Gebruiker:Evil berry/Kladblok/Eleonora van Aquitanië

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Wandschildering uit de 12e-13e eeuw in de Sint-Radegundiskapel in Chinon. De linkse figuur zou Eleonora voorstellen, de rechtse figuur is mogelijk haar dochter Johanna. Er is evenwel heel wat discussie over de interpretatie van deze scene, waarbij de figuur zelfs wordt geïnterpreteerd als Eleonora's oudste zoon bij Hendrik II, Hendrik de Jongere.[1]
Wandschildering uit de 12e-13e eeuw in de Sint-Radegundiskapel in Chinon. De linkse figuur zou Eleonora voorstellen, de rechtse figuur is mogelijk haar dochter Johanna. Er is evenwel heel wat discussie over de interpretatie van deze scene, waarbij de figuur zelfs wordt geïnterpreteerd als Eleonora's oudste zoon bij Hendrik II, Hendrik de Jongere.[1]

Eleonora van Aquitanië (Occitaans: Aleonòr d'Aquitània, Frans: Aliénor of Éléonore d'Aquitaine; ook Éléonore de Guyenne; Poitiers in Poitou, ca. 1122/1124[2] – Poitiers of abdij van Fontevraud,[3] 31 maart of 1 april 1204[4]) was hertogin van Aquitanië, door haar eerste huwelijk koningin van Frankrijk (1137-1152), vervolgens door haar tweede huwelijk koningin van Engeland (1154-1189) en een van de meest invloedrijke vrouwen van de middeleeuwen.

Eleonora stamde af van de dynastie van de hertogen van Aquitanië, opvolgers van de Karolingische koningen van Aquitanië en heersers over het grootste hertogdom op Franse bodem. Door Eleonora's huwelijk met de Franse troonopvolger Lodewijk kon de Franse Kroon haar lenen opnieuw nauwer aan zich binden, na een periode waarin de lenen zelfstandiger en autonomer waren geworden. De ontbinding van haar huwelijk met Lodewijk VII wordt beschouwd als een van de meest gevolgrijke echtscheidingen in de geschiedenis, omdat ze een ontwikkeling in gang zette die tot een meer dan 300 jaren durend conflict tussen het koninkrijk Engeland en Frankrijk leidde. Kort na de ontbinding van haar huwelijk met de Franse koning trouwde Eleonora met de jonge Hendrik Plantagenet, de hertog van Anjou en Normandië, die tegelijkertijd Engelse troonpretendent was. Twee jaar later werden Hendrik en Eleonora tot Engelse monarchen gekroond. Hendriks politiek beoogde een consolidering van de in het bezit van de familie bevinden territoria tot één gebied, dat in de moderne geschiedschrijving als Angevijnse Rijk wordt aangeduid. Daarbij namen de gebieden die Eleonora in het huwelijk inbracht een sleutelpositie in. Volgens historicus Ralph V. Turner voelde Eleonora zich als erfgename van Aquitanië echter geroepen en gerechtigd om haar hertogdom zelfstandig te besturen en verzette zij zich ertegen dat het ingelijfd zou worden in het rijk van haar echtgenoot.[5] Mede hierdoor was het huwelijk conflictrijk. Nadat Eleonora zich in 1173/1174 bij de opstand van haar drie oudste zonen tegen hun vader had aangesloten, plaatste Hendrik haar vijftien jaar lang onder huisarrest. Eleonora nam pas na de dood van haar echtgenoot in 1189 onder de regeringen van haar zonen Richard Leeuwenhart en Jan zonder Land opnieuw een beduidende politieke rol op zich.

Rond Eleonora's persoon begonnen reeds tijdens haar leven mythen en legendes te ontstaan en ze werd van echtbreuk met haar oom beticht. In de loop de eeuwen gold ze als het voorbeeld van een heerseres met een honger naar macht die constant intrigeerde. Dit beeld is in de laatste decennia echter veranderd. Niet in de laatste plaats nadat ze door de verfilming van The Lion in Winter zich een plaatsje in de populaire cultuur wist te verwerven, werd ze het hoofdpersonage van talrijke literaire werken, die van haar een beschermvrouwe van dichters en minnezangers maakten, hoewel hiervoor historische bronnen geen houvast bieden voor een mecenaat in deze mate.[6] De beschikbare bronnen zijn vaak gekleurd en bemoeilijken het vormen van een correct beeld van de historische figuur Eleonora van Aquitanië. Historici als Ralph V. Turner zien als leidmotief van haar leven haar wil om haar rol als koningin ten volle waar te nemen en haar vastberadenheid om de integriteit en zelfstandigheid van haar hertogdom Aquitanië te bewaren.

Naam[bewerken | brontekst bewerken]

Volgens Godfried van Vigeois werd Eleonora van Aquitanië onder de naam Alienor gedoopt.[7] Deze doopnaam zou volgens deze kroniekschrijver zijn afgeleid van alia Ænor ("de andere Aénor"), om haar van haar moeder te onderscheiden.[8] De historica Daniela Laube wijst er evenwel op dat gelet op de verschillende schrijfwijzen van de naam in oorkonden en contemporaine kronieken dat de precieze schrijfwijze tijdens Eleonora's leven niet vaststond en de naam op verschillende manieren werd geschreven. Zo noemt abt Suger haar Aanor, de kroniek van Morigni Aenordis; later werd ze Alienor, occasioneel ook Helnienordis genoemd.[9] In het volgende artikel wordt de in het Nederlandse taalgebied gebruikelijke vorm Eleonora gebruikt.

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

Geen enkele tijdgenoot van Eleonora heeft een schriftelijke getuigenis nagelaten, die in de huidige zin van het woord als een biografie kan worden beschouwd. Bronnen over haar leven zijn voor het merendeel annalen en kronieken, die overwegend door geestelijken en slechts zelden door wereldlijke schrijvers uit de omgeving van het koninklijke hof werden geschreven. Uit Eleonora's hertogdom Aquitanië zijn slechts zeer weinig kronieken bewaard gebleven en deze concentreren zich op de gebeurtenissen met betrekking tot een bepaald klooster. Contemporaine kronieken uit de omgeving van het Franse koninklijk hof gaan volgens de historicus Ralph Turner verrassend genoeg amper in op Eleonora's tijd aan de zijde van koning Lodewijk VII van Frankrijk: "Haar reputatie heeft zoveel schade geleden dat de clerici klaarblijkelijk poogden haar uit de historische herinnering te wissen".[10] De belangrijkste bronnen over Eleonora's leven zijn een aantal Engelse schrijvers. Tot de wereldlijke auteurs in deze groep worden gerekend: Roger van Hoveden, Walter Map, Radulfus de Diceto, Gerald van Wales en Radulfus Niger. Roger van Hoveden en Radulfus de Diceto, die nauwe banden hadden met het Engelse koninklijk hof, zijn overwegend neutraal in hun beoordeling van Eleonora. Walter Map en Gerald van Wales schreven satirische teksten over het leven aan het Engelse koninklijke hof, in dewelke vaak "retoriek en polemiek de overwinning op de feiten" behalen.[11] In het bijzonder Gerald, die aan het Engelse koninklijk hof geen mecenas had gevonden, polemiseerde in zijn werk vol leedvermaak en boosaardig tegen alle leden van het Huis Plantagenet. Radulfus Niger beperkte daarentegen in zijn twee kronieken zijn kritiek tot Hendrik.[11]

Vier andere contemporaine of quasi-contemporaine schrijvers waren kloosterkroniekschrijvers: Gervasius van Canterbury, Ralph van Coggeshall, Richard van Devizes en Willem van Newburgh. Het beeld dat deze aan kloosters verbonden kroniekschrijvers van de koninklijke familie afschilderden, was door de moord op Thomas Becket beïnvloed en leidde tot een principiële veronderstelling van een immorele levenswandel van alle leden van de koninklijke familie.[12] Enkel Richard van Devizes bewonderde ook de volharding en beslistheid waarmee Eleonora zich voor haar zoon Richard Leeuwenhart tijdens diens Kruistocht inzette. Alle geestelijke schrijvers hadden een diep onbehagen gemeen met betrekking tot Eleonora's machtsaanspraken als vrouw. In hun visie op rolpatronen was elke openlijke uitoefening van macht door een vrouw "onvrouwelijk" en daardoor onnatuurlijk en ongepast. Ralph V. Turner schrijft hierover:

Zo hoeven we ons niet erover te verwonderen dat het beeld dat [de kroniekschrijvers] ons over haar hebben nagelaten met spikkels van het boze is oversprenkeld, dat in de loop der eeuwen tot een duurzame "zwarte legende" is uitgegroeid.[13]

Familieachtergrond en kindertijd[bewerken | brontekst bewerken]

Afstamming[bewerken | brontekst bewerken]

Willem IX van Aquitanië (voorstelling uit Bibliothèque Nationale, MS cod. fr. 12473, 13e eeuw).

Eleonora van Aquitanië stamde langs vaderskant af van hertog Willem IX van Aquitanië, haar grootvader. Deze was met Philippa van Toulouse, dochter van Willem IV van Toulouse, hertrouwd.[14] Daar Philippa's beide broers waren gestorven, was Philippa de rechtmatige erfgename van het aan Aquitanië aangrenzende graafschap Toulouse, waaruit zich de later tot talrijke conflicten leidende aanspraak van Eleonora op dit graafschap voortkwam. Philippa's oom Raymond IV van Toulouse had na de dood van Philippa's vader het graafschap Toulouse geüsurpeerd en Willem was er nu voor korte tijd in geslaagd de erfenis van zijn vrouw terug te heroveren voordat deze opnieuw aan de graven van Toulouse terugviel.[15]

Het hof dat Willem IX in Poitiers hield, genoot de reputatie een van de meest gecultiveerde in Europa te zijn.[16] Hij was een voortrekker in de ontwikkeling, waarbij de jongere generatie van ridders niet slechts in het gebruik van de wapens, maar ook in hoofse manieren werden onderricht en mogelijkerwijs ook een klassieke opvoeding genoten. Eleonora groeide hierdoor in een omgeving op die aanzienlijk verschilde van de leefwereld van haar beide latere echtgenoten.[17] Van haar grootvader zijn elf in het Occitaans geschreven minneliederen overgeleverd, wat hem de bijnaam "troubadour-hertog" opleverde. De helft van de deze liederen drijven op frivole wijze de spot met de strikte seksuele moraal van de Kerk en Willems leven was daadwerkelijk doorspekt van talrijke buitenechtelijke affaires. De voor zijn kleindochter beslissende verhouding was diegene die hij met de echtgenote van zijn vazal Aimery I, burggraaf van Châtellerault, in 1115 begon. Willem ontvoerde Amalberga, moeder van drie kinderen, naar zijn hof in Poitiers, waarop zijn echtgenote zich in de abdij van Fontevraud terugtrok. Amalberga, die de volgende jaren aan Willems hof leefde, wenste minstens voor haar dochter Aénor de officiële rol van een hertogin te verwerven en zette zich daarom in om haar dochter uit haar huwelijk met de burggraaf van Châtellerault met de oudste zoon van hertog Willem te doen trouwen.[18] Het huwelijk tussen de jonge Willem en Aénor van Châtellerault vond vermoedelijk in 1121 plaats.

Kindertijd en jeugd[bewerken | brontekst bewerken]

Als eerste kind van Willem en Aénor kwam Eleonora vermoedelijk in de buurt van Bordeaux ter wereld. Hoewel ook enkele bronnen 1122 als Eleonora's geboortejaar opgegeven, wordt intussen 1124 als waarschijnlijker aanvaard.[2] Eleonora's zus Aelith, die later aan het Franse koninklijke hof Petronilla werd genoemd, kwam vermoedelijk in 1125 ter wereld en in 1126 of 1127 volgde de langverwachte mannelijke erfgenaam Willem Aigret. In 1127 stierf Eleonora's grootvader en haar vader werd nu hertog van Aquitanië.[8] Eleonora's jongere broer en moeder stierven beiden in 1130, wat de achtjarige Eleonora tot erfgename van haar vader maakte.

Detail van de wandschildering in Chinon, door sommigen gedacht een eigentijds portret van Eleonora te zijn.

Eleonora leerde - hetgeen ongewoon was voor die tijd - zowel Occitaans als Latijn lezen, al zijn er geen bewijzen dat ze ook leerde schrijven. Daarnaast werd ze vermoedelijk ook onderwezen in naaldwerk en het bestieren van een huishouden.[19] De opgroeiende Eleanora werd als knap beschouwd. Geen van de contemporaine troubadours, die haar knap noemen, hebben echter verwijzingen nagelaten hoe ze er daadwerkelijk uitzag. Het contemporaine schoonheidsideaal verkoos blonde haren en blauwe ogen; een muurschildering in de Sint-Radegondekerk in Chinon, die nog tijdens haar leven werd geschilderd en met grote zekerheid haar voorstelt, toont een vrouw met rossig-bruin haar. Daarnaast worden in de bronnen haar intelligentie, haar gevatheid en haar openhartigheid, hetgeen veel van haar tijdgenoten aantrekkelijk vonden, vermeld.[20]

Dood van haar vader[bewerken | brontekst bewerken]

Lodewijk VI van Frankrijk in een voorstelling uit de 14e eeuw.

De regering van Eleonora's vader was kort en door talrijke conflicten met zijn vazallen geplaagd. Willem X steunde vanaf 1130 aanvankelijk de tegenpaus Anacletus II en schaarde zich pas in 1135 onder invloed van Bernardus van Clairvaux achter paus Innocentius II. Het huwelijksplan van de weduwnaar met de dochter van burggraaf Adhémar van Limoges, die zijn invloed in Limousin had versterkt, mislukte door een intrige van zijn vazallen die zich al meer dan een eeuw tegen de Aquitaanse heerschappij over hun landstreek verzetten. Graaf Willem VI van Angoulême ontvoerde de jonge vrouw en trouwde met haar. De gevreesde strafexpeditie van Willem bleef uit, die zich in plaats daarvan in september 1136 aansloot bij een veldtocht van zijn noordelijke buurman Godfried V van Anjou.[21] Het was ofwel een voorval tijdens deze korte veldtocht ofwel zijn ontmoeting met Bernardus van Clairvaux die Willem ertoe deed besluiten om naar Santiago de Compostella op bedevaart te trekken teneinde zo voor zijn zonden boete te doen.[22] Voor zijn afreis liet hij zijn vazallen zweren, de erfaanspraken van Eleonora te zullen eerbiedigen. Tegelijkertijd plaatste hij zijn dochter onder de hoede van zijn leenheer, koning Lodewijk VI van Frankrijk.[23] Zijn beide dochters begeleiden hun vader tot aan Bordeaux, waar hij hen vermoedelijk onder de hoede van de aartsbisschop achterliet. Willem stierf op Goede Vrijdag, 9 april 1137, net voordat hij Santiago de Compostella zou hebben bereikt.[24]

Eleonora's erfenis[bewerken | brontekst bewerken]

Abt Suger van Saint-Denis, de invloedrijke raadsman van de Franse koning, beweerde dat Willem bij testament niet enkel Eleonora onder de voogdij van de koning had geplaatst, maar hem ook had gevraagd om voor haar een echtgenoot te vinden. In zijn grootmoedigheid zou Lodewijk daarop hebben besloten, zijn troonopvolger met Eleonora te doen trouwen.[25] Deze eigentijdse getuigenis verhult echter de ware motieven: de dood van Willem en de mogelijkheid om diens erfgename met zijn troonopvolger te doen trouwen, bood Lodewijk VI de gelegenheid om een reeds lang al te onafhankelijk leen van Frankrijk weer nauwer met de kroon te verbinden.[26] Het Franse Kroondomein was begin 1137 in feite beperkt tot Île-de-France, Orléans en een deel van Berry.[27] Door een huwelijk tussen de troonopvolger en Eleonora zou de rechtstreekse invloed van de Franse kroon zich over uitgestrekte en rijke landerijen in Midden- en Zuid-Frankrijk uitstrekken. Volgens de schaarse getuigenissen over recht en gezag was het leenwezen in deze gebieden echter complex en onderscheiden geregeld en de vraag bleef open in welke mate het de Franse kroon zou gelukken om haar gezag als opperleenheer te doen geleden. Een huwelijk met de erfgename van het hertogdom Aquitanië betekende echter in ieder geval een aanspraak op het gebied aan de overkant van de Loire, waar de Franse kroon sinds de 10e eeuw geen eigen domeinen meer had bezeten.[28] Daarnaast maakte Eleonora ook aanspraken op het graafschap Toulouse.[29] Al deze gebieden zouden evenwel niet als dusdanig tot het Kroondomein worden gerekend. Een zoon uit dit huwelijk zou echter tegelijkertijd Frans troonopvolger en erfgenaam van deze gebieden zijn.[30]

Er zijn indirecte aanwijzingen voor het grote belang dat het Franse hof hechtte aan de huwelijkssluiting tussen de troonopvolger en de Aquitaanse erfdochter. Eleonora bevond zich na de dood van haar vader meer dan waarschijnlijk onder de hoede van de aartsbisschop van Bordeaux, wiens bescherming garandeerde dat ze niet door een Aquitaans vazal werd ontvoerd en tot een huwelijk zou worden gedwongen. Aan het aartsbisdom Bordeaux werd nog in juni 1137 het privilege toegekend om zijn prelaten in een canonieke verkiezing zelf aan te duiden én geen leenhulde of eed van trouw tegenover de Franse troon meer te moeten afleggen. Tegelijkertijd werden alle reeds bestaande grondbezittingen en privileges van het aartsbisdom bevestigd. Daniela Laube heeft de theorie geopperd dat de aartsbisschop van Bordeaux deze privileges met betrekking tot de vergaande onafhankelijkheid van zijn diocese als tegenprestatie voor zijn bescherming van de hertogsdochter ontving.[31]

Huwelijk met Lodewijk VII[bewerken | brontekst bewerken]

Linkse scene: huwelijk tussen Eleonora en Lodewijk VII van Frankrijk, rechtse scene: Lodewijk VII trekt op Kruistocht (miniatuur uit een 14e-eeuwse manuscript).

