Naar inhoud springen

Gebruiker:Pimbrils/Kladblok: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 125: Regel 125:


== Externe links==
== Externe links==
* [http://www.artsalonholland.nl/kunst-stijlen/romantiek De romantiek op ArtSalonHolland]
* [http://www.dbnl.org/tekst/_ons003200501_01/_ons003200501_01_0161.php Romantiek in België op DBNL]
* {{en}}[http://www.metmuseum.org/toah/hd/roma/hd_roma.htm "Romaticism" op de website van het MET museum, met diverse links]
* {{en}}[http://www.metmuseum.org/toah/hd/roma/hd_roma.htm "Romaticism" op de website van het MET museum, met diverse links]
* {{en}}[http://facweb.furman.edu/~mwatkins/IDS30/IDSThe%20Romantic%20Idea%20.doc "The aromantic Idea in Visual Arts", artikel]
* {{en}}[http://facweb.furman.edu/~mwatkins/IDS30/IDSThe%20Romantic%20Idea%20.doc "The aromantic Idea in Visual Arts", artikel]
* {{en}}[http://658046236438008177.weebly.com/romantic-visual-arts.html De romantische schilderkunst in diverse landen]
* {{en}}[http://www.artofmanliness.com/2011/03/03/the-basics-of-art-the-romantic-period/ Diverse voorbeelden van romantische schilderkunst]


== Noten ==
== Noten ==

Versie van 14 okt 2015 21:42

Zwei Männer in Betrachtung des Mondes, 1819-1820, een exemplarisch werk uit de Duitse romantiek.

De Romantiek is een stroming uit de westerse cultuur, die zich in het bijzonder ook uitte in de schilderkunst. Haar bloeiperiode kan gedateerd worden tussen het einde van de achttiende eeuw en het midden van de negentiende eeuw. De stijlkenmerken van de romantische schilderkunst zijn niet eenduidig en verschillend per land, maar hebben als rode draad de focus op de verbeeldingskracht, en de subjectieve expressie van de individuele kunstenaar. Vaak werden de onderwerpen enigszins geïdealiseerd weergegeven, maar ook was er sprake van aandacht voor de donkere kanten van het menselijke bestaan en extreme ervaringen. Tot de bekendste romantische kunstenaars behoren de Duitser Caspar David Friedrich, de Engelsman John Constable en de Fransman Eugène Delacroix, die gedrieën de verschillende ontwikkeling in onderscheiden landen bij uitstek aantonen.

Stijltypering

Rond 1800 etaleerden schrijvers, filosofen en kunstenaars in Duitsland een nieuwe visie op de wereld die zij "romantisch" noemden. De stroming ontstond als een reactie op het rationalistisch, op universele waarden georiënteerde neoclassicisme en had in de grond een subjectief en idealistisch karakter. In de schilderkunst betekende dit doorgaans dat een schilder, in de woorden van Caspar David Friedrich, "niet alleen moet schilderen wat hij voor zich ziet, maar ook wat hij in zichzelf waarneemt". Doorgaans werd de werkelijkheid mooier weergegeven dan zij feitelijk was. Men verliest zichzelf in dromen. Passie, emotie en persoonlijk ervaren sentiment vormden belangrijke drijfveren.

Zo herkenbaar als de term "romantiek" doorgaans is voor het brede publiek, zoveel controverses zijn er in de kunstbeschouwing over de precieze afbakening van het begrip. Een zekere vaagheid in de definiëring kan dan ook niet worden ontkend. De subjectieve en idealistische zienswijze leidde binnen de schilderkunst tot hele verschillende uitingsvormen en stijlkenmerken, die qua typering niet zelden met elkaar in tegenspraak waren. Introversie en eenzaamheid stonden tegenover extraversie en theatraliteit, het monumentale tegenover het pittoreske en het alledaagse. Meer nog dan in de amoureuze betekenis brengen de romantische kunstenaars ook een onheilspellend nachtzijde van het menselijk bestaan naar voren, een smachtend verlangen naar extreme ervaringen.

In essentie kunnen de grondtrekken van de romantische schilderkunst wellicht het best worden samengevat met een focus op op de verbeeldingskracht, het ontstaan van de individuele expressie en de onafhankelijkheid van de kunstenaar, die als genie zijn eigen weg kon kiezen. Rond 1800 betekende dit een ware omwenteling.

