De verkiezingen werden gehouden als gevolg van de afloop van de zittingstermijn van de Tweede Kamer die gekozen was bij de verkiezingen van 1897.
Nederland was verdeeld in 100 kiesdistricten; in elk district werd één lid voor de Tweede Kamer gekozen. Bij deze verkiezingen werden alle leden van de Tweede Kamer opnieuw gekozen. De zittingsperiode ging in op 17 september 1901 en eindigde op 18 september 1905.
Zie Kabinet-Kuyper voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De confessionele partijen hadden bij de verkiezingen de meerderheid behaald. Op 1 augustus trad het kabinet-Kuyper aan, bestaande uit leden van de katholieken en de ARP, en enige onafhankelijken.
↑ abIn 42 kiesdistricten was een tweede verkiezingsronde nodig vanwege het niet behalen van de absolute meerderheid door de hoogst geëindigde kandidaat. Deze tweede ronde werd gehouden op 27 juni 1901.
↑Inclusief Andries Staalman, afgevaardigde voor het kiesdistrict Den Helder, die in 1903 de fractie van de ARP verliet en de fractie groep Staalman vormde.
Periodieke verkiezingen werden gehouden in een kiesdistrict waar de zittingstermijn van een lid (vier jaar) afliep. Gemiddeld was in de periode 1848-1888 bij periodieke verkiezingen de helft van de Tweede Kamerleden aftredend. Bij algemene verkiezingen in deze periode, na ontbinding van de Tweede Kamer, werden alle Kamerleden opnieuw gekozen, evenals in het tijdvak vanaf 1888.