Abelen-iepenbos
Abelen-iepenbos | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Abelen-iepenbos met witte abeel op een oeverwal | |||||||
Syntaxonomische indeling | |||||||
| |||||||
Associatie | |||||||
Violo odoratae-Ulmetum (Weevers 1940) Doing, 1962 | |||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons |
Het abelen-iepenbos (Violo odoratae-Ulmetum) is een associatie uit de klasse van de eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond, een bosplantengemeenschap die onder meer voorkomt op regelmatig overstroomde oeverwallen langs grote rivieren en in oude landgoederen langs de binnenduinrand.
Ze wordt gekenmerkt door een goed ontwikkelde en soortenrijke struik- en kruidlaag waarin dikwijls stinsenplanten worden aangetroffen, vooral bol- en knolgewassen.
De bosvegetaties van deze associatie worden ook wel hardhoutooibossen genoemd, in tegenstelling tot die van het verbond van de wilgenvloedbossen en -struwelen, die bekendstaan als zachthoutooibossen.
Deze associatie is in Vlaanderen zeldzaam en in Nederland vrij zeldzaam en bestaat vooral uit kleine fragmenten. Ze omvat drie sub-associaties.
Naamgeving, etymologie en codering
- Syntaxoncode (Nederland): 43Aa1
- Corine-code: 41.F11 : Sweet violet elm woods
- BWK-karteringseenheid: Ruderaal olmenbos (ru, rud)
De naam Violo odoratae-Ulmetum is afgeleid van de wetenschappelijke namen van twee belangrijke soorten binnen deze klasse, het maarts viooltje (Viola odorata) en de gladde iep (Ulmus minor).
Kenmerken
Algemeen
Het abelen-iepenbos is een bos dat voorkomt op zandige of zavelige bodems, humus- en nitraatrijk en tevens vrij kalkrijk. Het wordt in natuurlijke omstandigheden aangetroffen aan de voet van hellingen en op oeverwallen in de alluviale vlaktes langs grote rivieren. Winterse overstromingen of hoge grondwaterspiegels zorgen ervoor dat het basengehalte op peil blijft en de bodem niet verzuurt. In de zomer kan het grondwaterpeil tot beneden 1,20 m wegzakken, wat het verschil maakt met het hele jaar door vochtiger essen-iepenbos.
In meer door de mens gecreëerde omstandigheden vindt men het ook in oude landgoederen langs de binnenduinrand en op dijken of op wallen van oude vestingsteden, waar de aanvoer van meststoffen uit de omgeving voor de buffering zorgt.
Het abelen-iepenbos ontwikkelt zich spontaan uit struwelen van de associatie van sleedoorn en eenstijlige meidoorn (Pruno-Crataegetum), en vormt, indien er geen verzuring plaatsvindt, de climaxvegetatie op dergelijke bodems en dus het eindpunt van de natuurlijke successie. Valt de bufferende werking van het jaarlijks stijgende grond- of rivierwater weg, dan zal het bos verder evolueren naar beuken-eikenbos (Fago-Quercetum).
Structuur
Het abelen-iepenbos is een tamelijk open, laag blijvend loofbos, met een goed ontwikkelde en soortenrijke struik- en kruidlaag, met veel voorjaarsbloeiers. De kruidlaag telt opvallend veel bol- en knolgewassen, vooral de sub-associatie scilletosum, de stinsenvorm van deze gemeenschap.
Abelen-iepenbossen op oeverwallen bevatten in de regel weinig grof strooisel, doordat de winterse overstromingen het telkens afvoeren en regelmatig een laagje zandig slib aanvoeren.
Onderverdeling
In het abelen-iepenbos worden in België en Nederland drie sub-associaties onderscheiden.
Sub-associatie allietosum
Een sub-associatie met een rijk ontwikkelde kruidlaag met onder meer de slangenlook (Allium scorodoprasum) en de moeslook (A. oleraceum). Syntaxoncode voor Nederland is 43Aa1a.