Onderwerpskeuze

Minardi: Zelfportret op een zolderkamer, de kunstenaar in zijn studio, bevestiging van het gecreëerde beeld van het nog niet herkende, hongerige, sociaal geïsoleerde genie, vervuld van "Weltschmerz".

Thematisch was er op de eerste plaats sprake van een hernieuwde belangstelling voor de landschapschilderkunst. Het natuurgevoel, onbestemd verlangen ("Sehnsucht") en de beleving van "het sublieme" stonden daarbij centraal. Zo uiteenlopend echter als in de stijlkenmerken, zo breed is ook de onderwerpskeuze van de romantici. Naast landschappen schilderden ze vooral ook veel historische- en literaire taferelen, maar ook dromen en nachtmerries vormden een gewild onderwerp, als vorm van escapisme. Verder is de romantische kijk terug te zien in eigenlijk alle denkbare thema's, van genrewerken tot marines en van portretten tot stillevens.

Opvallend is verder dat de romantische kunstschilder vaak ook zichzelf tot onderwerp nam, mijmerend, in bergen of ruïnes, soms ook in zijn eigen studio, als een bevestiging van het doorgaans gecreëerde beeld van het nog niet herkende, sociaal geïsoleerde genie, vervuld van Weltschmerz. Een belangrijk aspect van de romantische schilderkunst was dan ook de veranderende rol van de kunstenaar zelf. De romantiek betekende een nieuwe stijl van leven, een ander kijk op de wereld. Dit uitte zich met name in een grote reislust onder de romantische kunstschilders, die met name vaak naar Italië togen, in een tijd dat reizen per trein nog niet aan de orde was. Vaak ging men zelfs te voet. Ook het Duitse Rijngebied trok veel romantische kunstenaars aan. Parijs werd populair als studiestad. De zucht naar verre oorden onderstreepte het romantisch verlangen.

Samengevat waren in de romantische schilderkunst eigenlijk alle thema's denkbaar, zo lang ze maar als drager konden dienen voor de expressie van "de romantische ziel".

Voorafgaande impulsen

De romantiek kwam rond 1800 niet uit de lucht vallen, maar vindt haar wortels al vanaf het midden van de achttiende eeuw. Pleitbezorgers van de "moderniteit" begonnen toen de houdbaarheid van de classicistische normen ter discussie te stellen en in plaats van een esthetiek op basis van onontkoombare klassieke waarden, kwam met name in Frankrijk en Engeland een leer op van het schone op basis van eigen smaak en sensibiliteit.[1] In Duitsland werd aangesloten bij de individualistische uitgangspunten van de Sturm und Drang. Het gevoel en de persoonlijke beleving van de kunstenaar kwamen centraal te staan. Montesquieu sprak van het "romanesque" wanneer hij sprak van kunstenaars die afweken van het alledaagse en zochten naar geniale invallen en creatieve extase. Edmund Burke schreef in 1757 zijn Een filosofisch onderzoek naar de oorsprong van onze denkbeelden over het sublieme en het schone, waarin hij de esthetiek beschreef van het van het ontzagwekkende en het verschrikkelijke ("het sublieme"). In dat licht kan gewezen worden op de opkomst van het griezelverhaal in die tijd. Van belang waren ook de werken die William Gilpin en Uvedale Price schreven over het "picturesque", waarmee de aandacht op de schoonheid van het landschap werd gelegd. De opkomende populariteit van de ridderromans wees op een toenemende belangstelling voor het verleden.

De nieuwe ideeën vertaalden zich al snel naar de beeldende kunst. Belangrijke voorlopers van de romantische schilderkunst waren Hubert Robert, Caspar Wolf, Johann Heinrich Wilhelm Tischbein, Joshua Reynolds, Thomas Gainsborough en William Pars. Ook de naam van de Italiaanse graficus Giovanni Battista Piranesi dient in dit rijtje te worden genoemd, met zijn voorliefde voor het fantastische en het extravagante de weg opende voor een geheel nieuwe manier van kunstbeschouwing. Verder terug in de tijd vielen de kunstschilders uit de romantiek vaak terug op barokke kunstschilders als Claude Lorrain, Nicolas Poussin en Salvator Rosa. Daarnaast was ook El Greco veel romantici ten voorbeeld.

