarpunten) of een rossig recessief geel.
Wit Wit. Een zodanig lichte crèmekleurige vacht dat het lijkt alsof deze zuiver wit is, waarmee ze onderscheiden zijn van albinos. Een witte hond heeft, in tegenstelling tot een albino, een donkere huid rond de ogen en neus, vaak in combinatie met donker gekleurde ogen. Vaak is een deel van de vacht tussen de schouderbladen lichtgeel.
Zilver blauw, grijs, staalgrijs, zilver De puppies worden zwart geboren en verbleken naarmate ze ouder worden.
Zwart (dominant) Zwart. De vacht kan vervagen of een bruine schijn krijgen naarmate de hond ouder wordt en blootgesteld wordt aan de elementen.
Zwart (recessief) Zwart. De vacht kan vervagen of een bruine schijn krijgen naarmate de hond ouder wordt en blootgesteld wordt aan de elementen.

Patronen[bewerken | brontekst bewerken]

Hetzelfde patroon kan andere namen hebben bij verschillende hondenrassen.

Benaming Illustratie Beschrijving Foto
Agouti Een haar in deze vacht heeft meerdere kleuren, de haarpunten zijn zwart. Deze kleur staat ook gekend als wolfsgrijs bij sommige rassen.
Bicolor Ook gekend als bont.
Brindle Een combinatie van zwart met bruin, tan of goud in tijgerachtige strepen.
Gevlekt Een witte vacht met donkere of zwarte vlekken.
Gespikkeld Een gespikkelde hond is bedekt in kleine vlekjes die duidelijker afgetekend zijn dan bij een roan vacht, maar opvallend kleiner zijn dan bij een gevlekte vacht. Een hond kan veel of weinig spikkels hebben. De spikkels komen het meeste voor op de poten en de snuit.
Grizzle
Harlekijn Een combinatie van zwarte en witte vlekken die er ruw en gekarteld uitzien.
Iers gevlekt Eender welke kleur in combinatie met wit. Het wit beperkt zich tot de buik, borst, poten, nek, hals, snuit, bles en het puntje van de staart. Maximum 30% van de vacht is wit.
Masker Een donker masker op de snuit van de hond. Het masker kan soms enkel op de neus en mond zitten of helemaal doorlopen tot in de hals.
Merle Een gemarmerde vacht waarvan de vlekken een lichtere kleur zijn van de basiskleur.
Roan Roan is een patroon dat sterk gevlekte witte gebieden produceert. Honden met een roan vacht worden wit geboren en verdonkeren naarmate ze ouder worden. Vaak is er slechts een kleine hoeveelheid wit zichtbaar.
Sable Een rode of gele vachtkleur waarbij de punten van de haren zwart zijn.
Tuxedo
Tan point Tan-kleurige markeringen op de poten, borst en het hoofd. De rest van de vacht is meestal zwart, maar andere kleurcombinaties komen ook voor. Omdat de combinatie zwart met tan point zo veel voorkomt wordt er meestal gesproken over black and tan.
Zadel Een donkere vlek op de rug van de hond, soms ook een mantel of deken genoemd.

Structuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Apron: de kraag van een Schotse collie en een Shetland sheepdog.[4]
  • Baard: overvloedige beharing aan de voorzijde van de onderkaak
  • Behang: beharing der oren, vaak gebruikt in de context van jachthonden.
  • Bevedering: de lange haren aan de achterzijde van de benen en de staart, zoals bijvoorbeeld bij de Ierse setter.
  • Broek: de bevedering aan de achterbenen.
  • Brush: staart van een Schotse collie en een Shetland sheepdog.
  • Chabot: lang haar aan de borst en de hals van de Schotse collie.
  • Pronk: streep van haren over de rug, die verkeerd om zijn ingeplant zoals bij de Rhodesian ridgeback en de Thai ridgeback.
  • Vlag: pluim aan de staart.

Textuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Broken coat: vroeger was dit een engelse term voor een ruwharige vacht, tegenwoordig wordt deze term vaak gebruikt om een kruising tussen een ruwharige en een gladharige vacht aan te duiden. Een broken coat is een vacht met mengeling van gladde en ruwe haren.
  • Gladharig: een vacht met korte, gladde haren zonder ondervacht zoals bij de Italiaanse windhond en de boxer.
  • Kortharig:
  • Langharig:
  • Ruwharig: een vacht met stugge en ruwe haren zoals bij de borderterriër en de Schotse terriër.

Terminologie voor het evalueren van het exterieur[bewerken | brontekst bewerken]

De volgende termen en woordenschat worden gebruikt om het exterieur van een hond te beschrijven en te evalueren. Ze worden meestal gebruikt door fokkers, keurmeesters en kynologen in de context van rasstandaarden en hondententoonstellingen.

Anders dan bij de terminologie voor de anatomie van de hond, wordt er met deze termen dieper ingegaan op de uitstraling van de hond in kwestie.