Eleonora's voorbestemde echtgenoot, Lodewijk, was de tweede zoon van de Franse koning. Hij was oorspronkelijk voorbestemd voor een kerkelijke carrière en werd daarom aan de abdij van Saint-Denis opgevoed. Het was pas nadat zijn oudere broer Filips in oktober 1131 bij een val van zijn paard om het leven kwam, dat zijn vader hem uit het klooster liet terughalen naar het Franse hof. Hoewel hij sedertdien in alle ridderlijke kunsten werd onderwezen en door zijn vader in regeringszaken betrokken, werd de 17-jarige Lodewijk gekenmerkt door een diepe gelovigheid en terughoudende bescheidenheid.[32]

Eleonora en Lodewijk traden op 25 juli 1137 in de kathedraal van Bordeaux in het huwelijk en namen onmiddellijk na de trouw als hertog en hertogin van Aquitanië de leenhulde en eed van trouw in ontvangst van hun Aquitaanse vazallen. Kort daarop bereikte hen het bericht dat Lodewijk VI was overleden. Op 8 augustus 1137 werd Lodewijk VII gekroond, waarmee hij heerser werd over het Franse koninkrijk en de iure uxoris over het graafschap Poitou en hertogdom Aquitanië.[33]

Vaas van Eleonora in het Louvre (inventarisnummer MR 340).

Eleonora bracht niet alleen haar erflanden met zich mee als huwelijksgeschenken, maar zou ook een kristallen vaas, gemaakt uit kwarts, hebben meegebracht die haar grootvader Willem IX zou hebben verworven van een zekere Mitadolus (dit is zeer waarschijnlijk de heerser van de Taifa Zaragoza, Abd al-Malik Imad ad-Dawla[34]). Een door abt Suger van Saint-Denis in het Latijn opgestelde inscriptie op de edelmetalen omvatting luidt in vertaling als volgt:

Als bruid gaf Eleonora deze vaas aan koning Lodewijk, Mitadolus aan haar grootvader, de koning aan mij, en Suger aan de Heiligen.[35]

Deze vaas werd - zoals uit de inscriptie kan worden afgeleid - door koning Lodewijk VII aan Suger geschonken, die het op zijn beurt aan de abdij van Saint-Denis schonk. De vaas vormt tegenwoordig een van de topstukken van het Louvre-museum in Parijs.

Aan het Franse koninklijke hof[bewerken | brontekst bewerken]

Het Palais de la Cité, de residentie van de Capetingische koningen in Parijs, was vergeleken met de residenties waarin Eleonora was opgegroeid maar eenvoudig.[36] Blijkbaar was Eleonora ontevreden over haar onderkomen, want reeds in de winter van 1137 gaf Lodewijk de opdracht de vertrekken van de koningin te "moderniseren" en vergroten. Er zijn ook bronnen die erop wijzen dat Eleonora poogde het leven aan het Franse hof overeenkomstig de hoofse cultuur om te vormen, die ze gewoon was. Ze voerde het gebruik van tafelkleden en servetten in, zoals reeds in het zuiden gebruikelijk was en de pages werden opgedragen hun handen te wassen alvorens ze de maaltijden serveerden.[37] Ze liet de cantor van de koninklijke kapel Saint Nicholas ontslaan om hem te vervangen door iemand die beter in staat was om het koor van de kapel te onderrichten.[38] Zijzelf en haar houding stootten vaak op veel weerstand: het door haar meegebrachte gevolg vormde een clique rond de jonge koningin, die door de oudgediende Capetingische hovelingen als een bedreiging voor hun invloed moeten zijn gezien.[39] Een gedetailleerde beschrijving van de elegante kleding van haar en haar hofdames is ons bij wijze van voorbeeld overgeleverd, terwijl Bernardus van Clairvaux deze als overdreven luxe scherp veroordeelde.[40] Haar publieke rol bleef tijdens de eerste tien jaar van haar huwelijk tot een ceremoniële rol beperkt en slechts weinig decreten van Lodewijk dragen ook haar naam. Haar beperkte politieke invloed onderscheid zich van die van haar schoonmoeder en andere Franse koninginnen voor haar en is met grote zekerheid terug te voeren op Lodewijks raadsmannen, die Eleonora's invloed zullen hebben getracht in te perken.[41]

Lodewijk leidde ook tijdens zijn huwelijk een leven, dat sterk door zijn jeugd als monnik was gevormd. Meestal terughouden en bescheiden gekleed, wijdde hij het grootste deel van zijn dag aan gebed, assisteerde bij de mis en nam vrijdags slechts water en brood tot zich.[37] Op politiek vlak zette hij het werk van zijn vader voort door het Kroondomein trachten te consolideren en uit te breiden en de invloed van zijn vazallen onder controle te houden. Hij trachtte daarenboven het bestuur van het Franse koninkrijk efficiënter in te richten. Aan zijn persoonlijke integriteit twijfelden maar weinigen en hij verwierf zich in de loop van zijn leven de reputatie het ridderlijke ideaal te benaderen.[42] De belangrijkste raadsman in zijn vroegere regeringsperiode was de ascetisch levende abt Suger, die reeds zijn vader had gediend en onder invloed van Bernardus van Clairvaux alle luxe van het hof had afgezworen.[43]

Passages over het jaar 1149 bij contemporaine kroniekschrijvers, zoals bijvoorbeeld bij Johannes van Salisbury, getuigen van een diepe genegenheid van Lodewijk voor zijn vrouw. Het is echter evenwel vrij zeker dat Lodewijk en Eleonora slechts zelden het huwelijksbed met elkander deelden. De Kerkelijke leer verbood geslachtsverkeer op zon- en talrijke feestdagen zoals tijdens de Vastenperiode en vermoedelijk hield de diepgelovige Lodewijk zich strikt aan deze voorschriften. Eleonora had in het eerste of tweede jaar van haar huwelijk een miskraam en een verdere zwangerschap bleef daarna lang uit.[44] Pas in de loop van 1145 bracht Eleonora voor het eerst een levensvatbaar kind ter wereld. Het was echter niet de verhoopte zoon. Het meisje werd onder de naam Maria gedoopt.

Mislukte plannen[bewerken | brontekst bewerken]

Bernardus van Clairvaux (voorstelling uit een 13e-eeuws manuscript van de Legenda Aurea (ca. 1267-1276), Keble MS 49, fol 162r).

In 1141 ondernam Lodewijk een eerste veldtocht om het graafschap Toulouse te heroveren, dat reeds twintig jaar door Alfons Jordaan van Toulouse werd geregeerd en waarop Eleonora aanspraak maakte. Lodewijk bleek tijdens deze veldtocht geen bekwaam veldheer te zijn. De vooraf gewaarschuwde Alfons Jordaan liet Toulouse in afwachting van het Franse leger versterken en aangezien Lodewijk geen toereikende belegeringswapens had meegebracht, moest de Franse koning zijn veldtocht zonder resultaat afbreken.[45] Lodewijk bleek ook politiek onhandig te zijn bij de benoeming van de aartsbisschop Bourges. De door paus Innocentius II benoemde Pierre de La Châtre weigerde Lodewijk de intocht in Bourges en toen de paus aan de ministers van de koning vroeg om hun heer ervan te weerhouden zich verder zo dwaas als een schooljongen te gedragen,[46] legde Lodewijk een eed op relikwieën af dat de aangeduide aartsbisschop Bourges niet zou betreden zolang hij leefde. Paus Innocentius II excommuniceerde daarop Lodewijk.[46] Deze excommunicatie was zowel voor de diepgelovige Lodewijk als de burgers van zijn residentiesteden een zware straf. In geen enkele stad of burcht waarin hij resideerde, mochten klokken worden geluid, kerkdiensten of kerkelijke begrafenissen of dopen plaatsvinden of huwelijken worden gesloten.[47] Welk aandeel Eleonora in deze affaire had, is niet duidelijk. Afdoend is het feit dat paus Innocentius II vermoedde dat Eleonora Lodewijk tot deze houding zou hebben gedreven.[48]

In het huishouden van Eleonora leefde ook onder andere haar jongere zus Petronilla. De 16-jarige Petronilla begon in de zomer van 1141 een affaire met de 35 jaar oudere Raoul de Vermandois, die met een nauwe verwante van Theobald IV van Blois was getrouwd.[48] In de winter van 1141/1142 vond Lodewijk drie hem welgezinde bisschoppen die Raoul de Vermandois zijn bestaande huwelijk wegens te nauwe bloedverwantschap ophieven en hem aansluitend met Petronilla lieten trouwen.[49] Theobald van Blois nam niet alleen zijn verwante en haar kinderen in zijn huishouden op, maar tekende bij paus Innocentius II protest aan tegen Lodewijks inmenging in een aangelegenheid waarover alleen de Kerk een uitspraak kon doen.[46] Theobald vond steun bij Bernardus van Clairvaux, die zich tegenover paus Innocentius II gechoqueerd toonde over het tegen de huis van Blois-Champagne gepleegde misdrijf en wees op het sacrament van het huwelijk.[46]

Tijdens een op vraag van paus Innocentius II in juni 1142 georganiseerd concilie excommuniceerde de pauselijke legaat, kardinaal Yves, een van de drie bisschoppen die het huwelijk hadden ontbonden, onthief de twee andere uit hun ambt en beval Raoul de Vermandois naar zijn echtgenote terug te keren. Toen Raoul dit echter weigerde, werden zowel hij alsook Petronilla geëxcommuniceerd en hun grondgebied onder interdict geplaatst. Lodewijk weigerde de beslissing van de pauselijke legaat te erkennen, omdat hij deze als een aanval op zijn koninklijke autoriteit interpreteerde en begon een veldtocht tegen Theobald, die hij ervan beschuldigde aan de basis te liggen van deze hele affaire.[50]

Krijgstocht in Champagne[bewerken | brontekst bewerken]

De vete tussen Lodewijk en Theobald duurde tot in 1144 en werd pas door de bemiddeling van abt Suger en Bernardus van Clairvaux bijgelegd. Champagne werd tijdens deze oorlog grotendeels verwoest.[29] Bepalend voor Lodewijks verdere beslissingen was de catastrofe van Vitry-le-François: plunderende soldaten van Lodewijk vielen de stad binnen, plunderden deze en zetten een deel van de huizen in brand. Een deel van de bevolking, volgens de kronieken tussen de 1000 en 1500 mensen, zochten in de kathedraal bescherming tegen de marodeurs. Het in de stad woedende vuur sloeg nu over op het dak van de kathedraal, dat nu instortte en de mensen begroef die in de kathedraal bescherming hadden gezocht. Lodewijk, die vanop een heuvel getuige zou zijn geweest van deze catastrofe, had weliswaar niet de plundering van de stad bevolen, maar voelde zich toch voor de dood van deze mensen verantwoordelijk.[51]

Tot de uitgesproken critici van de krijgstocht in Champagne behoorde Bernardus van Clairvaux, die in talrijke brieven de Franse koning ervoor waarschuwde dat hij hierdoor zijn zielenheil op het spel zette en de toorn Gods over zich zou afroepen. Bernardus waarschuwde Lodewijk ook voor adviseurs die hem misleidden en ging zelfs zover deze als vijanden van de Franse kroon te bestempelen. Omdat zowel abt Suger als ook andere raadsmannen Lodewijk hadden aangeraden niet aan een krijgstocht in Champagne te beginnen, lijkt het erop dat Bernardus' harde bewoordingen op Eleonora, Eleonora's zus Petronilla en Raoul de Vermandois betrekking hebben.[52] Bij een directe confrontatie viel Bernardus Lodewijk voor de verzamelde hofhouding verbaal zo heftig aan dat Lodewijk door zulke grote schuldgevoelens werd overweldigd dat zijn artsen voor zijn leven vreesden.[52] De opvolger van paus Innocentius II, paus Celestinus II, hief weliswaar de excommunicatie van Lodewijk op, maar de catastrofe van Vitry en de confrontatie met Bernardus zouden Lodewijk blijvend veranderen. Lodewijk nam opnieuw de tonsuur (de kruinschering van monniken) aan, begon eenvoudige kleding in monniksgrauwe kleuren te dragen, vastte drie dagen in de week en bracht meerdere uren per dag in gebed door om God om vergiffenis te bidden.[53]

Het onbedachte politieke optreden van Lodewijk tijdens de eerste jaren van zijn huwelijk staat in schril contrast met zijn latere wijze en rustige uitoefening van de macht. In de literatuur wordt zijn gedrag daarom vaak aan de invloed van Eleonora toegeschreven, hoewel hier geen echt bewijs voor is.[29] Een dergelijke invloed van Eleonora werd ook door de Vita prima van Bernardus van Clairvaux verondersteld, waarin erop werd gezinspeeld dat Eleonora in de weg stond van Bernardus' streven naar vrede en vrede pas mogelijk was nadat ze was bijgedraaid.[54]

De geschillen over het huwelijk Eleonora's jongere zus Petronilla en de daaropvolgende campagne in Champagne leidden er voor het eerst toe dat de rechtmatigheid van het huwelijk van Eleonora en Lodewijk ter sprake werd gebracht. De bisschop van Laon was de eerste om op de nauwe verwantschapsgraad tussen beiden echtelieden te wijzen en Bernardus zou in zijn confrontaties met Lodewijk tweemaal de kwestie oprakelen waarom Lodewijk wegens te nauwe bloedverwantschap de ontbinding van het eerste huwelijk van zijn seneschalk nastreefde, terwijl hijzelf niet minder nauw verwant was met zijn eigen echtgenote Eleonora.[55]

Kruistocht[bewerken | brontekst bewerken]

Oproep[bewerken | brontekst bewerken]

Lodewijk VII neemt in aanwezigheid van Bernardus van Clairvaux het kruis in Vézelay op (handschriftverluchting van Jean Colombe, 15e eeuw).

In 1144 veroverde emir Imad ad-Din Zengi het graafschap Edessa, een van de vier oorspronkelijke Kruisvaardersstaten. Het bericht over deze herovering zorgde in heel christelijk Europa voor bezorgdheid, omdat het duidelijk maakte hoezeer de tijdens de Eerste Kruistocht veroverde gebieden wel werden bedreigd. Op 1 december 1145 vaardigde paus Eugenius III een bul uit waarin hij koning Lodewijk en alle christenen van Frankrijk opriep hun geloofsgenoten in het Heilige Land ter hulp te komen. Een gelijkaardige bul werd gericht aan de rooms-koning Koenraad III.