In Nederland zou de romantische beweging vooral gevoed worden door een lange traditie van landschapsschilderkunst, hoewel er aan het einde van de achttiende eeuw met name ook veel invloed vanuit de Duitse schilderkunst aanwezig is. Het werk van Jan Ekels de Jonge is daarvan een goed voorbeeld. In België werd veelal teruggegrepen op het werk van Pieter Paul Rubens en Antoon van Dyck.

Verschillen per land

De romantische schilderkunst kreeg in uiteenlopende landen kreeg een sterk verschillende invulling, steeds weer andere aspecten benadrukkend. Duitsland, Engeland en Frankrijk gelden als toonaangevend, maar ook in Nederland, België en andere landen kreeg het een steeds een eigen invulling. "Het begrip staat voor een inhoudelijk programma dat de wisselende gedaante van de Europese kunst van het einde van de achttiende eeuw tot kort na het midden van de negentiende eeuw bepaalde", schrijft curator Frederik Leen in "De romantiek in België".[2] Niet meer en niet minder staat het voor een aantal verbindende gemeenschappelijke doch sterk wisselende kenmerken die kunstenaars in de aangegeven periode in bepaalde regio 's.

Romantische schilderkunst in Duitsland

De romantiek als "school" had haar bakermat rond het jaar 1800 in Duitsland. Zeker nadat ze korte tijd later onder de voet werden gelopen door Napoleon werd werd nadrukkelijk gezocht naar een eigen identiteit. Inspiratie werd met name gevonden in de nationalistische ideeën van Johann Gottfried Herder, het subjectivisme van de broers Friedrich en August Wilhelm von Schlegel, de meer mystieke filosofie van Hegel en individualistische aspecten uit het gedachtengoed en literaire werk van Johann Wolfgang von Goethe. Schilderkunst en filosofie waren rond 1800 in Duitsland nauw verweven, met name in -protestantse- de noordelijke gebieden. Belangrijkste exponent was Caspar David Friedrich, die de nieuwe transcendente ideeën als geen ander wist te visualiseren. Zelf verwoordde de gelovige Friedrich het als volgt: "Zoals de gelovige bidt zonder een woord te spreken, en God hem toch een oor leent, zo schilder de kunstenaar vanuit het ware gevoel, en de kunstliefhebber begrijpt het, herkent het".[3]. Het ging hem om de persoonlijke beleving. Friedrich en andere noordelijke schilders (Carl Friedrich Lessing, Carl Gustav Carus, Ludwig Richter, Carl Spitzweg, Georg Friedrich Kersting, de vaak in Duitsland werkende Noor Johan Christian Clausen Dahl), stelden de persoonlijke beleving van de natuur centraal, vaak als een bijna Goddelijke ervaring. Ook de Tiroler Joseph Anton Koch kan thematisch in deze traditie worden geplaatst. Philipp Otto Runge en Gerhard von Kügelgen legden zich meer toe op de portretteerkunst.

In katholieke zuidelijk Duitsland kende de romantische beweging een andere ontwikkeling, met de Nazareners als centrale beweging. Ze keerden zich tegen de in het begin van de negentiende eeuw op Duitse en Oostenrijkse kunstacademie gangbare classicistische opleiding. Ze grepen terug op oude Duitse meesters als Albrecht Dürer en renaissancistische kunstenaars als Rafael en Giotto. Religiositeit, piëtisme en Duits patriottisme vormden belangrijke thema’s, veelal verwerkt in een veelheid aan symboliek met "verinnerlijking" als een belangrijk streven. Belangrijke vertegenwoordigers van de Nazareners waren Johann Friedrich Overbeck, Franz Pforr, Peter von Cornelius, Friedrich Wilhelm Schadow en Julius Schnorr von Carolsfeld. Velen van hen verbleven lange tijd in Rome, waar ze een heuse kunstenaarskolonie vormden. Later zouden ze vooral de Engelse prerafaëlieten weer inspireren.

Romantische schilderkunst in Engeland

In Engeland sloot de romantiek aan bij een cultureel erfgoed dat terug gaat tot William Shakespeare. Via psychologiserende literaire werken van John Milton en Edward Young, leidde deze traditie aan het einde van de achttiende eeuw tot een toegenomen aandacht voor het imaginaire, het historische en het fantastische. Geen wonder dat het demonische schilderij De nachtmerrie van de van oorsprong Zwitserse Henry Fuseli uit 1881 enorm populair werd. Dit schilderij wordt wel gezien als een beginpunt in de Engelse romantiek en vormde een met name belangrijke inspiratiebron voor dichter-kunstenaar William Blake, die stelde dat de verbeelding belangrijker was dan de rede. Ook John Martin past in deze traditie.

