Grondwetsherziening van 1917. Hiermee wordt het algemeenevenredig mannenkiesrecht ingevoerd, het publiek- en bijzonder onderwijs gelijkgesteld, en wordt met terugwerkende kracht het pensioen van Kamerleden verhoogd.
Onder het motto "laat zitten wat zit" werden de wijzigingen doorgevoerd. De zeven zittende partijen spraken af om geen tegenkandidaten aan te voeren in elkaars kiesdistricten. Tegenstanders van de Grondwetsherziening waren onder meer verenigd in de Actie tegen aanhangige Grondwetsherziening.
Alle Tweede Kamerleden behielden hun zetel. De verkiezingen werden gehouden op dinsdag 5 juni1917. Toen werden vijftig Kamerleden herkozen. De stemming in de vijftig kiesdistricten waar wel een tegenkandidaat op de lijst stond vond plaats op vrijdag 15 juni1917. Alleen in Amsterdam leidde dit tot een herstemming, waar uiteindelijk het SDAP lid Adriaan Gerhard kon aanblijven. Oud-minister Samuel van Houten stond te Groningen als tegenkandidaat op de lijst.
Periodieke verkiezingen werden gehouden in een kiesdistrict waar de zittingstermijn van een lid (vier jaar) afliep. Gemiddeld was in de periode 1848-1888 bij periodieke verkiezingen de helft van de Tweede Kamerleden aftredend. Bij algemene verkiezingen in deze periode, na ontbinding van de Tweede Kamer, werden alle Kamerleden opnieuw gekozen, evenals in het tijdvak vanaf 1888.