Lodewijk ging graag in op deze oproep tot Kruisvaart, niet in het minste omdat hij het beschouwde als een kans om boete te doen voor de catastrofe van Vitry en zijn gehavende reputatie terug op te poetsen.[56] Op Kerstmis 1145 verkondigde hij tijdens een bijeenkomst van het hof dat hij het plan had opgevat Edessa op de moslims te heroveren.[57] Tot de groep, die tegen een dergelijke kruistocht was gekant, behoorde onder andere abt Suger, die Lodewijk vermaande dat hij God beter zou dienen als hij in Frankrijk bleef. Wat bijdroeg tot diens bezorgdheid was het feit dat Eleonora had verklaard dat zij haar man in zijn tocht naar het Heilige Land wenste te volgen.[58] Ralph Turner benadrukt echter dat Suger goede politieke redenen had om Eleonora niet alleen in Frankrijk te willen achterlaten: als koningin had ze reeds een sterke machtspositie bekleed en indien ze het ambt van regentes tijdens de afwezigheid van haar man op zich zou nemen, kon ze vervolgens de bevoegdheden van Suger in vraag stellen, die naar Lodewijks wens tijdens zijn afwezigheid over het Franse koninkrijk zou regeren. Eleonora's deelname stond er bovendien ook voor garant dat edelen uit haar gebieden mee op kruistocht trokken en de kerken en de stadsbevolking hun toegezegde genereuze financiële steun aan de kruistocht zouden nakomen.[59]

Op paaszondag, 31 maart 1146, predikte Bernardus van Clairvaux in het open veld en riep de verzamelde menigte op om zich bij de kruistocht aan te sluiten. Lodewijk en Eleonora waren hierbij de eersten die het kruis opnamen. In contemporaine bronnen zijn geen aanwijzingen terug te vinden dat Eleonora omwille van haar beslissing om zich bij de kruistocht aan te sluiten werd bekritiseerd. Slechts vijftig jaar later insinueerden kroniekschrijvers als Willem van Newburgh dat vrouwen die op kruistocht trokken dit om andere dan spirituele redenen deden.[60] Gervasius van Canterbury beweerde dat Eleonora en haar dames zich na de preek van Bernardus van Clairvaux in witte, met rode kruisen versierde tunieken hadden gekleed en op witte paarden met getrokken zwaarden en wapperende baniers door de verzamelde menigte galoppeerden. Ze zouden naar degenen die nog steeds terughoudend waren om hen na te volgen, spillen van een spinnewiel hebben toegeworpen als teken van hun lafheid. De meeste historici verwerpen dit verhaal als legendarisch omdat er geen contemporaine bronnen voor dit voorval zijn terug te vinden.[60] Het werd evenwel reeds door personen, die Eleonora in haar laatste levensjaren hadden leren kennen, voor geloofwaardig gehouden en historica Alison Weir wijst erop dat het evenwel aansluit bij het karakter van Eleonora, zoals het ons in de kronieken is overgeleverd.[60]

Mislukking[bewerken | brontekst bewerken]

Midden juni 1147 brak het kruisvaardersleger in Metz op. Eleonora en Lodewijk reisden van elkaar gescheiden. 's Nachts deelden de hofkapelaan Odo van Deuil en de hofambtenaar Thierry Galan een tent met de koning, terwijl Eleonora in het gezelschap van haar hofdames en vazallen reisde.[61] De heenreis verliep op grootse wijze met bezoeken aan koning Géza II van Hongarije en keizer Manuel I Komnenos.[62]

Latere kroniekschrijvers hebben Eleonora en haar edelvrouwen ervan beschuldigd zich in deze fase van de kruistocht te hebben gedragen als ware het een plezierreisje. In eigentijdse bronnen wordt het gedrag van Eleonora nauwelijks vermeld.[63] Ook voor de legende van een cohorte bereden en bewapende "Amazones" die Eleonora zou hebben begeleid is historisch niet aantoonbaar. De vermelding van dergelijke "Amazones" in het gevolg van Eleonora komt voor het eerst voor in een Griekse kroniek, die de intocht van de kruisvaarders in Constantinopel beschrijft. Deze kroniek werd echter pas minstens een generatie na het gebeuren neergeschreven, door auteurs uit de 19e eeuw overgenomen en door latere, veel gelezen boeken over Eleonora verder verspreid.[64] Het staat evenwel vast dat het grote aantal vrouwen en de bijbehorende legertros de slagkracht van het kruisvaardersleger verminderde.[65]

Aanvallen op de bevolking in de gebieden waar de kruisvaarders doortrokken, bewezen al in de eerste week van deze kruistocht dat Lodewijk amper in staat was om zijn bevelen onder de kruisvaarders te doen opvolgen.[63] Niet-opgevolgde bevelen leidden er uiteindelijk toe dat de kruisvaarders in Klein-Azië bij het oversteken van de berg Cadmus (huidige Honaz Dağı) door een Turks leger werden aangevallen en aanzienlijk verzwakt (slag bij de Cadmus).[66] De belangrijkste bronnen voor de gebeurtenissen bij de berg Cadmus zijn de verslagen van Odo van Deuil en Willem van Tyrus. Het meest gedetailleerde verslag is afkomstig van Odo van Deuil, die als bevelhebbers van de bewapende voorhoede de Aquitaanse edelman Godfried van Rancon alsook de graaf van Maurienne, een oom van Lodewijk, vermeldt. Tegen het bevel van de koning in begon de voorhoede de Cadmus over te steken, toen deze de voet van de berg reeds tegen de middag hadden bereikt en vijandige strijdkrachten tot dan toe niet waren waargenomen. De voorhoede verwijderde zich verder en verder van de hoofdmacht van het kruisvaardersleger, waarvan de gewapende achterhoede onder het bevel van Lodewijk stond. Het verslag van Willem van Tyrus van de gebeurtenissen op de berg Cadmus heeft veel minder details. Hij vermeldt slechts Godfried van Rancon als verantwoordelijke. Eleonora wordt in geen van beide kronieken in verband met deze gebeurtenis vermeld. Later geschreven verslagen over de kruistocht beweren, hierbij de belangrijkste bronnen negerend, dat het de met de voorhoede meereizende Eleonora was, die Godfried van Rancon ertoe had gebracht anders te handelen dan was bevolen.[67] Lodewijk wist zelf aan de dood te ontsnappen doordat hij als gewone ridder reisde en daardoor niet als koning van Frankrijk werd herkend.

Oponthoud in Antiochië en huwelijksperikelen[bewerken | brontekst bewerken]

In maart 1148 kwam Lodewijk met een tiende van het oorspronkelijke kruisvaardersleger aan in Antiochië en werd daar door Raymond van Poitiers, een jongere broer van hertog van Willem X van Aquitanië en hierdoor oom van Eleonora, hartelijk ontvangen.[68] Raymond, die slechts zeven jaar ouder was dan Eleonora, was in 1136 met de erfdochter van het vorstendom Antiochië, Constance van Antiochië, getrouwd en stond sindsdien aan het hoofd van dit vorstendom.[69]

Raymond hoopte op Lodewijks ondersteuning te kunnen rekenen bij zijn veldtochten tegen Aleppo en Hama, terwijl Lodewijk van plan was om zo gauw spoedig mogelijk naar Jeruzalem op te breken.[70] Eleonora lijkt in deze aangelegenheid voor Raymond en zijn militaire plannen partij te hebben gekozen, wat tot toenemende meningsverschillen tussen de twee huwelijkspartners leidde. Toen Lodewijk voor het vertrek voorbereidde, drukte Eleonora de wens uit om met haar Aquitaans vazallen in Antiochië achter te blijven.[71] Het verslag van Johannes van Salisbury geldt als een betrouwbare, contemporaine bron voor de gebeurtenissen in Antiochië in 1148.[72] Hij omschrijft het voorval in detail:

Anno vero gratie 1149 venerat christianissimus rex Francorum fractis in Oriente viribus Antiochiam, ibique a principe Reimundo fratre Guillermi, bone memorie comitis Pictavensis, honorifice receptus est. Erat enim regine patruus, et regi fidem, amorem et reverentiam debebat ex multis causis. Sed dum ibi morarentur ad naufragi exercitus reliquias consolandas, fovendas et reparandas, familiaritas principis ad reginam et assidua fere sine intermissione colloquia regi suspitionem dederunt. Que quidem ex eo magis invaluit, quod regina ibi voluit remanere rege preparante recessum, eamque princeps studuit retinere, si pace regis fieri potuisset. Cum vero rex eam inde properaret avellere, ipsa parentele mencionem faciens, dixit illicitum esse ut diutius commanerent, quia inter eos cognatio in quarto gradu vertebatur et quinto.
In het jaar des Heren 1149 was de meest christelijke koning van de Franken met gebroken manschappen in het oosten naar Antiochië gekomen, en werd daar door prins Raymond, broer van Willem, de overleden graaf van Poitiers, met alle eer ontvangen. Hij was immers een oom van de koningin, en was de koning wegens meerdere redenen trouw, liefde en eerbied verschuldigd. Maar terwijl ze zich daar zouden ophouden voor de overlevenden van het verslagen leger die moesten worden getroost, geheeld en herstellen, hebben de familiariteit van de prins tegenover de koningin en de haast aanhoudende, zonder onderbreking gevoerde onderonsjes de argwaan van de koning gewekt. En dit werd door dit (feit) zelfs zeer versterkt, dat de koningin daar wenste achter te blijven terwijl de koning de terugtocht voorbereidde, en de prins zich inspande om haar te doen blijven, als hij in staat zou zijn geweest om de toestemming van de koning te krijgen. Toen echter de koning zich zou hebben gehaast om haar weg te rukken, heeft zijzelf melding makend van hun verwantschap gezegd dat het niet toegestaan is dat ze langdurig zouden samenwonen, omdat tussen hen een bloedverwantschap in de vierde en vijfde (graad is).

— Johannes van Salisbury, Historia Pontificalis 23.[73]

Willem van Tyrus vermeldt in zijn Historia een mogelijk overspel van Eleonora met Raymond.[74] Deze kroniekschrijver schreef zijn Historia echter vier decennia na de gebeurtenissen, toen de hertogin een zeer slechte reputatie bezat. Volgens Daniela Laube zou het eerder geschreven werk van Johannes van Salisbury over deze kwestie minder neutraal zijn geweest in woordkeuze indien overspel van de kant van Eleonora zou zijn bewezen geweest.[75] Ralph Turner wijst er daarentegen op dat voor eigentijdse clerici als Johannes van Salisbury het eigenlijk vergrijp van Eleonora reeds in haar weigering om zich te schikken in de dienende rol - die van een echtgenote werd verwacht - lag. Haar volhardende verdediging van het plan van haar oom en haar gebrek aan discretie hierbij waren reeds een vorm van ontrouw omdat ze hierdoor de koninklijke waardigheid van haar echtgenoot compromitteerde. Turner wijst er ook op dat de beschuldiging dat de koningin zich tegen de autoriteit van haar man had verzet en daarmee het christelijke gebod van de onderwerping van de vrouw veronachtzaamd, al gauw veranderde in een verdenking van overspel te hebben gepleegd met haar oom. Zelfs contemporaine troubadourgedichten zouden verwijzingen bevatten naar dit vermeende overspel.[76]

Lodewijk verliet in het holst van de nacht en zonder zijn gastheer iets te zeggen Antiochië en dwong Eleonora om met hem mee naar Jeruzalem te reizen.[77] Terwijl Eleonora vermoedelijk in Jeruzalem achterbleef, hield haar echtgenoot in Akko een vergadering met de andere christelijke vorsten, waarop werd besloten om de stad Damascus veroveren.[78] De christelijke ridders van Jeruzalem waren tegenstanders van dit plan, omdat ze altijd in vrede met Damascus hadden geleefd en er andere islamitische staten waren die wél een bedreiging vormden.[78] Eleonora koos hun kant en verzette zich tegen het plan om Damascus aan te vallen, waarop ze opnieuw door Lodewijk werd gevangengezet. Lodewijk nam daarop deel aan de overbodige en uiteindelijk volledig mislukte expeditie naar Damascus en besloot daarna om snel terug te keren naar Frankrijk.

Lodewijk en Eleonora reisden op 3 april 1149 te Akko op twee Siciliaanse schepen af richting Calabrië, Lodewijk en zijn heren op het ene schip en Eleonora en haar dames op het andere.[79] De Siciliaanse schepen werden onderweg aangevallen door een Byzantijnse vloot (daar Byzantium in oorlog was met Sicilië) en daarna door een storm uiteengeslagen, waardoor de echtelieden elkaar kwijtraakten.[80] Lodewijk en Eleonora waren al voor dood opgegeven, toen ze los van elkaar in Zuid-Italië aankwamen.[81]

Op de terugreis naar Frankrijk (april 1149) slaagde paus Eugenius III er aanvankelijk in om de twee echtelieden weer met elkaar te verzoenen. Er werd verteld dat Lodewijk en Eleonora op de terugweg uit Sicilië op 9 of 10 oktober 1149 in Tusculum (Latium) de paus bezochten en toestemming vroegen om te mogen scheiden.[82] Eugenius III verbood de scheiding en bevestigde mondeling en schriftelijk het koninklijke huwelijk en verbood hen ooit nog eens hun bloedverwantschap ter sprake te brengen.[83] In feite is de mate van bloedverwantschap tussen Eleonora en Lodewijk omstreden en was dit blijkbaar al tijdens hun leven.[84] De verzoeningspoging van de paus was aanvankelijk succesvol: Eleonora bracht in 1150, ongeveer een jaar na de terugkeer uit Jeruzalem en vijf jaar na de geboorte van Maria, een tweede dochter, Adelheid, ter wereld. Er werd verteld dat de paus het echtpaar, toen het avond werd, de beschikking over één kamer met één bed gaf en zo de tweede dochter van Lodewijk en Eleonora zou zijn verwekt.[82]

Scheiding van Lodewijk VII en huwelijk met Hendrik Plantagenet[bewerken | brontekst bewerken]

Frankrijk in de tweede helft van de 12e eeuw.
 Hendriks gebieden
 Franse Kroondomein
 Eleonora's gebieden
 Graafschap Toulouse*
* Eleonora maakte ook aanspraak op dit graafschap.

Op 13 januari 1151 stierf abt Suger van Saint-Denis, die Lodewijk in belangrijke mate had aangemoedigd om aan zijn huwelijk met Eleonora vast te houden.[85] Vijftien maanden later, op 21 maart 1152, werd het huwelijk tussen Eleonora en Lodewijk op het concilie van Beaugency in aanwezigheid van meerdere aartsbisschoppen nietig verklaard.[86] Meerdere getuigen hadden tevoren de enge bloedverwantschap tussen beide echtelieden bevestigd, die drie jaar tevoren door paus Eugenius III was afgewezen geworden. Aangezien er geen protest vanwege de curie in Rome is overgeleverd, is het mogelijk dat Bernardus van Clairvaux bij de paus had gelobbyd voor de nietigverklaring van het huwelijk.[87] Voor de ontbinding is mogelijk doorslaggevend geweest, het feit dat er na vijftien jaar huwelijk nog geen troonopvolger was geboren.[88] Daarop wijst ook het feit dat Lodewijks twee volgende vrouwen, Constance van Castilië (die hem eveneens geen zoon baarde) en Adelheid van Champagne, nauwer met hem verwant waren dan Eleonora.[89] Eleonora haar overovergrootvader, Willem IV van Aquitanië, was namelijk de broer van Lodewijks overoverovergrootmoeder, Adelheid van Poitiers. Constance haar overovergrootvader, Robert I van Bourgondië, was dan weer een broer van Lodewijks overgrootvader, Hendrik I van Frankrijk. Adelheid haar overgrootmoeder, Adela van Mesen, was dan weer een zus van Lodewijks overgrootvader, Hendrik I van Frankrijk.