Sub-associatie inops
Een soortenarme sub-associatie. Syntaxoncode voor Nederland is 43Aa1b.
Sub-associatie scilletosum
Een sub-associatie met een rijk ontwikkelde kruidlaag van stinsenplanten, waaronder de wilde hyacint (Hyacinthoides non-scripta, synoniem Scilla non-scripta), daslook, gewone- en knikkende vogelmelk. Syntaxoncode voor Nederland is 43Aa1c.
Soortensamenstelling
Het abelen-iepenbos heeft in België en Nederland enkel specifieke kensoorten in de kruidlaag: de gewone vogelmelk, de vingerhelmbloem en de slangenlook. Andere opvallende soorten in de onderbegroeiing zijn de voorjaarsbloeiers gewoon speenkruid, kraailook, maarts viooltje en geel nagelkruid. Daarnaast vinden we een aantal stikstofminnende soorten als kleefkruid, grote brandnetel en hondsdraf, wijzend op betrekkelijke voedselrijkdom in de bodem.
In de boomlaag zijn gladde iep, gewone esdoorn en gewone es het meest aanwezig, naast witte abeel en zomereik. De struiklaag bevat meestal eenstijlige meidoorn, gewone vlier, wilde kardinaalsmuts en gewone vogelkers.
De moslaag is weinig divers, met als belangrijkste soort het fijn laddermos.
De voor België en Nederland belangrijkste soorten zijn:
- Boomlaag
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kV | >60% | Gladde iep | Ulmus minor | ||
kV | >60% | Gewone esdoorn | Acer pseudoplatanus | ||
kK | >60% | Gewone es | Fraxinus excelsior | ||
>50% | Zomereik | Quercus robur | |||
>20% | Beuk | Fagus sylvatica | |||
>20% | Zwarte els | Alnus glutinosa | |||
Witte abeel | Populus alba |
- Struiklaag
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kV | >20% | Gewone vogelkers | Prunus padus | ||
kK | >20% | Aalbes | Ribes rubrum | ||
>60% | Eenstijlige meidoorn | Crataegus monogyna | |||
>40% | Gewone vlier | Sambucus nigra | |||
>30% | Wilde kardinaalsmuts | Euonymus europaeus |
- Kruidlaag
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kA | dS | >60% | Gewone vogelmelk | Ornithogalum umbellatum | Sub-associatie scilletosum |
kA | dS | >30% | Vingerhelmbloem | Corydalis solida | Sub-associatie scilletosum |
kA | dS | >10% | Slangenlook | Allium scorodoprasum | Sub-associatie allietosum |
kV | >20% | Reuzenzwenkgras | Festuca gigantea | ||
kV | >10% | Bloedzuring | Rumex sanguineus | ||
kV | dS | >10% | Wilde hyacint | Hyacinthoides non-scripta | Sub-associatie scilletosum |
kV | dS | <10% | Bosgeelster | Gagea lutea | Sub-associatie scilletosum |
kK | >70% | Gewoon speenkruid | Ranunculus ficaria | ||
kK | >40% | Klimop | Hedera helix | ||
kK | >20% | Bosandoorn | Stachys sylvatica | ||
kK | >20% | Schaduwgras | Poa nemoralis | ||
kK | >10% | Gevlekte aronskelk | Arum maculatum | ||
kK | >10% | Bosanemoon | Anemone nemorosa | ||
kK | >10% | Knopig helmkruid | Scropularia nodosa | ||
kK | >10% | Gewone salomonszegel | Polygonatum multiflorum | ||
>70% | Kleefkruid | Galium aparine | |||
>70% | Grote brandnetel | Urtica dioica | |||
>70% | Geel nagelkruid | Geum urbanum | |||
>60% | Hondsdraf | Glechoma hederacea | |||
>60% | Zevenblad | Aegopodium podagraria | |||
>50% | Fluitenkruid | Anthriscus sylvestris | |||
>50% | Look-zonder-look | Alliaria petiolata | |||
>40% | Ruw beemdgras | Poa trivialis | |||
>40% | Kraailook | Allium vineale | |||
>40% | Klimopereprijs | Veronica hederifolia | |||
dS | Moeslook | Allium oleraceum | Sub-associatie allietosum | ||
dS | Knikkende vogelmelk | Ornithogalum nutans | Sub-associatie scilletosum | ||
dS | Daslook | Allium ursinum | Sub-associatie scilletosum | ||
Maarts viooltje | Viola odorata | ||||
Winterpostelein | Claytonia perfoliata |
- Moslaag
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
>30% | Fijn laddermos | Eurhynchium praelongum |
Biologische Waarderingskaart
In de Biologische Waarderingskaart (BWK) van Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest staat deze associatie bekend als ruderaal olmenbos (ru, rud).
