Naar inhoud springen

Resolutie 1053 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Wikiwerner (overleg | bijdragen) op 21 mrt 2016 om 22:56. (→‎Waarnemingen: Wikipedia:Wikiproject/SpellingCheck. Help mee!, replaced: Tenslotte → Ten slotte met AWB)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Resolutie 1053
Van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Datum 23 april 1996
Nr. vergadering 3656
Code S/RES/1053
Stemming
voor
15
onth.
0
tegen
0
Onderwerp Rwanda
Beslissing Vroeg de buurlanden van Rwanda mee te werken aan het onderzoek naar wapenleveringen aan Rwandese niet-regeringstroepen.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 1996
Permanente leden
Niet-permanente leden
Vlag van Botswana Botswana · Vlag van Chili Chili · Vlag van Egypte Egypte · Vlag van Guinee-Bissau Guinee-Bissau · Vlag van Duitsland Duitsland · Vlag van Honduras Honduras · Vlag van Indonesië Indonesië · Vlag van Italië Italië · Vlag van Zuid-Korea (1984-1997) Zuid-Korea · Vlag van Polen Polen
Rwanda.

Resolutie 1053 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd unaniem door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties aangenomen op 23 april 1996.

Achtergrond

Zie Rwanda voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Toen Rwanda een Belgische kolonie was werd de Tutsi-minderheid in het land verheven tot een elite die de grote Hutu-minderheid wreed onderdrukte. Na de onafhankelijkheid werden de Tutsi verdreven en namen de Hutu de macht over. Het conflict bleef aanslepen en in 1990 vielen Tutsi-milities verenigd als het FPR Rwanda binnen. Met Westerse steun werden zij echter verdreven. In Rwanda zelf werd de Hutu-bevolking opgehitst tegen de Tutsi. Dat leidde begin 1994 tot de Rwandese genocide. De UNAMIR-vredesmacht kon vanwege een te krap mandaat niet ingrijpen.

Inhoud

Waarnemingen

Op 18 maart 1996 hadden de landen van het Grote Merengebied de Verklaring van Tunis aangenomen. Ondanks het wapenembargo werden naar vermeend nog steeds wapens verkocht aan voormalige Rwandese overheidstroepen. Een onderzoekscommissie had haar onderzoek hiernaar afgerond. Sommige landen hadden hier goed aan meegewerkt, andere niet. De commissie had onder meer geconcludeerd dat Rwandezen militaire opleiding kregen om destabiliserende invallen te doen in Rwanda. Ook was er sterk bewijs dat wapenleveringen hadden plaatsgevonden. Vooral die in de Seychellen in juni 1994 en twee leveringen in Goma vielen daarbij op. Ook zouden nog steeds vliegtuigen met wapens landen in Goma en Bukavu en halen de Rwandezen nog steeds geld op voor de gewapende strijd tegen Rwanda. Die huidige schendingen van het wapenembargo waren echter nog niet grondig onderzocht. Ten slotte moesten ook haat- en angstdragende radio-uitzendingen in de regio beëindigd worden.

Handelingen

Het verbod op wapenleveringen aan Rwandese niet-regeringstroepen moest effectief worden ingevoerd. De landen in het Grote Merengebied werden gevraagd te zorgen dat hun grondgebied niet voor die leveringen of voor invallen in Rwanda werd gebruikt. De secretaris-generaal werd gevraagd de buurlanden van Rwanda, en Zaïre in het bijzonder, te consulteren over maatregelen waaronder eventueel VN-waarnemers op de vliegvelden. Landen van wie inwoners beschuldigd waren betrokken te zijn werden gevraagd dit nader te onderzoeken en de commissie alle mogelijke informatie ter beschikking te stellen. De secretaris-generaal werd gevraagd tegen 1 oktober te rapporteren over de uitvoering van deze resolutie.

Verwante resoluties