Lodewijk werd voogd van hun dochters Maria en Adelheid. Eleonora kreeg de gebieden terug die zij in het huwelijk had ingebracht. Door de nietigverklaring was het voor zowel Eleonora als Lodewijk mogelijk om opnieuw te kunnen trouwen. Als vazalle van Lodewijk moest Eleonora in theorie toestemming krijg van Lodewijk om een nieuw huwelijk te mogen aangaan. De poging door zowel Theobald V van Blois alsook door Godfried van Anjou om Eleonora op haar reis naar Poitiers gevangen te nemen en haar met geweld te dwingen te trouwden, maakt echter duidelijk dat meerdere hoge edelen bereid waren een oorlog met Lodewijk te riskeren om Eleonora's erfenis voor zich te verwerven.[90] Eleonora trouwde met geen van beiden, maar trad op 18 mei 1152 in de Sint-Pieterskathedraal van Poitiers zonder toestemming van haar ex-man en leenheer in het huwelijk met de elf jaar jongere Hendrik Plantagenet, graaf van Anjou en hertog van Normandië.[91]

De bronnen geven maar weinig aanwijzingen over hoe het tot een verbintenis tussen Eleonora en Hendrik kwam. Alison Weir en Ralph Turner zijn ervan overtuigd dat de voor een snel huwelijk afdoende contacten en afspraken reeds in augustus 1151 plaatsvonden, toen Eleonora nog met Lodewijk was getrouwd en Hendrik voor onderhandelingen met Lodewijk in Parijs verbleef.[92] Zowel voor Eleonora alsook Hendrik was deze verbintenis zinvol: Eleonora was na de ontbinding van het huwelijk niet enkel door geweldzame huwelijksverzoeken bedreigd, maar had ook behoefte aan een weerbare partner om haar aanspraken in haar gebieden te doen gelden. Hendrik was ook een van de weinige potentiële echtgenoten van gelijkaardig stand die trouwens in aanmerking kwamen voor een huwelijk. Een huwelijk met Eleonora zou Hendriks middelen aanzienlijk vermeerderen, waarmee hij zijn aanspraken op de Engelse troon kon afdwingen. Met Eleonora's gebieden erbij zou Hendriks domein op het Europese continent meer dan verdubbelen: met de Aquitaanse landen uitgebreid, strekte het gebied, dat direct onder zijn heerschappij werd gesteld, zich uit van Het Kanaal tot aan de Pyreneeën en omvatte hiermee de helft van het grondgebied van het huidige Frankrijk en was tienmaal zo groot als het toenmalige Franse Kroondomein.[93] Tegen een huwelijk met haar pleitte echter het feit dat dit mogelijkerwijs bij Lodewijk een militaire tegenreactie kon uitlokken en Hendrik hierdoor een deel van zijn strijdkrachten op het Europese vasteland moest achterlaten die hij nodig had om zijn aanspraken op de Engelse troon te doen gelden. Hendrik had bovendien ook nog geen erfgenamen verwekt en de intussen reeds dertigjarige Eleonora had tot dan toe slechts twee meisjes ter wereld gebracht.[94]

Huwelijk met Hendrik II[bewerken | brontekst bewerken]

Detail van een glas-in-loodraam van de Sint-Pieterskathedraal van Poitiers (uit de 12e eeuw en vermoedelijk de enigste contemporaine afbeelding van Eleonora).

1152-1166[bewerken | brontekst bewerken]

Lodewijk weigerde aanvankelijk Hendriks aanspraken op Aquitanië te erkennen. Er waren in het feodale recht, dat Hendrik door zijn huwelijk met Eleonora ondubbelzinnig met voeten had getreden, echter geen formele bepalingen waardoor hij hem met het ontnemen van zijn territoriale bezittingen had kunnen bestraffen. Toch waren er een aantal militaire en diplomatieke uitwisselingen voor nodig, vooraleer de inmiddels eveneens hertrouwde Lodewijk in augustus 1154 officieel van de titel van hertog van Aquitanië afstand deed.[95] Op dat moment was reeds Willem, de eerste zoon uit het huwelijk van Eleonora met Hendrik, op 17 augustus 1153 geboren[96] en had de Engelse koning Stefanus Hendrik in het verdrag van Wallingford als zijn rechtmatige troonopvolger erkend.[97]

Koningin van Engeland[bewerken | brontekst bewerken]

In oktober 1154 stierf Stefanus van Engeland en op 19 december 1154 werden Hendrik en Eleonora door aartsbisschop Theobald van Canterbury in Westminster in Londen gekroond. De steun, die Hendrik oorspronkelijk van de kant van de Engelse baronnen ontving, was niet in de laatste plaats gebaseerd op hun verwachting dat ze hun door de jaren heen verworven vrijheden en voorrechten zouden weten te behouden onder de jonge koning Hendrik - van wie ze meenden dat hij slechts in naam koning zou zijn. Hendrik wist echter tegen het einde van 1155 in Engeland zijn gezag grotendeels af te dwingen.[98] Uit de Pipe Rolls blijkt dat Eleonora in de eerste jaren van het huwelijk een grote vertrouwenspositie bekleedde. Ze kon bijvoorbeeld zelfstandig met betalingen uit de staatskas instemmen en in afwezigheid van haar echtgenoot oefende ze jarenlang in Engeland, waar ze het grootste deel van haar tijd woonde, het regentschap uit.[99] Haar bepalingen (zogenaamde "writs"), die ze in nauwe samenwerking met koninklijke ambtenaren, die Hendriks vertrouwen genoten, uitvaardigde, hadden dezelfde rechtskracht als de bevelen van de koning zelf.[100] Ralph Turner heeft in het bijzonder benadrukt dat Hendrik blijkbaar genoeg vertrouwen in Eleonora moet hebben gehad om haar tijdens de cruciale beginjaren van zijn regering in Engeland, toen zijn heerschappij over dit koninkrijk nog niet was bestendigd, daar alleen achter te laten.[101] Hij droeg ook kort na zijn troonsbestijging een aantal van de traditionele weduwengoederen van Anglo-Normandische koninginnen aan haar over. Zo behoorden zesentwintig, over dertien Engelse graafschappen verspreidde prebendes aan haar toe. Haar inkomsten uit deze kwamen overeen met die van de rijkste graven of baronnen van het koninkrijk.[102]

Huwelijksleven[bewerken | brontekst bewerken]

Hendrik was het grootste deel van het jaar alleen op reis door zijn gebieden en zag Eleonora meestal slechts tijdens de hofdagen rond kerstmis. Eleonora reisde in de regel hiervoor met enkele van hun kinderen af naar het Europese continent. We weten uit onze bronnen dat het paar elkaar zag tijdens de kerst van 1157 in Woodstock en Oxford, in 1158 in Cherbourg, in 1159 in Falaise, in 1161 in Le Mans, in 1162 in Bayeux en 1163 in Cherbourg.[103]

Hendrik II(I) (?) (voorstelling uit de 13e eeuw, British Library, MS Royal 14 C VII f.9).

De eerstgeboren zoon Willem stierf reeds in 1156,[104] tot 1158 kwamen er met Hendrik (28 februari 1155[105]), Mathilde (6 januari 1156[106]), Richard (8 september 1157 in Oxford[107]) en Godfried (23 september 1158[108]) echter vier kinderen ter wereld. In 1158 was Lodewijk daarentegen nog steeds zonder mannelijke nakomelingen. Tijdens een ontmoeting tussen Lodewijk en Hendrik tegen het eind van 1158 sloten de beide koningen een huwelijksverdrag dat in een huwelijk tussen de Engelse troonopvolger Hendrik de Jongere en de in 1158 geboren Margaretha van Frankrijk voorzag.[109] Als Lodewijk geen mannelijke nakomelingen meer zou verwekken, konden de Plantagenets een legitieme aanspraak op de Franse troon doen gelden.[110] De nog geen jaar oude Margaretha werd - zoals toentertijd gebruikelijk voor meisjes van adel - voor haar opvoeding aan haar toekomstige schoonvader overgedragen. Lodewijk stelde als enige voorwaarde dat zijn dochter niet in het huishouden van zijn ex-vrouw zou opgroeien, waarop Hendrik verklaarde haar aan zijn seneschalk te zullen toevertrouwen.[111] Als Margaretha's bruidsschat waren de beide koningen de Normandische Vexin overeengekomen, waarvan de burchten voor de controle van de verkeerswegen tussen Parijs en Rouen van groot belang waren. Gezien de leeftijd van de twee met elkaar verloofde kinderen, had Lodewijk zeker niet verwacht dat deze bruidsschat alras zou worden opgeëist. Hendrik slaagde er echter in van paus Alexander III een dispensatie voor de trouw van beide kinderen te ontvangen, hoewel ze naar canoniek recht daarvoor nog veel te jong waren. In november 1160 werden de net twee respectievelijk vijf jaar oude kinderen met elkaar getrouwd.[112]

De aanvankelijk goede relatie tussen beide monarchen leed verdere schade toen Hendrik in 1159 tevergeefs probeerde Eleonora's aanspraak op het graafschap Toulouse te doen gelden.[113] Het verloop van de oostelijke grens van het hertogdom van Aquitanië was ook omstreden en op het graafschap Auvergne maakten niet alleen Hendrik en Eleonora, maar ook de graaf van Toulouse en de Capetingers aanspraak.[114] Tot 1166 waren er echter geen grote militaire conflicten tussen Lodewijk en Hendrik. Met het oog op de verpletterende overmacht van zijn vazal concentreerde Lodewijk zich op de uitbouw van het Kroondomein en een politiek van bondgenootschappen, waar zijn in 1165 geboren zoon Filips II Augustus later wezenlijk van zou profiteren.

In 1165 en 1166 brachten Eleonora en Hendrik de kerstperiode gescheiden van elkaar door, wat door sommige historici als het begin van de vervreemding tussen beide echtelieden wordt gezien.[115] De troonopvolger Hendrik leefde bovendien niet langer onder de hoede van zijn moeder, maar kreeg een eigen huishouden en verscheen steeds meer aan zijn vaders zijde.[115] Na twee dochters, Eleonora die in 1161 in het kasteel van Domfront[116] en Johanna die in oktober 1165 in het kasteel van Angers[117] ter wereld kwamen, baarde Eleonora in december 1167 als laatste kind uit haar huwelijk met Hendrik: Jan.[118]

Opstand van de zonen[bewerken | brontekst bewerken]

Terugkeer naar Aquitanië[bewerken | brontekst bewerken]

In 1167 had Hendrik met het neerslaan van verscheidene opstanden van zijn vazallen zijn handen vol. Eleonora schijnt op dat moment tezamen met graaf Patrick van Salisbury de machtsuitoefening in Aquitanië te hebben overgenomen.[115] In de bronnen wordt vermeld dat er op 27 maart 1168 een overval op de Earl van Salisbury en Eleonora plaatsvond, die zich waarschijnlijk op de weg tussen Poitiers en Niort voordeed en waarbij de graaf om het leven kwam.[119] Guy de Lusignan wou met deze overval Eleonora gijzelen om zijn onderhandelingspositie tegenover Hendrik te versterken. Eleonora kon bij deze overval ternauwernood ontkomen.[120] Tijdens dit gevecht zou de neef van de graaf, die de geschiedenis zou ingaan als Willem de Maarschalk, zich door zijn moed hebben doen opmerken.[120] Willem, die zelf wel was gevangengenomen door de Lusignans, zou door Eleonora worden vrijgekocht en dankzij haar voorspraak bij haar man worden aangesteld als mentor van hun oudste zoon, Hendrik de Jongere.[121]

Volgens historica Alison Weir was het een politiek verstandige zet om Eleonora met Hendriks toestemming en onder zijn opperheerschappij het bestuur in haar geërfde gebieden, die dertig jaar lang onder vreemde heerschappij hadden gestaan, te laten uitoefenen. Tijdens haar reizen door haar gebieden nam ze onder andere de leenhulde van de Aquitaanse adel in Niort, Limoges en Bayonne in ontvangst, herstichtte oude markten, moedigde verbannen baronnen aan om terug te keren en bevestigde de traditionele rechten van steden en abdijen.[122] Volgens Richard van Devizes kwam Eleonora in deze periode ook tot het besluit om voortaan van Hendrik gescheiden te leven en voor altijd in haar geërfde gebieden te blijven. Als verder bewijs hiervan is er een brief van de aartsbisschop van Rouen, Rotrou van Warwick, volgens dewelke het eveneens Eleonora was die besloot niet langer met haar man samen te leven.[122] Enkele historici betogen dat Hendriks affaire met Rosamund Clifford de reden voor deze scheiding was. Daartegen pleit echter het feit dat Eleonora tot dan toe de talrijke affaires van Hendrik, waaruit meerdere kinderen waren voortgekomen, had genegeerd. Er is ook veel dat erop lijkt te wijzen dat deze affaire pas na Eleonora's terugkeer naar Frankrijk begon en zij publiekelijk pas werd opgemerkt, toen Eleonora reeds een gevangene van haar man was.[123] Weir meent dat het waarschijnlijker is dat het leeftijdsverschil tussen beide partners steeds duidelijker werd en dat ze omwille van hun beider sterke karakter niet compatibel genoeg zouden zijn geweest.[122] Turner wijst daarentegen op het feit dat reeds in de vroege jaren van hun huwelijk er lange periodes van scheiding tussen Eleonora en Hendrik waren. Hij argumenteert dat een verdere verklaring voor de terugkeer van Eleonora van Aquitanië haar wens kan zijn geweest om zelf de door haar geërfde heerschappij over Aquitanië uit te oefenen en de opvolging van haar hertogdom naar eigen inzicht te regelen. Haar terugkeer valt bovendien in een periode waarin haar rol als regentes in Engeland in toenemende mate aan belang had ingeboet, nadat Hendrik daar een goed functionerend bestuursapparaat had uitgebouwd. Als erfgename van een dynastie, die ouder en roemrijker was dan Hendriks Angevijnse of Normandische dynastie, wou Eleonora bovendien niet toestaan dat Aquitanië definitief in het Rijk van de Plantagenets opging.[124] Dit lijkt ook te worden bevestigd door het feit dat Eleanora in 1171 in haar decreten en bevelen formuleringen gebruikte die onderstreepten dat ze in Poitou en Aquitanië eigenmachtig regeerde en niet slechts als een vertegenwoordigster van Hendrik.[125]

Verdrag van Montmirail[bewerken | brontekst bewerken]

Het aan het begin van 1169 gesloten verdrag van Montmirail regelde voor het eerst, hoe na Hendriks dood de verdeling van zijn erfenis zou verlopen. De oudste zoon, Hendrik, zou de heerschappij in Engeland overnemen en bovendien zouden aan hem Normandië en Anjou toevallen. Hij werd in juni 1170 tot koning van Engeland gekroond. Een dergelijke kroning van de troonopvolger tijdens het leven van diens vader was een gebruikelijke zet om de opvolging te verzekeren, maar vereiste evenwel de medewerking van de opstandige aartsbisschop van Canterbury, Thomas Becket. Richard zou Aquitanië krijgen, waardoor diens voornaamste leenheer de Franse koning zou zijn.[126] Godfried zou later Bretagne ontvangen en hierdoor een vazal van zijn oudste broer worden. Met de jongste zoon, Jan, werd aanvankelijk geen rekening gehouden. In welke mate Eleonora bij de plannen van haar man voor de erfopvolging was betrokken, is in de bronnen niet overgeleverd. Dat het door haar in het huwelijk ingebrachte hertogdom Aquitanië ongedeeld naar Richard zou gaan, was waarschijnlijk naar Eleonora's zin. Deze regeling was ook niet ongebruikelijk voor die tijd: het eerstgeboorterecht had zich nog niet volledig doorgezet en er bestonden conventies volgens dewelke het grondbezit dat de vrouw in het huwelijk met een vorst had ingebracht in een erfgeval naar de tweedegeboren zoon ging.[127] In september 1170 zou hun dochter Eleonora ook worden uitgehuwelijkt aan Alfons VIII van Castilië, hetgeen de zuidelijke grens van Aquitanië veiligstelde en de koninklijke status van Hendrik II en zijn vrouw bevestigde.[128]