Meer nog dan met dit soort fantastische werken en de nadruk op de verbeelding, werd de Engelse romantische schilderkunst uiteindelijk vooral bekend door haar landschapschilderkunst, die vooral een sfeer van rust en vrede uitstraalde, als tegenwicht voor de opkomende industrialisatie. Het sloot aan bij de belangstelling voor tuinarchitectuur en neo-gotiek, met name in de bouw van landhuizen. Diverse kunstschilders reisden in die tijd ook mee met een nieuwe klasse aristocraten naar Italië, waar ze schilderachtige taferelen schilderden, bij wijze van vakantiekiekjes. John Constable was de bekendste onder de romantische Engelse landschapschilder en zocht zijn onderwerpen vooral op het platteland van Engeland zelf. Zijn losse penseelvoering inspireerde de Franse kunstschilders Théodore Géricault en Eugène Delacroix en later ook de schilders uit de School van Barbizon.

Nog aanzienlijk verder in de vrije penseelhantering ging William Turner, die met zijn mysterieuze, in licht en kleur opgeloste motieven een bijzondere plek verwierf in de Engelse romantiek.[4] Als portrettisten zijn Sir Thomas Lawrence en William Etty van belang.

Een laat hoogtepunt beleefde de Engelse romantiek rond 1850 met de beweging van de prerafaëlieten, die vaak teruggrepen op de Middeleeuwen en de schilderkunst van voor Rafaël. Later in de negentiende eeuw kan nog gewezen worden op de aandacht voor de decoratieve kunst.

Romantische schilderkunst in Frankrijk

In Frankrijk vond het romantische denken haar wortels in de ideeën van Jean Jacques Rousseau, die met zijn "terug-naar-de-natuur"-oproep de interesse wekte in het primitieve en het archaïsche: de afstand tussen mens en natuur moest verkleind worden. Na de Franse Revolutie en zeker ook tijdens het bewind van Napoleon Bonaparte, verlegde de aandacht voor de natuur zich echter naar het historische en de verheerlijking van de keizer zelf. Wat uiteindelijk de Franse romantiek na 1800 werd genoemd ontwikkelde zich vooral als tegenkracht tegen Napoleon en de door hem opgelegde neoclassicistische empirestijl, met Ingres als boegbeeld.

Pas eind jaren 1820 zou de romantiek in Frankrijk zegevieren over het neo-classicisme, hetgeen afgemeten kon worden aan de aandacht die werken kregen tijdens de Parijse salon. Hoezeer de Franse romantiek echter afweek van de Duitse en Engelse, bleek met name uit het werk van haar twee belangrijkste vertegenwoordigers, Géricault en Delacroix. Beide schilders lieten het landschapschilderen, dat elders in Europa zo populair was, links liggen en richten zich vooral op de historieschilderkunst. Het pathos van hun werk richtte zich op kleurintensiteit en licht, maar anders dan hun classicistische voorgangers stelden zij vooral de naamloze held en het in rampzalige omstandigheden verwikkelde individu centraal. Daarbij ging het hun minder om de theatraliteit, maar vooral om de menselijke hartstocht.

Schilders als Eugène Devéria, Horace Vernet en Paul Delaroche sloten meer aan bij de roep van het publiek naar het buitengewone, een vlucht uit het alledaagse. Het opkomende oriëntalisme uit die tijd en het sentimentele genre van de Italiaanse volkstaferelen sloten daar nauw bij aan. Pierre-Paul Prud'hon zocht zijn onderwerpen meer in de mythologie.

Later, rond het midden van de negentiende eeuw, zou ook het landschap weer een meer centrale plek krijgen in de Franse romantiek, met name in het werk van Jean-Baptiste Corot. Via de schilders van de School van Barbizon zou het uiteindelijk in een realistische werkwijze en de allegorische werken van Gustave Courbet.