Het ru komt voor als spontaan ontstane, jonge bosjes en oude aanplanten met ruderale ondergroei in de kustduinen en de polders, en als oude, door gladde iep of olm gedomineerde bossen in de Leemstreek en de Maasvallei anderzijds.
Het rud, met als bijkomende soorten de gewone vogelmelk, Italiaanse aronskelk en maarts viooltje, komt enkel in de kustduinen en de polders voor.
Het ruderaal olmenbos staat gewaardeerd als 'Biologisch zeer waardevol'.
Verspreiding en voorkomen
Het verspreidingsgebied van het abelen-iepenbos strekt zicht uit over het noordwesten van Midden-Europa, van Noord-Frankrijk tot in Polen.
In Nederland vinden we dit bostype vooral in de binnenduinrand, in het rivierengebied en in Zuid-Limburg (Nederland), en in stinsenvegetaties in Friesland en Groningen. Een zeldzaam goed ontwikkeld abelen-iepenbos is het Zalkerbos langs de IJssel bij Zalk.
In Vlaanderen komen nog slechts fragmenten van dit bostype voor in de kustduinen, de polders, in de Leemstreek en langs de grote rivieren, vooral in het Maasdistrict. Voorbeelden voor de duinen is het Calmeynbos in De Panne, voor de Leemstreek het Parkbos te Leuven, en voor de Maasvallei het Kraaibos en het domein Vilain XIIII in Leut (Maasmechelen) en het Vijverbroek te Kessenich
- J.Schaminée, K.Sýkora, N.Smits & M.Horsthuis, 2010: Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland. KNNV Uitgeverij, Zeist.
- K.Sýkora, 2008: Field Guide Dutch Plant Communities. Species composition and ecology
- Cornelis J., Hermy M., De Keersmaeker L. & Vandekerkhove K. (2007): Bosplantengemeenschappen in Vlaanderen. Een typologie van bossen op basis van de kruidachtige vegetatie. Rapport INBO.R.2007.1. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek en K.U.Leuven, afdeling Bos, Natuur en Landschap in opdracht van de Vlaamse Overheid, agentschap voor Natuur en Bos, Brussel.
- Leyman A. & Vandekerkhove K. (2004): Beleidsondersteunend onderzoek rond ‘zonevreemde’ bossen, bosuitbreiding & A-locaties. Inventaris van potentieel ecologisch waardevolle bossen in Vlaanderen – een GIS-analyse. IBW Bb R 2004.013. In opdracht van AMINAL, afdeling Bos & Groen. Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, Geraardsbergen.
- van Dort, K.W. & Hommel, P.W.F.M., 2003: Zalkerbos en Scherenwelle.
- Hommel, P.W.F.M., Spek Th. & de Waal R.W., 2002: Boomsoort, strooiselkwaliteit en ondergroei in loofbossen op verzuringsgevoelige bodem. Alterra-rapport 509. Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen, 2002
- Vriens L., Bosch H., De Knijf G., De Saeger S., Guelinckx R., Oosterlynck P., Van Hove M. & Paelinckx D. (2011). De Biologische Waarderingskaart. Biotopen en hun verspreiding in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. INBO.M.2011.1, Brussel. ISBN 9789040303142