  • Achterhand: de achterbenen en de bekkengordel.
  • Adel: een harmonische belijning, een trotse en edele verschijning. Verder duidt het op symmetrie, fierheid en zelfbewustheid.
  • Afgezette borst: een naar binnen gekromd borstbeen zoals bij de teckel.
  • Anorchidie: de afwezigheid van testikels.[5]
  • Bakken: sterk ontwikkelde zichtbare wan — spieren die de belijning storen. Bakken kan ook duiden op zwaar ontwikkelde jukbeenbogen.
  • Beladen schouders: te zwaar gespierde schouders waarbij de belijning vaak is gestoord.
  • Belijning: het silhouet van de hond.
  • Bodemafstand: afstand van de grond tot het laagste punt van het borstbeen.
  • Bone: engelse term voor goed beenwerk en skelet.
  • Cloddy: een hond die grof en vet is.
  • Cobby: compact en vierkant gebouwd.
  • Expressie: gezichtsuitdrukking.
  • Exterieur: de buitenkant van de hond.
  • Scowl: fronsen van de gezichtspieren.

Terminologie voor het gangwerk[bewerken | brontekst bewerken]

  • Rugganger: een hond dat met soepel gehouden rug loopt.
  • Scheppen: voorwaarts zwaaien van de benen.

Terminologie uit de hondensport[bewerken | brontekst bewerken]

  • Agility: een discipline van de hondensport vergelijkbaar met jumping in de paardensport. Het parcours omvat een aantal hindernissen die de hond moet nemen, geleid door zijn begeleider, in een minimum van tijd, op de juiste wijze en in een bepaalde volgorde. Wordt ook wel behendigheid genoemd.[6]
  • Canicross:
  • Flyball:
  • Hondententoonstelling:
  • Mushing:
  • Speurwerk:
  • Windhondenrennen:

Hondententoonstelling[bewerken | brontekst bewerken]

Verschillende hondenrassen gaan op hun beurt de ring in op een hondententoonstelling, waar ze gekeurd worden door een keurmeester.
  • Allround keurmeester: iemand die bekwaam is en aangesteld voor het keuren van alle rassen.
  • Bench: engels voor de bank waarop de hond tijdens de tentoonstelling ligt; een tentoonstellingshok.
  • Benching: engels voor huisvesting op een tentoonstelling.
  • B.I.S.: afkorting voor Best in Show.
  • B.O.B.: afkorting voor Best of Breed.
  • B.O.S.: afkorting voor Best of Sex.
  • C.A.C.: afkorting voor Certificat d'Apitude au Championat. De kampioensprijs.
  • C.A.C.I.B.: afkorting voor Certificat d'Apitude au Championat International de Beauté.
  • C.A.C.I.T.: afkorting voor Certificat d'Apitude au Championat International de Travaille. De internationale werk-kampioensprijs.
  • Catalogus: een boek die men kan kopen of krijgen op hondententoonstellingen waarin alle deelnemende honden en hun eigenaars staan opgelijst.
  • Diskwalificatie:
  • Enciente: frans voor afgerasterde ruimte op een tentoonstelling voor huisvesting van enkele honden tezamen.
  • Groepskeurmeester: een keurmeester die bevoegd is om een hele groep van rassen te keuren.
  • Jury:
  • Keurmeester:
  • Ring: een afgezette ruimte op een tentoonstelling waarbinnen de honden worden gekeurd.
  • Ringcommissaris: de helper van de ringmeester.
  • Ringmeester:

Jacht[bewerken | brontekst bewerken]

  • Apporteren: het door de hond naar de jager brengen van geschoten wild.[7]
  • Artemis-proef: een zware jachthondenproef voor A-honden van 24 maanden en ouder, waarbij uitsluitend met koud wild wordt gewerkt.[8]
  • Drift:
  • Meute:

Terminologie uit de fokkerij[bewerken | brontekst bewerken]

  • Affix: kennelnaam in de vorm van een achternaam.[9]
  • Bloed:
  • Bloedlijn:
  • Dekreu:
  • F.C.I.: afkorting voor Fédération Cynologique Internationale.
  • Fédération Cynologique Internationale:
  • Fokker:
  • Kennelnaam:
  • Moederdier:
  • Outcross: er is sprake van outcross als in de stamboom van de vaderhond geen enkele naam staat die ook voorkomt in die van de moederhond. Dat betekent dus dat de ouderdieren – althans binnen vijf generaties – geen familie van elkaar zijn.[10]
  • Reu: een hond van het mannelijke geslacht.
  • Stamboom:
  • Stamvader:
  • Teef: een hond van het vrouwelijke geslacht.
  • Vaderdier:

Benamingen[bewerken | brontekst bewerken]

Niet iedereen is vertrouwd met de namen van alle hondenrassen en rasgroepen. De volgende benamingen zijn meer veralgemenend en overkoepelend en worden vooral gebruikt door het grote publiek. De volgende termen beschrijven en benoemen verschillende soorten honden:

Typen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Gezelschapshond: een hondenras dat specifiek gefokt is om de mens gezelschap te houden. Deze honden worden ook schoothonden genoemd. Typisch zijn ze erg klein en zeer aanhankelijk aan hun eigenaar zoals bijvoorbeeld de Cavalier King Charles spaniël en de bichon frisé.
  • Herdershond (type): een hondenras dat specifiek gefokt is om samen met een herder schapen en ander kleinvee te hoeden zoals bijvoorbeeld de bordercollie.
  • Jachthond (type): een hondenras dat specifiek gefokt is om te jagen op allerlei wild.
    • Brak:
    • Drijfhond: een type jachthond dat specifiek gefokt is om het wild uit de dekking te drijven.[11]
    • Pointer:
    • Retriever: een type jachthond dat specifiek gefokt is om het geschoten gevogelte uit het water te halen en naar de jager te brengen zoals bijvoorbeeld de golden retriever.
    • Terriër: een type jachthond dat specifiek gefokt is om te jagen op grondwild zowel boven als ondergronds zoals bijvoorbeeld de foxterriër.
      • Ratter (type): een type terriër dat specifiek gefokt is om ongedierte te verdelgen zoals bijvoorbeeld de ratterriër.
  • Dog:
    • Berghond: een groot en sterk hondenras van het type dog dat vee beschermd van roofdieren en dieven in bergachtige gebieden, vaak zonder dat er een herder aanwezig is. Sommige berghonden blijven een heel seizoen lang alleen met de kudde in de bergen. Het is niet de taak van deze honden om een kudde te hoeden. De hond volgt het vee in plaats van dat het vee de hond volgt.
    • Molosser: een groot en zwaar hondenras van het type dog zoals bijvoorbeeld de tibetaanse mastiff en de spaanse mastiff.
  • Veedrijver (type): een hondenras dat specifiek gefokt is om samen met een herder runderen en ander grootvee te hoeden zoals bijvoorbeeld de bouvier des Flandres.
  • Waakhond (type): een hondenras dat specifiek gefokt is om te waken zoals bijvoorbeeld de dobermann.
  • Waterhond: een hondenras dat specifiek gefokt is om veel tijd door te brengen in het water. Deze hondenrassen worden gekenmerkt door brede poten met vliezen tussen de tenen en een vacht die hun beschermt tegen het koude water. De newfoundlander en de poedel zijn allebei waterhonden.
  • Windhond: een hondenras uit het zuid-oosten met een uiterst slanke lichaamsbouw en een diepe borstkast waardoor deze zeer snel kan rennen. De greyhound, de saluki en de whippet zijn windhonden.

Functies[bewerken | brontekst bewerken]

  • Assistentiehond: een overkoepelende term voor een hond die een persoon met een beperking, meestal de eigenaar, gidst en helpt door het dagelijkse leven. Wordt ook soms een hulphond genoemd.
  • Herdershond (functie):
  • Jachthond (functie): een hond die getraind is en gebruikt wordt om te jagen op allerlei wild.
    • Ratter (functie): een hond die getraind is en gebruikt wordt voor het verdelgen van ratten.
  • Oorlogshond: een hond die wordt ingezet in militaire context.
  • Politiehond: een hond die wordt ingezet door de politie.
    • Drugshond: een speurhond van de politie die gespecialiseerd is in het opsporen van drugs.
  • Racehond: een hond die meedoet aan snelheidswedstrijden. Traditioneel zijn dit windhonden maar tegenwoordig is het ook populair om Welsh corgi Pembrokes en teckels te gebruiken als racehond omdat het publiek dit grappig vindt.
  • Reddingshond: een hond die wordt ingezet door de hulpdiensten om mensen die in nood zijn op te sporen en in veiligheid te brengen.
  • Speurhond:
  • Therapiehond: een hond die wordt ingezet om mensen te troosten en te helpen met angsten of depressies te overwinnen.
  • Veedrijver (functie):
  • Waakhond: een hond die getraind is en gebruikt wordt om iets of iemand te bewaken.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Achterhoofdsknobbel – Kynologie - Hondenplaza. www.hondenplaza.nl. Geraadpleegd op 14 augustus 2017.
  2. Appelhoofd – Kynologie - Hondenplaza. www.hondenplaza.nl. Geraadpleegd op 14 augustus 2017.
  3. Glasoog – Kynologie - Hondenplaza. www.hondenplaza.nl. Geraadpleegd op 11 augustus 2017.
  4. Apron – Kynologie - Hondenplaza. www.hondenplaza.nl. Geraadpleegd op 14 augustus 2017.
  5. Anorchisme – Kynologie - Hondenplaza. www.hondenplaza.nl. Geraadpleegd op 14 augustus 2017.
  6. Agility – Kynologie - Hondenplaza. www.hondenplaza.nl. Geraadpleegd op 14 augustus 2017.
  7. Apporteren – Kynologie - Hondenplaza. www.hondenplaza.nl. Geraadpleegd op 14 augustus 2017.
  8. Artemis-proef – Kynologie - Hondenplaza. www.hondenplaza.nl. Geraadpleegd op 14 augustus 2017.
  9. Affix – Kynologie - Hondenplaza. www.hondenplaza.nl. Geraadpleegd op 14 augustus 2017.
  10. Outcross – Kynologie - Hondenplaza. www.hondenplaza.nl. Geraadpleegd op 14 augustus 2017.
  11. Drijfhond – Kynologie - Hondenplaza. www.hondenplaza.nl. Geraadpleegd op 14 augustus 2017.