Romantische schilderkunst in Nederland

De Nederlandse schilderkunst in de eerste helft van de negentiende eeuw staat heden ten dage eveneens te boek als romantisch, maar vond slechts zelden aansluiting bij de grote romantische beweging die zich voltrok in Duitsland, Engeland en Frankrijk: geen heroïsche historische taferelen, grootse gebergten, exotische fantasieën of huiveringwekkende emoties. Bij de Nederlandse kunstschilders uit die tijd is wel degelijk sprake van een romantische instelling, in de zin dat de eigen schoonheidservaring boven een ideaalbeeld werd gesteld, maar zonder het grootse gebaar. In Europees kader is de Nederlandse romantiek dan ook veel bescheidener, bijna onderhuids, atmosferisch en in zekere zin ook wel sentimenteel. Uit veel werken sprak een grote sensibiliteit voor de natuur en een sterk gevoel voor de nationale traditie van de marine- en landschapschilderkunst, waarmee meteen het belangrijkste thema benoemd. De nostalgie overheerste, contemporaine elementen die bijvoorbeeld herinneren aan de tijd van de industriële revolutie ontbreken nagenoeg geheel. In dit beeld passen schilders als Bart van Hove, Andreas Schelfhout, marineschilder Louis Meijer, B.C. Koekkoek, Wijnand Nuijen en de jonge Johannes Bosboom, Cornelis Springer en Jan Weissenbruch maakte ook naam als stadsschilder. Andere namen in de romantische traditie zijn Jan Willem Pieneman, de enige noemenswaardige Hollandse historieschilder uit de romantiek, en Jan Adam Kruseman, die ook de aandacht trok als portrettist.

Hoewel de Nederlandse kunstkritiek zich in die tijd fel keerde tegen zogenaamde decadente invloeden vanuit de Franse kunst, trokken Bosboom en Nuijen in de jaren 1830 naar Parijs, waar ze hun horizon verbreedden. Ze kwamen tot een aantal on-Hollandse werken, die getuigen van meer grandeur. In dezelfde periode deed dat ook Ary Scheffer al, die zich in 1811 op jonge leeftijd al in Parijs vestigde. Scheffer werkte in de traditie van het neoclassicisme, maar tegelijkertijd drukt zijn werk de typische sentimenteel-romantische boodschap uit, zoals die toen met name in Duitsland toonaangevend was.[5] Scheffers werk kan echter nauwelijks tot de 'Hollandse romantiek' worden gerekend. Die bleef sober, realistisch en liep rond 1850 naadloos over in de traditie van de Haagse School.

Romantische schilderkunst in België

De Belgische romantiek kende haar hoogtepunt tijdens de regeerperiode van Leopold I (1831-1865) en werd vooral gedomineerd door de historieschilderkunst. Haar belangrijkste vertegenwoordiger was Gustaaf Wappers, die zich vooral concentreerde op de geschiedenis van Vlaanderen, vanuit een patriottische houding, met de stichting van de Belgische staat in 1830 als een veelvuldig verheerlijkt moment. Een andere belangrijke historieschilder was Antoine Wiertz, die vaak terug greep op de klassieke oudheid. Zowel Wappers als Wiertz werden geïnspireerd door het barokke werk van Pieter Paul Rubens en schroomden niet hun grote voorbeeld te imiteren. Nicaise De Keyser, een derde grote naam in de Belgische romantische traditie, werd meer geïnspireerd door Delacroix en richtte zich vooral op de Vlaamse geschiedenis van de Middeleeuwen en later. Zijn weergave van De Guldensporenslag en de Slag bij Woeringen gelden als iconen uit de Belgische romantiek. Ander namen die in het rijtje van Belgische historieschilders passen zijn Ernest Slingeneyer, Louis Gallait, Ferdinand de Braekeleer, Jean-Baptiste Madou, Joseph-Benoît Suvée en Hendrik Leys. De roem van de Belgische historieschilders reikte tot ver over de Belgische landsgrenzen en hun werk verheugde zich met name ook in Duitsland en Frankrijk in een grote populariteit.

Veel Belgische kunstschilders uit de romantische school, zoals De Keyser, Leys, Gallait, Henri Decaisne en François-Joseph Navez. Hun portretten laten zich ten dele ook wel als neoclassicistisch typeren, maar proberen op een ietwat dromerige wijze toch nadrukkelijk iets van het zielenleven van de geportretteerde en daarmee de romantische geest weer te geven. De landschapschilderkunst is in de Belgische romantiek met minder bekende namen als Guillaume Van der Hecht, Edouard De Vigne en Simon Denis duidelijk ondervertegenwoordigd. Wel zien we regelmatig genrewerken van eerder genoemde schilders waarin ook aandacht wordt besteed aan het sociale aspect, klevend aan de opkomende industrialisatie, vaak ook weer in een historische context.