In 1172 volgde de investituur van Eleonora's zoon Richard tot hertog van Aquitanië. Volgens de kroniekschrijver Godfried van Vigeois gebeurde dit op vraag van zijn moeder.[129] De werkelijke macht bleef echter bij Hendrik II berusten. Richard moest zich bijvoorbeeld tot hem wenden, wanneer hij meer geld voor troepen nodig had. Eleonora stond haar zoon Richard echter een deelname in de politieke verantwoordelijkheid toe.[130] Zijn oudere broer Hendrik bevond zich daarentegen in een lastigere positie: Hendrik weigerde om aan zijn oudste zoon ook maar een klein deel van de regeringsverantwoordelijkheid over te dragen. Hendrik beschikte dus ondanks zijn kroning niet over een eigen land en hierdoor ook niet over eigen inkomsten.[131] De moord op Thomas Becket door vier ridders van het hof van Hendrik II had bovendien de koning in de ogen van zijn zoon, die een deel van zijn jeugd aan het hof van Thomas Becket doorgebracht, in diskrediet gebracht. Toen Hendrik II dan ook nog eens begon om voor zijn - aanvankelijk buiten beschouwing gebleven - jongste zoon, Jan, een territoriale erfenis af te splitsen en hierdoor het grondgebied van de drie oudste zonen inperkte, leidde dit tot een openlijke opstand van de oudste zonen tegen Hendrik, die tot een brede opstandsbeweging uitgroeide.[132] Reeds begin 1173 bracht Raymond V van Toulouse, die leenhulde had gedaan aan Hendrik voor Toulouse, Hendrik op de hoogte van een samenzwering van zijn echtgenote met zijn oudste zonen.[133] De opstand werd vooral duidelijk toen de jonge Hendrik in maart 1173 naar het hof van de Franse koning, die tevens zijn schoonvader was, vluchtte. Richard en Godfried zouden zich kort daarop bij hun broer aansluiten. Eleonora werd in november 1173 onderweg naar Chartres door getrouwen van Hendrik gevangen gezet.[134]

Contemporaine chroniqueurs als Radulfus de Diceto, Willem van Newburgh en Gervasius van Canterbury waren van mening dat de opstand van de zonen door Eleonora was geïnitieerd. Slechts enkele bronnen, zoals bijvoorbeeld de anonieme auteur van de Gesta Henrici Secundi zien in Lodewijk VII de wezenlijke aanstichter achter de samenzwering, wiens doel het was om Hendrik II van de macht te beroven.[135] Een heel aantal historici, waaronder Elizabeth Brown en Ralph Turner wijzen erop, dat Eleonora afdoende politieke redenen had om de opstand te ondersteunen:[136] in 1173 bereikte haar echtgenoot een schikking met Raymond V van Toulouse, die zijn formele vazalliteit tegenover Castilië opgaf en in Limoges Hendrik II en zijn oudste zoon Hendrik huldigde als leenheer. In Eleonora's ogen was dit verraad van haar sinds lang bestaande aanspraken op het graafschap Toulouse als deel van haar rechtmatige erfenis doordat het leek alsof het graafschap Toulouse slechts een vazalstaat van Aquitanië was en niet haar rechtmatig bezit.[137]

Eleonora's "gevangenschap"[bewerken | brontekst bewerken]

Het zou tot in 1174 duren vooraleer Hendrik II erin slaagde om de opstand van zijn door Lodewijk gesteunde zonen tegen zijn opperheerschappij neer te slaan. Het kwam echter niet tot feitelijke veldtochten, want de militaire conflicten beperkten zich tot de belegering van burchten en het afbranden van steden en dorpen van zijn toenmalige tegenstanders.

De aanvankelijk op het kasteel van Chinon gevangen gehouden Eleonora werd in de zomer van 1174 naar Engeland overgebracht.[138] Daarna wordt Eleonora in contemporaine kronieken tot aan de dood van Hendrik in 1189 nog slechts een paar keer vermeld. De vermeldingen duiden niet op een echte gevangenschap van Eleonora, waardoor het volgens Ralph Turner haar situatie het best met de term huisarrest kan worden omschreven.[138] Het is betrekkelijk zeker dat haar huishouden in deze periode aanvankelijk erg klein was.[139] Voor 1177/1178 leveren de Pipe Rolls het bewijs voor de uitgaven voor een mantel en kussen voor het huishouden van de koningin, dezelfde uitgaven gebeurde ook voor het jaar 1179 en in dit jaar werd ook een verguld zadel voor de koningin ingeboekt. Andere vermeldingen tonen aan een ontmoeting had met haar dochter Mathilda, die met Hendrik de Leeuw was getrouwd, in Winchester, een oponthoud van de koningin en Hendrik de Leeuw in Forcester en Portsmouth en een overtocht naar Frankrijk van hen beiden op een schip van Hendrik. De toenemende vermeldingen in de bronnen tijdens het meerjarige verblijf van har dochter Mathilda in Engeland beschouwt Daniela Laube als aanwijzingen dat Eleonora in deze jaren meer bewegingsvrijheid werd toegestaan. Nadat het hertogelijk paar in 1185 naar Duitsland was teruggekeerd, zijn er daarentegen geen aanwijzingen meer terug te vinden dat Eleonora zich in het openbaar vertoonde.[140]

De naar verhouding goede behandeling van Eleonora, die zij in de bijna zestien jaar durende periode van haar huisarrest ervoer, zou volgens Ralph Turner een zuiver rationele afweging van haar echtgenoot zijn geweest.[141] Een meedogenloze behandeling zou zijn gespannen relatie met zijn drie oudste zonen nog verder hebben aangetast en de machtsuitoefening in Eleonora's hertogdom duidelijk hebben bemoeilijkt. Nog hoger zou de politieke prijs zijn geweest die Hendrik - die al verantwoordelijk werd gehouden voor de moord op Thomas Becket - zou moeten betalen bij een verdacht overlijden van Eleonora. Hendrik II trachtte evenwel in 1175/1176 een nietigverklaring van zijn huwelijk te bekomen. Het is niet zeker of dit uiteindelijk op de weerstand van de Romeinse curie botste of dat Hendrik zich bewust was geworden van de politieke consequenties die een dergelijke nietigverklaring zou hebben.[142]

Meerdere contemporaine kroniekschrijvers wijzen erop dat Hendrik na de dood van zijn jarenlange geliefde, Rosamund de Clifford, een verhouding met Adelheid van Vexin begon. De verbintenis was in elk opzicht schandaleus: Adelheid was namelijk een dochter van Lodewijk VII uit diens tweede huwelijk die sinds 1169 met Hendriks zoon Richard was verloofd en sinds hun verloving onder de hoede van Hendrik leefde.[143] Het is mogelijk dat Hendrik toen hij met deze relatie begon er nog van overtuigd was dat hij zijn huwelijk met Eleonora kon laten ontbinden en vervolgens met Adelheid kon trouwen.[144] Zowel Lodewijk VII als ook later zijn zoon, Filips II, bleven meermaals erop aandringen dat het huwelijk tussen Adelheid en Richard zou worden voltrokken. Deze aangelegenheid zorgde zelfs na de dood van Hendrik nog voor meningsverschillen tussen beide koningshuizen en bleef uiteindelijk zonder gevolg.[145]

Conflicten tussen Hendrik II en zijn zonen[bewerken | brontekst bewerken]

Richard werd na de onderdrukking van een opstand in 1174 door Hendrik opnieuw de heerschappij over het hertogdom Aquitanië toevertrouwd en tot aan de dood van zijn oudste broer in 1183 leek de samenwerking tussen vader en zoon probleemloos te zijn geweest.[146] De dood van Hendrik de Jongere op 11 juni 1183 bracht hier echter verandering in. Volgens het verdrag van Montmirail zouden nu aan Richard zowel Engeland, Normandië, Anjou, Poitou als Aquitanië toevallen. Godfried - die in 1186 hetzij door ziekte hetzij door een ongeval zou overlijden - was erfgenaam van Bretagne, terwijl Jan daarentegen "slechts" Ierland en enkele landgoederen in Engeland en op het continent zou erven.[147] Hendrik wenste deze erfopvolging ten gunste van zijn jongste (en blijkbaar favoriete) zoon te wijzigen, waarbij Richard aan Jan Aquitanië en Poitou moest afstaan. Richard kon zich evenwel aan dit voornemen van zijn vader onttrekken. Hendrik kon in 1185 echter wel een afstand van het hertogdom aan Eleonora afdwingen, die met dit doel vanuit Engeland naar Frankrijk was afgereisd. In hoeverre deze teruggave met Eleonora's toestemming gebeurde, is niet geweten.[148] Richard verbleef vervolgens enige tijd aan het hof van Hendrik en het is zeker dat dit ook tijdelijk het geval was voor Eleonora. Zo hield ze in het voorjaar van 1186 bijvoorbeeld samen met Hendrik hof in Normandië en reisde in april met hem naar Southampton.[149] Toen Hendrik in november 1188 bovendien Richard de officiële erkenning als erfgenaam weigerde, vluchtte deze naar het hof van de Franse koning en smeekte deze om hulp[150] De alliantie tussen Richard en Filips II Augustus leidde onmiddellijk tot militaire actie, waarbij Hendrik niets tegen deze hun gecombineerde strijdkrachten kon inbrengen. Hendrik werd uiteindelijk op 4 juli tot een vredessluiting gedwongen, waarbij hij Richard als zijn voornaamste erfgenaam moest erkennen. Enkele dagen later overleed Hendrik in de buurt van Chinon.[151]

Koningsmoeder[bewerken | brontekst bewerken]

Weergave van Eleonora's zegel met het omschrift: "ALIENOR' . DEI . GRACIA . REGINE . ANGLORVM . DVCISSE . NORMAN." ("Alienor' bij gratie Gods koningin der Engelsen en hertogin der Normandiërs").

Met Hendriks dood eindigde Eleonora's teruggetrokken en grotendeels invloedsloze levensfase. Gedurende de laatste vijftien jaar tot aan haar dood in 1204 werden periodes van relatieve afzondering afgewisseld met periodes van hevige activiteit.[152] Zowel Richard als Jan schonken haar tijdens hun respectievelijke regeringsperiodes voorrang op hun eigen vrouwen en verleenden haar de privileges van een koningin. Haar nieuwe rol kwam ook tot uiting in haar zegel, die ze na haar vrijlating liet vervaardigen: deze stelde haar met meer regalia voor dan haar twee voorgaande zegels en noemde haar koningin bij Gods genade.[153]

Regeringsperiode van Richard Leeuwenhart (1189–1199)[bewerken | brontekst bewerken]

Richard, die het grootste deel van zijn leven op het Europese continent had doorgebracht, was ten tijde van zijn vaders dood grotendeels onbekend bij zijn Engelse onderdanen. Eleonora, die onmiddellijk na het vernemen van Hendriks overlijden uit haar gevangenschap werd vrijgelaten, begon onmiddellijk voor een soepele machtsoverdracht in het koninkrijk te zorgen. Dit omvatte onder andere het eisen van een eed van trouw in Richards naam en de benoeming van hofambtenaren.[154] "Het is weinig waarschijnlijk dat een koning ooit meer waardevolle hulp van zijn moeder heeft gekregen dan Richard van Eleonora" luidt het oordeel van Ralph Turner over deze overgangsfase.[155] Richard bedankte haar door het weduwengoed te bevestigen, dat Hendrik II aan haar had overgemaakt en bedong ook dat ze recht had op alles wat Hendrik I en Stefanus aan hun gades hadden nagelaten. Of en hoe de inkomsten uit het hertogdom Aquitanië tussen Richard en Eleonora werden verdeeld, is onduidelijk. Eleonora beschikte in ieder geval op een inkomen dat haar toeliet een koninklijke hofhouding te onderhouden evenals tal van stichtingen en schenkingen te doen.[156]

Derde Kruistocht[bewerken | brontekst bewerken]

Richard had zich reeds in 1187 tot deelname aan de Derde Kruistocht verplicht en riep enkele maanden na zijn kroning zijn moeder, zijn broer Jan, zijn halfbroer Godfried Plantagenet alsook meerdere aartsbisschoppen in een concilie samen, om te regelen wie tijdens zijn afwezigheid zijn koninkrijk zou regeren. Zijn jongere broer Jan zou een voor de hand liggende keuze zijn geweest als regent. Richard mistrouwde zijn broer echter en nam van hem zelfs de (later herroepen) gelofte af om tijdens zijn afwezigheid niet de Engelse bodem te zullen betreden.[156] Richard beriep zich in plaats van op Jan de bisschop van Ely, William de Longchamp, tot Chief Justiciar van Engeland en benoemde enkele maanden later zijn neef Arthur tot zijn erfgenaam.

Eleonora oefende aan het begin van haar zoons kruistocht geen directe regeringsfuncties uit. Richard had haar in plaats daarvan met de opdracht belast om zijn verloofde Berengaria van Navarra in Spanje op te halen en zijn toekomstige bruid naar hem op Sicilië te brengen.[157] In de zomer van 1190 begaf de minstens 66-jarige Eleonora zich op de vermoeiende reis naar Spanje, waar ze koning Sancho ervan moest zien te overtuigen dat Richard daadwerkelijk zijn lang bestaande verloving met de halfzus van de Franse koning Filips II ten gunste van de prinses van Navarra wenste te verbreken.[158] Op 30 maart kwam Eleonora met de jonge bruid in haar gezelschap aan in het Calabrische Reggio en stak dan naar Messina over, waar ze haar jongste dochter Johanna ontmoette. Slechts drie dagen later vertrok ze op haar terugreis naar Engeland, waar een militaire confrontatie tussen de toenemend autocratisch handelende William de Longchamps en haar machtszuchtige jongste zoon Jan dreigde los te breken.[159] Het conflict eindigde met het ontzetten van William de Longchamps uit zijn machtspositie en de benoeming van Jan tot troonopvolger, indien uit het huwelijk met Berengaria geen zoon zou voortkomen. Dit gebeurde op Eleonora's aansturen, omdat ze meende dat haar kleinzoon Arthur te nauwe banden had met het Franse koninklijk hof. Aan Jan bleef echter deelname aan regeringszaken van het koninkrijk ontzegd, die met de steun van Eleonora grotendeels aan Walter de Coutances werden overgedragen.[160] Voor Jan was dit onbevredigend en de Franse koning, die reeds in september 1191 zijn deelname aan de Derde Kruistocht - na een conflict met Richard - had afgebroken, probeerde de machtsverhoudingen ten zijner gunste te verschuiven door Jan de hand van Adelheid, Richards voormalige verloofde, aan te bieden en hem als bruidsschat alle bezittingen van Richard in Frankrijk beloofd. Slechts de inwerking van Eleonora en een aantal edelen aan het hof van de Plantagenets wist voorlopig te verhinderen dat Jan op dit aanbod van Filips II Augustus inging.[161]

Eleonora zette zich tijdens Richards afwezigheid ook in om de kustverdediging van Engeland te verbeteren tegen een dreigende Franse invasie.[162]

Richards gevangenschap en terugkeer[bewerken | brontekst bewerken]

De precaire vrede zou echter amper een jaar standhouden, want begin 1193 bereikte het bericht dat Richard op zijn terugweg uit van het Heilige Land in Duitsland door de Babenbergse hertog Leopold V van Oostenrijk was gevangen gezet en kort daarop aan keizer Hendrik VI was overgedragen geworden Engeland.[163] Jan reageerde op deze veranderde omstandigheid door zich naar het hof van de Franse koning te haasten om bij Filips II Augustus hulde te doen voor de Franse bezittingen van zijn broer. De bijeengekomen raadsvergadering van Engeland wees de aanspraken van Jan op het koninkrijk af en tot aan Richards terugkeer in Engeland waren er op Engelse bodem een reeks gevechten tussen Jans huurlingenleger en Engelse troepen.[164]

Richard Leeuwenhart kust de voeten van Hendrik VI (uit het Liber ad honorem Augusti van Petrus de Ebulo, 1196).

