Resolutie 883 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Resolutie 883
Van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Datum 11 november 1993
Nr. vergadering 3312
Code S/RES/883
Stemming
voor
11
onth.
4
tegen
0
Onderwerp Pan Am vlucht 103
Beslissing Legde een olie- en gasboycot op tegen Libië.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 1993
Permanente leden
Niet-permanente leden
Vlag van Brazilië Brazilië · Vlag van Kaapverdië Kaapverdië · Vlag van Djibouti Djibouti · Vlag van Spanje Spanje · Vlag van Hongarije Hongarije · Vlag van Japan (1870–1999) Japan · Vlag van Marokko Marokko · Vlag van Nieuw-Zeeland Nieuw-Zeeland · Vlag van Pakistan Pakistan · Vlag van Venezuela 1930–1954 Venezuela
Een olieveld in Libië.

Resolutie 883 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd aangenomen door de VN-Veiligheidsraad op 11 november 1993 met elf stemmen voor en vier onthoudingen van China, Djibouti, Marokko en Pakistan.

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Lockerbie-aanslag voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Op 21 december 1988 stortte Pan Am-vlucht 103 na een bomexplosie neer boven het Schotse plaatsje Lockerbie. Het onderzoek leidde naar twee agenten van de Libische geheime dienst. Libië weigerde mee te werken aan het onderzoek en de twee uit te leveren. Daarom legde de VN-Veiligheidsraad het land een wapen- en luchtvaartembargo op. Aanvankelijk werden de sancties door de internationale gemeenschap geaccepteerd; in juni 1998 nam de Organisatie van Afrikaanse Eenheid echter een resolutie aan waarin zij stelde dat haar lidstaten niet langer aan sancties zouden meewerken. Pas op het einde van de jaren 1990 veranderde de houding van Libië. In 1999 werden de twee uitgeleverd en in 2001 werden ze in Nederland berecht.

Op 19 september 1989 werd een Frans vliegtuig van Union de Transports Aériens opgeblazen boven Niger. Ook deze aanslag bleek door Libië te zijn gedirigeerd.[1]

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

Waarnemingen[bewerken | brontekst bewerken]

De Veiligheidsraad herinnerde aan de resoluties 731 en 748 en was bezorgd dat Libië twintig maanden na dato nog niet aan deze resoluties voldeed.

De Veiligheidsraad verklaarde het internationaal terrorisme te willen uitroeien en verantwoordelijken voor de rechter te brengen. De weigering van Libië om aan de resoluties te voldoen was een bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid.

Libië had wel een brief gestuurd over zijn intentie om de beklaagden van de Lockerbie-aanslag aan te sporen voor de rechtbank in Schotland te verschijnen en samen te werken met Frankrijk inzake de bomaanslag op vlucht UTA 772.

Handelingen[bewerken | brontekst bewerken]

De Veiligheidsraad eiste andermaal dat Libië aan zijn resoluties voldeed. Om dat te verzekeren besloot de Veiligheidsraad over te gaan tot de volgende maatregelen die op 1 december om 00:01 uur EST zouden ingaan. Alle landen moesten Libische fondsen op hun grondgebied bevriezen. Die maatregel gold niet voor inkomsten uit petroleum en petroleumproducten, aardgas en aardgasproducten en landbouwproducten.

Verder werd de verkoop, levering of licentieverlening van de zaken in annex aan Libië verboden en moesten alle landen:

a. Alle kantoren van Libyan Arab Airlines sluiten,
b. Handelstransacties, waaronder tickets, met Libyan Arab Airlines verbieden,
c. Volgende verbieden:
i. Vliegtuigen of hulpstukken beschikbaar maken voor dienst in Libië,
ii. Onderhoud van vliegtuigen in Libië.
d. De levering van bouwmaterialen, verbetering of onderhoud voor Libische vliegvelden verbieden,
e. Advies, bijstand of opleiding aan Libische piloten, boordwerktuigkundigen of onderhoudspersoneel verbieden,
f. Verzekering van Libische vliegtuigen verbieden.

Het comité dat met resolutie 748 werd opgericht moest richtlijnen opstellen voor de uitvoering van deze maatregelen en steunmaatregelen voor landen die er nadeel van ondervonden onderzoeken. Aan alle landen werd gevraagd om aan secretaris-generaal Boutros Boutros-Ghali te laten weten welke maatregelen ze namen om deze resolutie uit te voeren en Libië ertoe te bewegen de resoluties na te leven.

De maatregelen in deze resolutie zouden worden herzien zodra ze de beklaagden van de bomaanslag op Pan Am 103 voor de gepaste rechtbank in het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten had gebracht en ook de Franse autoriteiten tevreden waren gesteld in verband met UTA 772.

Annex[bewerken | brontekst bewerken]

Volgende zaken mochten niet langer aan Libië worden geleverd:

  1. Grote pompen en motoren bestemd voor het transport van aardolie en -gas,
  2. Uitrusting voor olieterminals,
  3. Grote pompen die voor olietransport kunnen gebruikt worden,
  4. Raffinage-uitrusting,
  5. Reserve-onderdelen voor voorgaande.

Verwante resoluties[bewerken | brontekst bewerken]