Romantische schilderkunst in andere landen

Op de romantische beweging in andere Europese landen zijn stijlcategorieën lastig toepasbaar. Dat geldt wellicht nog het minst voor Scandinavië en meer in het bijzonder Denemarken, waar een sterke invloed merkbaar was vanuit de Noordduitse romantiek. Een belangrijke katalyserende rol werd gespeeld door de Koninklijke Deense Kunstacademie, waar in het begin van de negentiende eeuw een sterke geest van vernieuwing waaide. Belangrijke vertegenwoordigers van de schilderkunst waren Christoffer Wilhelm Eckersberg, Wilhelm Bendz, Ditlev Blunck, Christen Købke, Constantin Hansen, Wilhelm Marstrand, en Martinus Rørbye. Zij ontwikkelden een kenmerkende eigen realistische stijl, vermengd met idealistische romantische elementen, waarbij ook invloeden waarneembaar waren vanuit de Hollandse landschapschilderkunst uit de zeventiende eeuw. Deze stijlperiode zou uiteindelijk de geschiedenis ingaan als de Deense Gouden Eeuw.

In Spanje en Italië is het lastiger om een duidelijke romantische traditie aan te wijzen. Ze hebben in feite binnen de schilderkunst nauwelijks echt grote namen voortgebracht. Met betrekking tot Italië mag het merkwaardig heten, aangezien hordes romantische kunstschilders uit andere landen naar Rome en Florence trokken om er te werken. Francesco Hayez mag de belangrijkste schilder heten uit de romantische school, een andere exponent is Tommaso Minardi.

De Spaanse schilderkunst uit de eerste helft van de negentiende eeuw werd gedomineerd door Francisco de Goya, die met name in zijn patriottisme en hang naar het huiveringwekkende een aantal romantische kenmerken in zijn werk verwerkte, maar die door zijn meedogenloosheid niet in alle opzichten een honderd procent romanticus kan worden genoemd. Veel andere Spaanse kunstschilders, zoals Eugenio Lucas Velázquez en Leonardo Alenza, bultten Goya uit als voorbeeld, zonder tot een eigen stijlontwikkeling te komen.

In de Russische schilderkunst tussen 1800 en 1850 zijn diverse romantische sporen terug te vinden bij Karl Brjoellov (die internationale roem oogstte met zijn door Rubens en Van Dyck geïnspireerde De laatste dag van Pompei), Aleksej Venetsjanov en Aleksandr Ivanov, maar de nadruk kwam daar toch al snel te liggen op een meer naturalistische weergave. In Polen verdient de naam van Pjotr Michałowski te worden genoemd.

Een bijzondere ontwikkeling kende de romantiek in de Verenigde Staten. Geheel in de geest van de Pilgrim Fathers werd het landschap daar rond 1800 daar met bijna religieuze bezieling tot patriottisch symbool verheven. De ongerepte natuur gold daarbij als manifestatie van het sublieme. Schilders als Frederic Edwin Church, George Caleb Bingham, Thomas Cole en iets later Albert Bierstadt creëerden droombeelden van de "nieuwe wereld" en legden de basis voor authentieke ontwikkeling van de Amerikaanse schilderkunst. Later werd deze eerste stroming wel geduid als een vorm van escapisme, maar mag in zekere zin gelden voor alle vormen van romantische kunst, in welke landen dan ook.

De erfenis van de romantiek

Het einde van de romantische school wordt vaak gemarkeerd rond het midden van de achttiende eeuw, hoewel dat per land enigszins verschilt. In elk geval was rond die tijd een tendens waarneembaar naar een meer realistische schildertrant, die later overliep in het impressionisme. Dat neemt betekent echter niet dat wat wel genoemd werd "de romantische geest" in de latere schilderkunst verdwenen was. Romantische motieven bleven ook in latere periodes van grote invloed. De nadruk op de individuele scheppingsdrang van de kunstenaar bleef, als uiting van gevoelens, zou een blijvend kenmerk van de moderne kunst worden. Ook aspecten als nostalgie, pathos en escapisme waren kenmerken die nooit zouden verdwijnen. Romantiseren in de zin van een extra en diepere betekenis geven aan het alledaagse kwam later in vrijwel elke kunststroming terug.