Eind 1193 bracht de bisschop van Bath de voorwaarden over die keizer Hendrik aan Richards vrijlating verbond.[164] Als Kruisvaarder stond Richard onder een bijzondere pauselijke bescherming en er zijn drie in Eleonora's naam opgestelde brieven bewaard gebleven waarin ze om pauselijke hulp smeekt. Het is onder historici omstreden of deze brieven in Eleonora's naam zijn opgestuurd geweest of dat het om retorische vingeroefeningen gaat, die helemaal niet in haar opdracht zouden zijn opgesteld.[165] Petrus van Blois, die Eleonora op haar terugreis uit Sicilië had begeleid en daarna tenminste een tijd lang aan haar hof verbleef, wordt als de meest waarschijnlijke kandidaat voor het auteurschap beschouwd.[165] Los van de vraag of ze al dan niet "authentiek" zijn, drukken ze de toenemen vertwijfeling van een moeder ten aanzien van de passiviteit van de Heilige Stoel uit. Paus Celestinus III was op dat moment teveel aan een goede verstandhouding met de rooms-duitse keizer gelegen om zich met deze wegens Richards gevangenname te brouilleren.[166]

Omwille van de passiviteit van de paus focuste Eleonora zich op het inzamelen van de 150 000 mark, die de rooms-duitse keizer als losgeld voor Richards vrijlating eiste. Richard gaf Eleonora niet alleen de autoriteit om het benodigde bedrag in te zamelen, maar ook vastgelegd dat zij de eerste betaling van het losgeld ten bedrage van 100 000 marken zou overbrengen en de gijzelaars moest vergezellen, die garant moesten staan voor de betaling van het tweede deel van het losgeld. In de winter van 1193/1194 reisde Eleonora in het gezelschap van Hubert Walter, de aartsbisschop van Canterbury, naar Duitsland.[167] In januari bereikte ze tenslotte Speyer. Richard erkende voor zijn koninkrijk Engeland de keizer als zijn leenheer. Hendrik dwong Filips II Augustus en Jan onder dreiging met militair geweld tot de teruggave van alle bezittingen, die van Richard tijdens zijn gevangenschap waren afgenomen geworden. Deze oplossing had voor Hendrik het voordeel dat hij Richard als vazal voor zich had gewonnen, maar Richard tegelijkertijd als onafhankelijke Engelse koning verder tegen Frankrijk streed, waardoor ook Filips II Augustus op Heinrich als bondgenoot was aangewezen. De keizer wist zich hiermee handig te manoeuvreren in een bemiddelingspositie tussen Engeland en Frankrijk.[168] Op 4 februari 1194 was Richard weer een vrij man en op 13 maart landde hij in het gezelschap van zijn moeder in Engeland.[169]

In april 1194 nam Eleonora aan Richards tweede kroning in Winchester deel en ook bij de verzoening tussen Richard Leeuwenhart en zijn broer Jan schijnt zij aanwezig te zijn geweest. Voor de rest van Richards regering trok ze in de abdij van Fontevraud in Anjou terug.

Laatste levensjaren onder de regering van Jan zonder Land[bewerken | brontekst bewerken]

Het huwelijk tussen Richard en Berengaria bleef kinderloos. Als opvolger van Richard kwamen oorspronkelijk Eleonora's jongste zoon Jan en haar kleinzoon Arthur in aanmerking. Arthurs moeder Constance had omwille van haar afkeur voor de Angevijnse heersende familie geweigerd om haar zoon aan het hof van Richard te laten opgroeien en toen Richard in 1196 de voogdij over Arthur opeiste, werd hij heimelijk naar het hof van de Franse koning gebracht.[169] Het is mogelijk dat Eleonora in deze situatie was betrokken om haar kleinzoon Otto van Braunschweig, de zoon van haar dochter Mathilde, tot Richards erfgenaam te benoemen.[170] De reeds met het graafschap Poitou beleende Otto gaf er in 1197 echter de voorkeur aan om zich volop te storten op zijn kandidatuur als rooms-koning.

Jan zonder Land op hertenjacht (miniatuur uit een manuscript van Rege Johanne, 1300-1400. MS Cott. Claud DII, folio 116, British Library).

Toen Richard op 25 maart 1199 tijdens de belegering van het kasteel van Châlus door een kruisboogbolt of pijl werd verwond en hij enkele dagen daarop aan deze verwonding stierf, liet hij een omstreden erfenis achter. Er waren nog geen bindende regels over welke graad van verwantschap in een erfgeval voorrang had, hoewel enkele autoriteiten van mening waren dat een neef als nakomeling van een overleden oudere broer meer aanspraak maakte dan een jongere, nog in leven zijnde broer.[171] Eleonora deed daarom alles in haar macht om de erkenning van haar jongste zoon Jan als erfgenaam te doen aanvaarden (ten nadele van haar Frans-gezinde kleinzoon Arthur). Tezamen met Richards huurlingenleider Mercadier leidde ze een strafexpeditie in het graafschap Anjou, dat Arthur als graaf had erkend. Ze reisde bovendien naar Aquitanië om achter de steun van haar vazallen voor Jan te vragen.[172] Ze zorgde er ook voor dat - zolang zij in leven was - een gewapend conflict tussen de Franse en Engelse koning niet kon overslaan naar het hertogdom Aquitanië. Om dit te waarborgen, sloot ze met haar zoon in oorkondes vastgelegde overeenkomsten waarmee ze hem tot haar rechtmatige erfgenaam benoemde, aan hem haar grondgebieden vermaakte en de eden van trouw en leenplicht van alle bisschoppen en wereldlijke vazallen op hem overdroeg. In ruil hiervoor stelde Jan op zijn beurt een oorkonde op waarin hij de heerschappij over deze gebieden terug aan haar overdroeg. Eleonora en Jan hadden hierdoor gezamenlijke zeggenschap over deze grondgebieden. Daar echter enkel Eleonora tegenover Filips II Augustus de leeneed aflegde, was een Franse krijgstocht in haar gebieden in het geval van een conflict met Jan naar de toenmalige opvattingen van aansprakelijkheid uitgesloten. Tegelijkertijd had ze door deze uitwisseling van oorkondes de positie van haar zoon in het Zuidwest-Frankrijk gecementeerd en een potentiële interventie van Filips II Augustus ten gunste van Arthur na haar dood duidelijk bemoeilijkt. Ralph Turner prijst deze juridische constructie, die door deze uitwisseling van oorkondes was ontstaan, als een diplomatiek meesterwerk.[173]

De krijgshandelingen tussen Jan en Filips II Augustus bleven in feite tot Normandië beperkt en werden nog in 1199 door het verdrag van Le Goulet beëindigd. De twee koningen kwamen een huwelijk van de Franse kroonprins Lodewijk met een prinses uit het Huis Anjou-Plantagenet overeen.[174] De inmiddels hoogbejaarde Eleonora nam de taak op zich om naar Navarra te reizen om de uitverkozen bruid, haar kleindochter Blanca van Castilië, op te halen en naar Frankrijk te begeleiden. Eleonora trok zich daarna in de sinds lang door haar gesponsorde abdij van Fontevraud terug. Eleonora moest echter nog meemaken hoe het ondoordachte optreden van haar jongste zoon het verval van het Angevijnse Rijk inluidde. Tussen 1200 en 1203 vaardigde ze nog minstens tien oorkondes uit, die Aquitaanse aangelegenheden betroffen, en verzekerde door haar persoonlijk ingrijpen dat graaf Aimery van Thouars zich aanvankelijk loyaal tegenover Jan gedroeg. Toen haar intussen 15-jarige kleinzoon Arthur in de zomer van 1202 aan het hoofd van een strijdmacht in Poitou binnentrok, zag Eleonora zich gedwongen om van Fontevraud in de richting van Poitiers te reizen om een succesvolle krijgstocht van Arthur te verhinderen. In juli 1202 gelukte het Arthurs strijdmacht echter om Eleonora en haar gevolg op de burcht Mirebeau in te sluiten. Jans troepen overrompelden door hun ongewoon snelle handelen de belegeraars, verhinderden Eleonora's gevangenname en namen daarbij ook Arthur gevangen. Arthur stierf in april 1203 tijdens zijn gevangenschap in Rouen. Hij werd mogelijk op bevel van Jan vermoord. De gerucht over Jans medewerking aan de dood van zijn neef leidde ertoe dat talrijke edelen van de Loirevallei, in Anjou en Poitou zich van Jan afkeerden.[175]

Eleonora stierf op 1 april 1204 op vermoedelijk tachtigjarige leeftijd. In diezelfde maand nog bezetten de troepen van Filips II Augustus de Normandische hoofdstad. Eleonora werd naast haar gade Hendrik II en haar zoon Richard Leeuwenhart in de abdij van Fontevraud bijgezet.

Invloed[bewerken | brontekst bewerken]

Invloed op de eigentijdse literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Bladzijde uit een 14e-eeuws manuscript van Roman de Brut (British Library MS Egerton 3028 f.25).

Zowel Hendrik als Eleonora waren aan een hof met een rijk cultureel leven opgegroeid en volgens Ralph Turner zou onder hen aan het Engelse koninklijk hof een unieke productieve literaire cultuur gedijen.[176] Bij een groot deel van de in de omgeving van het Engelse koninklijke hof geschreven werken ging het om geschriften die de voorspoed van Hendriks voorgangers op de Engelse troon onderstreepten. Het is evenwel niet te bewijzen dat het koningspaar een directe opdracht gaf om deze geschriften te maken. Turner meent dat het waarschijnlijker is dat de auteurs, wiens geschriften zich aan het hof positief lieten opvallen, indirect werden beloond, doordat het een promotie in hun kerkelijke loopbaan bespoedigde, een positie als koninklijk schrijver opleverde of hun abdij in bijzonder wijze werd begunstigd.[177] Philippe de Thaon droeg bijvoorbeeld aanvankelijk zijn bestiarium op aan Adelheid van Leuven, een van Eleonora's voorgangsters als Engelse koningin. In 1154 overhandigde hij aan Eleonora een exemplaar, dat een nieuwe, aan haar gerichte dedicatie bevatte. In enkele versdelen van deze dedicatie bad hij Eleonora om haar invloed bij de koning aan te wenden, opdat hij het aan hem toegewezen erfdeel van zijn moeder bekwam.[178]

In de omgeving van het Engelse koninklijke hof ontstonden bovendien meerdere versvertellingen, waarvan de bekendsten Roman de Brut, Roman de Rou, Roman de Troie en Roman de Thèbes zijn. Benoît de Sainte-Maure vermeldt in zijn Roman de Troie een "riche dame de riche rei" (v. 13468; "machtige dame van een machtige koning"), waarvan wordt aangenomen dat dit naar Eleonora moet verwijzen.[179] Ook Bernard de Ventadour wordt gedacht gunsteling van haar te zijn geweest.[179] En Thomas d'Angleterre zou zijn roman over Tristan en Isolde aan haar hebben opgedragen.[179]

Een aan het begin van de 13e eeuw ontstane Engelse vertaling door de Engelse priester Layamon van de in 1155 voltooide, in Normandische scripta geschreven Roman de Brut van de dichter Wace beweerde dat dit werk aan Eleonora zou zijn opgedragen geweest. Ook hier wijst Turner erop dat de dedicatie er niet op hoeft te wijzen dat dit in opdracht van Eleonora gebeurde. De dedicatie doet evenwel vermoeden dat Eleonora in literatuur was geïnteresseerd en de auteur meende te kunnen hopen op een gunstbewijs van haar kant.[180] De Roman de Rou van Wace is daarentegen een met zekerheid in opdracht van Hendrik geschreven werk. In deze is onder andere een korte biografie van Eleonora opgenomen, waarin ze als edel, vriendelijk en intelligent wordt omschreven.[180] Uit de bronnen kan in geen geval een bijzonder mecenaat van Eleonora worden opgemaakt en ook literatuurhistorisch zijn er maar weinig aanwijzingen hiervoor terug te vinden.[181]

Donorportret in het zogenaamde Fécamp psalter, dat mogelijk Eleonora voorstelt (KB 76F13, fol. 28v).

Voor de zogenaamde Fécamp psalter, die wordt bewaard in de Koninklijke Bibliotheek van Nederland (KB 76F13), is in 2016 Eleonora naar voren geschoven als mogelijke opdrachtgeefster.[182] Deze hypothese is gebaseerd op de opvallende gelijkenissen met elementen in andere voorwerpen die aan Eleonora zijn toegeschreven (het fresco in de Sint-Radegundiskapel in Chinon, haar zegel als koningin-moeder) en het feit dat de enige andere paltser met een vrouwelijk donorportret, de zogenaamde Helmarshausen Psalter, aan Eleonora’s dochter, Mathilde,[183] wordt toegeschreven.[184]

Eleonora van Aquitanië en haar oudste dochter Marie de Champagne werden en worden voornamelijk als beschermvrouwen van de troubadourslyriek genoemd.[185] De troubadourslyriek onderscheidde zich onder andere hierin dat ze de liefde tot een ideële Platonische liefde stileerde, die vooral voor de onlosmakelijke ridderlijke dienst voor een dame, de onderwerping aan haar wil en het streven naar haar gunsten stond. Van de 12e tot 14e eeuw stond de minne in toenemende mate ook voor de fin’amors of amour courtois ("hoofse, adellijke liefde") van de romaans gevormde riddercultuur. De hardnekkige legende dat Eleonora in het bijzonder deze hoofse liefde bevorderde door tijdens haar verblijf in Poitou jonge vrouwen in een zogenaamde "liefdeshof" rond zich te verzamelen en dat ze onder deze vrouwen de positie van scheidsrechter innam in zake liefdesvragen, berust op slechts één enkele bron.[186] Andreas Capellanus schreef in de tweede helft van de 12e eeuw, De amore, een brevier voor hoofse liefde, dat onder andere door Eleonora en haar hofdames vermeend getroffen oordelen in liefdeszaken bevatte.[180] Als een van Eleonora's hofdames aan dit liefdeshof in Poitou werd haar oudste dochter vermeld. Er zijn echter geen aanwijzingen terug te vinden dat Eleonora naar haar scheiding van Lodewijk haar dochter Maria ooit weerzag.[187] Nieuwere literatuurhistorische onderzoeken menen dat het waarschijnlijker is dat de voorstelling van dit liefdeshof als satire of intellectuele Spielerei moet worden gelezen. Daarop lijkt ook het feit te wijzen dat twee aan Eleonora toegeschreven oordelen elkander tegenspreken.

Invloed op de eigentijdse beeldhouwkunst[bewerken | brontekst bewerken]

Gisant van Eleonora in de abdijkerk van Fontevraud.

Dat de abdijkerk van Fontevraud uitgroeide tot begraafplaats van de Plantagenets, is te verklaren door het feit dat de zomerhitte van 1189 het niet toeliet om het lijk van Hendrik naar de abdij van Grandmont in Limousin over te brengen, die Hendrik als zijn begraafplaats had voorbestemd.[188] Hij werd in plaats daarvan in Fontevraud bijgezet. Deze abdij had al lange tijd goede banden met de Aquitaanse hertogelijke familie. Eleonora's grootmoeder Philippa van Toulouse had zich in dit klooster teruggetrokken toen haar echtgenoot, Willem IX van Aquitanië, zijn buitenechtelijk verhouding met de burggravin van Châtellerault begon. Onder Eleonora's invloed ontwikkelde Fontevraud zich vervolgens tot centrale begraafplaats van haar familie. Zowel haar zoon Richard als ook haar dochter Johanna werden hier begraven en tenslotte werd ook de stoffelijke resten van Eleonora hier bijgezet.[189]

Ralph Turner veronderstelt dat Eleonora toezag op de werkzaamheden aan de grafsculpturen voor Hendrik en Richard. De gisanten, die voor haar overleden echtgenoot en zoon werden gemaakt, behoren tot de vroegste graffiguren van overleden heersers, die in middeleeuws Europa levensgroot in steen werden gebeeldhouwd en als toonaangevend voor de ontwikkeling van de sepulcrale beeldhouwkunst worden beschouwd. Turner houdt het ook voor mogelijk dat Eleonora ook op het ontwerp van haar eigen grafmonument toezag.[189] Zoals bij de gisant van haar man en haar zoon is ook Eleonora met een kroon voorgesteld. Andere symbolen van koninklijke macht ontbreken echter. Anders dan bij haar man en haar zoon stelt haar gisant haar echter levendig voor, zij het weliswaar als een vrouw van middelbare leeftijd. Het liggend standbeeld is tegelijkertijd een voorbeeld van artistieke vernieuwing, want het is de oudst bekende voorstelling uit de middeleeuwse beeldhouwkunst van een niet-geestelijke vrouw die een opengeslagen boek in de hand houdt.[189]

Legendevorming[bewerken | brontekst bewerken]

Daniela Laube is van mening dat de slechte reputatie van Eleonore haar oorsprong vindt in de voor haar tijdgenoten moeilijk begrijpbare gebeurtenissen in Antiochië.[190]

Terwijl de vroegste bronnen zich nog grotendeels neutraal uitlieten over Eleonora, werkten al minder betrouwbare, jongere bronnen deze toespellingen uit tot booswillige, andere veronderstellingen. Zo beweerde de kroniekschrijver Gerald van Wales bijvoorbeeld in zijn De instructione principis dat Eleonora reeds met Hendriks vader Godfried V van Anjou haar echtelijke trouw zou hebben gebroken en dat dit zou zijn gebeurd ten tijde van diens ambtsperiode als seneschalk van Frankrijk.[191] Godfried van Anjou oefende dit ambt echter nooit uit. Hij was weliswaar seneschalk van Poitou, maar het is enkel geweten dat hij dit ambt voor 1151 innam.[192] In de Engelse geschiedschrijving werden berichten over de vermeende echtbreuk van Eleonora door Roger van Wendover en Matthew Paris neergeschreven en door latere kroniekschrijvers nogmaals verder uitgewerkt. Dat een echtbreuk van Eleonora de grond voor de ontbinding van haar huwelijk met Lodewijk was, werd tot aan het begin van de 20e eeuw algemeen aanvaard. Franse kroniekschrijvers uit de 13e eeuw, zoals bijvoorbeeld Philippe Mouskes, beweerden zelfs dat Eleonora deelnam aan diabolische processies en onderbouwden dit door te stellen dat haar voorouders een pact met de Duivel zouden heben gesloten.[193]

Twee andere legenden zijn door de eeuwen heen een eigen leven gaan leiden. Hiertoe behoort het bericht over een vermeende echtbreuk van Eleonora met Saladin, die reeds door Matthew Paris werd vermeld. In latere eeuwen werd de legende van de liefdesbetrekking van Eleonora met de beroemde sultan in verschillende varianten overgenomen en het was pas met het ontstaan van de moderne geschiedschrijving in de loop van de 19e eeuw dat men er zich van bewust werd dat deze betrekking tussen Eleonora en de pas in 1138 in Mesopotamië geboren Saladin historisch gezien niet houdbaar is.[194]

Afbeelding van de legende van Eleonora en Rosamund Clifford uit een 18e-eeuws volksboek.

De tweede legende veronderstelt dat Eleonora Rosamund Clifford, de maîtresse van haar echtgenoot, zou hebben vermoord. Het verhaal dat Hendrik zijn geliefde door een labyrint wou beschermen, maar dat zijn naijverige echtgenote desondanks Rosamund vond en voor de keuze plaatste om door gif of dolk te sterven, werd in talloze gedichten, tragedies, opera's en romans in verscheidene Europese talen overgenomen. Dit verhaal vindt haar oorsprong bij de Engelse kroniekschrijver Ranulf Higden, die reeds in de 14e eeuw over een door Hendrik gebouwd labyrint berichtte om Rosamund voor de naijverige koningin te behoeden. In de 16e eeuw namen auteurs als John Stow en Samuel Daniel dit verhaal weer op en voegden er extra details aan toe.[195] Pas in het midden van de 19e eeuw begonnen enkele auteurs in Eleonora niet langer de met gif en dolk moordende furie te zien. Charles Dickens benadrukte bijvoorbeeld in zijn tussen 1851 en 1853 geschreven Child’s History of England dat het levenseinde van Rosamund waarschijnlijk weinig dramatisch was en ze haar laatste dagen in een klooster in de buurt van Oxford doorbracht.

Het vermoedelijk uit de 13e eeuw daterende Middelhoogduitse liedje Were diu werlt alle min (Ware de wereld geheel de mijne) uit de Carmina Burana (folio 60) wordt gedacht te alluderen op Eleonora als koningin van Engeland met wie de auteur zegt wel het bed te willen delen.[179]

Toneelstukken, films, romans en beeldende kunst[bewerken | brontekst bewerken]

Het leven van Eleonora is meermaals in toneelstukken, romans, films of televisieseries behandeld geworden. Zo is Eleonora bijvoorbeeld een van de personages in William Shakespeare's in 1595/1596 geschreven historisch drama King John. In de in 1834 voor het eerst opgevoerde opera Rosmonda d’Inghilterra van Gaetano Donizetti wordt de "Leonora" genoemde Eleonora als moordenares van de maîtresse van Hendrik voorgesteld. Eveneens historisch incorrect is het drama Becket ou l’honneur de Dieu (Becket of de eer van god, 1958) van Jean Anouilh, waarin Eleonora een van de nevenpersonages is. Het stuk werd in 1964 onder de titel Becket in het Engels verfilmd.

Katharine Hepburn als Eleonora in The Lion in Winter (1968).

Eleonora was naast Hendrik II een van de twee centrale personages in het in 1966 voor het eerst opgevoerde toneelstuk The Lion in Winter van James Goldman. Het stuk speelt zich af in het jaar 1183 rond de kerstperiode en heeft de intriges rond de opvolging van Hendrik als onderwerp. Het stuk werd onder dezelfde titel, The Lion in Winter, in 1968 voor het eerst verfilmd. De film kon bogen op een sterrencast: Eleonora werd gespeeld door Katharine Hepburn, Hendrik II door Peter O'Toole, de jonge Richard Leeuwenhart door Anthony Hopkins en de Franse koning Filips II door Timothy Dalton. De film wist een heel reeks aan prijzen in de wacht te slepen: zo werd onder andere Katharine Hepburn voor haar portrettering van Eleonora als beste hoofdrolspeelster met een Oscar geëerd. De gelijknamige remake met Glenn Close en Patrick Stewart in de hoofdrollen verscheen in 2003 als televisiefilm op de schermen en leverde Close in 2005 een Emmy-nominatie en een Golden Globe op. Als nevenpersonage duikt Eleonora in meerdere televisie- en filmadaptaties van de verhalen rond Robin Hood en Ivanhoe op. Tot de bekendste van deze behoren de bioscoopfilm The Story of Robin Hood (1952) alsook de televisieseries The Adventures of Robin Hood, Ivanhoe (beide in de jaren 1950) en Robin Hood (2006–2009).

Eleonora is daarenboven het hoofdpersonage in een reeks historische romans. Tot de schrijvers die zich op haar leven hebben gebaseerd in hun werken behoren onder meer de Engelse schrijfster Eleanor Hibbert, die onder het pseudoniem Jean Plaidy meerdere romans over haar schreef, de Duitse schrijfster Tanja Kinkel (Die Löwin von Aquitanien, 1991) en Alison Weir, die na haar historische biografie over Eleonora van Aquitanië de stof ook in romanvorm verwerkte (The Captive Queen, 2010). De Franse schrijfster Clara Dupont-Monod wijdde haar roman, Le roi disait que j'étais diable (2014), aan haar en ontving hiervoor op 4 december 2014 de literatuurprijs van het magazine Point de vue.[196] Ook Thea Beckman wijdde haar roman De gouden dolk (1982) aan de Tweede Kruistocht, waarbij ook de huwelijksperikelen van Lodewijk en Eleonora ter sprake komen, en Mireille Calmel haar roman Le lit d'Aliénor (2001) benadert Eleonora's leven vanuit het oogpunt van het hoofdpersonage, Loanna de Grimwald.

Ook in de beeldende kunsten van de 20e eeuw vond Eleonora haar intrede. Haar rol in de vrouwengeschiedenis werd door de feministische kunstenares Judy Chicago in de verf gezet: in haar werk The Dinner Party is ze een van negenendertig vrouwen met een plaatsje aan de tafel.[197]

Stamboom[bewerken | brontekst bewerken]

Willem IX de Troubadour
1087–1127
 
Philippa van Toulouse
 
 
 
 
Willem X van Aquitanië
1099–1137
 
Aénor van Châtellerault
1103–1130
 
 
 
 
Lodewijk VII van Frankrijk Koning van Frankrijk
1120–1180
 
Eleonora van Aquitanië
1122/1124–1204
 
Hendrik II van Engeland Koning van Engeland
1133–1189
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Maria van Frankrijk
1145–1198
 
 
Willem
1153–1156
 
 
Mathilde
1156–1189
 
 
Godfried II van Bretagne
1158–1186
 
 
Johanna
1165–1199
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Adelheid van Frankrijk
1150–1195/1197
 
Hendrik de Jongere Koning van Engeland
1155–1183
 
Richard Leeuwenhart Koning van Engeland
1157–1199
 
Eleonora Plantagenet
1161–1214
 
Jan zonder Land Koning van Engeland
1167–1216

Huwelijken en nakomelingen[bewerken | brontekst bewerken]

(1) ⚭ (1137, ontbonden in 1152) koning Lodewijk VII van Frankrijk

(1) Maria (ca. 1145-11 maart 1198)
⚭ in 1164 met Hendrik I, graaf van Blois-Champagne
Hendrik II van Champagne (1166—1197), koning van Jeruzalem,
Scholastica van Champagne (1172-1219), rond 1183 getrouwd met graaf Willem IV van Mâcon,
Maria van Champagne (c. 1174-1204), op 13 januari 1186 getrouwd met graaf Boudewijn IX van Vlaanderen, de later keizer Boudewijn I van het Latijnse Keizerrijk,
Theobald III van Champagne (1179-1201), opvolger van zijn broer als graaf van de Champagne,
(1) Adelheid (juli/augustus 1150-1197/1198)
⚭ in 1164 met Theobald V, graaf van Blois en Chartres
Margaretha van Blois (ca. 1170-12 juli 1230), paltsgravin van Bourgondië, in 1218 gravin van Blois en Châteaudun, I. in 1183 getrouwd met Hugo van Oisy, heer van Montmirail, II. in 1190 getrouwd met graaf Otto I van Bourgondië, III. in 1202/1203 getrouwd met heer Wouter II van Avesnes,
Lodewijk van Blois (1172-14 april 1205), graaf van Blois, Clermont en Chartres (1191-1205),
Theobald (jong gestorven in 1182)
Hendrik (jong gestorven in 1182)
Elisabeth (Isabella) van Blois (1180-1247/1248), gravin van Chartres en Romorantin, I. voor 1196 getrouwd met Sulpicius III van Amboise, II. na 1218 getrouwd met Jan II van Montmirail (-1240/1244), baron van Montmirail, heer van Oisy en Crèvecœur, kastelein (châtelain) van Kamerijk (Cambrai),
Adelheid, abdis van Fontevrault
Filips (jong gestorven in 1202)

(2) ⚭ (1152) Hendrik Plantagenet, de latere koning Hendrik II van Engeland

Koning Hendrik II van Engeland en zijn kinderen: in de linkerbenedenhoek Willem (voorstelling uit de 13e eeuw).
(2) Willem (17 augustus 1153-juni 1156)
(2) Hendrik de Jongere (1155-1183), de erfgenaam van de troon en medekoning van zijn vader,
⚭ in 1172 met Margaretha van Frankrijk, wat in feite een vereniging van beide landen betekende, aangezien toentertijd Filips II nog niet was geboren
(2) Mathilde (1156-13 juli 1189)
⚭ op 1 februari 1168 met Hendrik de Leeuw, hertog van Saksen en Beieren[198]
Richenza (1172 - 13 januari 1209/1210), verloofd met Willem I van Schotland maar niet met hem getrouwd, getrouwd met Godfried III van Perche en met Enguerrand III van Coucy,
Hendrik V van Brunswijk (ca. 1173 - 28 april 1227), paltsgraaf bij de Rijn (1195-1213),
Lotharius (1174-1190),
Otto IV, keizer,
onbekende zoon (jong overleden),
Willem (1184-1213), graaf van Lüneburg,
(2) Richard Leeuwenhart (1157-1199), koning van Engeland,
⚭ op 12 mei 1191 met Berengaria van Navarra
(2) Godfried II (23 september 1158-19 augustus 1186), hertog van Bretagne,
⚭ in juli 1181 met Constance van Bretagne, de laatste afstammelinge van de hertogen van Bretagne
Eleonora van Bretagne (1184-1241)
Mathilda van Bretagne (1185-1189)
Arthur I van Bretagne (1187-1203), hertog van Bretagne
(2) Eleonora (1161-oktober 1214)
⚭ in 1170 met koning Alfons VIII van Castilië
Berenguela, koningin van Castilië (1180 - 1246), echtgenote van Alfons IX, koning van León
Sancho, prins van Castilië (1181)
Sancha, prinses van Castilië (11821184)
Urraca, prinses van Castilië (11861220), echtgenote van Alfons II van Portugal
Blanca van Castilië, prinses van Castilië (11881252), echtgenote van Lodewijk VIII van Frankrijk
Ferdinand, prins van Castilië (11891211)
Mafalda, prinses van Castilië (11911204)
Hendrik, prins van Castilië (1192 - 119?)
Constanza, prinses van Castilië (1196 - 119?)
Eleonora, prinses van Castilië (12021244), echtgenote van Jacobus I van Aragón
Hendrik I, koning van Castilië (12041217)
Constanza (? - 1243), abdis van het cisterciënzerklooster Las Huelgas in Burgos, gesticht door haar vader
(2) Johanna (oktober 1165-september 1199)
⚭ I. op 13 februari 1177 met koning Willem II van Sicilië
Bohemund van Apulië (1181)
⚭ II. in oktober 1196 met Raymond VI, graaf van Toulouse
Raymond VII (1197-1249)
onbekende dochter (1198)
Richard (1199)
(2) Jan zonder Land (24 december 1166/1167-18/19 oktober 1216), koning van Engeland,
⚭ I. in 1189 met Isabella van Gloucester
⚭ II. in augustus 1200 met Isabella van Angoulême
Hendrik III van Engeland, koning van Engeland,
Richard van Cornwall, graaf van Poitou, graaf van Cornwall en vanaf 13 januari 1257 rooms-Duits koning,
Johanna van Engeland, in 1221 getrouwd met Alexander II van Schotland,
Isabella van Engeland, op 15 of 20 juli 1235 getrouwd met keizer Frederik II,
Eleonora van Leicester, I. in 1219 getrouwd met William Marshal, II. op 7 januari 1238 getrouwd met Simon V van Montfort