Met name in de Noord-Europese landen en in de Verenigde Staten bleef de romantische grondgedachte altijd duidelijk herkenbaar in de kunst, onmiskenbaar nog in de tweede helft van de negentiende eeuw, soms doortrekkend tot aan de Eerste Wereldoorlog. Rond 1900 kwamen veel elementen van de romantiek expliciet terug in de stroming van de neoromantiek, het symbolisme, maar ook het expressionisme (in de expressieve pathos) heeft een oorsprong in de romantiek. Edvard Munch, Albert Pinkham Ryder en Arnold Böcklin zijn goede voorbeelden van een kunstschilders die duidelijk ook romantische wortels hebben. Later zouden ook schilders als René Magritte en [[]] verkondigen zichzelf te beschouwen als romanticus.

Over de invloed van de romantiek op de modernistische kunst uit de twintigste eeuw verschillen kunsthistorici van mening. Jos de Mul, hoogleraar filosofie aan de Erasmus Universiteit, beargumenteert hoe de romantische school aan de basis heeft gelegen van bijna alle artistieke ontwikkelingen in de twintigste eeuw. Hij wijst als basis voor alle kunst op het verlangen naar het oneindige en het absolute, verhuld achter het zintuiglijk waarneembare, wetend dat dit verlangen nooit vervuld zal worden. Deze ambivalente houding van de kunstenaar, die blijft proberen het absolute te benaderen, is volgens De Mul nooit veranderd. Vanuit een meer esthetisch oogpunt en objectieve stijlkenmerken staat de negentiende eeuwse schilderkunst echter mijlenver af van veel abstracte kunstvormen. De dominantie van de modernistische stromingen in de twintigste eeuw drukte de romantiek lange tijd met het predicaat sentimenteel en oubollig in het vergetelhoekje. In de kunstkritiek werd er vaak laatdunkend over gesproken. Veel werken verdwenen in depot. Pas rond het millennium nam de aandacht voor de romantiek als stijlperiode weer toe, getuige en toenemend aantal exposities, het verschijnen van belangrijke studies en een toenemende belangstelling op de kunstmarkt.

Literatuur en bronnen

  • Norbert Wolf: Romantiek. Taschen/Librero, Keulen/Kerdriel, 2010, blz. 32-33. ISBN 9783836525718
  • Hugh Honour, John Fleming: Algemene kunstgeschiedenis, 13e druk, Meulenhoff Amsterdam, 2007, ISBN
  • Ingo E. Walther (ed.): Masterpieces of Western Art II. Taschen, Keulen 2005. ISBN 3-8228-4746-1
  • Benno Tempel, Ronald de Leeuw: Het Romantiek Boek. Waanders Uitgevers, Zwolle, 2006. ISBN 90-400-8942-6
  • John Sillevis e.a.: De schilderkunst der lage landen, deel 3. Amsterdam University Press, 2007 ISBN 978-90-5356-834-7
  • De romantiek in België. Tussen werkelijkheid, herinnering en verlangen. Catalogus Koninklijke Musea voor Schone Kunsten Brussel, met essays van diverse auteurs, Lannoo, 2005, blz. 168-169. ISBN 90-209-6136-5
  • Marjan van Heteren, Guido Jansen, Ronald de Leeuw: Poëzie der werkelijkheid; Nederlandse schilders van de negentiende eeuw. Rijksmuseum Amsterdam, Waanders Uitgevers, Zwolle, 2000. ISBN 90-400-9419-5
  • Ronald de Leeuw: Meesters van de romantiek. Waanders Zwolle, 1998, 2005. ISBN 90-400-9096-3
  • Annemiek Ouwerkerk: Romantiek aan het Spaarne; schilderijen tot 1850 uit de collectie van Teylers Museum Haarlem. Nieuw Amesterdam, 2010, ISBN 90-468-0953-6

Noten

  1. cf. Wolf, blz. 9.
  2. Blz. 9.
  3. Cf. Honour en Fleming, blz. 609.
  4. Later zou zijn werk worden bewonderd door de impressionisten.
  5. Typerend voorbeeld is zijn Les ombres de Francesca da Rimini et de Paolo Malatesta apparaissent à Dante et à Virgile (1835).


Categorie:Romantiek