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 312. Vgl. D. Kleinmann - M. Garcia - I. Cloulas - N. Kenaan-Kedar, Les peintures murales de Sainte-Radegonde de Chinon. À propos d'un article récent, in Cahiers de Civilisation Médiévale 42 (1999), pp. 397-399.
  2. a b R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 44.
  3. E.-R. Labande, Pour une image véridique d'Aliénor d'Aquitaine, in le Bulletin de la Société des antiquaires de l'Ouest4 II (1952), p. 233. Poitiers verdient hier evenwel de voorkeur, zie: E.-R. Labande - ed. introd. M. Aurell, Pour une image véridique d'Aliénor d'Aquitaine, La Crèche, 2005, p. 26 (academia.edu); J. Flori, Aliénor d'Aquitaine. La reine insoumise, Parijs, 2004, pp. 184-185 (non vidi).
  4. (voortzetter van) Jan van Worcester, Continuatio chronici s.a. 1204 (= B. Thorpe (ed.), Florentii Wigorniensis monachi Chronicon ex chronicis, II, Londen, 1849, p. 166).
  5. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 9.
  6. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 11.
  7. Chronica 48 (= P. Labbe (ed.), Nova bibliotheca Manu scriptorum librorum, II, Parijs, 1657, p. 304)
  8. a b A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 14.
  9. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 25.
  10. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 12.
  11. a b R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 14.
  12. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 13.
  13. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, pp. 15-16.
  14. M. Meade, Eleanor of Aquitaine: A Biography, Londen, 1991 (= 1977), p. 8.
  15. M. Meade, Eleanor of Aquitaine: A Biography, Londen, 1991 (= 1977), p. 9.
  16. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 11.
  17. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, pp. 20, 41.
  18. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 32.
  19. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 17.
  20. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, pp. 18-19.
  21. M. Meade, Eleanor of Aquitaine: A Biography, Londen, 1991 (= 1977), p. 29.
  22. M. Meade, Eleanor of Aquitaine: A Biography, Londen, 1991 (= 1977), p. 30.
  23. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 20.
  24. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 27.
  25. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 28.
  26. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 32.
  27. M. Meade, Eleanor of Aquitaine: A Biography, Londen, 1991 (= 1977), p. 35.
  28. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, pp. 32-33.
  29. a b c D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 34.
  30. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 23.
  31. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 30.
  32. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 24.
  33. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 31.
  34. G.T. Beech, Vaas van Eleonora onthult nieuwe geheimen, in Madoc 7 (1993), pp. 20-29 (in het bijzonder p. 23).
  35. G.T. Beech, Vaas van Eleonora onthult nieuwe geheimen, in Madoc 7 (1993), p. 26.
  36. M. Meade, Eleanor of Aquitaine: A Biography, Londen, 1991 (= 1977), p. 43.
  37. a b M. Meade, Eleanor of Aquitaine: A Biography, Londen, 1991 (= 1977), p. 45.
  38. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 29.
  39. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 215.
  40. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, pp. 35-36.
  41. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 34.
  42. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, pp. 31-32.
  43. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, pp. 32-33.
  44. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 32.
  45. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 38.
  46. a b c d A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 40.
  47. M. Meade, Eleanor of Aquitaine: A Biography, Londen, 1991 (= 1977), p. 55.
  48. a b A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 39.
  49. M. Meade, Eleanor of Aquitaine: A Biography, Londen, 1991 (= 1977), p. 56.
  50. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 41.
  51. M. Meade, Eleanor of Aquitaine: A Biography, Londen, 1991 (= 1977), p. 58.
  52. a b A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 43.
  53. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, pp. 43, 47.
  54. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, pp. 34-35.
  55. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, pp. 43-44.
  56. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 95.
  57. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 96.
  58. M. Meade, Eleanor of Aquitaine: A Biography, Londen, 1991 (= 1977), p. 72.
  59. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 99.
  60. a b c A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 51.
  61. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 57.
  62. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, pp. 58-59.
  63. a b A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 58.
  64. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 105.
  65. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 36.
  66. J. Phillips, Holy Warriors. A Modern History of the Crusades, Londen, 2009, p. 93.
  67. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, pp. 37-38.
  68. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 65.
  69. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 38.
  70. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 118.
  71. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 69.
  72. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 39.
  73. W. Arndt (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores XX, Hannover, 1868, p. 534.
  74. Historia rerum in partibus transmarinis gestarum XVI 27.
  75. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 45.
  76. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, pp. 122-123.
  77. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 123.
  78. a b R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, pp. 124-125, A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, 71.
  79. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 127, A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 72.
  80. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, pp. 72-73.
  81. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 73.
  82. a b R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 129, A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 74.
  83. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 74.
  84. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 46.
  85. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 87.
  86. Historia gloriosi regis Ludovici VII s.a. 1152 (= Recueil des historiens des Gaules et de la France, XII, p. 127), Robert van Torigni, Chronica s.a. 1152 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, VI, Hannover, 1844, p. 500), Annales de Waverleia s.a. 1152 (= H.R. Luard (ed.), Annales monastici, II, Londen, 1865, p. 234).
  87. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 48.
  88. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 51.
  89. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 139.
  90. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 93.
  91. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 94, R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 144.
  92. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 143.
  93. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, pp. 89, 94-95.
  94. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 95.
  95. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 145.
  96. Robert van Torigni, Chronica s.a. 1153 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, VI, Hannover, 1844, p. 503), Radulfus de Diceto, Ymagines Historiarum s.a. 1152 (bijschrift) (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 268), Chronicæ sancti Albini Andegavensis (Kronieken van Saint-Albain van Anjou) (= P. Marchegay - É. Mabille (edd.), Chroniques des Églises d'Anjou, Parijs, 1869, p. 38), Matthew Paris, Chronica Maiora s.a. 1152 (= H.R. Luard (ed.), Matthæi Parisiensis, Monachi Sancti Albani, Chronica Majora, II, Londen, 1874, p. 191).
  97. E.A.R. Brown, Eleanor of Aquitaine: Parent, Queen, and Duchess, in W.W. Kibler (ed.), Eleanor of Aquitaine: Patron and Politician, Austin, 1976, p. 16.
  98. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 57.
  99. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, pp. 57, 59.
  100. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 200.
  101. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, pp. 201-202.
  102. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, pp. 218-219.
  103. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 59.
  104. Robert van Torigni, Chronica s.a. 1156 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, VI, Hannover, 1844, p. 505).
  105. Robert van Torigni, Chronica s.a. 1155 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, VI, Hannover, 1844, p. 504), Radulfus de Diceto, Ymagines Historiarum s.a. 1155 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 268), (voortzetter van) Jan van Worcester, Continuatio chronici s.a. 1155 (B. Thorpe (ed.), Florentii Wigorniensis monachi Chronicon ex chronicis, II, Londen, 1849, p. 137).
  106. Radulfus de Diceto, Ymagines Historiarum s.a. 1156 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 268), (voortzetter van) Jan van Worcester, Continuatio chronici s.a. 1156 (B. Thorpe (ed.), Florentii Wigorniensis monachi Chronicon ex chronicis, II, Londen, 1849, p. 137).
  107. Robert van Torigni, Chronica s.a. 1157 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, VI, Hannover, 1844, p. 507), Radulfus de Diceto, Ymagines Historiarum s.a. 1157 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 268), (voortzetter van) Jan van Worcester, Continuatio chronici s.a. 1157 (B. Thorpe (ed.), Florentii Wigorniensis monachi Chronicon ex chronicis, II, Londen, 1849, p. 137).
  108. Robert van Torigni, Chronica s.a. 1158 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, VI, Hannover, 1844, p. 508), Radulfus de Diceto, Ymagines Historiarum s.a. 1158 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 268), (voortzetter van) Jan van Worcester, Continuatio chronici s.a. 1158 (B. Thorpe (ed.), Florentii Wigorniensis monachi Chronicon ex chronicis, II, Londen, 1849, p. 137).
  109. Robert van Torigni, Chronica s.a. 1158 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, VI, Hannover, 1844, p. 507), Radulfus de Diceto, Ymagines Historiarum s.a. 1158 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 269), (voortzetter van) Jan van Worcester, Continuatio chronici s.a. 1158 (B. Thorpe (ed.), Florentii Wigorniensis monachi Chronicon ex chronicis, II, Londen, 1849, p. 137).
  110. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 154.
  111. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 181.
  112. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 184.
  113. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, pp. 182-183.
  114. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 241.
  115. a b c D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, pp. 60f.
  116. Robert van Torigni, Chronica s.a. 1161 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, VI, Hannover, 1844, p. 511) (Robert van Torigni was een van haar dooppeters en dus een ooggetuige), Radulfus de Diceto, Ymagines Historiarum s.a. 1162 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 269).
  117. Robert van Torigni, Chronica s.a. 1165 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, VI, Hannover, 1844, p. 514), Radulfus de Diceto, Ymagines Historiarum s.a. 1165 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 270).
  118. Robert van Torigni, Chronica s.a. 1167 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, VI, Hannover, 1844, p. 516), Radulfus de Diceto, Ymagines Historiarum s.a. 1166 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 271).
  119. L'histoire de Guillaume le Maréchal rr. 1603-1740 (= P. Meyer (ed), I, 1895, pp. 59--64). R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 247.
  120. a b A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 177. Vgl. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 247.
  121. L'histoire de Guillaume le Maréchal rr. 1864-1948 (= P. Meyer (ed), I, 1895, pp. 69-72). A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 178, R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 247.
  122. a b c A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, pp. 179-180.
  123. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 296.
  124. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, pp. 246-247.
  125. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 255.
  126. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 183.
  127. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, pp. 278-279.
  128. M. Shadis - C. Hoffman Berman, A Taste of the Feast: Eleanor of Aquitaine’s Female Descendants, in B. Wheeler - J.C. Parsons (edd.), Eleanor of Aquitaine: Lord and Lady, New York - Basingstoke, 2002, pp. 184-185, 203 (noot 34). Robert van Torigni, Chronica s.a. 1170 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, VI, Hannover, 1844, p. 519).
  129. Chronica I 37 (= Recueil des Historiens des Gaules et de la France, XII, Parijs, 1781, pp. 442-443): tempore illo rex Henricus senior filio Richardo ex voluntate matris Aquitanorum tradidit ducatum. ("in die tijd heeft koning Hendrik aan zijn oudste zoon Richard op verzoek van zijn moeder het hertogdom Aquitanië overgedragen") D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 62.
  130. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 285.
  131. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, pp. 62-63.
  132. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, pp. 275, 285.
  133. E.A.R. Brown, Eleanor of Aquitaine Reconsidered: The Woman and Her Seasons, in B. Wheeler - J.C. Parsons (edd.), Eleanor of Aquitaine: Lord and Lady, New York - Basingstoke, 2002, p. 13.
  134. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 64.
  135. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 201.
  136. E.A.R. Brown, Eleanor of Aquitaine: Parent, Queen, and Duchess, in W.W. Kibler (ed.), Eleanor of Aquitaine: Patron and Politician, Austin, 1976, p. 17.
  137. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 293.
  138. a b R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 311.
  139. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 73, A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 218.
  140. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 73.
  141. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, pp. 314-316.
  142. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 74.
  143. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, pp. 183, 226-227.
  144. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, pp. 226-227.
  145. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 74.
  146. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, pp. 74-75.
  147. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 238.
  148. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 244.
  149. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, pp. 245-246.
  150. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 249.
  151. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, pp. 249-254.
  152. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 348.
  153. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 349.
  154. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, pp. 255-256.
  155. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 351.
  156. a b R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 355.
  157. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 78.
  158. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 360.
  159. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, pp. 362-364.
  160. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, pp. 365-366.
  161. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 366.
  162. T. Earenfight, Queenship in Medieval Europe, New York, 2013, p. 140.
  163. J. Philipps, In naam van God. Een nieuwe geschiedenis van de kruistochten, Tielt, 2009, p. 223, J. Phillips, Holy Warriors. A Modern History of the Crusades, Londen, 2009, p. 163.
  164. a b D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 80.
  165. a b R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 371.
  166. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 370.
  167. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 372.
  168. O. Engels, Die Staufer, Stuttgart, 20109, p. 133.
  169. a b R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 373.
  170. B.U. Hucker, Kaiser Otto IV., Hannover, 1990, p. 17. Vgl. R. Pernoud, Königin der Troubadoure. Eleonore von Aquitanien, München, 199513, p. 235.
  171. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, pp. 382-383.
  172. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 83.
  173. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 391.
  174. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 84.
  175. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 400.
  176. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 220.
  177. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 221.
  178. R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 228.
  179. a b c d A. Classen, art. Eleanor of Aquitaine, in J. Ruud (ed.), Encyclopedia of Medieval Literature, New York, 2006, p. 209.
  180. a b c R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 224.
  181. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, pp. 152-153.
  182. J. Rodriguez Viejo, Royal Manuscript Patronage in late Ducal Normandy: A Context for the Female Patron portrait of the Fécamp Psalter (c. 1180), in Ceræ: An Australasian Journal of Medieval and Early Modern Studies 3 (2016).
  183. A.M. Porambo, A Personal Treasure: The Baltimore-Helmarshausen Psalter (Walters Art Museum MS W. 10) and its Originally-Intended Owner, MA diss. Universiteit van Texas in Austin, 2017, pp. 8-12.
  184. Psalter van Eleonora van Aquitanië (ca. 1185), KB.nl
  185. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 151.
  186. F. Tolhurst, art. Eleonor of Aquitanië, in S. Echard - R. Rouse - J.A. Fay - H. Fulton - G. Rector (edd.), The Encyclopedia of Medieval Literature in Britain, II, Chichester - Hoboken, 2017, p. 734.
  187. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 152.
  188. Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1189 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, II, Londen, 1869, p. 367).
  189. a b c R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012, p. 401.
  190. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 86.
  191. Gerald van Wales, De instructie principis III 26 (= J.S. Brewer (ed.), De instructione principum, Londen, 1846, p. 153: "Item Comes Andegaviæ Gaufredus Regina Alienora, quando senescallus Franciæ fuit, abusus fuerat; ...").
  192. A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000, p. 54.
  193. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, p. 89.
  194. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, pp. 93-94.
  195. D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984, pp. 97-98.
  196. Clara DuPont-Monod, dicocitations.lemonde.fr
  197. Dinner Party, BrooklynMuseum.org
  198. Robert van Torigni, Chronica s.a. 1168 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, VI, Hannover, 1844, p. 516), Radulfus de Diceto, Ymagines Historiarum s.a. 1167 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 271).

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Eleonore von Aquitanien op de Duitstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
  • T.A. Archer, ELEANOR, ALIENOR, or ÆNOR, in Dictionary of National Biography 17 (1889), pp. 175-178.
  • G.T. Beech, Vaas van Eleonora onthult nieuwe geheimen, in Madoc 7 (1993), pp. 20-29.
  • E.A.R. Brown, Eleanor of Aquitaine: Parent, Queen, and Duchess, in W.W. Kibler (ed.), Eleanor of Aquitaine: Patron and Politician, Austin, 1976, pp. 9-34. ISBN 0292720149
  • E.A.R. Brown, Eleanor of Aquitaine Reconsidered: The Woman and Her Seasons, in B. Wheeler - J.C. Parsons (edd.), Eleanor of Aquitaine: Lord and Lady, New York - Basingstoke, 2002, pp. 1-54.
  • A. Classen, art. Eleanor of Aquitaine, in J. Ruud (ed.), Encyclopedia of Medieval Literature, New York, 2006, pp. 208-210.
  • T. Earenfight, Queenship in Medieval Europe, New York, 2013.
  • O. Engels, Die Staufer, Stuttgart, 20109.
  • R.A. Kelly, Eleanor of Aquitaine and the four kings, Cambridge, 1950.
  • D. Kleinmann - M. Garcia - I. Cloulas - N. Kenaan-Kedar, Les peintures murales de Sainte-Radegonde de Chinon. À propos d'un article récent, in Cahiers de Civilisation Médiévale 42 (1999), pp. 397-399.
  • E.-R. Labande, Pour une image véridique d'Aliénor d'Aquitaine, in le Bulletin de la Société des antiquaires de l'Ouest4 II (1952), pp. 175-234.
  • D. Laube, Zehn Kapitel zur Geschichte der Eleonore von Aquitanien, Bern - e.a, 1984. ISBN 3261034769
  • M. Meade, Eleanor of Aquitaine: A Biography, Londen, 1991 (= 1977). ISBN 0140153381
  • R. Pernoud, Königin der Troubadoure. Eleonore von Aquitanien, München, 199513. ISBN 3423300426
  • J. Phillips, Holy Warriors. A Modern History of the Crusades, Londen, 2009.
    • J. Philipps, In naam van God. Een nieuwe geschiedenis van de kruistochten, Tielt, 2009.
  • F. Tolhurst, art. Eleonor of Aquitanië, in S. Echard - R. Rouse - J.A. Fay - H. Fulton - G. Rector (edd.), The Encyclopedia of Medieval Literature in Britain, II, Chichester - Hoboken, 2017, pp. 733-734.
  • R.V. Turner, Eleonore von Aquitanien: Königin des Mittelalters, München, 2012. ISBN 9783406631993
  • U. Vones-Liebenstein, Eleonore von Aquitanien, Göttingen, 2000. ISBN 3788101520.
  • A. Weir, Eleanor of Aquitaine: By the Wrath of God, Queen of England, Londen, 2000. ISBN 0712673172

Verder lezen[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

[[Categorie:Graaf van Poitiers]] [[Categorie:Huis Poitiers]] [[Categorie:Huis Plantagenêt]] [[Categorie:Hertog van Aquitanië]] [[Categorie:Partner van de koning van Frankrijk]] [[Categorie:Partner van de koning van het Verenigd Koninkrijk]]